Regeling vervallen per 01-01-2024

Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2023

Intitulé

Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a

    afsluit middel : onderdeel van een werk met als doel een waterkerende functie te kunnen vervullen;

  • b

    bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen;

  • c

    beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn;

  • d

    bestuur: het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

  • e

    grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen;

  • f

    grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa;

  • g

    infiltreren van water: in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • h

    kunstwerk: civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen dat niet bedoeld is voor permanent menselijk verblijf;

  • i

    legger: staat van waterschapswerken, als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet, waarin de ligging, vorm, afmetingen, constructie en onderhoudsplichtigen van de betrokken waterstaatswerken zijn aangegeven;

  • j

    onderhoudsstrook : strook grond langs een waterstaatswerk die nodig is voor het kunnen uitvoeren van het onderhoud aan het waterstaatswerk. Deze strook kan samenvallen met de beschermingszone;

  • k

    ondersteunend kunstwerk: waterstaatkundig kunstwerk dat gelegen is in of op een waterkering of onderdeel is van het watersysteem en dat van belang is voor de taakuitoefening van het waterschap, voor de waterveiligheid of voor het functioneren van de waterhuishouding;

  • l

    onttrekkin g van grondwater: het via een onttrekkingsinrichting aan de bodem onttrekken van grondwater. Hieronder valt niet het onder vrij verval onttrekken van grondwater bij de ontwatering en afwatering van de percelen, waarbij de ontwateringsmiddelen hoger liggen dan het oppervlaktewaterpeil;

  • m

    onttrekking van oppervlaktewater:het door middel van een werk of zonder een werk halen of afvoeren van water uit een oppervlaktewaterlichaam;

  • n

    onttrekkingsinrichting: inrichtingen en/of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever en/of één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden als één inrichting voor het onttrekken of infiltreren van grondwater. Er is sprake van een samenhangend geheel, als de invloedgebieden van onttrekkingen en/of infiltraties elkaar overlappen, de periode tussen het beëindiging van een onttrekking en het begin van een volgende onttrekking korter is dan zes maanden of de grondwaterstand en de stijghoogte in de diepere watervoerende pakketten zich niet tussentijds hebben hersteld tot het natuurlijke niveau;

  • o

    oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

  • p

    peilregelend kunstwerk : een ondersteunend kunstwerk dat nodig is om het waterpeil in een bepaald gebied te kunnen regelen zoals stuwen, gemalen en inlaten;

  • q

    schouw: de schouw is een manier om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen uit de keur;

  • r

    waterhuishoudkundige functie: de functie die het Rijk, de provincie of het waterschap aan een waterstaatswerk heeft toegekend;

  • s

    waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met bijbehorende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

  • t

    waterschap: hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

  • u

    waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering, ondersteunend kunstwerk;

  • v

    watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

  • w

    watervergunning: vergunning als bedoeld in de wet;

  • x

    werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;

  • y

    w et: Waterwet.

Artikel 1.2 Verplichtingen

  • 1 De verplichtingen ingevolge deze keur rusten op de eigenaar van kadastrale percelen, tenzij door of namens het waterschap de verplichting op andere wijze is geregeld.

  • 2 Wanneer kadastrale percelen met een beperkt zakelijk recht zijn bezwaard of krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven rusten de verplichtingen ingevolge deze keur ook op de beperkt zakelijk gerechtigden onderscheidenlijk de gebruikers.

  • 3 Het geheel van de verplichtingen ingevolge deze keur rust op een ieder van de in het eerste en tweede lid genoemde gerechtigden.

Hoofdstuk 2. Beheer, bediening en onderhoud van waterstaatswerken

§ 1 Onderhoudsplichtigen

Artikel 2.1 Onderhoudsplichtigen

  • 1 Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger ingevolge de Waterschapswet of in artikel 2.12 van deze keur tot het verrichten van gewoon of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen, tenzij de onderhoudsverplichting door of namens het waterschap op andere wijze is geregeld.

  • 2 Onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig zijn functie.

