Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR390394
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR390394/60
Regeling vervallen per 01-01-2023
Regels Ruimte voor Gelderland 2016
Geldend van 23-11-2022 t/m 31-12-2022
Intitulé
Regels Ruimte voor Gelderland 2016GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
BESLUITEN
Vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels Ruimte voor Gelderland 2016
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 (PbEU van de Europese Commissie van 17 juni 2014;
- b.
AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
- c.
[vervallen]
- d.
directe arbeidskosten: de kosten van niet in loondienst verrichte arbeid als ZZP-er of als directeur-grootaandeelhouder;
- e.
directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;
- f.
indirecte kosten: het totaal van indirecte loonkosten en kosten voor overhead;
- g.
indirecte loonkosten: het totaal van de kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden en de kosten van emolumenten;
- h.
[vervallen]
- i.
kosten van apparatuur:
- i.
gebruikskosten van bestaande apparatuur of van apparatuur die niet speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;
- ii.
kosten van apparatuur die speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;
- i.
- j.
kosten van derden: aan onafhankelijke derden verschuldigde kosten voor uitbesteding van diensten en het inlenen van personeel;
- k.
kosten van materialen: de kosten voor verbruiksgoederen;
- l.
Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de EuropeseCommissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193);
- m.
onafhankelijk taxateur: erkend taxateur die op onafhankelijke wijze de marktwaarde van een onroerend goed vaststelt op grond van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden en die gecertificeerd is bij een passende kamer van het NRVT;
- n.
publiekrechtelijke rechtspersoon: rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- o.
rechtspersoon met een wettelijke taak: rechtspersoon voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.
- p.
sluitende begroting: een begroting waaruit blijkt dat de totale inkomsten en uitgaven voor de activiteiten met elkaar in evenwicht zijn.
Artikel 1.1.2 Toepassingsbereik
Hoofdstuk 1 is buiten het bereik van deze regeling van toepassing op andere besluiten omtrent subsidie waarvan Gedeputeerde Staten op grond van artikel 3 van de AsG of op grond van een bijzonder besluit bevoegd zijn.
Paragraaf 1.2 De aanvraag
Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen
Gedeputeerde Staten kunnen een tijdvak vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend.
Artikel 1.2.2 Indieningstermijn bij verdeelplan
Voor subsidie die wordt verleend op basis van een krachtens wettelijk voorschrift vastgesteld verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de aanvraag om subsidie in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend.
Artikel 1.2.3 Inhoud van aanvraag om subsidie
-
1 Bij de aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee beoogde doelstellingen;
- b.
een begroting van de opbrengsten en kosten voor de activiteiten, voorzien van een toelichting;
- c.
als de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaan en de gevraagde subsidie € 2.500.000 of meer bedraagt: een planning van de uitvoering van de activiteiten over de totale projectperiode en de daaraan verbonden kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
- a.
-
2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid dan wordt er, in afwijking van het eerste lid onder b, een verklaring bij de aanvraag verstrekt waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende middelen beschikt om eventuele resterende kosten te dekken.
-
3 Indien voor dezelfde activiteiten subsidie is verstrekt of aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.
Artikel 1.2.4 Boekjaarsubsidies
-
1 De aanvraag om een subsidie voor een boekjaar wordt ingediend voor 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar.
-
2 Indien voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar reeds subsidie werd verkregen, kan de aanvraag tot en met 30 september worden ingediend.
-
3 [vervallen]
Artikel 1.2.5 Ontvangstbevestiging
Gedeputeerde Staten zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.
Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag
Artikel 1.3.1 Subsidies tot € 25.000 onder opschortende voorwaarde
[vervallen]
Artikel 1.3.2 Wijze van verdeling
-
1 Bij het verlenen van subsidie wordt de volgorde in acht genomen waarin de aanvragen om subsidie zijn ingediend. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.
-
2 Indien als gevolg van het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag die is ingediend op een dag waarop meerdere aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond zou worden bereikt, wordt de volgorde als bedoeld in het eerste lid bepaald door loting. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.
-
3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat aanvragen binnen een bepaald tijdvak worden ingediend en op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde worden geplaatst. Een aanvraag wordt slechts in de rangorde opgenomen als zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld. Als het vanwege technische storingen gedurende een onafgebroken periode van twee uur direct voorafgaand aan de deadline niet mogelijk is om met het online subsidieportal een subsidieaanvraag in te dienen, verlengen Gedeputeerde Staten het tijdvak waarbinnen aanvragen worden ingediend met 24 uur.
-
4 Op aanvragen als bedoeld in het derde lid wordt in afwijking van het eerste lid beslist op volgorde van die rangorde.
-
5 Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het vierde lid weigeren indien die niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Artikel 1.3.3 Communautair toetsingskader
-
1. Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VwEU moet worden aangemerkt en er geen andere staatssteunoplossing voor handen is, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
-
2. Geen subsidie wordt verstrekt indien tegen een subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
-
3. Geen subsidie wordt verstrekt onder toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening of de Catalogus Groenblauwe Diensten aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01).
Artikel 1.3.4 Sluitende begroting
-
1 Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de begroting van de activiteit sluitend is.
-
2 Als toepassing wordt gegeven aan artikel 1.2.3, tweede lid, wordt de begroting geacht sluitend te zijn.
Artikel 1.3.5 Niet-subsidiabele kosten
-
Geen subsidie wordt verstrekt in verband met:
- a.
kosten ten behoeve van het opstellen van de aanvraag;
- b.
kosten die worden gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen;
- c.
[vervallen]
- d.
verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;
- e.
kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties;
- f.
legeskosten indien de aanvraag wordt gedaan door een bestuursorgaan;
- g.
[vervallen]
- h.
kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;
- i.
kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager;
- j.
kosten gemaakt na na afloop van de in de verleningsbeschikking opgenomen projectperiode met uitzondering van accountantskosten zoals bedoeld in artikel 27, derde lid, van de AsG;
- k.
[vervallen]
- l.
[vervallen]
- m.
fooien, geschenken, gratificaties en bonussen;
- n.
kosten voor representatie, personeelsactiviteiten, overboekingen, annuleringen en outplacementtrajecten;
- o.
niet noodzakelijke of bovenmatige kosten.
- a.
Artikel 1.3.6 Methoden voor berekening van kosten
-
1 De aanvrager kiest voor het berekenen van de kosten een van de volgende methoden:
- a.
de vaste uurtariefsystematiek;
- b.
de loonkosten plus vaste opslagsystematiek;
- c.
de integrale kostensystematiek.
- a.
-
2 De aanvraag bevat een opgave van de gekozen systematiek.
-
3 Op verzoek van de aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het eerste lid een andere methode vaststellen.
-
4 Onverminderd het derde lid worden de subsidiabele kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
-
5 In afwijking van het eerste lid wordt voor publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen met een wettelijke taak de vaste uurtariefsystematiek toegepast, ongeacht of de subsidiabele activiteit tot de wettelijke taak van de rechtspersoon wordt gerekend.
-
6 Gedeputeerde Staten kunnen voor rechtspersonen als bedoeld in het vijfde lid een andere methode toestaan. Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
-
7 In afwijking van het vijfde lid kunnen instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen zoals bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wettenschappelijk onderzoek kiezen voor een van de methoden voor het berekenen van kosten als genoemd in het eerste lid.
Artikel 1.3.7 Vaste uurtariefsystematiek
-
1 De kosten bij de vaste uurtariefsystematiek zijn:
- a.
een vast uurtarief als vergoeding voor de directe loon- en arbeidskosten en de indirecte kosten;
- b.
kosten van apparatuur;
- c.
kosten van materialen;
- d.
kosten van derden.
- a.
-
2 Het vaste uurtarief bedraagt € 50.
-
3 Het aantal gewerkte uren moet in de administratie per betrokken medewerker worden vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600.
-
4 Het derde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.
Artikel 1.3.8 Loonkosten plus vaste opslagsystematiek
-
1 De kosten bij de loonkosten plus vaste opslagsystematiek zijn:
- a.
een uurtarief voor directe loonkosten;
- b.
een opslag over de directe loonkosten als vergoeding voor de indirecte kosten;
- c.
een vast uurtarief als vergoeding voor de directe arbeidskosten;
- d.
kosten van apparatuur;
- e.
kosten van materialen;
- f.
kosten van derden.
- a.
-
2 Het uurtarief voor de directe loonkosten wordt bepaald door de directe loonkosten per jaar te delen door de productieve uren. Het aantal productieve uren wordt bepaald door het aantal van 1600 uren te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor. Het uurtarief bedraagt ten hoogste € 93.
-
3 Het vaste uurtarief voor directe arbeidskosten bedraagt € 50.
-
4 De opslag voor de indirecte kosten bedraagt 20%.
-
5 Bij subsidieverstrekking met een structureel karakter, waarbij voor activiteiten gedurende een periode van drie jaar of meer jaarlijks subsidie is of wordt verstrekt, bedraagt in afwijking van het vierde lid de opslag voor indirecte kosten 25%.
-
6 Gedeputeerde Staten kunnen van het in het vijfde lid genoemde percentage voor de opslag voor indirecte kosten afwijken als de noodzaak van de afwijking aannemelijk is gemaakt.
-
7 Het aantal gewerkte uren van de betrokken medewerker wordt in de administratie met bijhorende loonkosten vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600 op basis van een voltijd dienstverband.
-
8 Het vijfde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.
Artikel 1.3.9 Berekeningswijzen kosten
-
1 Bij de toepassing van de artikelen 1.3.7 en 1.3.8 worden de kosten van apparatuur, materialen, loon- en arbeidskosten en kosten van derden, alsmede vergoedingen voor vrijwilligers berekend aan de hand van het tweede tot en met achtste lid.
-
2 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel i, worden berekend door het werkelijke gebruik van het apparaat te vermenigvuldigen met het machine-uurtarief.
-
3 Het machine-uurtarief als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de normale bezetting van het apparaat en de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.
-
4 Het werkelijke gebruik van het apparaat wordt vastgelegd in een controleerbare gebruiksadministratie.
-
5 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel ii, worden berekend door middel van lineaire afschrijving van het apparaat.
-
6 De lineaire afschrijving als bedoeld in het vijfde lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.
-
7 De kosten van materialen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.
-
8 De kosten van vergoedingen voor vrijwilligers zijn subsidiabel voor zover:
- a.
deze aan de vrijwilliger zijn uitbetaald;
- b.
het aantal gewerkte uren in de administratie met bijhorende vergoeding per vrijwilliger zijn vastgelegd;
- c.
de hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het bedrag per uur, per maand en per jaar als door de Belastingdienst voor dat jaar is vastgesteld.
- a.
Artikel 1.3.10 Integrale kostensystematiek
-
1 De kosten bij de integrale kostensystematiek zijn:
- a.
een tarief voor de directe en indirecte kosten van de voor de uitvoering van de activiteiten ingezette kostendragers;
- b.
kosten van derden.
- a.
-
2 De kosten per kostendrager als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden berekend in een tarief per eenheid van deze kostendrager.
-
3 Het tarief als bedoeld in het tweede lid wordt gebaseerd op een positief besluit van het Tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten aanzien van de Eigen verklaring integrale kostensystematiek en het rapport van bevindingen van de accountant.
-
4 De kosten worden berekend door het aantal eenheden van de kostendragers te vermenigvuldigen met het berekende tarief, vermeerderd met de aan derden betaalde kosten voor zover deze geen deel uitmaken van dat tarief.
Artikel 1.3.11 Hoogte van de subsidie
-
1 Indien bij de beoordeling van de subsidieaanvraag blijkt dat door de subsidie van de provincie er een overschot op de begroting ontstaat, wordt de subsidie verminderd met het bedrag dat gelijk staat aan het positief resultaat op de begroting.
-
2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, is het eerste lid niet van toepassing.
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.4.1 Administratieplicht
De subsidieontvanger is verplicht alle op de activiteit betrekking hebbende bewijsstukken gedurende ten minste tien jaren na vaststelling van de subsidie te bewaren.
Artikel 1.4.2 Administratie bij subsidies vanaf € 125.000
-
1 De subsidieontvanger is verplicht bij subsidieverstrekking vanaf € 125.000 een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten en inkomsten.
-
2 Het voeren van een administratie als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:
- a.
alle ontvangsten en kosten in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;
- b.
bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard en hoeveelheid van de geleverde goederen en diensten blijkt, en
- c.
uit de urenregistratie blijkt dat de gedeclareerde mensuren daadwerkelijk zijn gemaakt en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het project waarvoor de subsidie is verleend.
- a.
-
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing wanneer een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG is voorgeschreven.
Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage
Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, eenmaal per jaar verplichten om een voortgangsrapportage over te leggen.
Artikel 1.4.4 Meldingsplicht en aanleveren van bewijsstukken
-
1 De subsidieontvanger is verplicht om de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen als de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, niet geheel of gewijzigd zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
-
2 De beschikking tot subsidieverstrekking kan naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid worden gewijzigd indien deze past binnen de daarop van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en niet onredelijk laat is gedaan.
-
3 De subsidieontvanger is verplicht om op eerste verzoek van Gedeputeerde Staten door het overleggen van bewijsstukken aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 1.4.5 Vervreemding van goederen en rechten
-
1 De subsidieontvanger is gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis te stellen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.
-
2 Gedeputeerde Staten stellen het bedrag van de terug te betalen subsidie vast binnen dertien weken nadat zij kennis hebben gekregen van de omstandigheid bedoeld in het vorige lid.
-
3 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting de subsidie terug te betalen.
Artikel 1.4.6 Vermogensvorming
-
1 De hoogte van de vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de subsidieontvanger, dat evenredig is aan het gedeelte van zijn totale opbrengsten dat gedurende de laatste tien jaar door de subsidie is gevormd.
-
2 Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
-
3 De waarde van onroerende goederen wordt bepaald op basis van hun waarde in het economisch verkeer, die van de roerende goederen op basis van hun boekwaarde. De geldmiddelen, waaronder begrepen banksaldi, worden gewaardeerd op hun nominale waarde.
-
4 De waarde van onroerende goederen wordt voor rekening van de provincie vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen die daartoe door Gedeputeerde Staten in overeenstemming met de subsidieontvanger worden aangewezen.
-
5 Indien minder dan tien achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt, wordt de vergoeding berekend op basis van het aantal jaren gedurende welke subsidie is verstrekt.
-
6 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat geen vergoeding verschuldigd is indien:
- a.
de activiteiten door een ander worden overgenomen;
- b.
de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt; en
- c.
de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtsopvolger.
- a.
Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten
De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.
Artikel 1.4.8. Medewerking aan evaluatie
-
1. De subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, erop gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regels te evalueren.
-
2. Voor zover deze niet bij deze regels zijn gesteld, kunnen Gedeputeerde Staten aan het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, aan het besluit tot subsidievaststelling voorschriften verbinden over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.
Paragraaf 1.5 Vaststelling
Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidie tussen € 25.000 en € 125.000
-
1 De subsidieontvanger van een subsidie tussen €25.000 en €125.000 geeft bij het verzoek om subsidievaststelling aan:
- a.
of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een activiteitenverslag;
- b.
of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;
- a.
-
2 De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:
- a.
wat het totaal van de subsidiabele kosten is;
- b.
in voorkomend geval wat de stand van de egalisatiereserve is;
- c.
wat het totaal van de opbrengsten is, inclusief bijdragen van derden is, en
- d.
wat het totaal van de eigen bijdragen is.
- a.
Artikel 1.5.2 Vaststelling door middel van jaarrekening bij subsidies boven € 125.000
-
1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 27, tweede lid, van de AsG gaat de aanvraag om vaststelling van de subsidie, onverminderd artikel 27, eerste, derde en vierde lid van de AsG, vergezeld van:
- a.
de jaarrekening waarin de subsidie separaat wordt verantwoord;
- b.
het jaarverslag; en
- c.
de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen die in ieder geval strekken tot de verantwoording van onderdeel a.
- a.
-
2 [vervallen]
-
3 De aanvraag om vaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk vier weken na het verschijnen van de jaarrekening van het jaar waarin de activiteiten zijn geëindigd.
Artikel 1.5.3 Vaststelling van subsidies bij bijzonder programma
[vervallen]
Paragraaf 1.6 Overige bepalingen
Artikel 1.6.1 Incidentele subsidie
In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan een incidentele subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.
Artikel 1.6.2 Cofinanciering EFRO
Indien subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29 en paragraaf 6 van de AsG het bepaalde bij of krachtens de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.
Artikel 1.6.3 Tijdelijke ontheffing vanwege COVID-19
[vervallen]
Paragraaf 1.7 Subsidie SPUK
Artikel 1.7.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
SPUK: specifieke uitkering van het rijk;
- b.
SPUK-beschikking: beschikking van een Minister op aanvraag van Gedeputeerde Staten van Gelderland op grond waarvan middelen worden verstrekt.
- c.
SPUK-regeling: de regeling op grond waarvan de SPUK-beschikking is verstrekt.
Artikel 1.7.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een activiteit waarvoor het Rijk op grond van een SPUK middelen aan de provincie beschikbaar heeft gesteld.
Artikel 1.7.3 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt als de SPUK-beschikking de subsidieontvanger, de subsidiabele activiteit en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt.
Artikel 1.7.4 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf het moment dat Gedeputeerde Staten de SPUK-beschikking heeft ontvangen.
-
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.2.3, eerste lid onder c wordt, als de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaan en de gevraagde subsidie € 125.000 of meer bedraagt, bij de aanvraag een planning van de uitvoering van de activiteiten over de totale projectperiode en de daaraan verbonden kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd bijgevoegd.
-
3. Van het tweede lid kan worden afgeweken als de SPUK-regeling of SPUK-beschikking dit toestaat.
Artikel 1.7.5 Aanvrager
Subsidie wordt alleen verstrekt aan een subsidieontvanger die vermeld staat in de SPUK-beschikking.
Artikel 1.7.6 Subsidiabele kosten
Als de SPUK-regeling of de SPUK-beschikking afwijkt van het bepaalde in artikel 1.3.5, geldt hetgeen in de SPUK-regeling of SPUK-beschikking daaromtrent is opgenomen.
Artikel 1.7.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat in de SPUK-beschikking staat vermeld.
Artikel 1.7.8 Verplichting
Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling of in afwijking van paragraaf 1.4 nadere eisen stellen aan de verantwoording voor zover dit op grond van de SPUK-regeling of SPUK-beschikking wenselijk is.
Artikel 1.7.9 Vaststelling
Als de subsidieontvanger een bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1 van de Awb, dient deze in afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG binnen 18 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer Hoofdstuk
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
collectief wooninitiatief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een woningbouwproject te behartigen;
- b.
woningbouwproject: de bouw en realisatie van minimaal drie woningen door een collectief wooninitiatief waarin de leden ervan gaan wonen;
- c.
financiële instelling: banken, verzekeraars en pensioenfondsen;
- d.
duurzaam projectplan: een projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject waarbij natuurinclusief, klimaatadaptief en circulair wordt gebouwd met behulp van concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving;
- e.
aanvulling met duurzaamheid: voor een projectplan waarvoor op grond van artikel 2.4.1 sub b, in de periode van 2 november 2019 tot 2 november 2020 subsidie is verleend en nog niet is overlegd. Deze aanvulling heeft betrekking op het aanpassen van het projectplan tot een duurzaam projectplan.
Paragraaf 2.2 Ontwikkeling forten (vervallen)
Paragraaf 2.3 Gebiedsontwikkeling (vervallen)
Paragraaf 2.4. Collectieve wooninitiatieven
Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
procesbegeleiding voordat de aanvraag is ontvangen ten behoeve van het oprichten van een collectief wooninitiatief en ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;
- b.
het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectieve wooninitiatief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding, of
- c.
het opstellen van een programma van eisen, een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een bestek, voor het realiseren van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding.
Artikel 2.4.2 Criteria
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring beschikbaar is waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan de realisering van een woningbouwproject op de betreffende locatie, en
- b.
de procesbegeleiding wordt uitgevoerd door een onafhankelijke begeleider met ervaring in procesbegeleiding.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, slechts verstrekt als de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief wooninitiatief te verkopen of te verhuren.
-
3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:
- a.
er een duurzaam projectplan is, waarin een conclusie over de haalbaarheid van het woningbouwproject is opgenomen, waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject;
- b.
voor de individuele leden van het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of
- c.
voor het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat het collectieve wooninitiatief over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen;
- d.
de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of de gemiddelde huur van de woningen binnen een woningbouwproject beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;
- e.
de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;
- f.
de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectieve wooninitiatief te verkopen of te verhuren, en
- g.
een overzicht waaruit blijkt dat het collectief wooninitiatief 35 % van de kosten van artikel 2.4.6, tweede lid onder a en b, aantoonbaar aan deze activiteiten heeft uitgegeven voor dat de aanvraag voor de lening voor de overige 65 % van de kosten is ingediend.
- a.
Artikel 2.4.3 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan het collectieve wooninitiatief.
