Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen 2002.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

gelet op:

  • -

    de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

  • -

    de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met

  • -

    artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en

  • -

    de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen 2002.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige die niet binnen vier maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen vier maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die vier maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1. het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. in afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid en 4 toepassing;

  • b.

    de forensenbelasting vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • c.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • d.

    de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • e.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • f.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • g.

    de brandweerrechten vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen 2002.

  • 3. De Regeling gemeentelijke belastingen vastgesteld op 17 februari 1998 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

Ondertekening

Wommels, 27 november 2001

Het college voornoemd,

, burgemeester.

, secretaris.