§ 2 Onderhoud aan waterkeringen

Artikel 2.2 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen te allen tijde zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door onder andere het bestrijden van schadelijk wild, met uitzondering van muskus- en beverratten, en van schadelijke begroeiingen, het herstellen van beschadigingen en het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen. Daarnaast zorgen zij voor het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

Artikel 2.3 Buitengewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolgde de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

§ 3 Onderhoud aan (kunst)werken bij waterkeringen

Artikel 2.4 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken

  • 1 De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken of werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

  • 2 De middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken dienen door de onderhoudsplichtigen in goede staat te worden onderhouden en zo vaak als dat door het bestuur nodig wordt geoordeeld, dient de goede werking te worden getoond. Het waterkerend houden betreft zowel de instandhouding als het functioneren van het werk.

§ 4 Onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2.5 Gewoon onderhoud

  • 1 De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval.

  • 2 De onder het eerste lid vermelde onderhoudsplichtigen zijn tevens verplicht tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2.6 Buitengewoon onderhoud

  • 1 De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolge de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

  • 2 Daar waar een oppervlaktewaterlichaam ruimere afmetingen heeft dan in de legger is voorgeschreven moet deze in afwijking van het eerste lid op de ruimere afmetingen worden onderhouden.

  • 3 Daar waar een oever plaatselijk afkalft mag deze in afwijking van het eerste en tweede lid worden hersteld, voorzover wordt aangetoond dat deze afkalving recent heeft plaatsgevonden.

§ 5 Onderhoud aan (kunst)werken bij oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2.7 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken of werken met een waterhuishoudkundige functie, dienen deze te onderhouden. Het onderhouden betreft zowel de instandhouding als het functioneren van het werk.

§ 6 Overige gebodsbepalingen

Artikel 2.8 Afrasteringen

  • 1. De eigenaren of gebruikers van kadastrale percelen die gebruikt worden voor het houden van dieren, en die zijn gelegen nabij waterstaatswerken, kunnen door het bestuur verplicht worden op of langs hun kadastrale percelen een voldoende veekerende afrastering te hebben en te houden.

  • 2. Afrastering die de uitvoering van het onderhoud door het waterschap belemmeren, dienen tijdig te worden weggenomen.

Artikel 2.9 Afsluitmiddelen

De onderhoudsplichtigen van de in waterkeringen, waterscheidingen of het watersysteem voorkomende afsluitmiddelen dragen zorg dat deze op eerste aanzegging door het bestuur terstond worden gesloten.

Artikel 2.10 Peilregelende kunstwerken

De eigenaren van peilregelende kunstwerken, dan wel andere onderhoudsplichtigen van peilregelende kunstwerken, zijn verplicht het door het bestuur bepaalde peil in te stellen en in stand te houden.

Artikel 2.11 Buizen in oppervlaktewaterlichamen

De eigenaren van kadastrale percelen gelegen aan oppervlaktewaterlichamen, waarvan het onderhoud geschiedt door of vanwege het waterschap, dienen er voor te zorgen dat de eindbuizen van draineer-, riool-, aan- en afvoerleidingen, die hierin uitmonden, duidelijk zichtbaar of gemarkeerd zijn.

§ 7 Onderhoudsplicht, indien het waterstaatswerk niet in de legger is opgenomen

Artikel 2.12 Onderhoud, indien het waterstaatswerk niet in de legger is opgenomen

Voor waterstaatswerken, waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven, maar waarvoor nog geen legger is vastgesteld, is de onderhoudsplicht als volgt, tenzij de onderhoudsverplichting door of namens het waterschap op andere wijze is geregeld:

  • a

    voor waterkeringen of gedeelten van waterkeringen en ondersteunende kunstwerken met een waterkerende functie rust het gewoon onderhoud bij de eigenaren ervan en het buitengewoon onderhoud bij het waterschap;

  • b

    voor oppervlaktewaterlichamen, die niet aangewezen zijn als hoofdwatergang, rust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de aangrenzende eigenaren, tenzij het oppervlaktewaterlichaam aan een andere eigenaar toebehoort. In die situatie rust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij die andere eigenaar;

  • c

    voor overige waterstaatswerken rust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de eigenaren.

§ 8 Algemene regels en nadere regels

Artikel 2.13 Algemene regels / nadere regels

Het bestuur kan voor de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2.2 tot en met 2.12, algemene regels stellen, die mede kunnen inhouden een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in deze artikelen genoemde geboden of nadere regels met betrekking tot deze verplichtingen.