Artikel 2.4.4 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een verklaring van de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, waaruit blijkt dat hij de intentie heeft de grond of het gebouw te verkopen of te verhuren aan de leden van het collectieve wooninitiatief;
- b.
een lijst van deelnemers aan het collectieve wooninitiatief;
- c.
offertes voor procesbegeleiding als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b en c.
- a.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 aanhef en onder b, een offerte voor het aanvullen van het projectplan tot een duurzaam projectplan verstrekt.
-
3. Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een opgave van het aantal te realiseren woningen;
- b.
een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde huur van de woningen in een woningbouwproject, beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;
- c.
een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;
- d.
een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat iedere deelnemer een toets heeft ingeleverd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of
- e.
een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat zij een toets heeft waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen, en
- f.
een duurzaam projectplan, waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan natuurinclusief bouwen, klimaatadaptief bouwen en circulair bouwen.
- a.
Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, zijn subsidiabel:
- a.
kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt aan procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag, en
- b.
kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt ten behoeve van de formele oprichting van een collectief wooninitiatief.
Artikel 2.4.6 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, bedraagt:
- a.
€2.000 voor procesbegeleiding ter voorbereiding van de aanvraag en de formele oprichting van een collectief wooninitiatief;
- b.
€3.000 voor het aanvullen van een projectplan tot een duurzaam projectplan;
- c.
€13.000 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;
- d.
€15.500 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.
- a.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, met een looptijd van maximaal twee jaar, voor een bedrag van maximaal 65% van de kosten en ten hoogste:
- a.
€7.500 per woning tot een maximum van €150.000 per woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;
- b.
€10.000 per woning tot een maximum van €200.000 per woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.
- a.
Artikel 2.4.7 Verplichtingen
-
1. Het projectplan als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b, dient binnen één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn voltooid en na voltooiing binnen een maand aan de provincie te worden overlegd.
-
2. Onverminderd het vorige lid dient het aangevulde projectplan binnen drie maanden, na de termijn genoemd in het eerste lid, aan de provincie te worden overlegd.
-
3. Met betrekking tot de subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, is de ontvanger verplicht:
- a.
binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie, te starten met de bouw van het woningbouwproject en dit zo snel mogelijk te melden aan de provincie;
- b.
de lening af te lossen op het moment dat wordt gestart met de bouw van het collectief wooninitiatief woningbouwproject, dan wel, indien niet tijdig wordt gestart met de bouw, uiterlijk twee jaar na het verlenen van de subsidie;
- c.
binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie het woningbouwproject te hebben voltooid.
- a.
-
4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de in het eerste, tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen.
Artikel 2.4.8 Weigeringsgronden
De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt geweigerd als niet is gebleken dat de realisering van het woningbouwproject haalbaar is.
Artikel 2.4.9 Vaststelling
Na afloop van de in artikel 2.4.7, derde lid, aanhef en onderdeel b, genoemde termijnen wordt de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld.
Paragraaf 2.5 Beleef de Waal [vervallen]
Paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen [vervallen]
Paragraaf 2.7 Steengoed Benutten - Tijdelijke Stimulering Sociale woningmarkt
[vervallen]
Paragraaf 2.8 Steengoed benutten – Uitvoeringsgereed en realiseren
Artikel 2.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
project: gecombineerde aanpak en uitvoering van maatregelen binnen een exploitatiegebied, die leiden tot fysieke realisatie;
- b.
bebouwde kom: bestaand stedenbouwkundig geconcentreerd samenhangende structuur van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Bij interpretatieverschillen geldt als bebouwde kom, de bebouwingscontour van VROM uit 2005;
- c.
buitengebied: gebied buiten de bebouwde kom;
- d.
exploitatiegebied: op kaart aangegeven gebied waarbinnen het project wordt gerealiseerd;
- e.
herbestemmen: geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of gebied die juridisch wordt vastgelegd in een bestemmings- of inpassingsplan;
- f.
herontwikkelen: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;
- g.
gebouw: onder gebouw wordt tevens verstaan aaneengesloten gebouwen;
- h.
transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen of verlaging van de milieucategorie in het kader van het wegnemen van milieuhinder voor de woonomgeving;
- i.
sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem ten behoeve van toekomstig gebruik;
- j.
aanloopstraten: straten met een groot aandeel in de routing naar een kernwinkelgebied;
- k.
kernwinkelgebied: een aaneengesloten gebied in de binnenstad of centrum, met een hoge concentratie aan winkels, horecazaken, culturele voorzieningen en commerciële dienstverlening;
- l.
transformatie gebied: door herontwikkeling gerealiseerde functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte binnen de bebouwde kom met als resultaat een andere functie;
- m.
bodemsanering: bodemsanering waarbij sprake is van een ernstige verontreiniging op basis waarvan een goedgekeurd functiegericht saneringsplan is opgesteld;
- n.
nominale waarde: waarden in een exploitatie op basis van prijspeil heden, waarbij geen rekening wordt gehouden met toekomstige kosten- of opbrengstenstijging en toekomstige rentewinsten of renteverliezen;
- o.
footprint: de totale vloeroppervlakte van de begane grond van een gebouw;
- p.
beeldbepalend gebouw: een gebouw, dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads- of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;
- q.
beeldverstorend verpauperd gebouw: een gebouw dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, en zo mogelijk ook door de slechte staat van onderhoud als gevolg van leegstand, een negatieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads-of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;
- r.
exploitatietekort: negatief saldo op grond van de berekening van kosten en opbrengsten op basis van:
- 1e.
nominale waarden direct verband houdende met en noodzakelijk voor de ontwikkeling en realisatie van het project;
- 2e.
een BAR van maximaal 5%, en
- 3e.
een Winst/Risicovoorziening van maximaal 5%;
- 1e.
- s.
BAR: het in de vastgoedsector gehanteerde bruto aanvangsrendement waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen huuropbrengsten in het eerste jaar en de stichtingskosten;
- t.
erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf, of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie.
Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen de bebouwde kom, waarbij het gaat om herbestemming, transformatie of sloop van leegstaande of leegkomende gebouwen, gecombineerd met een aanpak van de openbare ruimte en passend in een actuele visie op de ontwikkeling van het gebied;
- b.
stedelijke herstructurering van woongebied binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van verduurzaming van woningen, energietransitie en kwalitatief ruimtelijke verbeteringen;
- c.
het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen binnen de bebouwde kom, met een grote invloed op de omgeving;
- d.
slopen van panden die niet meer zinvol kunnen worden herbestemd of getransformeerd gevolgd door herbestemming van de vrijgekomen ruimte en herinvulling voor klimaat-adaptieve maatregelen en ruimtelijk kwalitatieve verbeteringen;
- e.
het verplaatsen van niet aan het buitengebied verbonden functies in het buitengebied naar de bebouwde kom waarbij het gaat om functies die binnenstedelijk zijn te accommoderen waarmee leegstand wordt weggenomen.
- f.
het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen in het buitengebied, met een grote invloed op de omgeving en waarbij de nieuwe bestemming leidt tot het vergroten van de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland.
Artikel 2.8.3 Criteria
-
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
er sprake is van een exploitatietekort;
- b.
de activiteiten leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsimpuls van de bebouwde omgeving, met maatschappelijke meerwaarde ten bate van duurzame leefbaarheid;
- c.
de activiteiten passen binnen de regionale programmering wonen, werken (bedrijventerreinen, kantoren) en detailhandel;
- d.
sprake is van een functiegericht programma met een duurzaam karakter, waarvoor marktvraag is, tenzij sprake is van sloop zonder ’terugbouw’;
- e.
de activiteiten bijdragen aan het voorkomen of het beperken van nieuwe structurele binnenstedelijke leegstand of ruimtelijk kwalitatieve problemen; en
- f.
er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak en onderbouwd met een visie op aanpak van leegstand.
- a.
-
2 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt indien het gaat om minimaal 50 woningen.
-
3 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat, een footprint heeft van minimaal 1000 m2 en een voorgevelbreedte heeft van minimaal 25 meter.
-
4 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, slechts verstrekt indien de aanvrager aantoont dat het project in twee jaar kan worden uitgevoerd.
-
5 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, slechts verstrekt indien na verplaatsing van de functie sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
-
6 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat en een footprint heeft van minimaal 2000 m2 en waarbij de aanpak gericht is op het wegnemen van een ruimtelijk kwalitatief probleem, milieu- of geluidshinder of van een onveilige situatie.
-
7 Als de aanvraag betrekking heeft op subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2.8.2, onder b, geldt in afwijking van het eerste lid, onder f, slechts de eis dat er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak.
-
8 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede, derde en zesde lid opgenomen aantallen woningen, afmetingen en perioden van leegstand.
Artikel 2.8.4 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 2.8.5 Vooroverleg
-
1 Voordat een aanvraag kan worden ingediend, vindt er een vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.
-
2 Het vooroverleg wordt gepland binnen 8 weken na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde formulier en vindt plaats binnen 12 weken.
-
3 Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:
- a.
het percentage aan BAR dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is dit te hanteren;
- b.
het percentage aan Winst/Risicovoorziening dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is om dit te hanteren;
- c.
de haalbaarheid van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- d.
de projectgerelateerde klimaatambities, en
- e.
welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend.
- a.
Artikel 2.8.6 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:
- a.
een toelichting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze met het project een structurele duurzame verbetering wordt verwezenlijkt, dan wel structurele leegstand zal worden voorkomen dan wel aangepakt;
- b.
een opgave van de financiële bijdragen van de aan het project deelnemende partijen;
- c.
een onderbouwing van de manier waarop leegstand op vrijkomende locaties wordt voorkomen;
- d.
een realistische planning die aantoont dat de uitvoering van het project kan starten en binnen 3 jaar in een aaneengesloten bouwstroom kan worden gerealiseerd en opgeleverd;
- e.
een kaart waarop het exploitatiegebied is aangegeven;
- f.
grond- en opstalexploitaties, waarbij uitgegaan wordt van nominale waarden, inclusief verwachte en verleende subsidies, behorende bij het exploitatiegebied;
- g.
door onafhankelijke taxateurs opgestelde taxatierapporten van de gronden en opstallen die verband houden met de realisering van het project;
- h.
documenten waaruit de afspraken tussen de aan het project deelnemende partijen blijken ten aanzien van planning, uitvoering, financiën en regionale programmeringsafspraken;
- i.
informatie waaruit blijkt dat de staatssteun- en aanbestedingsregels niet worden overtreden; en
- j.
informatie die bij het vooroverleg is verzocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.8.5.
Artikel 2.8.7 Hoogte van de subsidie
-
1 De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het exploitatietekort. Wanneer sprake is van circulair hergebruik van bouwmateriaal wordt de subsidie met 5% verhoogd.
-
2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder a, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.
-
3 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.
-
4 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.
-
5 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 100.000 per project.
-
6 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, bedraagt ten hoogste 50% van de sloopkosten, inclusief saneringskosten, en ten hoogste 50% van de kosten van herinvulling onbebouwd met een maximum van € 200.000 per project.
-
7 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.
-
8 In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, mogen bij de berekening van het exploitatietekort kosten van voor de datum waarop de aanvraag is ingediend worden meegenomen.
Artikel 2.8.8 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als:
- a.
verlening ervan zou leiden tot lagere dan de actuele marktconforme prijzen van de grond en gebouwen in de omgeving van het project, of
- b.
een gemeente per exploitatiegebied voor meer dan één activiteit subsidie zou ontvangen.
Artikel 2.8.9 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:
- a.
kosten die worden gemaakt tot en met het definitief ontwerp;
- b.
kosten die gemaakt worden voor activiteiten die buiten het exploitatiegebied van het project vallen;
- c.
kosten voor kwalitatieve ingrepen in de openbare ruimte die uitstijgen boven hetgeen in de gemeente gangbaar is;
- d.
waardedaling van gronden of opstallen veroorzaakt door markt- of economische factoren;
- e.
verwervingen of inbrengwaarde van onroerende zaken die in de exploitatie van het project zijn opgenomen en met een hogere waarde dan de actuele getaxeerde marktwaarde op basis van het huidige gebruik of leegstand;
- f.
kosten van planschade; en
- g.
kosten van bovenwijkse voorzieningen.
Artikel 2.8.10 Verplichtingen
-
1 Het project wordt binnen drie jaar na de datum van de verleningsbeschikking gerealiseerd, tenzij in deze paragraaf of in de verleningsbeschikking een andere termijn is opgenomen.
-
2 Indien sprake is van monumentale gebouwen, dient voldaan te worden aan de provinciale Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.
-
3 Als sprake is van monumentale gebouwen, dienen eventuele werkzaamheden aan deze gebouwen te worden uitgevoerd door een erkend aannemer dan wel door een aannemer die voldoet aan de aan een erkend aannemer gestelde eisen.
Artikel 2.8.11 Vaststelling
In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.
Paragraaf 2.9 Gelderse Gebiedsagenda’s
Artikel 2.9.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
doelen: de doelen per gebied als bedoeld in de Uitvoeringsstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384), en de daaropvolgende doelen uit het coalitieakkoord en de daarop gebaseerde beleidsprogramma’s die door Provinciale Staten zijn vastgesteld en de daarop door Gedeputeerde Staten vastgestelde uitvoeringsprogramma’s;
- b.
gebiedsagenda: een regionale samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen zoals voor de Achterhoek, de Veluwe, Arnhem-Nijmegen, Foodvalley, Cleantech Regio Stedendriehoek, de Gelderse Corridor, Regio Zwolle en de FruitDelta;
- c.
gebiedsbreed overleg: een orgaan van de regionale samenwerking, ingesteld en operationeel gehouden door de samenwerkende partijen, dat actief is in het kader van de gebiedsagenda;
- d.
samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit tenminste meerdere rechtspersonen of één of meer rechtspersonen en één of meer natuurlijke personen, dat is opgericht ter uitvoering van activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en waarvan een rechtspersoon als penvoerder namens dit samenwerkingsverband optreedt;
- e.
uitvoeringsagenda: een document van de gebiedsagenda waaruit blijkt hoe invulling wordt gegeven aan de doelen per gebied en de provinciale doelen.
Artikel 2.9.2 Voorstel van gebiedsbreed overleg
-
1. Een gebiedsbreed overleg kan periodiek bij Gedeputeerde Staten een schriftelijk voorstel met initiatieven indienen. Initiatieven dienen bij te dragen aan de doelen per gebied en de provinciale doelen.
-
2. Het voorstel van het gebiedsbreed overleg bevat ten aanzien van elk aangemeld initiatief in ieder geval:
- a.
een omschrijving van het initiatief of projectvoorstel;
- b.
de door de initiatiefnemer aan het gebiedsbreed overleg overgelegde informatie;
- c.
gegevens van de initiatiefnemer;
- d.
een inhoudelijke beoordeling door het gebiedsbreed overleg van het initiatief over:
- i.
de uitvoerbaarheid van het initiatief;
- ii.
de planning voor de uitvoering;
- iii.
de bijdrage aan de doelen per gebied en de provinciale doelen;
- i.
- e.
onderbouwing van de besluitvorming van het gebiedsbreed overleg.
- a.
Artikel 2.9.3 Lijst met initiatieven
-
1. Gedeputeerde Staten stellen naar aanleiding van het voorstel als bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid, periodiek en voor ieder gebied een lijst van initiatieven vast die:
- a.
passen binnen de uitvoeringsagenda; en
- b.
in aanmerking kunnen komen voor subsidie.
- a.
-
2. Ter uitvoering van artikel 4 van de AsG bevat de lijst ten aanzien van elke activiteit het maximale bedrag waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
-
3. De lijst met initiatieven wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
Artikel 2.9.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 2.9.3.
Artikel 2.9.5 Aanvrager
In afwijking van artikel 5 van de AsG kan subsidie ook verstrekt worden aan een penvoerder van een samenwerkingsverband.
Artikel 2.9.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000.
Artikel 2.9.7 Subsidiabele kosten
Artikel 1.3.5 eerste lid, onder b. is niet van toepassing.
Paragraaf 2.10 Ondersteuning bewonersinitiatieven op het gebied van sociale samenhang
[vervallen]
Paragraaf 2.11 Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden
Artikel 2.11.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
bestuursovereenkomst: de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021 regio Oost, zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 16 december 2015;
- b.
initiatiefnemer: de partij die maatregelen uit het werkprogramma uitvoert;
- c.
investeringsvolume: het aan Zoetwater toe te rekenen investeringsvolume van het Regionale Bod “Aanbod Hoge Zandgronden” van 7 februari 2014, zoals bedoeld in de bestuursovereenkomst;
- d.
RBO: Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost;
- e.
Rijksbijdrage: de decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, zoals overeengekomen in de bestuursovereenkomst;
- f.
werkprogramma: het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021, “Wel goed water geven!”.
Artikel 2.11.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van maatregelen conform bijlage 1 van het werkprogramma.
Artikel 2.11.3 Verplichting
De activiteit wordt uitgevoerd in de periode 2016-2021.
Artikel 2.11.4 Voorwaarde
-
1. De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de Rijksbijdrage ter beschikking wordt gesteld.
-
2. [vervallen]
Artikel 2.11.5 Niet-subsidiabele kosten
-
1. In aanvulling op artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor personeelskosten van de aanvrager.
-
2. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, kan subsidie worden verstrekt voor:
- a.
kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2016 en voordat de aanvraag is ontvangen;
- b.
legeskosten.
- a.
Artikel 2.11.6 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan:
- a.
Waterschap Rijn en IJssel;
- b.
Waterschap Vallei en Veluwe;
- c.
Gemeente Aalten;
- d.
Gemeente Apeldoorn;
- e.
Gemeente Barneveld;
- f.
Gemeente Berkelland;
- g.
Gemeente Bronckhorst;
- h.
Gemeente Doetinchem;
- i.
Gemeente Duiven;
- j.
Gemeente Ede;
- k.
Gemeente Elburg;
- l.
Gemeente Harderwijk;
- m.
Gemeente Montferland;
- n.
Gemeente Nunspeet;
- o.
Gemeente Putten;
- p.
Gemeente Renswoude;
- q.
Gemeente Rhenen;
- r.
Gemeente Soest;
- s.
Gemeente Voorst;
- t.
Gemeente Westervoort;
- u.
Gemeente Winterswijk;
- v.
Gemeente Zevenaar;
- w.
Gemeente Zutphen.
Artikel 2.11.7 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend tot 1 juli 2021.
-
2. In afwijking van artikel 1.2.3 kunnen de bij de aanvraag verstrekte gegevens bestaan uit een verwijzing naar het werkprogramma.
-
3. Er kunnen meerdere aanvragen om subsidie worden ingediend tot het maximum van de beschikbare subsidie voor die subsidieontvanger, mits per aanvraag de verhouding tussen subsidie en investeringsvolume, zoals bedoeld in artikel 2.11.8, eerste lid, niet wijzigt.
Artikel 2.11.8 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste:
- a.
Waterschap Rijn en IJssel €2.220.000, bij een investeringsvolume van €7.300.000;
- b.
Waterschap Vallei en Veluwe €880.000, bij een investeringsvolume van €2.900.000;
- c.
Gemeente Aalten €5.114, bij een investeringsvolume van €19.400;
- d.
Gemeente Apeldoorn €402.980, bij een investeringsvolume van €1.604.022;
- e.
Gemeente Barneveld €26.677, bij een investeringsvolume van €102.000;
- f.
Gemeente Berkelland €53.428, bij een investeringsvolume van €232.296;
- g.
Gemeente Bronckhorst €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;
- h.
Gemeente Doetinchem €94.776, bij een investeringsvolume van €363.000;
- i.
Gemeente Duiven €117.619, bij een investeringsvolume van €504.022;
- j.
Gemeente Ede €89.406, bij een investeringsvolume van €342.500;
- k.
Gemeente Elburg €178.569, bij een investeringsvolume van €744.022;
- l.
Gemeente Harderwijk €168.171, bij een investeringsvolume van €704.022;
- m.
Gemeente Montferland €181.467, bij een investeringsvolume van €754.946;
- n.
Gemeente Nunspeet €26.080, bij een investeringsvolume van €100.000;
- o.
Gemeente Putten €115.538, bij een investeringsvolume van €448.396;
- p.
Gemeente Renswoude €9.461, bij een investeringsvolume van €40.000;
- q.
Gemeente Rhenen €25.313, bij een investeringsvolume van €96.800;
- r.
Gemeente Soest €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;
- s.
Gemeente Voorst €46.962, bij een investeringsvolume van €180.000;
- t.
Gemeente Westervoort €0, bij een investeringsvolume van €7.365;
- u.
Gemeente Winterswijk €87.446, bij een investeringsvolume van €335.000;
- v.
Gemeente Zevenaar €115.925, bij een investeringsvolume van €504.022;
- w.
Gemeente Zutphen €29.404, bij een investeringsvolume van €112.500.
- a.
-
2. De subsidie wordt jaarlijks conform de kasreeks voor de Rijksbijdrage bevoorschot.
-
3. Indien de verdeling van de Rijksbijdrage in de bestuursovereenkomst of in het werkprogramma wordt aangepast, wordt de subsidie overeenkomstig aangepast.
Artikel 2.11.9 Verplichtingen
[vervallen]
Artikel 2.11.10 Vaststelling
-
1. De subsidieontvanger dient tussen 1 januari en 1 april 2022 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.
-
2. In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies, met dien verstande dat in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.
