Regeling vervallen per 09-03-2023

Beleidsregel grondwaterbeheer Noord-Brabant

Geldend van 22-12-2015 t/m 06-09-2018

Intitulé

Beleidsregel grondwaterbeheer Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 6.4 van de Waterwet het bevoegd gezag zijn voor vergunningverlening ten behoeve van het onttrekken of infiltreren van grondwater voor industriële toepassingen (boven de 150.000 m3 per jaar), de openbare drinkwatervoorziening en bodemenergiesystemen;

Overwegende dat het toetsingskader daarvoor is opgenomen in de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Verordening water Noord-Brabant, de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 en het operationeel deel van het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;

Overwegende dat op 22 december 2015 het nieuwe Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 in werking treedt;

Overwegende dat het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 een strategisch plan betreft waarin geen operationeel deel is opgenomen, zodat een concreet toetsingskader voor vergunningverlening ontbreekt;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten het bestaande toetsingskader uit het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 als beleidsregel vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

     attentiegebieden: attentiegebieden zoals begrensd in artikel 3.8 van de Verordening water Noord-Brabant;

  • b.

     beschermde gebieden waterhuishouding: beschermde gebieden waterhuishouding zoals begrensd in artikel 3.8 van de Verordening water Noord-Brabant;

  • c.

     bodemenergiesysteem: een open bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid, van het Waterbesluit;

  • d.

     bodemverontreiniging: bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;

  • e.

     grondwater: grondwater als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • f.

     natte natuurparel: natte natuurparel zoals begrensd in artikel 3.8 van de Verordening water Noord-Brabant;

  • g.

     onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.

Artikel 2 Beoordelingskader openbare drinkwatervoorziening of industrie

Gedeputeerde Staten toetsen een aanvraag om vergunning voor de onttrekking van grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of voor industriële toepassingen aan de volgende vereisten:

  • a.

     het bedrijf of de onttrekking is gelegen binnen de bebouwde kom;

  • b.

     uit de aanvraag moet blijken dat het gebruik van grondwater noodzakelijk is;

  • c.

     de toepassing is mede voor menselijke consumptie, met dien verstande dat in stedelijk gebied met wateroverlast ook onttrekkingen voor andere doelen dan menselijke consumptie zijn toegestaan;

  • d.

     de diepte van de putten bedraagt maximaal 80 meter, tenzij;

    • 1°.

       sprake is van een verplaatsing op gelijke diepte en een gelijk niveau van bescherming;

    • 2°.

       onderzoek is gedaan naar het effect van de winning op de bij de grondwaterwinning betrokken belangen;

  • e.

     indien een verplaatsing als bedoeld onder d, niet mogelijk is, wordt de uitbreiding van een diepere winning afgewogen, mits onderzocht is of;

    • 1°.

       het mogelijk is de totale toegestane vergunningscapaciteit te verminderen;

    • 2°.

       de inzet van grootschalige alternatieven, zoals de zuivering van oppervlaktewater, mogelijk is;

    • 3°.

       kleinschalige alternatieven op het niveau van individuele grondwateronttrekkers mogelijk zijn;

  • f.

     met de onttrekking bedraagt de totale onttrekking in Noord-Brabant voor de openbare drinkwatervoorziening en industrie maximaal 250 miljoen m3.

Artikel 3 Intrekking verleende vergunning

  • 1  Gedeputeerde Staten betrekken bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om, op grond van artikel 6.22, derde lid, onder b, van de Waterwet, een voor de openbare drinkwatervoorziening of industrie verleende vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken alle grondwateronttrekkingen in dat gebied.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen mede op basis van de beschikbare alternatieven en het maatschappelijk belang van de winning, per onttrekking of per onttrekkingscategorie:

    • 1°.

       de omvang van de vermindering;

    • 2°.

       de termijn waarbinnen de vermindering dient plaats te vinden.

Artikel 4 Beoordelingskader bodemenergiesysteem

Gedeputeerde Staten toetsen een aanvraag om vergunning voor de onttrekking van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem aan de volgende vereisten:

  • a.

     het bodemenergiesysteem vindt niet plaats dieper dan 80 meter, tenzij het grondwater in het betreffende gebied over de gehele diepte niet geschikt is voor de openbare drinkwatervoorziening vanwege het voorkomen van zout;

  • b.

     het bodemenergiesysteem is niet gelegen in:

    • 1°.

       natte natuurparels;

    • 2°.

       beschermde gebieden waterhuishouding, of;

    • 3°.

       de bij 1°en 2° behorende attentiegebieden, tenzij het attentiegebied is gelegen binnen de bebouwde kom;

  • c.

     indien het bodemenergiesysteem is gelegen in of nabij een bodemverontreiniging is in de aanvraag aangegeven hoe negatieve beïnvloeding van bodem en grondwater wordt voorkomen;

  • d.

     het bodemenergiesysteem wordt niet in een verontreiniging aangelegd, tenzij het bijdraagt aan de sanering of beheersing van de verontreiniging;

  • e.

     indien bij een bodemverontreiniging de omvang en mate van de verontreiniging niet bekend zijn, hoeft dit door aanvrager niet verder onderzocht te worden, maar houdt aanvrager bij het ontwerp van het bodemenergiesysteem met deze mogelijke verontreiniging rekening en zoekt oplossingen binnen de kaders van het bodembeleid;

  • f.

     het invloedsgebied van het bodemenergiesysteem is minimaal;

  • g.

     het in de bodem gebrachte water wordt weer teruggewonnen;

  • h.

     er is sprake van een zodanige inrichting dat het bodemenergiesysteem eventuele andere onttrekkingen en bodemverontreinigingen niet negatief beïnvloedt;

  • i.

     indien voor het desbetreffende gebied door de gemeente een “Masterplan voor energieopslag in de Bodem” is opgesteld, is de aanvraag afgestemd op de eisen van dit plan;

  • j.

     lozing in de lucht of naar oppervlaktewater is niet toegestaan, tenzij sprake is van een uitzonderlijke situatie om een evenwichtssituatie in de bodem te bereiken;

  • k.

     de aanvraag bevat een monitoringsplan, waarin staat aangegeven:

    • 1°.

       welke metingen en registraties de aanvrager verricht om een duurzaam beheer te garanderen;

    • 2°.

       hoe aanvrager aan de onder f tot en met j genoemde voorwaarden zal voldoen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 22 december 2015.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel grondwaterbeheer Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 8 december 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris  mw. ir. A.M. Burger