Hoofdstuk 3. Handelingen in het watersysteem

§ 1 Gebruik van waterstaatswerken

Artikel 3.1 Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszones

  • 1. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a

      werkzaamheden te verrichten;

    • b

      werken of opgaande (hout)beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen of aan te tasten;

    • c

      vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben of te (be)houden;

    • d

      activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;

    • e

      buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden of vee te drijven;

    • f

      op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuur is bepaald;

    • g

      de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden;

    • h

      zich anders dan als rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven;

    • i

      binnen 25 meter tot de uitstroomopening of binnen 100 meter tot de instroomopening van een bemalingsinstallatie of een ander peilregelend kunstwerk een ligplaats in te nemen met een vaartuig, te zwemmen, te duiken of watersport te beoefenen;

    • j

      in watergangen gelegen in vismigratieroutes binnen een afstand vanaf 300 meter van de instroom en tot 50 m vanaf de uitstroom van een bemalingsinstallatie of ander peilregelend  kunstwerk ofvispassage, fuiken of ander vistuigen te gebruiken of te plaatsen;

    • k

      zich door middel van een mechanisch voortbewogen vaartuig te verplaatsen met een hogere snelheid dan 6 kilometer per uur;

    • l

      vaartuigen of vlotten onbeheerd op oppervlaktewaterlichamen te laten drijven;

    • m

      vaste ligplaats met een vaartuig in te nemen.

  • 2. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur binnen de beschermingszone van een waterstaatswerk:

    • a

      werken te maken, hebben, vernieuwen, wijzigen of op te ruimen;

    • b

      opgaande (hout)beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen of aan te tasten;

    • c

      boringen te verrichten, waaronder boringen benodigd voor het exploreren of winnen van gas of vloei- en delfstoffen;

    • d

      kabels of leidingen te leggen, hebben, herstellen, wijzigen of op te ruimen;

    • e

      afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;

    • f

      explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.

  • 3. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur oppervlaktewaterlichamen met elkaar in verbinding te brengen.

  • 4. Het is verboden zonder watervergunning wijziging te brengen in de richting, vorm, afmetingen of constructie van de voorboezem of deze geheel of gedeeltelijk te dempen of af te sluiten. De voorboezem bestaat uit het Buizengat, het Boerengat, het Haringvliet, de Oude Haven, de Wijnhaven, de Scheepmakershaven en de Leuvehaven te Rotterdam en alle daarmede in open verbinding staande oppervlaktewaterlichamen, gelegen binnen de grenzen van de primaire waterkering.

  • 5. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur een waterstaatswerk te wijzigen of aan te leggen.

  • 6. Het bestuur kan aan een watervergunning het voorschrift verbinden dat de houder van die vergunning een betaling of een andere compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen waarvoor het vereiste van een vergunning is gesteld.

  • 7. Voor waterstaatswerken waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven, maar waarvoor nog geen legger is vastgesteld, zijn het eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.2 Watervergunning overige bepalingen

Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur:

  • a

    werken uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij door middel van explosieven geologische of bodemkundige onderzoekingen worden verricht;

  • b

    binnen 100 meter gerekend vanaf de beschermingszone van een waterkering leidingen te leggen of te hebben met een hogere maximale bedrijfsdruk dan 10 bar;

  • c

    binnen een afstand van 400 meter uit windwatermolens werken en (opgaande) beplantingen aan te brengen of te hebben;

  • d

    verharde oppervlakten aan te brengen met een totale oppervlakte van meer dan 500 m², waarvan de neerslag geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, wordt gebracht op het oppervlaktewaterlichaam;

  • e

    werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan een toename van de kwel of wegzijging van het grondwater is te verwachten;

§ 2 Brengen, onttrekken of infiltreren van hoeveelheden (grond)water

Artikel 3.3 Oppervlaktewaterlichamen: watervergunning voor brengen en onttrekken van hoeveelheden water

Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 3.4 Grondwaterlichamen: watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem

  • 1 Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren.

  • 2 Bij een aanvraag voor een watervergunning voor het onttrekken van grondwater worden, in aanvulling op de indieningsvereisten in de Waterregeling, ook de gegevens verstrekt die zijn genoemd in artikel 6.27 van de Waterregeling.