-
3. Gedeputeerde Staten gaan niet eerder over tot een lagere vaststelling van de subsidie dan na advies van het RBO.
Paragraaf 2.12 Aanpassingen Gemeenschapsvoorziening
Artikel 2.12.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
gemeenschapsvoorziening: een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw, of een openbaar gebied dat voldoet aan de volgende criteria:
- 1e.
er vinden in een gebouw ten minste drie en buiten ten minste twee verschillende activiteiten op het terrein van zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport plaats voor gebruikers;
- 2e.
het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;
- 3e.
de gebruikers zijn op niet commerciële basis betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;
- 4e.
de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties, en
- 5e.
het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied staat ten minste zes dagen per week ter beschikking van de gebruikers.
- 1e.
- b.
gekwalificeerd adviseur: een adviseur in het bezit van een geldig Fedec-, EPA-U-, BREEAM- of GPR-certificaat, dan wel een daarmee vergelijkbaar certificaat.
- c.
aanpassen: aanpassen en verbouwen van een gemeenschapsvoorziening.
- d.
duurzaamheidsmaatregel: een maatregel die een of meer van de activiteiten binnen de volgende categorieën bevat:
- 1e.
besparing van energie door het aanbrengen van isolatie of energiezuinige installaties in de gemeenschapsvoorziening voor zover deze maatregelen niet verplicht zijn op grond van vigerende wet- en regelgeving;
- 2e.
opwekking van duurzame energie door onder andere het plaatsen van zonnepanelen;
- 3e.
bijdrage aan circulariteit door het gebruik van herbruikbare, natuurlijke of losmaakbare materialen in gebouwen of het hergebruik van materiaal bij de inrichting van de openbare ruimte;
- 4e.
bijdrage aan klimaatadaptie door onder andere:
- -
het plaatsen van zonwering aan de buitenzijde;
- -
het aanleggen van een groen dak;
- -
het aanbrengen van verticaal groen of geveltuinen;
- -
het realiseren van een opvangmogelijkheid voor hemelwater op eigen terrein, of
- -
het realiseren van zoveel mogelijk waterdoorlatende verharding of groen binnen de buitenruimte.
- -
- 5e.
bijdrage aan biodiversiteit door het aanbrengen van faunavoorzieningen of een diversiteit aan inheemse beplanting op of aan gebouwen of in de buitenruimte, zodanig dat het is afgestemd op de omliggende groenstructuren en de diersoorten die voorkomen in de omgeving.
- 1e.
- e.
projectplan duurzaamheid: een onderbouwd overzicht van een duurzaamheidsmaatregel die genomen wordt om de gemeenschapsvoorziening te verduurzamen en een opgave van de kosten van de maatregel.
- f.
energiescan: een onderbouwd overzicht van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen worden om maximale energiebesparing of -opwekking te bewerkstelligen, met een schatting van de kosten van de maatregelen en het effect van de uit te voeren maatregelen als bedoeld op de energierekening van de aanvrager en een verklaring dat de energiescan is uitgevoerd door een gekwalificeerd adviseur.
Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte;
- b.
het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, als dit noodzakelijk is voor het kunnen uitvoeren van nieuwe activiteiten;
- c.
het verbouwen van een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw of een openbaar gebied tot gemeenschapsvoorziening, of
- d.
activiteiten als genoemd onder a, b of c, waarbij een duurzaamheidsmaatregel wordt toegepast.
Artikel 2.12.3 Criteria
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a, wordt slechts verstrekt als:
- a.
een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen zullen worden om toegankelijkheid voor mensen met een handicap of chronische ziekte te bewerkstelligen, en
- b.
de kosten van het uitvoeren van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.
- a.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder b en c, wordt slechts verstrekt als een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen zullen worden en de kosten van de uitvoering van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.
-
3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c, wordt voorts slechts verstrekt als een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente wordt overlegd waaruit blijkt dat het geen bezwaar heeft tegen de subsidiabele activiteit.
-
4. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder d, wordt slechts verstrekt als een projectplan duurzaamheid wordt overlegd. Als er sprake is van een maatregel als bedoeld in artikel 2.12.1 onder d, 1e en 2e, dan bevat het projectplan duurzaamheid ook een energiescan van maximaal een jaar oud.
Artikel 2.12.4 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon die zich blijkens statuten en feitelijke werkzaamheden tot doel stelt om een gemeenschapsvoorziening te beheren en ondersteuning te bieden bij de programmatische invulling van de activiteiten binnen een gemeenschapsvoorziening.
Artikel 2.12.5 Hoogte van de subsidie
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 onder a, b en c, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder d, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten voor zover het een duurzaamheidsmaatregel betreft.
-
3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 bedraagt in totaal minimaal € 25.000 en maximaal € 350.000.
Artikel 2.12.6 Subsidiabele kosten
-
1. In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, zijn de kosten voor het verbeteren van de toegankelijkheid als bedoeld in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische zieken subsidiabel.
-
2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a, b, c en d zijn niet subsidiabel de kosten voor:
- a.
advies over en aanschaf van goederen ten behoeve van de inrichting en stoffering van het gebouw, of
- b.
regulier beheer en onderhoud.
- a.
Artikel 2.12.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
-
1. De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 36 maanden na de subsidieverlening uit te voeren en geheel af te ronden tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn is opgenomen.
-
2. De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een actuele lijst van doelgroepen en het activiteitenprogramma voor het eerstvolgende kalenderjaar te zenden aan Gedeputeerde Staten. Als de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indient, maken de actuele lijst en het activiteitenprogramma daarvan onderdeel uit.
-
3. De subsidieontvanger is verplicht om, als het gebouw een beschermd monument betreft, de activiteiten als bedoeld in artikel 2.12.2 uit te voeren volgens de aan de in bijlage 5 opgenomen Provinciale Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden en om de werkzaamheden te laten uitvoeren door een erkend aannemer in de restauratiebouw, waarbij een inspanningsverplichting geldt om bij de uitvoering van de werkzaamheden één of meer leerwerkplekken te realiseren.
Artikel 2.12.8 Weigeringsgronden
[vervallen]
Artikel 2.12.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
[vervallen]
Paragraaf 2.13 Steengoed benutten – Procesondersteuning
Artikel 2.13.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
herbestemming: het geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of een gebied die wordt vastgelegd in een bestemmingplan;
- b.
transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen;
- c.
transformatie gebied: functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte;
- d.
herontwikkeling: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte.
- e.
centrumgebied: een binnenstad of dorpskern;
- f.
transformatiemanager: een onafhankelijke expert op het gebied van transformatiemanagement in een centrumgebied.
Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;
- b.
het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied, of
- c.
de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied.
- d.
het versterken en professionaliseren van de organisatiegraad in een centrumgebied;
- e.
het opstellen van een integrale toekomstvisie inclusief uitvoeringsplan voor een toekomstbestendig centrumgebied, of
- f.
transformatiemanagement in een centrumgebied, gericht op het uitvoeren van een door de gemeente vastgestelde integrale toekomstvisie voor een toekomstbestendig centrumgebied.
Artikel 2.13.3 Criteria
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, wordt alleen verstrekt indien de gemeente en de betrokken vastgoedeigenaren de intentie hebben om hun medewerking te verlenen aan de voorgenomen subsidiabele activiteiten.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder d, e en f, wordt alleen verstrekt indien de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in samenwerking met de gemeente, de betrokken vastgoedeigenaren en de ondernemers die in het centrumgebied gevestigd zijn.
-
3. Onverminderd het tweede lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder f, alleen verstrekt indien de activiteit wordt uitgevoerd door een transformatiemanager.
Artikel 2.13.4 Aanvrager
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, wordt verstrekt aan:
- a.
gemeenten;
- b.
openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- c.
stichtingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1, of
- d.
verenigingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1.
- a.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder d, e en f, wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 2.13.5 Vooroverleg
-
1. Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt er een vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.
-
2. Het vooroverleg vindt plaats binnen zes weken na ontvangst van het vooroverlegformulier.
Artikel 2.13.6 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
Het vooroverlegformulier en eventuele informatie waar bij het vooroverleg om is verzocht;
- b.
offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden;
- c.
als de aanvrager niet een gemeente is, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur dat de gemeente medewerking verleent aan de voorgenomen subsidiabele activiteit.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, ook de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een beschrijving van de herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling in het kader waarvan de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
een onderbouwing op welke wijze en in welke mate de herbestemming, transformatie of herontwikkeling leegstand verkleint of voorkomt;
- c.
als de aanvrager niet de eigenaar is van het onder de herbestemming, transformatie of herontwikkeling vallende vastgoed: een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij medewerking verleent aan voorgenomen subsidiabele activiteit.
- a.
Artikel 2.13.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.
Artikel 2.13.8 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als:
- a.
er geen vooroverleg heeft plaats gevonden;
- b.
er voor dezelfde subsidiabele activiteit al subsidie is verstrekt voor hetzelfde gebouw of (centrum)gebied.
Artikel 2.13.9 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.
Artikel 2.13.10 Verplichtingen
-
1. De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a en b, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;
- b.
de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder c, d en e, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd;
- c.
de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder f, binnen achttien maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal negen maanden kan worden verlengd.
- a.
-
2. De subsidieontvanger is verplicht de opgeleverde eindproducten, conclusies en resultaten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie of, op verzoek van de provincie, in het kader van een evaluatieonderzoek als bedoeld in artikel 1.4.8.
Artikel 2.13.11 Subsidiabele kosten en hoogte van tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden
[verallen]
Artikel 2.13.12 Uitvoeringstermijn en verplichtingen tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden
[verallen]
Paragraaf 2.14 Beleef Het Apeldoorns Kanaal
Artikel 2.14.1 Begripsbepaling
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal: het overleg bestaande uit bestuurders van het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Rheden.
Artikel 2.14.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die de beleefbaarheid en de recreatieve functie van het Apeldoorns Kanaal versterken, en
- a.
die plaatsvinden in de openbare infrastructuur, of
- b.
die bijdragen aan de ontwikkeling van de toeristisch recreatief aanbod langs het kanaal.
Artikel 2.14.3 Criteria
Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 wordt alleen verstrekt als:
- a.
de activiteit wordt uitgevoerd in of betrekking heeft op de onmiddellijke nabijheid van het Apeldoorns Kanaal;
- b.
het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal heeft verklaard de realisering van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wenselijk te achten, en
- c.
de activiteit is opgenomen in categorie 1, 2 of 3 van de projectenlijst opgenomen in de Uitwerkingsagenda Apeldoorns Kanaal (PS2018-308, bijlage 7).
Artikel 2.14.4 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de fysieke uitvoering van de activiteiten.
-
2. Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten van een gemeente of waterschap.
-
3. Voor aanvragen die worden ingediend voor 1 april 2019, kan, in afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, subsidie worden verstrekt voor kosten die zijn gemaakt vanaf 1 juli 2018.
Artikel 2.14.5 Aanvrager
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de deelnemers van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan een rechtspersoon die de versterking van het toerisme en de recreatie van het Apeldoorns Kanaal als doel heeft.
Artikel 2.14.6 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3. wordt bij de aanvraag verstrekt:
- a.
een verklaring van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal waaruit blijkt dat zij de uitvoering van de activiteit wenselijk achten, en
- b.
een GIS-kaart met daarop aangegeven de locatie van de activiteit.
Artikel 2.14.7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten.
-
2. Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 80.000.
Paragraaf 2.15 Sociale initiatieven COVID-19
[vervallen]
Paragraaf 2.16 COVID-19 Overbrugging gemeenschapsvoorzieningen
[vervallen]
Paragraaf 2.17 Subsidieregeling Regio Deal Foodvalley en Regio Deal Veluwe
Artikel 2.17.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
proeffabriek: een innovatiecluster zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel 92 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;
- b.
Regio Deal Veluwe: De Regio Deal Veluwe, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij de kamerbrief van 13 juli 2020 met als kenmerk DGNVLG/20172283 waarin afspraken zijn gemaakt ter financiering van de uitvoering van 4 actielijnen, waarvoor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij een subsidie aan de provincie Gelderland heeft verstrekt;
- c.
Regio Deal Foodvalley: De Regio Deal Foodvalley, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij Kamerstukken II 2018/2019, 29697, nr. 68, waarin middelen zijn beschikbaar gesteld voor proeffabrieken onder spoor 3a, waarvan een deel van die middelen in de vorm van een subsidieverlening van de gemeente Ede aan de provincie heeft verstrekt;
- d.
regionaal adviesorgaan Veluwe: De Regionale Regiegroep Veluwe zoals omschreven in artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe;
- e.
regionaal adviesorgaan Foodvalley: Stichting FoodvalleyNL, aangevuld met vertegenwoordigers van (delen van) de triple helix uit de provincies Utrecht en Gelderland;
- f.
samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de programma’s/projecten van Regio Deal Foodvalley;
- g.
samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal Veluwe gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de actielijnen en daar onder vallende projecten van de Regio Deal Veluwe;
- h.
samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit tenminste meerdere rechtspersonen of één of meer rechtspersonen en één of meer natuurlijke personen, dat is opgericht ter uitvoering van activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en waarvan een rechtspersoon als penvoerder namens dit samenwerkingsverband optreedt;
- i.
experimentele ontwikkeling: fase van onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 2.17.2 Subsidie
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan uitsluitend worden verstrekt voor:
- a.
activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de doelen zoals omschreven in het onderdeel proeffabrieken van spoor 3a van de Regio Deal Foodvalley, voor zover de activiteiten betrekking hebben op investeringen in en de exploitatie van proeffabrieken, de experimentele ontwikkeling van één of meer bedrijfsmiddelen die worden gebruikt in proeffabrieken, of een combinatie hiervan.
- b.
activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van de Regio Deal Veluwe.
Artikel 2.17.3 Criteria en voorwaarden
-
1. Subsidie kan worden verstrekt als het betreffende regionaal adviesorgaan een advies heeft gegeven over de activiteiten en de wijze waarop de activiteiten zich verhouden tot de beoogde resultaten van de Regio Deal Foodvalley of Veluwe en als is voldaan aan aanvullende afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley of Veluwe.
-
2. Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat aan de provincie op grond van de subsidieverlening uit hoofde van de Regio Deal Veluwe of de Regio Deal Foodvalley voldoende middelen ter beschikking zijn gesteld om subsidie op grond van deze regeling conform de afspraken zoals vastgelegd in de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe te verlenen.
Artikel 2.17.4 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag :
- a.
een advies van het betreffende regionaal adviesorgaan;
- b.
een planning met de te behalen resultaten per periode inclusief een uitgavenplanning.
Artikel 2.17.4a Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.3.6, zesde lid, geldt bij subsidieverlening op grond van artikel 2.17.2 onder b, voor publiekrechtelijke rechtspersonen voor activiteiten die ten goede komen aan de Regio Veluwe als geheel het uurtarief gehanteerd zoals vastgelegd in de Handleiding overheidstarieven 2021 en daaropvolgende publicaties ten tijde van de aanvraag.
Artikel 2.17.5 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen of een penvoerder namens een samenwerkingsverband.
Artikel 2.17.6 Voortgangsrapportage
-
1. Onverminderd artikel 1.4.3 is de subsidieontvanger verplicht om jaarlijks uiterlijk 1 mei een rapportage te overleggen waarin is opgenomen:
- a.
een overzicht van de behaalde resultaten op grond van de in de betreffende Regio Deal, de subsidieaanvraag en de in de beschikking tot subsidieverlening benoemde resultaten en indicatoren;
- b.
een financieel verslag;
- c.
een actuele projectplanning en uitgavenplanning.
- a.
-
2. De voortgangsrapportage wordt door Gedeputeerde Staten ook gebruikt om de voortgang van de Regio Deal te monitoren overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in respectievelijk de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe.
-
3. Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de looptijd van het project waarvoor subsidie is verleend nadere eisen stellen aan de voortgangsrapportage als dit noodzakelijk is voor de monitoring van de betreffende Regio Deal. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om een verplicht format voor de voortgangsrapportage vast te stellen.
Artikel 2.17.7 Melding
-
1. In aanvulling op artikel 1.4.4, eerste lid, meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Hiervan is in ieder geval sprake als in de uitvoering van de activiteiten blijkt dat de subsidiabele kosten meer dan 20% afwijken dan zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening of de overeenkomstig artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde projectplan en uitgavenplanning.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming verlenen voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten op grond van een voorafgaand schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Gedeputeerde Staten kunnen hierbij een nader advies vragen van het betreffende regionaal adviesorgaan.
-
3. Toestemming als bedoeld in het tweede lid wordt niet verleend als afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen als omschreven in de aanvraag en de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 2.17.8 Voorschotverlening en looptijd
-
1. De subsidie wordt verleend op basis van voorschotten die worden bepaald aan de hand van de conform artikel 2.17.4, onder b, in de aanvraag opgenomen uitgavenplanning of de conform artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde uitgavenplanning.
-
2. De subsidieontvanger heeft recht op uitbetaling van het volgende voorschot als de activiteiten waarvoor eerder een voorschot is ontvangen, zijn uitgevoerd.
-
3. Gedeputeerde Staten kunnen bij het niet voldoen aan enig bepaling uit deze paragraaf een lager voorschot toekennen voor het volgende jaar.
-
4. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn binnen twee maanden voorafgaand aan het einde van de looptijd van de betreffende Regio Deal afgerond.
Artikel 2.17.9 Communautair kader
-
1. Subsidie voor investeringen in en de exploitatie van proeffabrieken zoals genoemd in artikel 2.17.2 eerste lid onder a wordt verstrekt onder toepassing van artikel 27 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
-
2. Subsidie voor de experimentele ontwikkeling van één of meer bedrijfsmiddelen die worden gebruikt in proeffabrieken zoals genoemd in artikel 2.17.2, eerste lid onder a wordt verstrekt onder toepassing van artikel 25 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
-
3. Het maximale subsidiepercentage voor subsidie zoals bedoeld in artikel 2.17.2, eerste lid onder a, is afhankelijk van de subsidiabele activiteiten en de staatssteungrondslag en bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten.
Paragraaf 2.18 Oplossen knelpunten bij procedures voor woningbouw
Artikel 2.18.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
Actieplan Wonen: het beleidsplan voor het programma Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 27 mei 2020 (PS 2020-195);
- b.
knelpunt: vraagstukken op onder andere het gebied van stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie ten behoeve van de realisatie van woningbouw met uitsluiting van het onderwerp flexibel wonen;
- c.
maatwerkoplossing: maatwerkoplossing om knelpunten op te lossen waarvoor de subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en b geen uitkomst biedt of omdat aanvrager onvoldoende financiële middelen heeft om aan de daarvoor gestelde criteria te voldoen;
- d.
tijdelijke inhuur capaciteit: voor een korte periode inhuren van externe capaciteit omdat de aanvrager niet over voldoende capaciteit beschikt om knelpunten in het kader van de bouw op te lossen;
- e.
tijdelijke inhuur externe expertise: een externe deskundige met expertise op het gebied van onder andere stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie die voor een korte periode een gemeente ondersteunt bij het oplossen van knelpunten;
- f.
verplaatsbare units: compacte fabrieksmatig geproduceerde en verplaatsbare woonunits;
- g.
knelpunt flexibel wonen: vraagstukken op het gebied van flexibel wonen waarbij gebruik wordt gemaakt van verplaatsbare units om in- en doorstroom van relevante doelgroepen te bevorderen;
- h.
relevante doelgroep: door de gemeente te selecteren doelgroepen die expliciet in het beleid van het Expertisecentrum Flexwonen worden genoemd.
Artikel 2.18.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld;
- b.
de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op het gebied van flexibel wonen op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld;
- c.
een maatwerkoplossing.
Artikel 2.18.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt als dat leidt tot een versnelling van de woningbouw en het woningbouwproject uiterlijk 1 januari 2025 van start gaat.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt subsidie voor woningbouwprojecten uit actie 2 van het Actieplan Wonen, in de gemeenten Ede, Wageningen, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel, slechts verstrekt als het woningbouwproject wordt opgenomen in een bestemmingsplan dat uiterlijk op 1 januari 2025 definitief is vastgesteld.
-
3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en b, slechts verstrekt als de tijdelijke capaciteit of externe expertise voor maximaal een jaar wordt ingehuurd.
-
4. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt als:
- a.
de verplaatsbare units voor een bepaalde tijd op een voor wonen bestemde, of daarvoor tijdelijk te bestemmen, locatie worden geplaatst om extra woonruimte toe te voegen;
- b.
sprake is van de plaatsing van tenminste 10 verplaatsbare units en daarvoor één of meer terreinen worden aangegeven die daarvoor redelijkerwijs beschikbaar en geschikt zijn, en
- c.
de betrokken woningcorporatie(s) actief betrokken zijn bij het initiatief om de verplaatsbare units te realiseren.
- a.
-
5. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt als:
- a.
het gaat om een project binnen de focusregio’s en focusgemeenten als benoemd in actiepunt 1 van het Actieplan Wonen; en
- b.
er een versnelling van de woningbouw of verhoging van de te realiseren woningvoorraad te verwachten is door inzet van de maatwerkoplossing.
