Havenverordening Bergen op Zoom 2016

Geldend van 02-01-2016 t/m heden

Intitulé

Havenverordening Bergen op Zoom 2016

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 3 november 2015, nr. RVB15-0074;

gelet op artikel 108 lid 1 en artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

De Havenverordening Bergen op Zoom 2016 vast te stellen.

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom;

  • c.

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • d.

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;

  • e.

    havenmeester: de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar;

  • f.

    haven: de Theodorushaven, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening, bestaande uit:

    • ·

      de buitenhaven, omvattende de vaargeul binnen de strekdammen tot de schutsluis, vormende de toegang tot de binnenhaven van de Theodorushaven en de Cees de Boer haven;

    • ·

      Burgemeester Peterssluis;

    • ·

      de binnenhaven, omvattende het havenkanaal vanaf de schutsluis tot aan het worteleinde met zwaaikom;

    • ·

      alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen;

  • g.

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • h.

    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;

  • i.

    scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;]

  • j.

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, duwbak, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • k.

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • l.

    tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;

  • m.

    vaste ligplaats: een daartoe aangewezen ligplaats voor een schip in het openbare water van de haven, welke uitsluitend mag worden ingenomen met toestemming zoals bedoeld in artikel 2.3, derde lid van deze verordening.

  • n.

    zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing in de haven.

Artikel 1.3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 4 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag deze termijn eenmaal met ten hoogste 4 weken verlengen.

  • 3. Afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is op het eerste lid van toepassing.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

Het college kan aan een vergunning en ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 1.5 Geldigheidsduur

  • 1. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning verleend voor de duur van 1 jaar.

  • 2. Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend.

  • 3. Dit artikel geldt niet voor vergunningen ten aanzien van vaste ligplaatsen.

Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven noodzakelijk is;

  • b.

    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • c.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening daarvan, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist;

  • d.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • e.

    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • f.

    de houder dit verzoekt.

Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen

Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.

Artikel 1.8 Normadressaat

  • 1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Bij afwezigheid van een kapitein ofschipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester(s) aan.

Artikel 1.10 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

  • a.

    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een schip een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen;

  • b.

    de wijze waarop de melding, bedoeld onder a, dient plaats te vinden;

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om een vergunning dient plaats te vinden;

  • d.

    de voorwaarden waaronder schepen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;

  • e.

    de aanvraag van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.3, derde lid;

  • f.

    de wijze van afmeren van schepen en het innemen van een ligplaats;

  • g.

    gebruik van faciliteiten of het uitvoeren van werkzaamheden in de haven.

§ 2 Orde in en gebruik van de haven

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1. Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2. Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

  • 3. Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.2 Aansprakelijkheid en schade

  • 1. De schipper of kapitein is te allen tijde verantwoordelijk voor schip en bemanning.

  • 2. De schipper of kapitein is verplicht de nodige voorzorgen te nemen, dat met zijn vaartuig geen schade of ongeluk wordt veroorzaakt en in het algemeen de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

  • 3. Wanneer een vaar- of voertuig schade heeft veroorzaakt aan enig werk in de haven of op de kade, geeft de schipper of kapitein dan wel bestuurder hiervan onmiddellijk kennis aan de havenmeester. De schipper of kapitein dan wel bestuurder blijft aansprakelijk voor de schade door hem aan de haven toegebracht.

Artikel 2.3 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:

  • a.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats te nemen;

  • b.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen;

  • c.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

Artikel 2.4 Ligplaats

  • 1. Alvorens een ligplaats in te nemen is de schipper of kapitein, die geen vaste ligplaats heeft, verplicht zich te melden bij de havenmeester.

  • 2. Het is verboden een schip ligplaats te doen nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen en met instemming / goedkeuring van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein.

  • 3. Vaste ligplaatsen worden uitgegeven en aangewezen door het college.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het uitgeven van vaste ligplaatsen.

Artikel 2.5 Duur verblijf in haven

  • 1. Het is verboden met een schip langer dan 90 dagen achtereen te verblijven in de haven.

  • 2. Als een schip terugkeert in de haven zonder dat er sprake is geweest van bedrijfsmatig vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Binnenvaartwet, wordt de looptijd dan wel overschrijding van de periode, bedoeld in het eerste lid, geacht niet te zijn onderbroken dan wel beëindigd.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.6 Voorzieningen en voorwerpen

  • 1. Het verboden in de haven palen te slaan, balken, planken, masten, bomen, trappen of dergelijke voorwerpen te leggen en plaatsen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen of het aan wal zetten van personen.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.7 Verhalen van schepen

  • 1. Het college kan een exploitant, kapitein of schipper schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de orde, de veiligheid of het milieu in of in de omgeving van de haven noodzakelijk is.

  • 2. Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

  • 3. In spoedeisende gevallen of als de exploitant onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 2.8 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1. Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

    • a.

      aan de grond zit;

    • b.

      gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt; of

    • c.

      ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2. Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het schip in de stuurhut aanwezig.

Artikel 2.9 Plezier- en zeilvaart in de haven en zwemverbod

  • 1. Het is verboden zich met een pleziervaartuig, waarmee al dan niet eveneens bedrijfsmatig wordt gevaren, in de haven te bevinden, tenzij het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar de jachthaven waar het in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen ligplaats zal innemen.