  • 3 Bij een aanvraag voor een watervergunning voor het infiltreren van water worden, in aanvulling op de indieningsvereisten in de Waterregeling, ook de gegevens verstrekt die zijn genoemd in artikel 6.28 van de Waterregeling.

§ 3 Calamiteiten en zorgplicht

Artikel 3.5 Algeheel verbod bij calamiteiten

  • 1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:

    • a

      water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b

      water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c

      grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.6 Zorgplicht

  • 1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die handelingen of het nalaten daarvan nadelige gevolgen hebben voor het watersysteem of de beheertaken van het waterschap, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die nadelige gevolgen te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om deze zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2. Degene die handelingen verricht en een inbreuk maakt als bedoeld in het eerste lid meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de bestuur.

  • 3. Degene aan wie het bestuur aanwijzingen geeft over die maatregelen, is gehouden die aanwijzingen op te volgen.

§ 4 Algemene regels, vrijstellingen, nadere regels, meld-, meet-, en registratieplichten

Artikel 3.7 Algemene regels en maatwerkvoorschriften

  • 1. Het bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 3.1 tot en met 3.4 algemene regels stellen, die mede kunnen inhouden een vrijstelling van de watervergunningplicht of een algeheel verbod voor het verrichten van bepaalde handelingen.

  • 2. Bij regeling krachtens het eerste lid, kan het bestuur:

    • a

      de verplichting opleggen handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur;

    • b

      de gevallen aangeven waarin de verplichtingen tot melden, meten en rapporteren als bedoeld in artikel 6.11, eerste tot en met vierde lid Waterbesluit niet gelden.

  • 3. Ten aanzien van het verrichten van handelingen waarvoor krachtens het eerste lid geen watervergunning is vereist, kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen:

    • a

      met het oog op de bescherming van het watersysteem;

    • b

      omtrent de wijze van het aanbrengen, het beheren en het buiten gebruik stellen van grondwateronttrekkingen of infiltraties;

    • c

      met betrekking tot de wijze van melden, meten, registreren en doen van opgave.

Artikel 3.8 Vrijstelling watervergunningplicht voor beheerhandelingen

  • 1. Geen watervergunning krachtens de artikelen 3.1 tot en met 3.4 is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van de aan het waterschap op grond van artikel 1 van de Waterschapswet opgedragen taken.

  • 2. Van de vrijstelling bedoeld in het eerste lid zijn uitgezonderd de handelingen waarmee:

    • a

      de waterstand van oppervlaktewateren op een ander peil wordt gebracht of ge-houden dan is vastgesteld in het peilbesluit;

    • b

      leidingen in of door een waterkering of beschermingszone worden gelegd.

§ 5 Visplan

Artikel 3.9 Visplan

  • 1. Het is verboden vis uit te zetten in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen an-ders dan op basis van en in overeenstemming met het visplan, als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De in het beheergebied van het waterschap opererende visrechthebbenden overleggen daartoe aan het bestuur een visplan, waarmee het behalen van de ecologische kwaliteit van de betreffende wateren niet wordt belemmerd.

  • 3. Het bestuur is bevoegd beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de inhoud en de wijze van totstandkoming van het in het tweede lid bedoelde visplan.

  • 4. De visplannen behoeven de goedkeuring van het bestuur.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren van het waterschap of andere personen.

Artikel 4.2 Schouw

  • 1. Door of namens het bestuur kan schouw worden gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door dat bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan indien het dat nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die ten minste twee weken tevoren bekend door een algemene bekendmaking.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan vermeld in dat lid worden volstaan.

Artikel 4.3 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze keur en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

  • 3. Overtreding van deze keur en de daarop gebaseerde regelgeving is verboden.

Hoofdstuk 5 Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 5.1 Vergunningen

  • 1. Een watervergunning die is verleend vóór inwerkingtreding van deze keur voor een ingevolge deze keur vergunningplichtig handelen, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht een watervergunning ingevolge deze keur te zijn verleend.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze keur treedt in werking op 1 januari 2016. Op dat tijdstip wordt de tot dan toe geldende keur ingetrokken.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur van Schieland en de Krimpenerwaard.

Ondertekening

Deze keur is vastgesteld door de verenigde vergadering van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard op 25 november 2015.

Toelichting

Algemene toelichting