- a.
Artikel 2.18.4 Aanvrager
-
1. Subsidie zoals bedoeld in 2.18.2, aanhef en onder a en b, wordt verstrekt aan een gemeente of een waterschap.
-
2. Subsidie zoals bedoeld in 2.18.2, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 2.18.5 Vooroverleg
Voordat er een aanvraag kan worden ingediend voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, vindt vooroverleg plaats over de maatwerkoplossing, waaruit blijkt in welke mate en op welke wijze het doel, de inzet en andere instrumenten zijn verkend.
Artikel 2.18.6 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:
- a.
een plan van aanpak waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost;
- b.
een planning van het woningbouwproject waaruit blijkt wanneer het woningbouwproject van start gaat of dat het woningbouwproject is opgenomen in een ontwerp bestemmingsplan.
- a.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, een globaal plan van aanpak waarin wordt aangegeven hoe de haalbaarheid wordt onderzocht, hoe draagvlak gezocht wordt bij de lokale politiek en in de omgeving van de beoogde locatie en een verklaring waaruit blijkt dat de woningcorporatie(s) actief betrokken zijn bij het initiatief om de verplaatsbare units te realiseren.
-
3. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, een verslag van het vooroverleg.
Artikel 2.18.7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000 per aanvraag.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a, bedraagt per aanvrager maximaal € 200.000 per kalenderjaar.
-
3. De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 75 % van de subsidiabele kosten tot:
- a.
een maximum van € 45.000 per aanvraag voor de kosten van inhuur van projectleiding;
- b.
een maximum van € 15.000 per aanvraag voor de kosten van externe expertise op het gebied van flexibel wonen
- a.
-
4. De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, bedraagt per aanvrager maximaal € 120.000, - per kalenderjaar.
-
5. De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, bedraagt per aanvrager ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000,- per woningbouwproject.
Artikel 2.18.8 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en c, komen slechts in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.
-
2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b komen slechts in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit voor projectleiding of externe expertise op het gebied van flexibel wonen.
-
3. Artikel 1.3.5, aanhef en onder h en i, zijn niet van toepassing.
Artikel 2.18.9 Weigeringsgronden
[vervallen]
Paragraaf 2.19 Realiseren sociale huurwoningen
Artikel 2.19.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
Actieplan Wonen: beleidsplan Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 27 mei 2020 (PS 2020-195);
- b.
Besluit Woningbouwimpuls 2020: besluit van onze minister van 11 mei 2020, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving;
- c.
publiek financieel tekort: financieel tekort op het totaal van kosten en opbrengsten van een project dat ontstaat door publieke maatregelen en verminderde opbrengsten vanwege de realisatie van sociale huurwoningen;
- d.
publieke maatregelen: maatregelen die bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor het realiseren van het woningbouwproject en bestaan uit het uitvoeren van werken, werkzaamheden en maatregelen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening verband houden met de kosten van de grondexploitatie;
- e.
sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;
- f.
stedelijk groen: bosplantsoen met inheemse bomen en struiken of na inrichting ecologisch te beheren grasland met inheems bloemenmengsel dat bestaat uit grassen met éénjarige kruidachtige soorten en overblijvende bloeiende vegetatie;
- g.
wooncoöperatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a van de Woningwet;
- h.
woning: woning als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder k, van de Wet op de huurtoeslag;
- i.
woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.
Artikel 2.19.2 Subsidiabele activiteiten
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van publieke maatregelen bij projecten die gericht zijn op de realisatie van de bouw van sociale huurwoningen.
-
2. Aanvullend op het eerste lid kan subsidie worden verstrekt als de publieke maatregelen ook gericht zijn op klimaatadaptie en biodiversiteit.
Artikel 2.19.3 Criteria
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.19.2, eerste lid wordt alleen verstrekt als:
- a.
het project voorziet in de bouw van woningen waarvan minimaal een derde sociale huurwoning is;
- b.
het project voorziet in de netto-toevoeging van minimaal 10 sociale huurwoningen in het projectgebied;
- c.
de sociale huurwoningen worden gerealiseerd ten behoeve van exploitatie en instandhouding door woningcorporaties of wooncoöperaties, mits de wooncoöperaties
- i.
een rechtspersoon zonder winstoogmerk is; en
- ii.
zich richt op verhuur en het toewijzen van sociale huurwoningen aan huurders die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning;
- i.
- d.
het project wordt gerealiseerd in een gebied dat zich kenmerkt door ten minste twee van de volgende onderdelen:
- i.
financiële samenhang;
- ii.
geografische samenhang;
- iii.
organisatorische samenhang;
- i.
- e.
de publieke maatregelen gericht zijn op:
- i.
de infrastructurele ontsluiting;
- ii.
verlaging van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden;
- iii.
bodemsanering in het projectgebied;
- iv.
uitplaatsing van activiteiten die hinder veroorzaken voor de woningbouw;
- v.
de inrichting van de openbare ruimte in het projectgebied;
- i.
- f.
het project voldoet aan tenminste een van de volgende criteria voor klimaatadaptatie:
- i.
in het plangebied treedt geen schade op aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag;
- ii.
in het plangebied wordt 50% van de jaarlijkse neerslag geïnfiltreerd;
- iii.
in het plangebied is sprake van tenminste 50% schaduw op de hoogste zonnestand voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst;
- iv.
voor overstromingen met een waterdiepte tot 20 cm treedt geen schade aan gebouwen op en blijven hoofdwegen begaanbaar;
- i.
- g.
het project voldoet aan het criterium van biodiversiteit dat tenminste 30 % van het onbebouwde grondoppervlak in de openbare ruimte wordt beplant met stedelijk groen;
- h.
de realisatie van het project haalbaar is;
- i.
het project nog niet in de realisatiefase is;
- j.
het project past binnen de regionale woonagenda’s;
- k.
er sprake is van een publiek financieel tekort, en
- l.
de aanvrager minimaal 50 % van het publiek financieel tekort van het project financiert.
- a.
-
2. Over de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder h en k, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan een externe ter zake deskundige.
-
3. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van:
- a.
het aandeel sociale huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onder a;
- b.
het opgenomen percentage stedelijk groen, bedoeld in het eerste lid, onder g.
- a.
-
4. De aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, wordt alleen verstrekt als de publieke maatregelen voldoen aan twee van de volgende criteria voor klimaatadaptatie en biodiversiteit:
- a.
de inrichting van het plangebied is afgestemd op de verwachte grondwaterstanden en de zoetwaterbeschikbaarheid tijdens droogte;
- b.
voor overstromingen met een waterdiepte tot 50 cm worden maatregelen in de openbare ruimte getroffen om schade aan gebouwen te beperken;
- c.
realisatie of aanwezigheid van een poel of vijver met minimaal een meter waterdiepte, drie meter diameter en flauw talud en beplant met inheemse oeverplanten en inheemse waterplanten;
- d.
tenminste 50 % van het onbebouwde grondoppervlak in de openbare ruimte wordt beplant met stedelijk groen.
- a.
-
5. Onverminderd het vierde lid, wordt de opslag op de subsidie als bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, alleen verstrekt in combinatie met de subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, eerste lid.
Artikel 2.19.4 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 2.19.5 Vooroverleg
-
1. Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.
-
2. Het vooroverleg vindt plaats binnen vier weken na ontvangst van het ingevulde vooroverlegformulier en onderliggende stukken.
-
3. Tijdens het vooroverleg worden in ieder geval de onderwerpen van het vooroverlegformulier aan de orde gesteld.
Artikel 2.19.6 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie:
- a.
Een overzicht van publieke kosten en opbrengsten waarmee het financiële tekort wordt onderbouwd;
- b.
een toelichting op de noodzaak, toerekenbaarheid en proportionaliteit van de activiteiten ten behoeve van de te realiseren woningen;
- c.
kaarten van het project en beeldmateriaal, bouwtekeningen of situatieschetsen van het project;
- d.
actuele taxatierapporten of waardebepaling ter onderbouwing van inbreng- of verwervingswaarde van gronden;
- e.
bewijs dat aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 2.19.9 wordt voldaan;
- f.
een ingevuld vooroverlegformulier als bedoeld in artikel 2.19.5;
- g.
een verslag van het vooroverleg;
- h.
de informatie die bij het vooroverleg is verzocht.
Artikel 2.19.7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.19.1, eerste lid, bedraagt maximaal € 12.500 per sociale huurwoning binnen het project tot ten hoogste 50% van het publiek financieel tekort met een totaal maximum van € 500.000 per project.
-
2. Onverminderd het eerste lid, bedraagt de opslag op de subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, 8% van de subsidie op grond van het eerste lid, tot een maximum van € 1.000 per sociale huurwoning.
Artikel 2.19.8 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:
- a.
waardedaling van gronden of opstallen;
- b.
kosten van planschade.
Artikel 2.19.9 Verplichtingen
-
1. De bouw van de woningen start uiterlijk drie jaar na de datum van de verleningsbeschikking.
-
2. De bouw van de woningen wordt in een aangesloten bouwstroom gerealiseerd en uiterlijk binnen 10 jaar na de start van de bouw opgeleverd.
-
3. De subsidieontvanger neemt maatregelen om te zorgen dat de exploiterende wooncoöperatie of woningcorporatie, bedoeld in artikel 2.19.3, eerste lid, onder c, gedurende ten minste 20 jaren na de start van de bouw van het project, het netto aantal door middel van deze subsidie gerealiseerde sociale huurwoningen in stand houden.
Artikel 2.19.10 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als:
- a.
voor de subsidiabele activiteit een aanvraag is ingediend of subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 2.22 of het Besluit Woningbouwimpuls 2020;
- b.
voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.
Paragraaf 2.20 SteenGoed Challenge: mijn huis staat in Gelderland
Artikel 2.20.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
Deelnemer: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie te behartigen;
- b.
SteenGoed Challenge: de challenge ‘Mijn huis staat in Gelderland’ (PS2019-696).
- c.
SteenGoed Challenge locatie: een op de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl genoemde locatie.
- d.
Transformatie: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, noodzakelijk voor toekomstige bewoning;
Artikel 2.20.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
een klimaatadaptatie- en biodiversiteitsplan;
- b.
een energietransitieplan;
- c.
een leefbaarheidsplan, of
- d.
de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie.
Artikel 2.20.3 Subsidiecriteria voor een plan
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt slechts verstrekt als het plan:
- a.
betrekking heeft op een SteenGoed Challenge locatie, en
- b.
uitvoerbaar is, waarbij relevante aspecten zijn:
- 1e.
de technische uitvoerbaarheid van het plan;
- 2e.
de financiële haalbaarheid van het plan;
- 3e.
de juridische haalbaarheid van het plan;
- 4e.
de planologische haalbaarheid van het plan.
- 1e.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan klimaatadaptatie en biodiversiteit, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:
- a.
het voorkomen van opwarming van de omgeving;
- b.
het voorkomen van overstroming op de locatie en in de directe omgeving;
- c.
het voorkomen van droogte op de locatie en in de directe omgeving;
- d.
het beplanten van de locatie met inheemse kruiden, struiken of bomen;
- e.
variatie aan inheemse soorten op de locatie;
- f.
het treffen van voorzieningen voor diersoorten.
- a.
-
3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de energietransitie, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:
- a.
de mate waarin het plan voorziet in het terugdringen van het fossiele energieverbruik;
- b.
de mate waarin het plan voorziet in de overstap naar duurzame energiebronnen;
- c.
de mate waarin het plan voorziet in energiebesparing.
- a.
-
4. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de sociale cohesie in de buurt, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:
- a.
de mate waarin de buurt betrokken wordt bij de planvorming voor de SteenGoed Challenge locatie;
- b.
het organiseren van activiteiten voor bewoners van de buurt;
- a.
-
5. Aan de subsidiabele activiteiten, als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.
-
6. De punten worden als volgt verdeeld over de criteria:
- a.
maximaal 40 punten voor het criterium, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en
- b.
maximaal 60 punten voor het criterium, als bedoeld in:
- 1e.
het tweede lid;
- 2e.
het derde lid, of
- 3e.
het vierde lid.
- 1e.
- a.
-
7. Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
Artikel 2.20.4 Subsidiecriteria voor de transformatie
-
1. Voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, worden twee subsidies verstrekt:
- a.
een subsidie voor een transformatie beoordeeld op basis van het tweede lid, en
- b.
een subsidie voor de door het publiek gekozen favoriete transformatie.
- a.
-
2. Een transformatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt beoordeeld op de mate waarin de transformatie bijdraagt aan de volgende provinciale doelen uit de omgevingsvisie:
- a.
klimaatadaptatie en biodiversiteit;
- b.
energietransitie;
- c.
woon- en leefklimaat;
- d.
circulaire economie;
- e.
bereikbaarheid;
- f.
economisch vestigingsklimaat.
- a.
-
3. Aan de transformatie wordt een score van maximaal 100 punten toegekend, als volgt verdeeld over de criteria:
- a.
maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a;
- b.
maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b;
- c.
maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder c;
- d.
maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder d;
- e.
maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder e;
- f.
maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder f.
- a.
-
4. De beoordeling als bedoeld in het tweede lid vindt plaats aan de hand van een bezoek aan de locatie ter plaatse.
-
5. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt op basis van door het publiek, via de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl, uitgebrachte stemmen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
-
6. Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
Artikel 2.20.5 Aanvrager
Subsidie wordt alleen verstrekt aan een deelnemer aan de SteenGoed Challenge.
Artikel 2.20.6 Aanvraag
-
1. De aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, kan worden ingediend tot 1 december 2021.
-
2. In afwijking van artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie uitsluitend het plan zoals genoemd in artikel 2.20.2.
Artikel 2.20.7 Subsidiabele kosten
Artikelen 1.3.4 en 1.3.5, eerste lid, onder b, zijn niet van toepassing.
Artikel 2.20.8 Hoogte subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, bedraagt € 1500 voor het hoogst gerangschikte plan.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt € 2500 voor de hoogst gerangschikte transformatie.
-
3. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, bedraagt € 3000 voor de hoogst gerangschikte transformatie.
Artikel 2.20.9 Wijze van verdeling
-
1. Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.
-
2. Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt de rangorde bepaald door toepassing van de in artikel 2.20.3 opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.
-
3. Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, wordt de rangorde als volgt bepaald:
- a.
voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, door toepassing van de in artikel 2.20.4, tweede lid opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde;
- b.
voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, door het totaal aantal uitgebrachte publieksstemmen per SteenGoed Challenge locatie.
- a.
Paragraaf 2.21 Dorpendeal
Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder dorpendeal: set van samenwerkingsafspraken om de sociale cohesie van een wijk of dorp te versterken die voldoen aan de volgende criteria:
- a.
het initiatief is mede van de lokale gemeenschap gekomen en de afspraken hebben een breed draagvlak bij die lokale gemeenschap;
- b.
de gemeente is partner;
- c.
de belangen van de partijen zijn beschreven;
- d.
de wijze waarop wordt geborgd dat iedereen mee kan doen en iedereen wordt betrokken, die betrokken wil of kan worden, is beschreven;
- e.
er zijn afspraken opgenomen over de activiteiten en minimale inbreng van partijen, en
- f.
de wijze waarop de kennis en bevindingen worden gedeeld, is beschreven.
Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een of meer onderdelen uit een dorpendeal.
Artikel 2.21.3 Aanvrager
De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 2.21.4 Aanvraag
In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, wordt bij de aanvraag het volgende verstrekt:
- a.
de ondertekende dorpendeal;
- b.
informatie waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.
Artikel 2.21.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als voor de dorpendeal al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.
Artikel 2.21.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt tenminste € 25.000 en ten hoogste € 400.000.
Artikel 2.21.7 Vaststelling
In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf.
Paragraaf 2.22 Cofinanciering Besluit Woningbouwimpuls 2020
Artikel 2.22.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
Besluit Woningbouwimpuls 2020: Besluit van 11 mei 2020, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving (Besluit Woningbouwimpuls 2020);
- b.
betaalbare woning: betaalbare woning als bedoeld in artikel 1, onder c van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;
- c.
publieke onrendabele top: aan te vragen uitkering als bedoeld in artikel 2, derde lid van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;
- d.
project: project als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Artikel 2.22.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG, kan worden verstrekt voor de cofinanciering van één of meerdere projecten die in aanmerking komen voor een uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Artikel 2.22.3 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt als:
- a.
het project voldoende bijdraagt aan één of meerdere provinciale doelen uit de vigerende omgevingsvisie;
- b.
het aandeel betaalbare woningen tenminste 50% van de door het project toegevoegde woningen betreft.
Artikel 2.22.4 Aanvragers
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 2.22.5 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de conceptaanvraag bijgevoegd een afschrift van de aanvraag zoals die wordt voorbereid uit hoofde van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Artikel 2.22.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de publieke onrendabele top met een maximum van
€ 1.000 per gerealiseerde woning.
Artikel 2.22.7 Opschortende voorwaarde
-
1. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager aantoont dat de bijbehorende uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020 is verstrekt.
-
2. De beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken als niet binnen tien maanden na subsidieverlening is voldaan aan de opschortende voorwaarde.
Artikel 2.22.8 Vaststelling
[vervallen]
Artikel 2.22.9 Verplichtingen
Uiterlijk drie jaar na de beschikking tot uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020 wordt met de eerste bouwwerkzaamheden binnen het project gestart en de bouw van de laatste woningen start uiterlijk binnen tien jaren na die datum.
Paragraaf 2.23 Subsidieregeling Samenwerkingsovereenkomsten Waterschappen 2022-2027
Artikel 2.23.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
samenwerkingsovereenkomst: een samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie en een waterschap waarin afspraken zijn gemaakt over de onderwerpen en projecten waarop het waterschap en de provincie zullen samenwerken en die passen binnen het provinciaal beleid en dat van het waterschap;
- b.
waterschap: het waterschap Rijn en IJssel, het waterschap Vallei en Veluwe of het waterschap Rivierenland;
- c.
projectenlijst: een op grond van de samenwerkingsovereenkomst door het bevoegd gezag van het waterschap en gedeputeerde staten periodiek vastgestelde lijst met door het waterschap uit te voeren projecten;
- d.
natuurpact 2013-2025: rijksmiddelen die aan de provincie ter beschikking zijn gesteld uit hoofde van het “Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur" van 20 september 2011 en de aanvullingen en uitvoeringsafspraken van respectievelijk 7 december 2011 en 8 februari 2012;
- e.
Bestedingsdoelen Egalisatiefonds Grondwaterheffing Gelderland 2022: paragrafen 2.2 en 3.2 uit de Bestedingsdoelen Egalisatiefonds Grondwaterheffing Gelderland 2022, van 8 november 2022.
Artikel 2.23.2 Samenwerkingsovereenkomst
In de samenwerkingsovereenkomst worden in ieder geval afspraken vastgelegd hoe:
- a.
partijen gezamenlijk werken aan de realisatie van verschillende doelen;
- b.
partijen gezamenlijk komen tot één projectenlijst;
- c.
de subsidiabele kosten worden bepaald;
- d.
de te behalen resultaten kunnen worden bepaald, en;
- e.
partijen periodiek overleggen over de voortgang, financiering, monitoring en evaluatie van projecten en de verslaglegging ervan.
Artikel 2.23.3 Projectenlijst
In de projectenlijst wordt in ieder geval van ieder project opgenomen:
- a.
projectnaam;
- b.
de resultaten per financieringsbron;
- c.
de kosten per resultaat;
- d.
de gevraagde subsidie.
Artikel 2.23.4 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG wordt verstrekt voor het uitvoeren van projecten die zijn beschreven op de projectenlijst waarvoor subsidie uit hoofde van provinciale middelen wordt gevraagd.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG wordt verstrekt voor het uitvoeren van projecten die zijn beschreven op de projectenlijst waarvoor subsidie uit hoofde van Europese of nationale middelen, waaronder middelen uit natuurpact 2013-2025, wordt gevraagd.
-
3. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de ASG wordt verstrekt voor het uitvoeren van projecten die zijn beschreven op de projectenlijst waarvoor middelen uit hoofde van het Natuurpact 2013-2025 wordt gevraagd.
Artikel 2.23.5 Subsidiabele kosten
-
1. In afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, zijn de kosten bij subsidieverstrekking op grond van artikel 2.23.4 vanaf 1 januari 2021 subsidiabel.
-
2. In afwijking van artikel 1.3.6, vijfde lid, geldt het uurtarief zoals vastgelegd in de Handleiding overheidstarieven 2021 en daaropvolgende publicaties.
Artikel 2.23.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag of percentage dat in de projectenlijst is opgenomen.
Artikel 2.23.7 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een planning met de te behalen resultaten inclusief een tijds- en uitgavenplanning.
Artikel 2.23.8 Voorschotverlening
-
1. Het voorschot voor subsidie op grond van artikel 2.23.4, eerste lid, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.
-
2. Het voorschot voor subsidie op grond van artikel 2.23.4, tweede en derde lid, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten.