  • 2. Onder pleziervaartuig wordt verstaan een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding.

  • 3. De binnenhaven in- en uitvaren met getrokken zeilen is niet toegestaan.

  • 4. Het college kan in geval van een evenement als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Bergen op Zoom ontheffing verlenen van de in het eerste en derde lid gestelde verboden.

  • 5. Het is verboden in de haven te zwemmen.

  • 6. Het college kan van de in het eerste en derde lid gesteld verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.10 Vaarsnelheid

Onverminderd het bepaalde in het Binnenvaartpolitiereglement is het verboden om met een schip in de haven met een grotere snelheid dan 6 km per uur te varen.

Artikel 2.11 Verplichting assistentie door ander schip

  • a) Op aanwijzing van de havenmeester moet de schipper van een schip zijn schip doen assisteren door een ander schip.

  • b) De schipper van een schip is verplicht de in lid 1 bedoelde aanwijzing op te volgen.

  • c) Het is verboden aan de vaart deel te nemen indien aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing geen gevolg kan worden gegeven.

Artikel 2.12 Overlast aan vaartuigen

Tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald is het anderen dan de eigenaar, kapitein of schipper van een schip niet toegestaan, zonder goedkeuring van de eigenaar, kapitein of schipper dat schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.

Artikel 2.13 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

  • 1. Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.

  • 2. De melding bedoeld in het eerste lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per e-mail.

Artikel 2.14 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.1 daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.

Artikel 2.15 Aanwijzen gebieden

Het college kan gebieden aanwijzen waar schepen zich alleen mogen bevinden onder de door het college nader te bepalen voorwaarden, bedoeld in artikel 4.1, onder lid 1.

§ 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven

Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

  • 1. Het is verboden om aan boord van een schip, door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.

  • 2. Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 3. Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.

Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester; en

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 3.4 Veilige toegang

  • 1. Een afgemeerd schip beschikt over een toegang welke geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.

  • 2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot binnenschepen waarbij:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen; of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, met uitzondering van direct voor vertrek van het schip.

Artikel 3.6 Verbod scheepsafval en vergunning ontvangstvoorzieningen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van schepen die de haven aandoen in ontvangst te nemen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor huishoudelijk afval.

  • 3. Onverminderd artikel 1.4 kan het college voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, die onder meer betrekking kunnen hebben op:

    • a.

      de soort ontvangstvoorzieningen en de veranderingen daarvan;

    • b.

      geschiktheid en beschikbaarheid van de ontvangstvoorzieningen;

    • c.

      de verplichting tot het in ontvangst nemen van scheepsafvalstoffen;

    • d.

      de soorten stoffen waarvoor de aanwijzing geldt;

    • e.

      melden van ontvangst van scheepsafvalstoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent;

    • f.

      de maximale verblijfsduur van de ontvangen stoffen in de ontvangstvoorzieningen en het verstrekken van gegevens en houden van registratie daaromtrent, of;

    • g.

      het afleveren van de ontvangen stoffen.

Artikel 3.7 Deugdelijk afmeren

  • 1. Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

  • 2. Indien een schip naar beoordeling van de havenmeester ondeugdelijk is afgemeerd kan deze bepalen dat de laad- en loswerkzaamheden terstond worden gestaakt.

  • 3. Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een verticale troshoek van maximaal 45 graden.

  • 4. Vaartuigen die ongeladen zijn of niet direct geladen of gelost moeten worden, moeten indien dit noodzakelijk is, plaats maken of verplaatst worden voor vaartuigen die terstond moeten laden en lossen.

Artikel 3.8 Gebruik van ankers

  • 1. Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:

    • a.

      ligplaats wordt genomen in een boeienspan of een palenligplaats; of

    • b.

      dit geschiedt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.

  • 2. De melding bedoeld in het eerste lid, onder b, vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal, of per e-mail.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.9 Gebruik van spudpalen

  • 1. Het is verboden een spudpaal te gebruiken, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 2.1.

  • 2. Onder spudpaal wordt verstaan een voorziening waarmee een schip zichzelf in de bodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust;

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.10 Gebruik generatoren door schepen

  • 1. Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden aan boord van een schip een generator te gebruiken.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.11 Verrichten van werkzaamheden

  • 1. Het is eenieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij: per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:

    • a.

      als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;

    • b.

      dat doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn, en;

    • c.

      de werkzaamheden plaatsvinden op ten minste 25 meter van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.12 Ontsmetten van schepen

  • 1. Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, en voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.

§ 4 Handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de havenmeester(s).

  • 2. Het college kan daarnaast ook andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast.

Artikel 4.4 Betreden van woonruimten

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

§ 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De Havenverordening voor de gemeente Bergen op Zoom 1994, vastgesteld op 23 december 1993, wordt ingetrokken op het moment dat de in het eerste lid van dit artikel genoemde verordening in werking treedt.

Artikel 5.2

Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Havenverordening voor de gemeente Bergen op Zoom 1994 verleende vergunning, ontheffing geldt als vergunning of ontheffing verleend krachtens deze verordening. Het college kan deze ambtshalve vervangen door een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de Havenverordening voor de gemeente Bergen op Zoom 1994 maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Bergen op Zoom 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2015

De griffier,

De voorzitter,

C.J.M. Terstappen

Dhr. dr. F.A. Petter