-
3. De betalingstermijnen worden aan de hand van de uitgavenplanning bepaald.
Artikel 2.23.9 Verplichtingen
-
1. Voor subsidies die zijn verstrekt op grond van grond artikel 2.23.4, tweede lid, gelden de volgende verplichtingen:
- a.
de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, zijn uiterlijk 31 juni 2025 gerealiseerd;
- b.
de subsidieontvanger is verplicht om na de uitvoering van de activiteit de herstelde of verbeterde natuur gedurende zes jaar in stand te houden;
- c.
de subsidieontvanger is verplicht om de gegevens aan te leveren die de provincie nodig heeft voor monitoring, rapportage en verantwoording.
-
2. De activiteiten waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2.23.4, derde lid, zijn uiterlijk 31 december 2025 gerealiseerd.
Artikel 2.23.10 Vaststelling
-
1. In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 2.23.4, eerste lid.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.2.4, tweede lid, wordt in afwijking van artikel 27 AsG overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verantwoord.
Paragraaf 2.24 Investeringsimpuls verduurzaming sociale huurwoningen
Artikel 2.24.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
circulair: ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van materialen zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten;
- b.
energie-efficiëntie: hoeveelheid bespaarde energie die wordt vastgesteld door het verbruik vóór en na de invoering van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie te meten of te ramen, gecorrigeerd voor externe factoren die het energieverbruik beïnvloeden;
- c.
energielabel: op een gebouw betrekking hebbende schriftelijk verklaring ten aanzien van de energieprestatie als bedoeld in artikel 1.1. van het Besluit energieprestatie gebouwen;
- d.
energielabelklasse: energielabelklasse als bedoeld in artikel 2.1, achtste lid van het Besluit energieprestatie gebouwen;
- e.
energieprestatie: berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van een gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting;
- f.
Gelderse regio: regio Noord-Veluwe, regio Achterhoek, Cleantechregio, regio Food Valley, regio Arnhem-Nijmegen of regio Rivierenland voor zover deze binnen de grenzen van de provincie Gelderland ligt;
- g.
klimaatadaptief: verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, verkleinen van de uiteindelijke effecten ervan en het benutten van de kansen die een veranderend klimaat biedt;
- h.
losmaakbaar: demonteerbaar op alle schaalniveaus binnen werken en gebouwen, zodat het object de functie kan behouden en hoogwaardig hergebruik realiseerbaar is;
- i.
natuurinclusieve maatregelen: maatregelen gericht op het vergroten van de biodiversiteit;
- j.
Sociale huurwoning: woning met aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a van de Wet op de huurtoeslag;
- k.
woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;
- l.
zelfstandige sociale huurwoning: woning met een eigen afsluitbare toegang, keuken en toilet
Artikel 2.24.2 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verduurzamen van bestaande zelfstandige sociale huurwoningen in Gelderland waardoor het niveau van energie-efficiëntie wordt verhoogd;
-
2. Aanvullend op het eerste lid kan subsidie worden verstrekt als in het project tevens:
- a.
meerdere vormen van circulair renoveren worden toegepast; of
- b.
klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen worden genomen
- a.
Artikel 2.24.3 Criteria subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie wordt alleen verstrekt als het project is opgenomen op de projectenlijst van één van de zes Gelderse regio’s, samengesteld door vertegenwoordigers van de woningcorporaties uit die regio’s.
-
2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor het verhogen van het niveau van energie-efficiëntie, bedoeld in 2.24.2, eerste lid, alleen verstrekt als:
- a.
iedere woning in het project tenminste drie energielabelklassen stijgt, en;
- b.
voor iedere woning in het project tenminste energielabelklasse B wordt bereikt.
- a.
-
3. Onverminderd de voorgaande leden, wordt subsidie voor circulair renoveren alleen verstrekt als
- a.
minimaal twee van de volgende vormen van circulair renoveren worden toegepast, waarbij een vorm pas wordt meegenomen als deze wordt toegepast voor tenminste 50% in gewicht of volume van het betreffende materiaal:
- i.
hergebruik van materialen door hergebruik in het project zelf;
- ii.
hergebruik van materialen door beschikbaarstelling van materialen uit het project voor hergebruik elders;
- iii.
hergebruik van materialen doordat gebruik van reeds gebruikte materialen;
- iv.
gebruik van natuurlijke materialen, of;
- v.
gebruik van losmaakbare materialen;
- i.
- b.
het project wordt uitgevoerd als aanvulling op het verhogen van energie-efficiëntie, bedoeld in artikel 2.24.2, eerste lid.
- a.
-
4. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt subsidie voor het nemen van klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen alleen verstrekt als het project wordt uitgevoerd in combinatie met het verhogen van energie-efficiëntie, bedoeld in artikel 2.24.2, eerste lid.
Artikel 2.24.4 Wijze van verdeling
-
1. Het totale subsidieplafond wordt naar rato van het aantal sociale huurwoningen op peildatum 1 februari 2022 per regio verdeeld over de Gelderse regio’s.
-
2. Aanvragen om subsidie worden op basis van onderlinge vergelijking per regio gerangschikt.
-
3. Naarmate de gemiddelde energie-efficiëntie per woning hoger is, wordt deze hoger gerangschikt.
-
4. Bij gelijke gemiddelde energie-efficiëntie, wordt een project hoger gerangschikt als sprake is van:
- a.
circulair renoveren als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, aanhef en onder b, of;
- b.
klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, aanhef en onder c.
- a.
-
5. Als na toepassing van het vorige lid aanvragen gelijk eindigen, en met toekennen van deze aanvragen het plafond zou worden overschreden, vindt rangschikking van deze aanvragen plaats door loting.
-
6. Als de beschikbare middelen per regio, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van het twee tot en met vijfde lid niet zijn benut, worden de aanvragen die op grond van het tweede tot en met vijfde lid niet voor subsidie in aanmerking komen, opnieuw gerangschikt op basis van onderlinge vergelijking overeenkomstig het derde tot en met vijfde lid.
Artikel 2.24.5 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie voor energie-efficiënte als bedoeld in artikel 2.24.2, eerste lid, komen de investeringskosten in aanmerking die nodig zijn om een hoger niveau aan energie-efficiëntie te bereiken als bedoeld in artikel 38, derde lid van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
-
2. Voor subsidie voor circulair renoveren en klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, aanhef en onder a en b komen de investeringskosten in aanmerking die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke normen van de Europese Unie, of bij ontbreken daarvan, het niveau van milieubescherming te verhogen als bedoeld in artikel 36, vijfde lid van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 2.24.6 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.24.2, eerste lid bedraagt, tot maximaal 30% van de subsidiabele kosten:
- a.
€ 4.000 per woning, voor woningen met energielabelklasse E, F of G bij aanvang van het project;
- b.
€ 3.000 per woning, voor woningen met energielabelklasse D of C bij aanvang van het project.
- a.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, bedraagt, tot maximaal 40% van de subsidiabele kosten:
- a.
€ 1.000 per woning voor circulair renoveren als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, onder a;
- b.
€ 250 per woning voor klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen als bedoeld in artikel 2.24.2, tweede lid, onder b.
- a.
-
3. De totale subsidie bedraagt maximaal € 500.000 per project.
Artikel 2.24.7 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan woningcorporaties.
Artikel 2.24.8 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 1 februari 2022 tot en met 16.00 uur op 22 februari 2022.
-
2. In afwijking van artikel 1.2.3, tweede lid, bevat de aanvraag een begroting van de opbrengsten en kosten voor de activiteiten, voorzien van een toelichting.
-
3. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:
- a.
een projectoverzicht met kosten, aantal woningen, soorten woningen en behaalde energielabelstappen op een door de provincie beschikbaar gesteld format;
- b.
een overzicht van de vormen en omvang van circulair renoveren of klimaatadaptieve of natuurinclusieve maatregelen op een door de provincie beschikbaar gesteld format, indien voor die onderdelen tevens subsidie wordt gevraagd.
- a.
Artikel 2.24.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
-
1. Het project wordt voor 31 december 2024 gerealiseerd.
-
2. Op verzoek kan Gedeputeerde Staten de termijn, bedoeld in het eerste lid, met maximaal 12 maanden verlengen.
-
3. De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
voor iedere woning in het project aan te geven wat mogelijke toekomstbestendige warmtevoorziening voor de woning is;
- b.
gedurende de looptijd van het project per 100 woningen in het project tenminste één leerwerkplaats van 1 fte te creëren voor de uitvoering van het project dan wel naar rato indien het project een ander aantal dan 100 woningen bevat.
- a.
-
4. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de toegestane huurverhoging als gevolg van de verduurzaming niet wordt doorberekend aan de zittende huurder, voor dat deel dat is gefinancierd met deze regeling.
Artikel 2.24.10 Vaststelling
Bij de aanvraag om vaststelling van subsidie verstrekt aanvrager een eindrapportage op een door de provincie beschikbaar gesteld format.
Paragraaf 2.25 Verhuisvergoeding huurwoning
Artikel 2.25.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
huurder: natuurlijke persoon of personen op wiens naam de huurovereenkomst met de woningcorporatie staat;
- b.
verhuiscoach: persoon die 55-plussers ondersteunt bij vragen rondom verhuizen en die als zodanig participeert in de intervisiegroep voor verhuiscoaches van de provincie Gelderland;
- c.
verhuizen: van woning veranderen door de inboedel over te brengen naar de nieuwe woning;
- d.
vrijkomende woning: woning die door huurder na verhuizing vrijkomt;
- e.
woningcorporatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.
Artikel 2.25.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een verhuisvergoeding voor het verhuizen van een grotere huurwoning naar een kleinere huurwoning.
Artikel 2.25.3 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 2.25.2 wordt alleen verstrekt als:
- a.
de vrijkomende woning:
- i.
in de provincie Gelderland staat;
- ii.
in eigendom is van een woningcorporatie;
- iii.
beschikbaar blijft als huurwoning voor de woningcorporatie;
- iv.
ten minste drie slaapkamers heeft en tenminste 65 m2 bruto vloeroppervlakte.
- i.
- b.
de woning die wordt betrokken aan de volgende criteria voldoet:
- i.
de woning is een huurwoning;
- ii.
de woning heeft maximaal twee slaapkamers;
- iii.
de woning is geschikt of kan geschikt gemaakt worden voor senioren;
- iv.
het huurcontract staat op naam van de aanvrager.
- i.
- c.
bij het proces rondom de verhuizing een verhuiscoach is betrokken;
- d.
de aanvrager aan de volgende criteria voldoet:
- i.
ten minste één lid van het huishouden van aanvrager is tenminste 55 jaar;
- ii.
aanvrager is tenminste één jaar woonachtig geweest in de vrijkomende woning.
- i.
Artikel 2.25.4 Aanvrager
In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG wordt subsidie verstrekt aan de huurder.
Artikel 2.25.5 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voordat aanvrager verhuist.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag om subsidie worden ingediend na de verhuizing als de verhuizing heeft plaatsgevonden in de periode tussen 1 november 2021 en 10 januari 2022.
-
3. In afwijking van artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een verklaring van de woningcorporatie dat de vrijkomende woning voldoet aan de criteria als bedoeld in artikel 2.25.4, onder a;
- b.
een verklaring van de verhuiscoach dat de te betrekken woning en aanvrager voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 2.25.4, onder b en d.
- a.
Artikel 2.25.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt € 2.000.
Artikel 2.25.7 Weigeringsgronden
Subsidie als bedoeld in artikel 2.25.2 wordt geweigerd als aanvrager of een lid van het huishouden van aanvrager in de afgelopen drie jaren al een tegemoetkoming in verhuiskosten heeft ontvangen van ten minste € 1.000.
Paragraaf 2.26 Bevorderen inwonerparticipatie in kwetsbare wijken en dorpen
Artikel 2.26.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een methodiek, al dan niet in combinatie met het ontwikkelen ervan, om inwoners te activeren in hun wijk of dorp initiatieven te realiseren of te participeren in initiatieven.
Artikel 2.26.2 Criteria
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
- a.
de methodiek vaker toegepast kan worden;
- b.
de methodiek tot doel heeft:
- i.
het versterken van de sociale cohesie; en
- ii.
het bereiken van inwoners die tot op heden niet of nauwelijks betrokken zijn bij het versterken van de sociale cohesie of het verbeteren van de leefomgeving;
- i.
- c.
de methodiek ten goede komt aan:
- i.
een wijk of dorp met leefbaarheidsopgaven op het gebied van sociale cohesie en inrichting van de leefomgeving; en
- ii.
een wijk of dorp waar inwoners niet of nauwelijks zelf initiatief nemen ter verbetering van deze opgaven;
- i.
- d.
de opgedane ervaringen en de behaalde resultaten door een externe organisatie worden vastgelegd; en
- e.
vooroverleg tussen aanvrager en Gedeputeerde Staten heeft plaatsgevonden over:
- i.
de kwetsbaarheid van de wijk of het dorp;
- ii.
de methodiek; en
- iii.
de wijze waarop opgedane ervaringen en de resultaten worden vastgelegd.
- i.
Artikel 2.26.3 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 2.26.4 Hoogte van de subside
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000 en een maximum van € 100.000.
Artikel 2.26.5 Verplichting
Subsidieontvanger stelt de methodiek, de vastgelegde ervaringen en de behaalde resultaten als bedoeld in artikel 2.26.2, onderdeel d, bij de aanvraag om subsidievaststelling ter beschikking aan Gedeputeerde Staten.
Paragraaf 2.27 Natuurlijk sneller bouwen
Artikel 2.27.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
aanpasbaarheid: mate waarin binnen hetzelfde proces flexibiliteit en maatwerk mogelijk is;
- b.
biobased materialen: materialen of producten die voortkomen uit grondstoffen van biologische oorsprong, uitgezonderd materiaal dat is ingebed in geologische formaties en materiaal omgezet in fossiel materiaal;
- c.
elementenbouw: prefab productie van 2-d modules die op de bouwplaats worden samengesteld tot een gebouw;
- d.
herbruikbaar: opnieuw bruikbaar in dezelfde functie, al dan niet na bewerking;
- e.
herhaalbaarheid: mate waarin een zelfde proces op dezelfde wijze herhaald kan worden;
- f.
hoogwaardig herbruikbaar: opnieuw bruikbaar na omzetting in nieuwe materialen, componenten of producten van betere kwaliteit of hogere waarde;
- g.
industriële bouw: productie van herhaalbare en opschaalbare elementen voor de bouw;
- h.
losmaakbaar: met behoud van functie en behoud van bruikbaarheid los te maken;
- i.
MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);
- j.
modulaire bouw: prefab productie van 3-d modules die op de bouwplaats worden samengesteld tot een gebouw;
- k.
nieuwbouwwoning: nieuw te bouwen woning of een gebouw geheel vernieuwen waarbij de gebruiksfunctie verandert naar wonen;
- l.
opschaalbaarheid: mate waarin de productie kan worden opgevoerd of vermeerderd;
- m.
prefab bouw: bouwproces waarbij materialen vooraf in een fabriek of werkplaats tot elementen worden gemaakt in de vorm van elementen bouw, industriële bouw of modulaire bouw en vervolgens naar de bouwplaats worden getransporteerd en daar worden verwerkt tot gebouw;
- n.
productieproces: complexe en nuttige formatie van machines, werkruimten en montageplaatsen van een productie met opeenvolgende bewerkingen.
Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het omzetten van het productieproces naar prefab bouw of verbetering van het bestaande productieproces voor prefab bouw op of ten behoeve van een productielocatie in Gelderland gericht op de versnelling van de bouw van nieuwbouwwoningen.
Artikel 2.27.3 Criteria subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie wordt alleen verstrekt als
- a.
de productielocatie onderdeel is van de onderneming van aanvrager;
- b.
de subsidiabele activiteit in potentie leidt tot versnelling van de bouw van nieuwbouwwoningen door:
- i.
de vermindering van de doorlooptijd van de productie op de productielocatie;
- ii.
het effect van de vermindering van de doorlooptijd, bedoeld onder i, op de bouwtijd van een nieuwbouwwoning;
- iii.
het absoluut aantal nieuwbouwwoningen dat door vermindering van doorlooptijd en effect daarvan op de bouwtijd, extra kan worden gerealiseerd, en
- iv.
de toename in herhaalbaarheid en opschaalbaarheid of aanpasbaarheid van het productieproces op de productielocatie van aanvrager;
- i.
- c.
het productieproces meer circulair wordt door:
- i.
de vermindering van gebruik van primaire grondstoffen;
- ii.
de toename van gebruik van biobased materialen of hoogwaardig hergebruik van bestaande materialen;
- iii.
de mate waarin het product losmaakbaar is;
- iv.
de mate waarin het product in de toekomst hoogwaardig herbruikbaar is;
- v.
en herbruikbaar in de toekomst is, en
- vi.
de mate waarin tijdens het productieproces zuinig wordt omgegaan met energie en de mate van vermindering en hergebruik van afval tijdens en na het productieproces.
- i.
- a.
-
2. Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.
-
3. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:
- a.
maximaal 60 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder b;
- b.
maximaal 40 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder c.
- a.
-
4. Over de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan externe ter zake deskundigen.
Artikel 2.27.4 Weigeringsgrond
De subsidie wordt geweigerd als:
- a.
Voor het criterium genoemd, in artikel 2.27.3, eerste lid, aanhef en onder b, minder dan 30 punten worden toegekend.
- b.
Voor het criterium genoemd, in artikel 2.27.3, eerste lid, aanhef en onder c, minder dan 20 punten worden toegekend.
Artikel 2.27.5 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan MKB -ondernemingen.
Artikel 2.27.6 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 5 september 2022 tot en met 16.00 uur op 30 november 2022.
-
2. In afwijking van artikel 1.2.3, tweede lid bevat de aanvraag een projectplan in het door de provincie beschikbaar gestelde format.
Artikel 2.27.7 Wijze van verdeling
-
1. Aanvragen om subsidie worden op basis van onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.
-
2. De rangorde wordt bepaald door toepassing van de in artikel 2.27.3 eerste lid, onder b en c, opgenomen criteria met de daaraan gegeven weging van criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.
Artikel 2.27.8 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 200.000.
Artikel 2.27.9 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen volgende kosten in aanmerking die worden gemaakt ten behoeve van de verandering van het productieproces:
- a.
Kosten voor de aanschaf van apparatuur en software;
- b.
Kosten voor inhuur van externe deskundigen noodzakelijk voor de uitvoering van de omzetting of verandering van het productieproces.
Artikel 2.27.10 Verplichtingen
-
1. De subsidiabele activiteit is uiterlijk 12 maanden na verlening van de subsidie gerealiseerd.
-
2. Op verzoek kan Gedeputeerde Staten de termijn, bedoeld in het eerste lid, met maximaal 12 maanden verlengen.
Hoofdstuk 3 Milieu, energie & klimaat
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont;
- b.
bodem en ondergrond: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen en antropogene resten van eertijdse bewoning en grondgebruik, inclusief het grondwater;
- c.
bodem- en ondergrondaspecten: informatie over de karakteristieken van de bodem en ondergrond, de gebruiksmogelijkheden en de effecten van het mogelijke gebruik op andere functies van de bodem en ondergrond en de effecten van bovengronds ruimtegebruik op ondergrondse functies en omgekeerd;
- d.
bodemgegevens: gegevens afkomstig uit een bodemonderzoeksrapport dat is opgesteld door een erkende persoon of instelling zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit Bodemkwaliteit;
- e.
energielabelsprong: een verbetering van het energielabel als bedoeld in het Besluit Energieprestatie Gebouwen
- f.
hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
- g.
lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van de onderneming;
- h.
NOM-ready: de situatie waarin een woning direct verbeterd wordt en verantwoord voorbereid is op een NOM-renovatie door middel van latere ingrepen;
- i.
NOM-renovatie: een renovatie van een woning die als rechtstreeks gevolg heeft dat de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouw gebonden energie (ruimteverwarming, comfort-koeling, ventilatie, monitoring, regelingen en hulpenergie voor deze installaties) bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk zijn aan of lager zijn dan nul;
- j.
[vervallen]
- k.
terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing;
- l.
rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;
- m.
VvE: vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek.
Paragraaf 3.2 Energieloketten [vervallen]
Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s
Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.
Artikel 3.3.2 Criteria
-
1. Subsidie aan lokale duurzame energiebedrijven en rechtspersonen zonder winstoogmerk wordt slechts verstrekt indien:
- a.
minimaal 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen deelnemen door middel van een financiële bijdrage;
- b.
de financiële deelname van voornoemde personen gezamenlijk ten minste 25% van de kosten bedraagt;
- c.
de bijdrage per natuurlijk persoon minimaal €50 bedraagt; en
- d.
het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar.
- a.
-
2. Subsidie aan VvE’s wordt slechts verstrekt indien:
- a.
de VvE bestaat uit ten minste 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen;
- b.
de financiële deelname van de VvE ten minste 25% van de kosten bedraagt;
- c.
het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar; en
- d.
het lokale hernieuwbare energieproject onderdeel vormt van (aard en nagelvast is verbonden met) het gebouw of groep van gebouwen van de VvE.
- a.
Artikel 3.3.3 Aanvrager
-
1. Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s.
-
2. Als VvE’s samenwerken bij het lokale hernieuwbare energieproject kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken VvE’s mede namens de andere VvE’s worden ingediend
Artikel 3.3.4 Niet-subsidiabele kosten (nieuw)
-
1. Geen subsidie wordt verstrekt voor verwerving van grond of gebouwen
-
2. Geen subsidie wordt verstrekt voor exploitatiekosten of kosten voor ontmanteling of beëindiging van het lokale hernieuwbare energieproject
Artikel 3.3.5 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een lokaal duurzaam energiebedrijf of een rechtspersoon zonder winstoogmerk een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen, de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon en een opgave van het project of de projecten waaraan de ingezette bedragen worden of zijn besteed.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een VvE verstrekt:
- a.
een document met een overzicht van NAW-gegevens van haar leden en van de hoogte van het gezamenlijk via de VvE ingezette bedrag;
- b.
een besluit van de VvE tot financiële deelname met een bedrag dat ten minste 25% van de kosten van het lokale duurzame energieproject bedraagt;
- c.
als de aanvraag namens samenwerkende VvE’s wordt ingediend een verklaring van alle betrokken VvE’s of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.
- a.
Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie
-
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €100.000.
-
2 Voor waterkrachtinstallaties bedraagt de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €200.000.
Artikel 3.3.7 Verplichtingen
-
1. Het lokale duurzame energiebedrijf of de rechtspersoon zonder winstoogmerk is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdragen van natuurlijke personen ten minste 5 jaar beschikbaar blijven voor de subsidiabele activiteit.
-
2. De VvE is verplicht om ervoor zorg te dragen dat haar bijdrage ten minste 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.
Paragraaf 3.4 [vervallen]
Paragraaf 3.5 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en instellingen
Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder bedrijfscollectief: een samenwerkingsverband van bedrijven of instellingen dat rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan de doelgroep in ieder geval de aangesloten bedrijven en instellingen betreft.
Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
het uitvoeren van een plan van aanpak voor het werven voor, het coördineren en het evalueren van en het communiceren over energiescans bij bedrijven en instellingen, en
- b.
het begeleiden van bedrijven of instellingen bij het inventariseren van maatregelen met behulp van een energiescan met als minimale basis de erkende maatregelen als bedoeld in bijlage 10 bij de Activiteitenregeling milieubeheer, voor zover die zijn vastgesteld voor de betreffende branche, waarbij de inventarisatie inzicht moet bieden in de kosten en de terugverdientijd van de wettelijk verplichte maatregelen, alsmede een termijn voor realisatie van die maatregelen.
Artikel 3.5.3 Criteria
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over het plan van aanpak heeft afgegeven.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over de begeleiding heeft afgegeven en er afstemming met de Omgevingsdienst heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.
-
3. Indien de activiteiten zich richten op het gebied van meerdere Omgevingsdiensten, kan volstaan worden met een verklaring van één van de Omgevingsdiensten
Artikel 3.5.4 Weigeringsgrond
Geen subsidie wordt verstrekt voor uitsluitend de activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a.
Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigheid.
-
2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling en aanschaf van energiebesparende maatregelen.
Artikel 3.5.6 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een bedrijfscollectief.
Artikel 3.5.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt:
- a.
ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a;
- b.
ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten per bedrijf of instelling met een maximum van € 1.000 en een totaal maximum van € 100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b.
Artikel 3.5.8 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een plan van aanpak met daarin een communicatiestrategie, een rolverdeling van bij de subsidiabele activiteit betrokken partijen, een omschrijving van de doelgroep en een borging van de realisatie van minimaal de wettelijk vereiste maatregelen binnen een termijn van maximaal drie jaar;
- b.
een positieve verklaring van de de gemeente of de Omgevingsdienst over het plan van aanpak als bedoeld onder a.
- a.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, in elk geval een verklaring van de Omgevingsdienst verstrekt waaruit blijkt dat er afstemming heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager en de Omgevingsdienst over de begeleiding in relatie tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 3.5.9 Vaststelling
-
1. In de toelichting als bedoeld in artikel 1.5.1, onder a, wordt opgave gedaan van:
- a.
het aantal bedrijven en instellingen waar voorlichting aan is gegeven als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, het aantal bedrijven en instellingen waar een energiescan is uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, en de wijze waarop die voorlichting heeft plaatsgevonden;
- b.
het aantal bedrijven en instellingen dat zich bereid heeft verklaard om binnen drie jaar na de energiescan de energiebesparende maatregelen uit te voeren met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar en binnen een half jaar na de energiescan een plan van aanpak hebben opgesteld voor realisatie van deze maatregelen.
- a.
-
2. De aanvraag om vaststelling bevat afschriften van de registratie of verklaringen van de bedrijven en instellingen als bedoeld in het eerste lid, onder b.
Paragraaf 3.6 bodemgegevens op orde
Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het selecteren van bodemgegevens en het invoeren daarvan in een digitaal bodeminformatiesysteem.
Artikel 3.6.2 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij het invoeren van de bodemgegevens gebruik wordt gemaakt van het uitwisselingsformat SIKB0101 of een daarvoor in de plaats tredend uitwisselingsformat.
Artikel 3.6.3 Aanvrager
Subsidie kan worden verstrekt aan:
- a.
gemeenten;
- b.
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 3.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 3.6.1 bedraagt € 7500.
Artikel 3.6.5 Verplichtingen
[vervallen]
Paragraaf 3.7 Ondergrond in beeld ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling
Artikel 3.7.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van bodemonderzoek of opstellen van een rapport over bodem- en ondergrondaspecten in een gebied en het delen van opgedane kennis hierover.
Artikel 3.7.2 Verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht het rapport openbaar te maken via internet.
Artikel 3.7.3 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1 komen niet in aanmerking de kosten van wettelijk verplicht bodemonderzoek in het kader van de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en, na inwerkingtreding, de Omgevingswet.
-
2. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel h, kan subsidie worden verstrekt voor de onderzoekskosten naar stoffen die voorkomen op de Europese lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen en de onderzoekkosten voor de niet genormeerde stoffen.
Artikel 3.7.4 Aanvrager
Subsidie kan worden verstrekt aan:
- a.
gemeenten;
- b.
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 3.7.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in 3.7.1 bedraagt € 10.000.
Paragraaf 3.8 Omgevingsveiligheid
Artikel 3.8.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die voortvloeien uit Deelprogramma 4 Lokaal EV beleid van de Impuls Omgevingsveiligheid 2020, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad op 30 oktober 2019.
Artikel 3.8.2 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan openbare lichamen die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en die fungeren als omgevingsdiensten.
Artikel 3.8.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
- a.
voor de Omgevingsdienst Achterhoek: € 93.482;
- b.
voor de Omgevingsdienst Noord Veluwe: € 42.288;
- c.
voor de Omgevingsdienst Veluwe IJssel: € 48.990;
- d.
voor de Omgevingsdienst Regio Arnhem: € 85.457;
- e.
voor de Omgevingsdienst De Vallei: € 49.299;
- f.
voor de Omgevingsdienst Regio Nijmegen: € 52.606;
- g.
voor de Omgevingsdienst Rivierenland: € 68.877.
Artikel 3.8.4
In afwijking van de artikel 1.3.6 bedraagt de subsidie voor de directe loonkosten en de indirecte kosten maximaal een bedrag per uur dat overeenkomt met het door de Omgevingsdiensten bestuurlijk vastgestelde uurtarief.
Artikel 3.8.5
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een opgave van het bestuurlijk vastgestelde uurtarief als bedoeld in artikel 3.8.4.
Paragraaf 3.9 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing
[vervallen]
Paragraaf 3.10 Energieloketten 2018
[vervallen]
Paragraaf 3.11 Voorfinanciering ontwikkelkosten
Artikel 3.11.1 Begripsbepalingen
-
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
duurzaam energiebedrijf: een onderneming voor de productie van windenergie en zonne-energie;
- b.
windpark: een of meerdere windmolens die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen en die een totaal gezamenlijk vermogen hebben van ten minste 5 MW;
- c.
zonnepark: grondgebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een totaal vermogen van ten minste 1 MW;
- d.
bevoegde bestuursorgaan: de gemeenteraad of, voor zover toepassing wordt gegeven aan artikel 9e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, Provinciale Staten.
- a.
-
2. Artikel 3.1.1, aanhef en onder g, is niet van toepassing.
Artikel 3.11.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding van een windpark of een zonnepark.
Artikel 3.11.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt als:
- a.
het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale omgevingsbeleid;
- b.
de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden en een positief bedrijfseconomisch resultaat verwacht wordt binnen een termijn van drie jaren na het in gebruik nemen ervan;
- c.
natuurlijke personen direct of indirect ten minste voor 50% zeggenschap hebben over de exploitatie en ten minste voor 50% delen in de winst;
- d.
de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;
- e.
het bevoegde bestuursorgaan bereid is mee te werken aan het windpark of het zonnepark.
- a.
-
2. Over de criteria als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan Oost NL, tenzij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten of de aanvraag moet worden afgewezen omdat niet wordt voldaan aan enig ander criterium voor het verstrekken van subsidie.
Artikel 3.11.4 Aanvrager
-
1. Subsidie wordt verstrekt aan duurzame energiebedrijven waarbij ten minste 50 natuurlijke personen door middel van lidmaatschap, aandelenbezit of op andere wijze bij het duurzame energiebedrijf zijn aangesloten en die wonen op afzonderlijke adressen.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming die voor ten minste 50% in eigendom is van een duurzaam energiebedrijf als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.11.5 Hoogte van de subsidie
-
1. Subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 400.000.
-
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie maximaal het bedrag dat wordt berekend naar rato van het aandeel dat de natuurlijke personen direct of indirect gezamenlijk hebben in het vermogen van de aanvrager.
-
3. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een geldlening met een looptijd van maximaal vijf jaar en een rente van 3% per jaar. De subsidieontvanger is verplicht de geldlening terug te betalen, vermeerderd met de rente.
-
4. Als blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening, dan besluiten Gedeputeerde Staten op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger tot het intrekken van de verplichting tot terugbetaling van de lening en de rente.
Artikel 3.11.6 Aanvraag
-
1. Als de voorbereiding van een zonnepark of windpark in fasen gebeurt, kunnen voor elke fase afzonderlijke aanvragen worden ingediend. De som van alle subsidies voor afzonderlijke aanvragen gaat het maximum van artikel 3.11.5, eerste lid, niet te boven.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
informatie waaruit blijkt dat het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale omgevingsbeleid;
- b.
informatie waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;
- c.
een onderbouwde prognose van het bedrijfseconomische resultaat in de vijf jaren na het in gebruik nemen van het windpark of het zonnepark;
- d.
informatie waaruit blijkt dat de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c, ten minste voor 50% zeggenschap hebben over de exploitatie en ten minste voor 50% delen in de winst;
- e.
informatie waaruit blijkt dat de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;
- f.
informatie waaruit blijkt dat het bevoegde bestuursorgaan van het windpark of het zonnepark wil meewerken.
- a.
Artikel 3.11.7 Voorwaarde
De subsidie wordt verstrekt op voorwaarde dat de ontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een privaatrechtelijke overeenkomst van geldlening als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.11.8 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 22 van de AGVV.
Paragraaf 3.12 Procesondersteuning Wijk van de toekomst
Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
wijk: een geografische eenheid van ten minste 400 woningen in een gemeente met meer dan 10.000 woningen of een geografische eenheid van ten minste 150 woningen in een gemeente met minder dan 10.000 woningen;
- b.
integraal transitieplan: een in overleg met betrokken partijen tot stand gekomen plan met maatregelen gericht op het beperken van het fossiele energieverbruik in de wijk, waaronder in ieder geval bestaande gebouwen.
Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor opdrachtverlening aan een onafhankelijke externe deskundige voor:
- a.
het ontwerpen, voorbereiden en in gang zetten van een proces gericht op het maken van een integraal transitieplan voor de verduurzaming van de wijk;
- b.
het uitvoeren van een proces gericht op het opstellen van een integraal transitieplan.
- a.
-
2. Subsidie kan worden verstrekt voor een proces dat is gericht op een wijk of meerdere aaneengesloten wijken.
Artikel 3.12.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
de externe deskundige is geselecteerd uit ten minste drie offertes;
- b.
de externe deskundige aantoonbaar ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld.
- a.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder a ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b.
Artikel 3.12.4 Voorwaarden
Subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b wordt slechts verstrekt als de aanvrager een document kan overleggen waaruit blijkt:
- a.
hoe het daar genoemde proces, zal worden ingericht en welke partijen hierbij zullen worden betrokken;
- b.
hoeveel energie er in de wijk wordt gebruikt voor het treffen van maatregelen en een inschatting van het energiegebruik nadat maatregelen getroffen zijn, en
- c.
dat er bereidheid is bij bewoners en andere betrokken partijen om deel te nemen aan het proces om te komen tot een transitieplan.
Artikel 3.12.5 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 3.12.6 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:
- a.
de externe deskundige, en
- b.
andere kosten die rechtstreeks verband houden met het proces met een maximum van 15% van de totale kosten.
Artikel 3.12.7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.
-
2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000.
-
3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000 indien voor de betreffende wijk subsidie is verleend als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid 1, onder a.
Artikel 3.12.8 Aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:
- a.
de offertes als bedoeld in artikel 3.12.3;
- b.
documenten waaruit blijkt dat de externe deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld, en
- c.
een aanduiding op kaart van de betreffende wijk of wijken.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.12,2, eerste lid, onder b het document gevoegd als bedoeld in artikel 3.12.4.
Artikel 3.12.9 Verplichtingen
-
1. De aanvrager brengt binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uit aan Gedeputeerde Staten.
-
2. Het verslag van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bevat ten minste een beschrijving van:
- a.
de gevolgde aanpak;
- b.
de bereidheid van de betrokken partijen, met name de bewoners, om deel te nemen aan het proces tot verduurzaming van de wijk, en
- c.
de wijze waarop de externe deskundige het proces heeft begeleid.
- a.
-
3. Het verslag over de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bevat ten minste een beschrijving van:
- a.
de gevolgde aanpak;
- b.
het verloop van het proces;
- c.
gemaakte afspraken;
- d.
de deelnemende partijen aan het proces en hun inbreng;
- e.
het netwerk van betrokken partijen in de wijk;
- f.
het draagvlak voor een transitie bij de betrokken partijen;
- g.
risico’s en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden, en
- h.
de wijze waarop is deelgenomen aan het kennis- en leerprogramma Wijk van de Toekomst.
- a.
Artikel 3.12.10
Indien de subsidie meer bedraagt dan € 24.999 wordt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie het verslag als bedoeld in artikel 3.12.9, derde lid, aangemerkt als het inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AsG.
Paragraaf 3.13 [vervallen]
Paragraaf 3.14 [vervallen]
Paragraaf 3.15 [vervallen]
Paragraaf 3.16 [vervallen]
Paragraaf 3.17 [vervallen]
Paragraaf 3.18 Ondersteuning van gemeenten bij toezicht op energiebesparing 2021-2024
Artikel 3.18.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
energieverbruikers: bedrijven die vallen onder de reikwijdte van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- b.
Gelderse aanpak: een aanpak gericht op communicatie, stimulering van bedrijven via collectieve projecten en handhaving;
- c.
toezicht: toezicht op de naleving van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 3.18.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitoefenen van toezicht in 2021 tot en met 2024.
Artikel 3.18.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt alleen verstrekt als:
- a.
de aanvrager de Gelderse aanpak volgt;
- b.
de aanvrager een overeenkomst heeft met de Omgevingsdienst over toezicht.
- a.
-
2. Subsidie wordt voorts alleen verstrekt als de aanvrager in de periode van 2021 tot en met 2024 bij ten minste 50% van het aantal energieverbruikers in de gemeente toezicht uitoefent
-
3. Het aantal energieverbruikers in een gemeente wordt bepaald aan de hand van gegevens van de Gelderse omgevingsdiensten
Artikel 3.18.4 Aanvrager
-
1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
-
2. Een omgevingsdienst kan optreden als aanvrager namens een of meerdere gemeenten.
Artikel 3.18.5 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt € 400 per energieverbruiker waar in de periode van 2021 tot en met 2024 toezicht wordt uitgeoefend.
-
2. Subsidie wordt aangevraagd uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar of het eerste kalenderjaar als de aanvraag betrekking heeft op meerdere kalenderjaren. Artikel 1.3.5, aanhef en onder b, is niet van toepassing.
Artikel 3.18.6 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een plan waarin wordt beschreven op welke wijze gedurende de periode van 2021 tot en met 2024 bij ten minste 50% van de energieverbruikers in de gemeente toezicht is of wordt uitgeoefend;
- b.
de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.18.3, eerste lid, aanhef en onder b;
- c.
een opgave van het aantal energieverbruikers.
Artikel 3.18.7 Verplichtingen
[vervallen]
Paragraaf 3.19 Energieloketten 2021-2024
Artikel 3.19.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
actieve marktbenadering: een door de aanvrager geregisseerde planmatige aanpak waarin particuliere woningeigenaren in een wijk of een buurt, of bepaalde doelgroepen in een wijk, een buurt of in de gemeente, worden benaderd om energiebesparende maatregelen aan hun woningen te treffen of om hernieuwbare energie op te wekken;
- b.
digitaal: via e-mail en via een website;
- c.
energieloket: een informatiepunt gericht op het informeren van bewoners over energiebesparing en energiebesparende maatregelen aan en opwekking van hernieuwbare energie bij bestaande woningen en mogelijkheden om die maatregelen te financieren;
- d.
professionalisering: activiteiten gericht op het vergroten van de bekendheid, zichtbaarheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid van het energieloket, toepassing van marketing, het ontwikkelen of doorontwikkelen van een klantvolgsysteem, het monitoren van het bereik en de effecten van het energieloket, het inspelen op ontwikkelingen in de energietransitie binnen de bebouwde omgeving en het structureel inrichten en aansturen van het energieloket gedurende het tijdvak waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 3.19.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het financieren van energieloketten.
Artikel 3.19.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt verstrekt voor een of meerdere kalenderjaren.
-
2. Subsidie wordt alleen verstrekt als:
- a.
het energieloket in de periode 2021 tot en met 2024 operationeel is, of een of meerdere jaren binnen die periode;
- b.
het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is voor het verstrekken van informatie;
- c.
het energieloket gebruik maakt van een klantvolgsysteem en een monitoringssysteem;
- d.
de aanvrager met het energieloket afspraken heeft gemaakt over het uitvoeren van een actieve marktbenadering, en
- e.
professionalisering wordt doorgevoerd.
- a.
Artikel 3.19.4 Aanvrager
-
1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
-
2. Als gemeenten samenwerken bij het in stand houden van een gezamenlijk energieloket kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken gemeenten mede namens de andere gemeenten worden ingediend.
Artikel 3.19.5 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt de som van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,50 en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
-
2. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van CBS-gegevens.
-
3. Kosten die in het jaar of de jaren waarin het energieloket operationeel is worden gemaakt, zijn subsidiabel.
-
4. Artikel 1.3.5, aanhef en onder b, is niet van toepassing.
Artikel 3.19.6 Aanvraag
-
1. Subsidie wordt aangevraagd uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar of het eerste kalenderjaar als de aanvraag betrekking heeft op meerdere kalenderjaren.
-
2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
- a.
een plan van aanpak met een beschrijving van de activiteiten die het energieloket zal gaan uitvoeren, waarin ten minste ook wordt ingegaan op de actieve marktbenadering;
- b.
een beschrijving van de professionalisering van het energieloket, waarin wordt ingegaan op wijze waarop de continuïteit van het energieloket wordt geborgd;
- c.
een beschrijving van de wijze waarop het energieloket bereikbaar is;
- d.
als de aanvraag namens samenwerkende gemeenten wordt ingediend een verklaring van alle samenwerkende gemeenten of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.
- a.
Artikel 3.19.7 Vaststelling
Op grond van artikel 25, derde lid, van de AsG wordt de subsidie vastgesteld met toepassing van artikel 25, eerste lid, van de AsG.
Artikel 3.19.8 Verplichtingen
-
1. In afwijking van artikel 1.4.3 legt de subsidieontvanger jaarlijks uiterlijk in maart een rapportage over het voorgaande kalenderjaar over waarin een beschrijving wordt gegeven van:
- a.
de activiteiten van het energieloket in het voorgaande kalenderjaar, en
- b.
de daarbij behaalde resultaten.
- a.
-
2. Bij de beschrijving van de resultaten als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, wordt gebruik gemaakt van de data uit het klantvolgsysteem en monitoringsysteem.
Hoofdstuk 4 Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
- b.
agrarisch natuurbeheer: natuurbeheer op landbouwgronden;
- c.
agrarisch leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;
- d.
ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland waarop de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;
- e.
Beleidsnota Actieve Soortenbescherming: de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming Gelderland zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 januari 2015, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;
- f.
duurzaam functioneren van de toplaag: handhaven of herstellen van het op lange termijn functioneren van de werking van het bodem en watersysteem in de bovenlaag van de bodem;
- g.
faunavoorziening: een voorziening die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken;
- h.
functieverandering: het feitelijk en publiekrechtelijk wijzigen van het gebruik van grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting op die grond;
- i.
ganzenrustgebied: gebied bedoeld om overwinterende beschermde inheemse ganzen rust te bieden en welk gebied door Provinciale Staten als zodanig is vastgesteld;
- j.
gebouw: opstal alsmede het kadastrale perceel waarop deze opstal is gelegen;
- k.
gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf;
- l.
gecertificeerde begunstigde: begunstigde die beschikt over of gebruik maakt van een certificaat als bedoeld in artikel 1.11 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016;
- m.
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten nadien gewijzigde begrenzing;
- n.
grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond, waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, te gebruiken;
- o.
grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied;
- p.
grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Landbouw groepsvrijstellingsverordening;
- q.
hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen;
- r.
inrichting: de uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;
- s.
knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om openbare infrastructuur te passeren;
- t.
landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 (PbEU L347/549
- u.
landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in artikel 2 onder 8 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193), niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
- v.
landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;
- w.
landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C204);
- x.
landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;
- y.
leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;
- z.
[vervallen]
- aa.
modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;
- bb.
Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;
- cc.
Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden op basis van de Wet natuurbescherming;
- dd.
Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebie;
- ee.
natura 2000-maatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000-beheerplannen of ontwerpbeheerplannen van door Gedeputeerde Staten vastgestelde Natura 2000-gebieden;
- ff.
[vervallen]
- gg.
natuurambitieterrein: terrein dat is opgenomen op de ambitiekaart, dat is aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;
- hh.
natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
- ii.
natuurbeheertype: in bijlage 1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;
- jj.
natuurgebied: gebied bestaande uit meerdere natuurterreinen;
- kk.
natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangewezen en voor subsidie in aanmerking kan komen voor het behoud van hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;
- ll.
natuurterrein: grond die op de ambitiekaart is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur als eenheid is weergegeven, of waarvoor een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.9.1 is verstrekt;
- mm.
niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf;
- nn.
nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;
- oo.
PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dat deel uitmaakt van de passende beoordeling van het PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die achteruitgang van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten stopt of de kwaliteit verbetert;
- pp.
PAS-herstelmaatregel: gebiedspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse en ter uitvoering van het PAS-programma of is opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten.
- qq.
PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-herstelmaatregelen;
- rr.
prioritaire soorten: soorten als bedoeld in bijlage 3 bij deze regels;
- ss.
Programma-aanvraag: een aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd begunstigde voor meerdere, niet aaneengesloten natuurterreinen;
- tt.
marktwaarde: de waarde in het vrije economische verkeer;
- uu.
soortenbeschermingsmaatregelen: maatregelen gericht op behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 6 januari 2015;
- vv.
Biodiversiteitsplan: plan dat is gericht op het vergroten van de biodiversiteit en door een orgaan van de gemeente is vastgesteld.
- ww.
faunaschade: schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming;
- xx.
invasieve exoot: Soorten van planten en dieren die zijn geïntroduceerd buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, waarvan is vastgesteld dat de introductie of verspreiding ervan een bedreiging of nadelige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten in Nederland;
- yy.
primaire landbouwproductie: de productie van in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt;
- zz.
uitvoeringsprogramma: programma waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats.
Paragraaf 4.2 biodiversiteit en landschap
Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
het opstellen van een biodiversiteitsplan;
- b.
het uitvoeren van fysieke maatregelen die de biodiversiteit verhogen, of het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen;
- c.
burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij biodiversiteit en het landschap;
- d.
het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied, of;
- e.
inrichting met landschapselementen, al dan niet in combinatie met functieverandering van landbouwgrond naar landschapselement.
- f.
[vervallen]
Artikel 4.2.2 Niet-subsidiabele kosten
[vervallen]
Artikel 4.2.3 Communautair toetsingskader
[vervallen]
Paragraaf 4.2a biodiversiteitsplan
Artikel 4.2a.1 Criteria
Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, wordt alleen verstrekt als in het biodiversiteitsplan in ieder geval de volgende onderwerpen worden beschreven:
- a.
de in het gebied voorkomende planten en dieren;
- b.
de in het gebied gewenste planten en dieren;
- c.
het actief beschermen van de in het plan genoemde soorten;
- d.
natuurinclusief bouwen en vergunnen;
- e.
het inrichten en beheren van openbaar groen en bermen, en
- f.
het betrekken van inwoners bij biodiversiteit.
Artikel 4.2a.2 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
- a.
ambtelijke inzet, en
- b.
projectleiding en coördinatie.
Artikel 4.2a.3 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
Artikel 4.2a.4 Hoogte
De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.
Paragraaf 4.2b Fysieke maatregelen biodiversiteit en groenblauwe landschapselementen
Artikel 4.2b.1 Criteria
-
1. Subsidie voor maatregelen die de biodiversiteit verhogen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als in het projectplan wordt onderbouwd dat de maatregelen het voortplanten, opgroeien en foerageren van inheemse diersoorten mogelijk maakt of verbetert.
-
2. Subsidie voor het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als:
- a.
het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 Index landschap bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft, en
- b.
in een projectplan wordt onderbouwd dat de aanleg bijdraagt aan het gemeentelijk biodiversiteitsplan of landschapsontwikkelingsplan.
- a.
Artikel 4.2b.2 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
- a.
ambtelijke inzet;
- b.
projectleiding en coördinatie, als een gemeente de aanvrager is;
- c.
aan- of verkoop van onroerende goederen;
- d.
inkomstenderving, en
- e.
het verwijderen van verharding, drugsafval of bodemverontreiniging.
Artikel 4.2b.3 Aanvrager
-
1. Subsidie wordt verstrekt aan:
- a.
een gemeente; of
- b.
een eigenaar van een bos of landgoed.
- a.
-
2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
-
3. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing als de aanvrager Staatsbosbeheer is.
Artikel 4.2b.4 Hoogte
-
1. De subsidie bedraagt:
- a.
75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;
- b.
50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;
- c.
75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en
- d.
maximaal € 20.000 voor zover subsidie wordt aangevraagd door een onderneming die actief is in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten.
- a.
-
2. De kosten voor het maken van een inrichtingsplan bedragen maximaal € 500 per inrichtingsplan.
-
3. De kosten voor projectleiding of coördinatie bedragen maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten.
Artikel 4.2b.5 Weigeringsgrond
-
1. Subsidie wordt geweigerd voor zover de activiteit wordt uitgevoerd binnen:
- a.
terreinen waarvoor subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer is verleend;
- b.
een nieuw bedrijventerrein;
- c.
een nieuwe woningbouwlocatie, of
- d.
de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument.
- a.
-
2. Subsidie wordt geweigerd voor zover de activiteit het beheer van natuur of landschap betreft.
Artikel 4.2b.6 Verplichtingen:
-
1. De subsidieontvanger is verplicht inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken, tenzij de activiteit ziet op een vorm van agro forestry.
-
2. Landschapselementen die worden aangelegd worden tenminste 10 jaar in stand gehouden.
Artikel 4.2b.7 Communautair toetsingskader
-
1. Subsidie aan een eigenaar van een bos of landgoed wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met de de minimis steun Verordening (EU), nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/1).
-
2. Subsidie aan een onderneming actief in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met de minimis steun in de landbouwsector Verordening (EU), Nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/9).
Paragraaf 4.2c Burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij biodiversiteit en landschap
Artikel 4.2c.1 Aanvrager
Subsidie voor burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij biodiversiteit en landschap, als bedoeld in artikel 4.2.1, onder d, wordt alleen verstrekt aan:
- a.
een gemeente, of
- b.
een eigenaar van een bos of landgoed.
Artikel 4.2c.2 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
- a.
ambtelijke inzet;
- b.
projectleiding en coördinatie, als een gemeente de aanvrager is, en
- c.
aan- of verkoop van onroerende goederen.
Artikel 4.2c.3 Hoogte
De subsidie bedraagt:
- a.
75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;
- b.
50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en
- c.
75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager.
Paragraaf 4.2d Herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied
Artikel 4.2d.1 Criteria
Subsidie voor het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel d, wordt alleen verstrekt als:
- a.
de maatregel niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het bedrijf;
- b.
de maatregel bijdraagt aan de effectiviteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, en
- c.
de maatregel wordt uitgevoerd op een perceel waarvoor subsidie op grond van artikel 3.2 van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 is aangevraagd.
Artikel 4.2d.2 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
- a.
aan- of verkoop van onroerende goederen;
- b.
inkomstenderving;
- c.
afwateringswerkzaamheden, en
- d.
het verwijderen van drugsafval of bodemverontreiniging.
Artikel 4.2d.3 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.
Artikel 4.2d.4 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt 95% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000 per hectare.
-
2. De subsidie bedraagt maximaal € 500.000 per onderneming per investeringsproject.
Paragraaf 4.2e Functieverandering en inrichting
Artikel 4.2e.1 Criteria
-
1. Subsidie voor inrichting wordt alleen verstrekt voor de volgende landschapselementen:
- a.
L01.01 poel en klein historisch water, mits:
- i.
de oppervlakte van de poel of het water minimaal 50 m2 en maximaal 3000 m2 bedraagt, en
- ii.
de diepte van de poel of het water minimaal 0,5 meter bedraagt in de periode tussen 1 oktober en 1 april;
- i.
- b.
L01.02 houtwal, mits:
- i.
sprake is van een op een wallichaam gelegen lijnvormige opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken, en
- ii.
de houtwal maximaal 5 meter breed en minimaal 50 meter lang is;
- i.
- c.
L01.06 struweelhaag, mits:
- i.
sprake is van een lijnvorige, aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse struiken, en
- ii.
de haag minimaal 25 meter lang is;
- i.
- d.
struweelrand, mits:
- i.
sprake is van een aaneengesloten rand met een mozaïek van struweel en een kruidachtige begroeiing van inheemse grassen en kruiden die zich spontaan kan ontwikkelen;
- ii.
maximaal 10% van de rand wordt ingenomen door bomen of struiken, die inheems moeten zijn;
- iii.
de rand minimaal 1 meter en maximaal 5 meter breed is;
- iv.
de rand minimaal 25 meter lang is; en
- v.
de mantel en zoom is gelegen langs een bos;
- i.
- e.
Bosje, mits:
- i.
sprake is van een vlakvormig element met een begroeiing van inheemse bomen en struiken; en
- ii.
het minimaal 2000 m2 en maximaal 10.000 m2 groot is.
- i.
- a.
-
2. Subsidie voor functieverandering, als bedoeld in artikel 4.2.1, onder e, wordt alleen verstrekt als:
- a.
de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt;
- b.
de subsidieontvanger de betrokken productiecapaciteit sloopt of onherroepelijk sluit; en
- c.
het perceel wordt ingericht met een of meer landschapselementen, genoemd in het eerste lid.
- a.
Artikel 4.2e.2 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:
- a.
aan- of verkoop van onroerende goederen;
- b.
inkomstenderving, en
- c.
het verwijderen van verharding, drugsafval of bodemverontreiniging.
Artikel 4.2e.3 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers aan een samenwerkingsverband dat bestaat uit een agrarisch collectief en meerdere grondeigenaren.
Artikel 4.2e.4 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.5 wordt bij de aanvraag vermeldt:
- a.
de grootte van de onderneming;
- b.
als sprake is van een grote onderneming, een beschrijving van de levensvatbaarheid van het project of de activiteiten door de situatie te schetsen waarin er geen steun verleend wordt;
- c.
of en welke andere subsidies de aanvrager ontvangt voor de activiteit en door wie die subsidies worden verstrekt.
- d.
een beschrijving van de locatie en de start- en einddatum van het project;
Artikel 4.2e.5 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie voor inrichting bedraagt 75% van de subsidiabele kosten.
-
2. De subsidie functieverandering bedraagt 100% van het verschil tussen de marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting blijkend uit een in opdracht van Gedeputeerde Staten uitgevoerde taxatie.
Artikel 4.2e.6 Verplichtingen
De grondeigenaar in het samenwerkingsverband is verplicht:
- a.
binnen twaalf weken na verlening met de provincie Gelderland een overeenkomst af te laten sluiten als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
- i.
de verplichting dat de eigenaar de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het landschapsbeheertype zoals voorgeschreven in de Index Natuur en landschap en datgene nalaat wat de veiligstelling van het landschapsbeheertype verstoort, en
- ii.
dat deze verplichting zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen;
- i.
- b.
binnen vier weken nadat de overeenkomst is tot stand gekomen, op kosten van de provincie, de overeenkomst in te laten schrijven als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein in de openbare registers;
- c.
een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers toe te zenden aan de Gedeputeerde Staten;
- d.
bij de gemeenteraad een verzoek in te dienen om de grond waarop het landschapselement staat te bestemmen als natuur of landschap, en
- e.
de uit productie genomen gronden binnen twee jaar in natuurgebied landschapselement om te zetten, en wel zodanig dat nadelige milieueffecten worden voorkomen. Tot dan moeten de cultuurgronden in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden overeenkomstig titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de toepasselijke uitvoeringsbepalingen.
Artikel 4.2e.7 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als:
- a.
voor dezelfde activiteit al eerder subsidie is verstrekt;
- b.
subsidie wordt aangevraagd door een onderneming die niet aan de relevante Unienormen of nationale wet- en regelgeving voldoen en op basis daarvan hun productie hoe dan ook moeten stopzetten;
- c.
de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
- d.
voor zover op de landbouwgrond of het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van deze regeling of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.
Artikel 4.2e.8 Vaststelling
In afwijking van artikel 25 van de AsG wordt een subsidie niet vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.
Artikel 4.2e.9
Deze regeling is gebaseerd op de Catalogus Groenblauwe Diensten.
Paragraaf 4.2f Periodiek onderhoud van groenblauwe landschapselementen
[vervallen]
Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen
[vervallen]
Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders natuurnetwerk
Artikel 4.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
DAEB Kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (PbEU 2012, C 8);
- b.
natuur- of landschapsbeheertype: beheertype genoemd in bijlage 1 of 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016;
- c.
verwerving: verkrijging van het recht van eigendom door middel van koop of ruil;
- d.
waardevermindering: verschil tussen de marktwaarde van de grond of het gebouw bij verwerving en de marktwaarde van de grond of het gebouw na omzetting in natuurterrein, gebaseerd op een onafhankelijke taxatie.
Artikel 4.4.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de AsG, wordt verstrekt voor:
- a.
het verwerven van grond;
- b.
het pachtvrij of erfpachtvrij maken van grond;
- c.
het verwerven van de eigendom van grond in combinatie met het voor die grondverwerving noodzakelijke verwerven van op die grond gevestigde gebouwen.
Artikel 4.4.3 Criteria
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt als het project betrekking heeft op grond:
- a.
die deel uitmaakt van het Gelders natuurnetwerk en in het Natuurbeheerplan is aangeduid met code N00.01, of
- b.
die op grond van een ecologische onderbouwing aantoonbaar geschikt is om op voorzienbare termijn toe te voegen aan het Gelders natuurnetwerk.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel b, slechts verstrekt als:
- a.
de subsidieaanvrager eigenaar is van de grond waarop de pacht of erfpacht is gevestigd;
- b.
de pacht of erfpacht reeds was gevestigd op de grond op het moment dat de subsidieaanvrager het recht op eigendom van de grond verkreeg, dan wel reeds was gevestigd voor 1990, en
- c.
de beëindiging van de pacht of erfpacht noodzakelijk is om natuurbeheer overeenkomstig het beheertype als aangegeven in het Natuurbeheerplan, mogelijk te maken.
- a.
-
3. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel c, slechts verstrekt als:
- a.
het project minimaal 10 hectare grond betreft, en
- b.
de grond en de gebouwen deel uit maken van hetzelfde en aaneengesloten perceel.
- a.
Artikel 4.4.4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
- a.
het project betrekking heeft op grond waarvan reeds duurzaam geborgd is dat deze als natuur in stand wordt gehouden; of
- b.
de subsidieontvanger een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in punt 20 van de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (Pb EU 2014 C49).
Artikel 4.4.5 Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
- a.
de waardevermindering van de grond;
- b.
kosten voor het vrijmaken van het terrein van pacht of erfpacht tegen een reële vergoeding, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur;
- c.
de waardevermindering van de gebouwen als gevolg van het uit productie halen van de landbouwgrond;
- d.
veilingkosten;
- e.
overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;
- f.
kosten voor historisch of milieukundig bodemonderzoek volgens respectievelijk NEN 5725 of 5740;
- g.
kadasterkosten;
- h.
notariskosten;
- i.
taxatiekosten;
- j.
kosten voor de afkoop van landinrichtingsrente, voor zover niet meegenomen in de waardevermindering van de grond;
- k.
bemiddelingskosten.
Artikel 4.4.6 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager in ieder geval:
- a.
een kadastrale omschrijving van de grond en een kaart met topografische ondergrond met een schaal van ten hoogste 1:10.000 met daarop de ligging van de grond, en
- b.
gegevens waaruit het beoogde beheertype en de oppervlakte van de te realiseren natuur blijkt.
Artikel 4.4.7 Aanvrager
-
1. Subsidie kan worden aangevraagd door een ieder die blijkens haar statutaire doelstellingen duurzaam natuurbeheer verricht dan wel voldoende aannemelijk maakt duurzaam natuurbeheer te kunnen verrichten of te laten verrichten overeenkomstig het Natuurbeheerplan.
-
2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de Algemene subsidieverdeling Gelderland 2016, kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
Artikel 4.4.8 Subsidiehoogte
-
1. De subsidie, bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel a, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4.4.4, onderdeel a en d tot en met j.
-
2. De subsidie, bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4.4.4, onderdeel b en g tot en met j.
-
3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel c, bedraagt:
- a.
100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4.4.4, onderdeel a en d tot en met j;
- b.
50% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4.4.4, onder c, tot een maximum van € 25.000 per hectare met een maximum van € 500.000 per aanvraag.
- a.
-
4. De subsidie voor kosten bodemonderzoek, bedoeld in artikel 4.4.5, onder f, bedraagt maximaal € 4.500.
-
5. De subsidie voor bemiddelingskosten, bedoeld in artikel 4.4.5, onder k, bedraagt 90% van de subsidiabele kosten.
-
6. Subsidies als bedoeld in de voorgaande leden, worden zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of de maximaal toelaatbare vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.
-
7 (Vervalen)
-
8 (Vervalen)
Artikel 4.4.9 Verplichtingen
-
1. De subsidieontvanger:
- a.
verwerft de grond dan wel beëindigt de pacht of erfpacht binnen 12 weken na subsidieverlening;
- b.
richt de verworven dan wel pachtvrij gemaakte gronden binnen twee jaar in overeenkomstig:
- i.
de indicatieve verhouding beheertypen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan; of
- ii.
door Gedeputeerde Staten vastgestelde beheertypen;
- i.
- c.
dient bij het bevoegd gezag een aanvraag in tot wijziging van de bestemming inhoudende dat de grond enkel als natuur mag worden gebruikt;
- d.
houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten; en
- e.
laat eventuele opbrengsten van economische activiteiten van het project ten goede komen aan het project.
- a.
-
2 Onverminderd het eerste lid, sluit de subsidieontvanger binnen 12 weken na subsidieverlening met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, waarin is opgenomen:
- a.
de verplichting van de eigenaar om voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het op grond van het Natuurbeheerplan te realiseren beheertype te dulden;
- b.
de verplichting van de eigenaar de betreffende grond na inrichting niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en datgene na te laten wat de ontwikkeling en instandhouding van het op grond van het Natuurbeheerplan te realiseren beheertype in gevaar brengt of verstoort;
- c.
dat de verplichtingen, bedoeld onder a en b, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen, en
- d.
dat de verplichtingen, bedoeld onder a en b, als kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 BW, zullen worden ingeschreven in de openbare registers en binnen welke termijn deze inschrijving dient plaats te vinden.
- a.
-
3. Indien het wegens onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is om binnen de gestelde termijn de vermelde verplichtingen na te komen, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging van die termijn.
Artikel 4.4.10 Subsidievaststelling
-
1. In afwijking van artikel 27 van de Algemene subsidieverordening Gelderland stellen Gedeputeerde Staten de subsidie overeenkomstig de DAEB-kaderregeling vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
-
2. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
- a.
een afschrift van de notariële akte betreffende de kwalitatieve verplichting en de inschrijving daarvan in de openbare registers;
- b.
indien sprake is van economische activiteiten, een overzicht van de wijze waarop de opbrengsten ten goede zijn gekomen aan het project; en
- c.
een afschrift van de aanvraag tot wijziging van de bestemming, bedoeld in artikel 4.4.9, eerste lid, onder c.
- a.
-
3. Onverminderd het eerste lid, overlegt de subsidieontvanger van een subsidie:
- a.
als bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel a: een afschrift van de leveringsakte van de grond en de inschrijving daarvan in de openbare registers;
- b.
als bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel b: een afschrift van de overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek; en
- c.
als bedoeld in artikel 4.4.2, onderdeel c: een afschrift van de leveringsakte van de grond en de gebouwen en de inschrijving daarvan in de openbare registers.
- a.
-
4. Er wordt vrijstelling verleend van de verplichting genoemd in artikel 27, derde lid, van de AsG.
Artikel 4.4.11 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 3 juni 2022, (C2022) 3485, met betrekking tot steunmaatregel SA.64168.
Paragraaf 4.5 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Artikel 4.5.2 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
- a.
ten minste 5 hectares natuurambitieterrein gelegen binnen een Natura 2000-gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen van dat gebied; of
- b.
ten minste 15 hectares natuurambitieterrein gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan.
Artikel 4.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
- a.
de kosten voor het demonteren, verplaatsen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw;
- b.
de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie.
Artikel 4.5.4 Aanvrager
-
1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.
-
2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
Artikel 4.5.5 Hoogte van de subsidie
-
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.
-
2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten.
-
3 De subsidie bedraagt ten hoogste € 400.000.
Artikel 4.5.6 Verplichtingen
-
1 De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening:
- a.
zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen;
- b.
op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende natuurambitieterrein gelegen binnen het Natura 2000-gebied of het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond.
- a.
-
2 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a, worden verlengd.
-
3 Het bepaalde in het eerste lid, onder b, geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt.
Artikel 4.5.7 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).
Paragraaf 4.6 Behoud van prioritaire soorten
Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
kweek in combinatie met introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;
- b.
introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;
- c.
handmatig bestuiven van een prioritaire plantensoort in een leefgebied;
- d.
onderzoek gericht op het in kaart brengen van het voorkomen van een prioritaire soort in een leefgebied en het in kaart brengen van plekken waar maatregelen ten behoeve van die specifieke soort genomen moeten worden;
- e.
onderzoek gericht op de effectiviteit van maatregelen ten aanzien van het behoud van een prioritaire soort;
- f.
onderzoek gericht op het bepalen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud van een prioritaire soort in een leefgebied;
- g.
inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het behoud of versterking van het leefgebied van een prioritaire soort.
Artikel 4.6.2 Criteria
-
1 Subsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van activiteiten en locaties die zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.
-
2 In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten en locaties waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten en locaties bedoeld in het eerste lid.
-
3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.
-
4 Subsidie ten behoeve van onderzoek en bescherming van flora en fauna wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd moeten worden in een leefgebied indien voor die uitvoering toestemming en medewerking is verkregen van de eigenaar van het leefgebied, of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied .
Artikel 4.6.3 Aanvrager
-
1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van het leefgebied of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied.
-
2 Subsidie wordt verstrekt aan een organisatie gericht op onderzoek en bescherming van flora en fauna.
-
3 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.
Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie
-
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met f.
-
2 Subsidie voor meerdere activiteiten, als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met g, kan gestapeld worden tot een maximum van € 300.000 per aanvraag.
-
3. De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 95.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder g.
-
4. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.
Artikel 4.6.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd ten behoeve van maatregelen die zijn opgelegd op grond van de Wet Natuurbescherming.
Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen
Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het bieden van rust voor trekganzen in de winter.
Artikel 4.7.2 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
de subsidiabele activiteit betrekking heeft op het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april op percelen die zijn aangewezen als ganzenrustgebied;
- b.
een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade is ingediend via www.faunaschade.nl;
- c.
door of in opdracht van Gedeputeerde Staten schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende natuurlijk in het wild levende ganzen van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn in het betreffende seizoen; en
- d.
de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.
Artikel 4.7.3 Aanvrager
-
1 Subsidie wordt verstrekt aan de geregistreerde grondgebruiker van de percelen volgens de jaarlijkse Gecombineerde Opgave van RVO.
-
2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen
Artikel 4.7.4 Aanvraag
-
1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 juli van het jaar waarin de periode als bedoeld in artikel 4.7.1 eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft.
-
2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de subsidie met toepassing van artikel 4:44 Algemene wet bestuursrecht ambtshalve te verlenen.
Artikel 4.7.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 50 per hectare waarop zich schade heeft voorgedaan per periode als bedoeld in artikel 4.7.1.
Artikel 4.7.6 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).
Paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
de inrichting van nieuwe natuur;
- b.
[vervallen]
- c.
het uitvoeren van Natura 2000-maatregelen, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;
- d.
het uitvoeren van herstelmaatregelen voor natte landnatuur, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;
- e.
de eenmalige verhoging van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype;
- f.
haalbaarheidsonderzoek.
Artikel 4.8.2 Criteria
-
1 Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, wordt slechts verstrekt als de inrichtingsmaatregelen de gewenste natuurkwaliteit zoals aangegeven als indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart van het natuurterrein realiseren.
-
2 In afwijking van het eerste lid kan een subsidie worden verleend voor een ander natuurbeheertype of een indicatieve verhouding beheertype dan is opgenomen op de ambitiekaart, als:
- a.
de aanvrager door middel van een landschapsecologische onderbouwing aantoont dat het vigerende natuurbeheertype of indicatieve verhouding beheertype van het natuurgebied niet realiseerbaar of doelmatig is; of
- b.
het voorgestelde nieuwe natuurbeheertype invulling geeft aan hogere potenties die in het natuurterrein voorkomen en doelmatig zijn; en
- c.
met het door de aanvrager voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied wordt geborgd.
- a.
-
3 [vervallen]
-
4 Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van de niet-stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden Arkemheen of Veluwerandmeren.
-
5 Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur, binnen de gebieden aangegeven als natte landnatuur op de Themakaart Waterbeleid, opgenomen als bijlage bij de Omgevingsvisie.
-
6. Subsidie voor de verhoging van de natuurkwaliteit, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, wordt alleen verstrekt als:
- a.
het de verhoging van de kwaliteit van het natuurbeheertype N12.05 Kruiden- en faunarijke akker betreft;
- b.
een of meer van de volgende maatregelen worden toegepast:
- i.
zaden die geen bestrijdingsmiddelen bevatten;
- ii.
aangepaste grondbewerking voor bedreigde akkerplanten;
- i.
- c.
de maatregelen volgen uit onderzoek met daarbij gestelde doelen ten aanzien van akkerflora, -fauna en -beheer;
- d.
de verhoging van de natuurkwaliteit wordt gemonitord;
- e.
professionele ecologische en landbouwkundige coaching plaatsvindt bij de verhoging van de natuurkwaliteit;
- f.
het herintroductie betreft;
- g.
sprake is van een eenmalige project; en
- h.
de verhoging niet leidt tot een ander natuurbeheertype.
- a.
-
7. Subsidie voor haalbaarheidsonderzoek, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder f, wordt alleen verstrekt:
- a.
bij de voorbereiding van een programma-aanvraag;
- b.
met het oog op:
- i.
het inrichten van nieuwe natuur;
- ii.
het uitvoeren van Natura 2000-maatregelen, of
- iii.
het uitvoeren van herstelmaatregelen voor natte landnatuur, en
- i.
- c.
als het onderzoek is gericht op het treffen van maatregelen die nodig en haalbaar zijn om te komen tot systeemherstel van de natuurgebieden.
- a.
-
8. Als de aanvrager een grote onderneming is, wordt subsidie slechts verstrekt als aanvrager het stimulerend effect van de aangevraagde subsidie aantoont door middel van een beschrijving van de situatie zonder steun, te staven met bewijsstukken.
Artikel 4.8.3 Subsidiabele kosten
-
1 In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, komen voor subsidie in aanmerking:
- a.
inrichtingskosten;
- b.
voorbereidingskosten die gemaakt zijn voor het opstellen van het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, of het opstellen van een programma-aanvraag met een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten;
- c.
onderzoekskosten die nodig zijn voor het bepalen van de te nemen inrichtingsmaatregelen of Natura 2000-herstelmaatregelen;
- d.
accountantskosten, als de subsidiebeschikking een accountantsverklaring voorschrijft;
- e.
beheerkosten voor agrarische natuurterreinen die gemaakt zijn in een periode direct voorafgaand aan de omvorming van agrarisch natuurbeheer tot natuurbeheer, waarvoor geen vergoeding voor agrarisch natuurbeheer is ontvangen, en kosten voor beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd.
- a.
-
2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen naast de kosten als bedoeld in het eerste lid voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, ook in aanmerking:
- a.
kosten voor de uitvoering van onderzoek;
- b.
kosten voor de uitvoering van monitoring.
- a.
-
3. [vervallen]
Artikel 4.8.4 Aanvrager
-
1 Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd krachtens eigendom of erfpacht.
-
2 Een programma-aanvraag kan slechts worden aangevraagd door een gecertificeerde begunstigde.
-
3 In afwijking van het eerste lid kan een gecertificeerde begunstigde een programma-aanvraag indienen voor gronden waarover deze begunstigde geen zeggenschap heeft, mits de eigenaar of erfpachter instemt met de aanvraag.
-
4 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
Artikel 4.8.5 Aanvraag
-
1 Als het natuurterrein is belast met erfpacht dient de aanvraag vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar dan wel de erfpachter.
-
2 Een aanvraag gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:
- a.
een beschrijving van de uitgangssituatie;
- b.
een beschrijving van het op de ambitiekaart opgenomen natuurbeheertype ter uitvoering van de onder 4.8.1, onderdeel a, genoemde activiteiten;
- c.
een beschrijving van de uit te voeren maatregelen;
- d.
een beschrijving van het te voeren beheer nadat de maatregelen zijn uitgevoerd;
- e.
een opgave van de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;
- f.
een tijdplanning waarbinnen de maatregelen zullen worden uitgevoerd en een planning van de uitgaven;
- g.
een gespecificeerde begroting;
- h.
topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de locatie van de te treffen maatregelen is weergegeven.
- a.
-
3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag gaat vergezeld van:
- a.
opgave van het aantal hectares nieuwe natuur per natuurgebied waarop de maatregelen ter uitvoering van de onder 4.8.1, onder a, genoemde activiteiten zal worden uitgevoerd voorzien van een jaarplanning voor de looptijd van het programma;
- b.
een beschrijving van de uit te voeren activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c tot en met e, met per activiteit en per natuurgebied per natuurbeheertype een beknopte beschrijving van:
- i.
de uit te voeren maatregelen binnen het natuurgebied;
- ii.
de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd, afgerond in hectares;
- iii.
een begroting;
- iv.
een jaarplanning van de realisatie voor de looptijd van het programma en een planning van de uitgaven;
- i.
- c.
een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurgebied waarin de maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1 worden gerealiseerd;
- d.
[vervallen]
- a.
-
4 Voor een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag dient, indien de aanvrager geen zeggenschap heeft over het natuurgebied, de aanvrager te beschikken over een verklaring waarmee de eigenaar dan wel de erfpachter instemt met de subsidieaanvraag, welke verklaring op verzoek van het bevoegd gezag dient te worden overlegd;
-
5. Een programma-aanvraag kan slechts worden ingediend als het een aanvraag betreft voor:
- a.
ten minste 40 hectare inrichting van nieuwe natuur, zoals bedoeld in artikel 4.8.1, onder a;
- b.
ten minste 150 hectare uitvoering herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c en d, of
- c.
ten minste 20 hectare voor het verhogen van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e.
- a.
-
6. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.
-
7. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 oktober 2027.
Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie
-
1 De subsidie bedraagt ten hoogste:
- a.
95% van de subsidiabele kosten voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, met een maximum van € 15.000 per hectare per subsidieaanvraag.
- b.
95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c en d, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
- c.
95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, met een minimum van € 25.000 en tot de maximale subsidiebedragen per maatregel of kostenpost zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.
- d.
95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder f.
- a.
-
2 Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de maximale bedragen als bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat:
- a.
de aanvrager aantoont dat de inrichting meer kost dan de maxima; en
- b.
de kosten niet kunnen worden gemiddeld binnen het project of het programma.
- a.
-
3 Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.
Artikel 4.8.7 Weigeringsgrond
Subsidie wordt niet verstrekt voor verwijderen van bodemverontreiniging of afval.
Artikel 4.8.8 Verplichtingen
-
1 De subsidieontvanger is verplicht om na de uitvoering van de inrichting de gerealiseerde natuur in stand te houden.
-
2 De ontvanger van subsidie voor inrichting van nieuwe natuur binnen een programma-aanvraag als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, dient het natuurterrein in te richten overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart zoals die luidt op het moment van indiening van de aanvraag.
-
3 [vervallen]
Artikel 4.8.9 Looptijd
Het tijdvak tot verlening van subsidie bedraagt:
- a.
voor een individuele aanvraag;
- i.
maximaal drie jaar voor de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel a tot en met d, of
- ii.
minimaal vier jaar voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel e, en
- i.
- b.
maximaal zes jaar voor een programma-aanvraag.
Artikel 4.8.10 Gescheiden boekhouding
Als de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, ook economische activiteiten verricht, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 44 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Artikel 4.8.11 Communautair toetsingskader
-
1. Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.
-
2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dit niet in strijd is met het besluit van de Europese Commissie van 10 maart 2021, C(2021) 1526, met betrekking tot steunmaatregel Sa 59463 (2020/N).
-
3. Subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel f, wordt slechts verstrekt voor zover dit niet in strijd is met artikel 53 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014.
Artikel 4.8.12 Transparantie
Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
- a.
de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en
- b.
de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:
- 1°.
€ 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of
- 2°.
€ 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.
- 1°.
Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering.
Artikel 4.9.2 Criteria
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
de grond waarvoor subsidie is aangevraagd is begrensd als N00.01 op de ambitiekaart;
- b.
de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt;
- c.
op de grond waarvoor subsidie is aangevraagd tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a; en
- d.
de taxatie uitgevoerd wordt door:
- 1e.
een door Gedeputeerde Staten in te schakelen onafhankelijke taxateur, als de aanvraag alleen betrekking heeft op functieverandering; of
- 2e.
een door aanvrager in te schakelen onafhankelijk taxateur als de aanvraag ook betrekking heeft op de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van een natuurambitieterrein, als bedoeld in artikel 4.4.1, aanhef en onder b.
- 1e.
Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komt in aanmerking de door een taxateur bepaalde waardedaling van de grond, gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting.
Artikel 4.9.4 Aanvrager
-
1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van de grond waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
-
2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
Artikel 4.9.5 Aanvraag
-
1 Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 gevoegd waarop de grenzen van de grond zijn aangegeven, en de op die grond gelegen wegen en paden.
-
2 Als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, wordt onverminderd artikel 1.2.3 bij de aanvraag een verklaring van geen bezwaar gevoegd van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.
-
3. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.
-
4. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 oktober 2027.
Artikel 4.9.6 Subsidiabele kosten
-
1. De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.9.3.
-
2. Als voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein al op grond van deze of een andere regeling subsidie is verstrekt, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
- a.
de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen; of
- b.
de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven.
- a.
Artikel 4.9.7 Weigeringsgrond
-
1 Subsidie wordt geweigerd voor functieverandering die dient tot uitvoering van wettelijke of contractuele verplichtingen.
-
2 Subsidie wordt geweigerd voor grond die om niet van de overheid is verkregen.
-
3 Subsidie kan worden geweigerd voor gronden die niet tegen marktwaarde van de overheid zijn verkregen.
-
4 Subsidie wordt niet verstrekt voor grond waarop nog verplichtingen rusten op grond van:
- a.
de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Gelderland;
- b.
de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister van economische zaken;
- c.
hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2009;
- d.
de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden; of
- e.
de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.
- a.
Artikel 4.9.8 Verplichtingen
-
1 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
- a.
de verplichting dat de subsidieontvanger de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van het natuurbeheertype verstoort; en
- b.
dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.
- a.
-
2 De verplichtingen als bedoeld in het eerste lid worden uiterlijk binnen vier weken nadat de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is tot stand gekomen op initiatief van de subsidieontvanger en op kosten van de provincie als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers.
-
3 Subsidieontvanger is verplicht er voor zorg te dragen dat een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers in afschrift wordt toegezonden aan de Gedeputeerde Staten.
-
4 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen als bedoeld in voorgaande leden van dit artikel worden verlengd.
-
5 Subsidieontvanger is verplicht zorg te dragen dat de grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten minste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;
-
6 Ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend als:
- a.
gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen.
- b.
het terrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;
- c.
sluiting van ten hoogste één hectare van het terrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of
- d.
andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.
- a.
-
7 Subsidieontvanger is verplicht binnen twaalf weken na subsidieverlening bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat de grond enkel als natuur mag worden gebruikt.
-
8 Artikel 1.4.7 is niet van toepassing.
Artikel 4.9.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.
Artikel 4.9.10 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.
Artikel 4.9.11 Communautair toetsingskader
-
Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.
Artikel 4.9.12 Transparantie
Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
- a.
de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en
- b.
de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:
- 1°.
€ 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of
- 2°.
€ 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.
- 1°.
Paragraaf 4.10 Inrichting ten behoeve van agrarisch natuur- en landschapsbeheer
[vervallen]
Paragraaf 4.11 Soortenmanagementplan
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming bij activiteiten binnen een plangebied waarbij de maatregelen het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;
- b.
soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing.
Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan.
Artikel 4.11.2 Criteria
-
1. Subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan wordt alleen verstrekt als:
- a.
het plan de informatie bevat genoemd in Bijlage 2 van de Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018;
- b.
het plan gericht is op:
- 1e.
verduurzaming van woningen in de bebouwde kom;
- 2e.
laanbeplantingen of houtwallen buiten de bebouwde kom;
- 3e.
asbestsanering of de sloop van schuren op gronden met een agrarische bestemming, of
- 4e.
inrichting en beheer van watergangen van een geheel stroomgebied;
- 1e.
- c.
de maatregelen in het plan ertoe leiden dat de staat van instandhouding van de soorten, die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, verbetert, en
- d.
de ecologische gegevens van het plan maximaal vijf jaar oud zijn.
- a.
Artikel 4.11.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.1 onder a komen in aanmerking:
- a.
kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan;
- b.
kosten voor het hiervoor benodigde inventarisatieonderzoek.
Artikel 4.11.4 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente of waterschap.
Artikel 4.11.5 Aanvraag
Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag:
- a.
een offerte van een adviesbureau voor de kosten als bedoeld in artikel 4.11.3, en
- b.
een kaart en een beknopte beschrijving van het plangebied.
Artikel 4.11.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.
Artikel 4.11.7 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als aan de aanvrager al eerder subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.
Artikel 4.11.8 Verplichtingen
De ontvanger van subsidie stelt het soortenmanagementplan binnen 18 maanden na het verlenen van de subsidie vast.
Paragraaf 4.12 Inwonersinitiatieven voor biodiversiteit
Artikel 4.12.1 Subsidiabele activiteit
-
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
- a.
het uitvoeren van fysieke maatregelen die de biodiversiteit vergroten door inwoners in hun leefomgeving;
- b.
het activeren van inwoners om aan de slag te gaan met het vergroten van de biodiversiteit in hun leefomgeving; of
- c.
het verstrekken van financiële bijdragen aan inwonersinitiatieven voor het vergroten van de biodiversiteit in hun leefomgeving.
- a.
-
2 Onder het uitvoeren van fysieke maatregelen die de biodiversiteit vergroten wordt in ieder geval verstaan:
- a.
het planten van inheemse bomen, struiken en planten;
- b.
maatregelen die het voortplanten, opgroeien en foerageren van inheemse diersoorten mogelijk maken of verbeteren;
- c.
beheermaatregelen, zoals snoeien, maaien en dunnen.
- a.
-
3 Onder het activeren van inwoners als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan:
- a.
het organiseren van bijeenkomsten en werkdagen;
- b.
het opstellen en verspreiden van informatiemateriaal, niet zijnde boeken;
- c.
het geven van voorlichting.
- a.
Artikel 4.12.2 Criteria
-
1. Subsidie wordt alleen verstrekt voor activiteiten die worden uitgevoerd:
- a.
op openbaar en kosteloos toegankelijke plekken; of
- b.
vanaf de openbare weg zichtbare plekken.
- a.
-
2 Subsidie voor het verstrekken van financiële bijdragen aan inwonersinitiatieven wordt alleen verstrekt als:
- a.
de ontvanger per inwonersinitiatief maximaal € 5.000 bijdraagt; en
- b.
het inwonersinitiatief een financiële bijdrage levert van minstens 35% van het bedrag bedoeld in onderdeel a.
- a.
Artikel 4.12.3 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
- a.
aankoop van onroerende goederen;
- b.
waardedaling van grond of opbrengstderving;
- c.
gebouwen of inrichting daarvan; of
- d.
aankoop van machines of apparatuur die benodigd zijn om de activiteiten uit te voeren.
Artikel 4.12.4 Aanvrager
-
1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, uitsluitend verstrekt aan een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen of aan een rechtspersoon.
-
2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder b of c, wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging of stichting met een statutaire doelstelling tot inzet voor biodiversiteit, niet zijnde een bos- of landgoedeigenaar.
Artikel 4.12.5 Aanvraag
-
1 Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder a, in ieder geval:
- a.
een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het perceel waarop de aanleg of het beheer betrekking heeft;
- b.
een kaart waarop is aangegeven waar de activiteit wordt gerealiseerd;
- a.
-
2 Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.
Artikel 4.12.6 Hoogte van de subsidie
-
1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a of b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.
-
2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.
-
3 Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste li