Regeling vervallen per 07-01-2015

Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen en handhavingsstrategie

Geldend van 15-12-2007 t/m 06-01-2015

 1          INLEIDING

Op basis van het criterium 2.3 van de Kwaliteitscriteria Professionalisering van de Handhaving dient elke handhavingorganisatie een sanctiestrategie te hebben opgesteld. Binnen de provincie Noord-Brabant streven we zoveel mogelijk uniformiteit na in werkwijzen en uitvoeringsdocumenten. Zo ook de sanctiestrategie. De sanctiestrategie bestaat uit diverse onderdelen, waaronder een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen een overtreding van de norm en een strategie gericht om op te treden tegen voortdurende overtredingen.

 

In dit kader kan voor de afgestemde handhavingstrategie gebruik worden gemaakt van de handhavingstrategie “Zò handhaven we in Brabant” die vanaf 1 januari 2004 door de Brabantse handhavingsorganisaties wordt gehanteerd. Daarnaast is dit deel van de sanctiestrategie, de handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen, opgesteld om gericht op te treden tegen voortdurende overtredingen. Opgemerkt wordt dat onderhavig document slechts een handreiking betreft met daarin opgenomen richtinggevende voorbeelden. De aangetroffen omstandigheden blijven altijd bepalend voor het vaststellen van de wijze van optreden.

 2          BESTUURLIJKE SANCTIEMIDDELEN

Met betrekking tot het optreden tegen overtredingen van regels bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van een drietal bestuurlijke sanctiemiddelen:

1.         Het toepassen van bestuursdwang;

2.         Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning;

3.         Het opleggen van een last onder dwangsom.

 2.1         Het toepassen van bestuursdwang

Onder bestuursdwang wordt verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met de regels is gedaan, gehouden of nagelaten. Bestuursdwang wordt (preventief) toegepast nadat de overtreder door het bevoegd gezag in de gelegenheid is gesteld om de gevolgen van de overtreding ongedaan te maken. Indien dit door de overtreder wordt geweigerd dan wordt op kosten van de overtreder door het bevoegd gezag feitelijk de overtreding beëindigd.

 

Bestuursdwang kan bij uitstek worden toegepast in de volgende situaties:

- Er is sprake van een overtreding waardoor een acuut milieubedreigende situatie is ontstaan. Het voortduren van een overtreding kan onherstelbare schade aan het milieu tot gevolg hebben. (bijvoorbeeld: het constateren van een uitbreidende olieverontreiniging op het oppervlaktewater);

- Er dreigt acuut milieugevaar te ontstaan, er is echter nog geen sprake van een overtreding. In dat geval kan preventieve bestuursdwang worden toegepast;

- Bij acuut dreigende calamiteiten. Met name indien de overtreder in dergelijke situaties niet bereikbaar is (bijvoorbeeld bij XTC-afval of kadavers in of langs het water);

- Indien de overtreder niet genegen of (financieel) niet in staat is om de overtreding ongedaan te maken, kan bestuursdwang een adequaat instrument zijn;

- Het opleggen van dwangsom heeft niet het gewenste effect gehad of legalisering is niet mogelijk (bijvoorbeeld bij een dreigend faillissement van de overtreder).

NB: de dwangsom moet in dat geval eerst worden ingetrokken voordat bestuursdwang kan worden toegepast

- Er nog geen overtreding plaatsvindt maar het bestuursorgaan wel vermoedt dat een overtreding zal gaan plaatsvinden. Uit jurisprudentie blijkt dat indien er sprake is van klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een voorschrift, preventieve bestuursdwang kan worden toegepast.

2.2         Het intrekken van een vergunning

Het ten aanzien van een vergunning bevoegde gezag kan de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien niet overeenkomstig die vergunning is of wordt gehandeld, dan wel indien aan de vergunning verbonden voorschriften of regels niet worden nageleefd. Het bevoegd gezag mag pas tot intrekking overgaan nadat het de betrokkene de gelegenheid heeft geboden binnen een daartoe te bepalen termijn zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de vergunning. Als zelfstandig sanctiemiddel lijkt de intrekking weinig effectief. Je ontneemt hiermee immers iemands rechten maar je dwingt hiermee nog niet om iets te doen of na te laten. Het feit dat je de vergunninghouder een recht ontneemt geeft echter wel aan dat het een zware sanctie is.

 2.3         Het opleggen van een last onder dwangsom

Een dwangsom is de sanctie waarbij de overtreder per tijdseenheid, per overtreding of ineens een geldbedrag verbeurt indien of zolang de overtreding voortduurt. Met het opleggen van een last onder dwangsom wordt, naast de plicht zich conform de voorschriften te gedragen, een voorwaardelijke plicht toegevoegd, namelijk die tot het betalen van een bedrag wanneer de dwangsom wordt verbeurd. De beschikking bevat een last om de overtreding te beëindigen en voortzetting en herhaling te voorkomen. Veelal zal daartoe een zogenaamde begunstigingstermijn worden gegeven. Een begunstigingstermijn is niet noodzakelijk indien de overtreder onmiddellijk tot naleving van de voor hem geldende verplichtingen in staat is.

 

Het toepassen van bestuursdwang of het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning als bestuurlijk sanctiemiddel is zeer specifiek. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat, in het merendeel van de gevallen waarin gebruik moet worden gemaakt van een bestuurlijk sanctiemiddel, wordt gekozen voor een last onder dwangsom. Om deze redenen wordt in de handreiking niet nader ingegaan op het toepassen van bestuursdwang of het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning als bestuurlijk sanctiemiddel.

 3          WAAROM EEN DWANGSOM

3.1         Algemeen

Ingevolge de artikelen 122 van de Provinciewet of 125 van de Gemeentewet of 61 van de Waterschapswet en 5:21 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht zijn de betreffende colleges bevoegd met bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten op te treden tegen overtreding van regels welke die specifieke bevoegde gezagen uitvoeren.

Handhavend optreden bestaat uit het toepassen van bestuursdwang. Deze bestuursdwangbevoegdheid impliceert tevens de dwangsombevoegdheid, wat inhoudt dat het bestuur aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Deze strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling daarvan te voorkomen.

Het bestuursorgaan kan voor een last onder dwangsom kiezen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen niet verzet. Kortom: de dwangsom mag NIET worden gekozen als niet het risico mag worden gelopen dat de overtreding ondanks de last onder dwangsom nog zou worden voortgezet of herhaald. Gelijktijdige toepassing van bestuursdwang en een last onder dwangsom ter zake van één en dezelfde overtreding is niet mogelijk.

 3.2         Aan wie richten

De last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan de overtreder. Voorwaarde is dat deze het in zijn macht heeft de last uit te voeren of na te komen. Wie de overtreder is, is afhankelijk van de reactie van de wettelijke bepaling die wordt overtreden. Zo kan de eigenaar naast de huurder overtreder zijn indien een voorschrift ook het laten gebruiken verbiedt. In het milieurecht daarentegen geldt in principe dat de houder van de vergunning in beginsel mag worden beschouwd als drijver van de inrichting. De vergunningvoorschriften zijn in elk geval tot hem gericht. Meerdere personen kunnen tegelijkertijd als drijvers van een inrichting worden beschouwd.

Door de inwerkingtreding van de gewijzigde Woningwet per 1 april 2007 is de zaaksgebonden werking van bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten geïntroduceerd. In artikel 100e is bepaald dat bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten gericht op de naleving van de hoofdstukken I t/m IV van de Woningwet, mede gelden jegens de rechtsopvolger van diegene aan wie het handhavingsbesluit is gericht en dat het handhavingsbesluit ook jegens hem of haar ten uitvoer kan worden gelegd. Op deze wijze wordt voorkomen dat door (opeenvolgende) eigendomsoverdracht aan een ingezette bestuursrechtelijke handhavingsactie wordt ontkomen. Ook het kostenverhaal bij bestuursdwang en het innen van dwangsommen kan jegens de rechtsopvolger plaatsvinden. Ten einde de kenbaarheid van een eventueel aan de rechtsvoorganger gericht bestuursrechtelijk handhavingsbesluit te waarborgen, bepaalt artikel 100e, lid 2, dat van een zaaksgebonden werking alleen sprake is indien het betreffende handhavingsbesluit is ingeschreven in de openbare registers als bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek.

3.3         Bepaling dwangsomhoogte

Het opleggen van een dwangsom heeft dus tot doel overtredingen ongedaan te maken en eventuele vervolgovertredingen te voorkomen. Het bevoegde bestuursorgaan stelt een dwangsom vast alsmede een maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. De hoogte van een dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding en staat in (redelijke) verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang. Daarnaast is de beoogde werking van de dwangsomoplegging van belang.

Hoe de hoogte van een dwangsom zich dus exact laat berekenen, kan niet worden vastgelegd. Duidelijk is dat de hoogte van een dwangsom afhankelijk is van:

  • 1.

    de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen of met andere woorden de dwangsom moet hoger zijn dan het (geschatte) financiële voordeel;

  • 2.

    de dwangsom moet voldoende dwang tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen c.q. te beëindigen;

  • 3.

    voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • 4.

    het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten;

  • 5.

    de bevestiging van normen gesteld in het belang van het milieu, ruimtelijke ordening, natuur en landschap of de volksgezondheid; de geloofwaardigheid van de (normerende) overheid; de mogelijkheid tot overheidscontrole (meetvoorschriften c.a.); eerlijke concurrentieverhoudingen en rechtsgelijkheid.

  • 6.

    de financiële draagkracht van de overtreder.

 3.4         Invordering dwangsom

Indien de gemaakte kosten voor de verbeurde dwangsommen niet vrijwillig worden betaald door de overtreder, kunnen deze via een dwangbevel worden ingevorderd. Artikel 5:35, eerste lid Awb bepaalt dat de bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij zijn verbeurd. Indien de dwangsombeschikking een jaar lang van kracht is zonder het verbeurden van een dwangsom, kan deze op verzoek van de overtreder worden ingetrokken (5:34 Awb). Wordt een zodanig verzoek niet gedaan, dan verdient het uit een oogpunt van zorgvuldigheid en rechtszekerheid aanbeveling de dwangsom ambtshalve in te trekken. Een brief waarin het bevoegd gezag bericht dat niet tot invordering van een verbeurde dwangsom wordt overgegaan is geen besluit, maar een mededeling van feitelijke aard (AB RvST 10-1-1995, AB 1995, 516. De invordering van kosten gemaakt voor bestuursdwang en verbeurde dwangsommen wordt feitelijk uitgevoerd door de afdeling fiscale zaken.

 4          DIVERSITEIT DWANGSOMMEN

Dwangsommen kunnen op drie manieren worden vastgelegd, te weten op een bedrag ineens, op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of op een bedrag voor iedere overtreding van de last.

 4.1         Bedrag ineens

Een bedrag ineens komt in aanmerking indien de overtreder éénmaal voor een bepaalde datum een bepaalde handeling moet verrichten.

 4.2         Dwangsom per overtreding

Indien regelmatig voorschriften worden overtreden ligt het voor de hand om de dwangsom te bepalen per overtreding. Worden meerdere voorschriften overtreden dan kan per overtreden voorschrift een dwangsom worden opgelegd. Als het gaat om overtredingen die een continu karakter hebben, en dus niet op zichzelf staande overtredingen, dan kan uit het oogpunt van rechtszekerheid geen dwangsom worden opgelegd per overtreding.

4.3         Dwangsom per tijdseenheid

Een dwangsom per tijdseenheid komt aan de orde als er sprake is van een continue overtreding van voorschriften. Deze vorm is aan te bevelen als het gaat om overtredingen die niet afzonderlijk zijn te constateren, omdat de overtreder constant in overtreding is. In dit soort situaties kan geen dwangsom per overtreding worden opgelegd.

 4.4         Vaststelling maximum bedrag

Indien een dwangsom per tijdseenheid of per overtreding van de last wordt opgelegd dient het bestuursorgaan een bedrag te noemen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. De hoogte van een dwangsom wordt vastgesteld aan de hand van diverse input waarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur als uitgangspunt gelden. Er is geen wettelijk maximum aan het op te leggen bedrag gesteld. In de wet is slechts bepaald dat het vastgestelde bedrag in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. Algemene richtlijnen ter uitwerking van deze criteria zijn niet te geven. De hoogte van gestelde dwangsommen worden door de rechter terughoudend getoetst.

 

De wet vereist voorts dat in de beschikking een maximum te verbeuren eindbedrag wordt genoemd. Aan dit vereiste wordt in de rechtspraak strikt de hand gehouden. Dit geldt uiteraard alleen voor de dwangsom per overtreding en de dwangsom per tijdseenheid. Als de dwangsom op één bedrag ineens wordt bepaald, dan is daarmee impliciet het maximum vastgesteld. Verbeurde bedragen komen toe aan het bevoegd gezag of de Staat. Na intrekking van de eerste dwangsombeschikking kan een nieuwe dwangsombeschikking worden genomen met een hoger bedrag. Dit kan nodig zijn indien blijkt dat van het eerdere opgelegde dwangsombedrag onvoldoende dreiging uitgaat om de overtreding te beëindigen.

 5          TOETSING VAN EEN DWANGSOM

Niet stelselmatig vindt een toetsing van de hoogte van een dwangsom door de rechter of de Raad van State plaats. Er zijn wel voorbeelden bekend dat de hoogte van een dwangsom onderwerp van gesprek en advies is geweest tijdens de behandeling en advisering van een commissie bezwaar- en beroepschriften. De aard van de dwangsomactie houdt in dat de rechterlijke toetsing van de hoogte van de dwangsom aan de evenredigheidsmaatstaf (artikel 3:4, lid 2, Awb) niet op een indringende wijze dient te geschieden. Ook de vraag of terecht is gekozen voor het middel dwangsom, is geen vraag die indringend door de rechter wordt getoetst.

Concluderend wordt gesteld dat er geen duidelijke regels zijn om de hoogte van dwangsommen alsmede de eventueel daaraan verbonden maxima vast te stellen. Belangrijk is dat de vaststelling gemotiveerd plaatsvindt. Dan lijkt de jurisprudentie (in elk geval op dit moment) in het voordeel van de overheid te werken. De rechter zal dan van een opgelegde dwangsom niet snel zeggen dat de dwangsom te hoog is. Overigens behoudt de rechtbank bv. bij een inningprocedure altijd de bevoegdheid om de maximale dwangsom te matigen. Er zijn enkele uitspraken bekend dat de hoogte van de maximaal te verbeuren dwangsom daarbij is gereduceerd.

 6          VERBAND HANDREIKING EN DE HANDHAVINGSTRATEGIE

Ingevolge de handhavingstrategie worden alle overtredingen verdeeld in drie categorieën, te weten acuut gevaar, categorie I en categorie II overtreding.

Bij acuut gevaar wordt in principe geen gebruik gemaakt van de toepassing van een dwangsom. Normaliter wordt hiervoor het middel van spoedshalve bestuursdwang toegepast. Bij categorie I en categorie II overtredingen is duidelijk sprake van verschil in handhavend optreden. Deze verschillen in handhavend optreden tussen overtredingen categorie I en overtredingen categorie II moeten ook resulteren in hogere en lagere opgelegde bedragen in dwangsommen . De in paragraaf 3.3 van deze handreiking genoemde algemene criteria om de hoogte van een dwangsom vast te stellen blijven daarbij van kracht, maar als de keuze wordt gemaakt tot vaststelling van een categorie van overtreding dient dit ook invloed te hebben op de hoogte van de dwangsom.

6.1         Termijn voor beëindiging

De toepassing en het verbeuren van de dwangsom kan slechts plaatshebben nadat de overtreder de gelegenheid heeft gehad zelf de geëigende maatregelen te treffen om de overtreding ongedaan te maken. Een uitzondering op dit voorschrift is alleen de spoedshalve bestuursdwang.

De termijn moet zo worden gekozen dat de overtreder voldoende tijd heeft om de overtreding ongedaan te maken of ongedaan te laten maken. Van geval tot geval moet dit beoordeeld worden.

 

Om tot een onderscheid in de te bieden termijnen te komen is voor de verschillende situaties in de eerder gememoreerde handhavingstrategie een tabel opgenomen. Daarbij gelden de termijnen als richtlijnen, waarbij afwijkingen gemotiveerd moeten worden. Veelal zijn deze termijnen niet toepasbaar bij het opleggen van een dwangsom. De keuze voor de lengte van een begunstigingstermijn zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht die van toepassing is op het bestuursrechtelijk handhaven, moet ook een weloverwogen beslissing zijn. Veel besturen hanteren een termijn die nagenoeg overeenkomt met de termijn om een voorlopige voorziening aan te vragen en/of een bezwaarschrift in te dienen (6 weken). Dit is geenszins standaard of een verplichting. Het indienen van een bezwaarschrift schorst namelijk de werking van het besluit niet (overigens ook het verzoek om een voorlopige voorziening heeft geen schorsende werking). In de geest van de wetgeving dient de begunstigingstermijn zo kort mogelijk te zijn. Dit betekent dat de begunstigingstermijn dient overeen te komen met de termijn waarbinnen het voor de overtreder mogelijk is de strijdigheid ongedaan te maken. Een begunstigingstermijn is niet noodzakelijk indien de overtreder onmiddellijk tot naleving van de voor hem geldende verplichtingen in staat is.

6.2         Verlengen termijn

Tot dusver worden alle begunstigingstermijnen – op verzoek - verlengd tot na de beslissing op bezwaar, de uitspraak op het beroep én op het hoger beroep. Het verlengen van de begunstigingstermijn tot na de uitspraak op het beroep wordt redelijk geacht. Tenzij er zeer dringende belangen zijn (bijvoorbeeld een brandgevaarlijke situatie) is het verstandig te wachten tot de rechtbank een uitspraak heeft gedaan over een handhavingsbeschikking. Handhavend optreden (een dwangsom innen of bestuurdwang toepassen) terwijl er nog geen sprake is van een duidelijk rechterlijk oordeel brengt als risico met zich mee dat de beschikking van het college vernietigd wordt en het college schadevergoeding moet betalen (voor het toepassen van bestuursdwang) of de reeds geïnde dwangsommen met rente moet terugbetalen. Dit risico is na een eerste grondige toets door de rechtbank een stuk kleiner geworden.

 

Er is dan ook duidelijk een andere situatie na de uitspraak van de rechtbank. Het wachten op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter - de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – rekt een zaak onnodig op. Weliswaar kan de Raad van State de beslissing van de rechtbank terugdraaien, waardoor het college alsnog het probleem heeft dat het al bestuursdwang heeft toegepast of dwangsommen heeft geïnd, echter dat terugdraaien gebeurt relatief weinig. Indien de rechtbank een besluit van het college in stand heeft gelaten, wordt dit in slechts een zeer klein aantal gevallen door de Raad van State alsnog vernietigd.

 

Gezien bovenstaande wordt u als beleidslijn gehanteerd dat de begunstigingstermijn – op verzoek – verlengd wordt tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank. Indien nodig kan deze termijn nog iets langer gesteld worden. Tevens wordt als beleidslijn gehanteerd om bij een verzoek om daarna – tot na de uitspraak in de bodemprocedure van de Raad van State - de begunstigingstermijn te verlengen, dit verzoek af te wijzen.

7          LEGALISATIEMOGELIJKHEID

In het licht van waarom een dwangsom wordt opgesteld is extra aandacht nodig voor de mogelijkheid tot legalisatie van een overtreding. Lange tijd leek jurisprudentie voeding te geven aan de theorie dat niet zou kunnen worden opgetreden tegen bijvoorbeeld het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting, indien voor die inrichting zonder problemen alsnog een vergunning zou kunnen worden verleend. Het standpunt van de Raad van State dat dus in redelijkheid niet kan worden opgetreden als legalisering mogelijk is, is inmiddels iets gunstiger geworden. Er moet uitzicht zijn op legalisatie op korte termijn. In dat kader lijkt het dus gerechtvaardigd te stellen dat zonder ontvankelijke aanvraag er geen concreet uitzicht op legalisering op korte termijn is en niets handhaving in de weg lijkt te staan.

Overigens kunnen ook verstoringen van concurrentieverhoudingen of het geweld aandoen van het algemeen normbesef e.d. worden meegewogen. Indien er, ondanks legalisatiemogelijkheid, zulke nalevingsdoelen zijn geschaad dan is er ook legitimatie voor handhavend optreden. Naar de aard van de gezochte sanctie ligt in zo’n geval de inzet van het strafrecht – in dit geval dus op instigatie van het bestuur - het meest voor de hand, maar het is denkbaar dat het bestuur redenen ziet om toch (ook) bestuursrechtelijk op te treden. De betreffende overwegingen moeten dan natuurlijk wel in de handhavingsbeschikking worden benoemd.

8          RICHTING DWANGSOMHOOGTEN

In bijgaande tabel zijn voor bijbehorende overtredingen zowel de dwangsomrichtingen als de aan de dwangsommen verbonden maxima vermeld. Het zijn bedragen afkomstig uit eerder genomen dwangsombeschikkingen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het slechts richtinggevende voorbeelden zijn. In elke situatie moet, zoals eerder gesteld, de hoogte van de bedragen gemotiveerd worden vastgesteld. De aangetroffen omstandigheden blijven derhalve bepalend voor het vaststellen van de hoogten en de maximaal te verbeuren dwangsommen. De individuele vaststelling van de dwangsomhoogten is dermate belangrijk, dat de lijst in geen enkel geval mag leiden tot calculerend gedrag van bedrijven of personen. Heel duidelijk moet het zijn dat aan de lijst geen rechten kunnen worden ontleend.

9          BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING “RODE KLEURSPOOR”

De bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden met betrekking tot bouwen en ruimtelijke ordening zijn in principe gelijk aan de hiervoor beschreven mogelijkheden. De wijze van toepassing op zich is vaak wel wezenlijk anders. Daarnaast is een afweging te maken in gradaties van overtredingen. Om die reden is in deze Handreiking een afzonderlijke tabel opgenomen met overtredingen en wijzen van handhavend optreden. Cumulatie wordt als zodanig niet meer in de handreiking opgenomen. Daarvoor wordt geadviseerd de overtredingen te splitsen in de onderdelen die elk met een afzonderlijke dwangsom worden gehandhaafd.

 

Omschrijving

Overtreding

Hoogte dwangsom

Maximum

Begunstigingstermijn

BODEM

Keuring tank niet uitgevoerd

€ 1.500 / dag

€ 15.000

2 weken

 

Ontbreken vloeistofdichte vloer

€ 200 per m2 / dag

€ 2000 per m2

3 maanden

 

Ontbreken vloeistofdichte vloer tankstation

€ 5.000 / dag

€ 25.000

1-3 maanden

 

Vloer niet goed

€ 200 per m2 /dag

€ 2.000 per m2

1-3 maanden

 

Lekbak niet goed

€ 250 / dag

€ 2.500

 

 

Werkzaamheden op een niet vloeistofdichte vloer

€ 2.000 / keer

€ 10.000

1 maand

 

Vloeistoffen in bodem brengen

€ 1.000 / keer

€ 5.000

1 maand

 

Geen vloeistofdichte vloer rondom afleverzuil

€ 5.000 / dag

€ 25.000

1-3 maanden

 

Geen certificaat van vloeistofdichte vloer

€ 125 / dag

€ 1.250

2 maanden

 

Geen controle vloeistofdichte vloer

€ 250 / dag

€ 2.500

2 maanden

 

Vaatwerk niet in lekbakken

€ 250 / keer

€ 2.500

1 maand

 

Opslag accu’s niet in lekbakken

€ 250 / keer

€ 2.500

1 maand

 

Tank niet tegen aanrijden beschermd

€ 1.150 / dag

€ 11.500

3 maanden

 

Geen bodem nulsituatieonderzoek uitgevoerd

€ 500 / dag

€ 5.000

1 maand

 

Tank niet boven lekbak

€ 700 / dag

€ 7.000

2 maanden

 

Slechte opslag van afval

€ 250 / keer

€ 2.500

1 maand

 

Niet saneren van ondergrondse tank

€ 900 / dag

€ 9.000

3 maanden

 

Opslag vaste mest niet op mestdichte plaat

€ 250 / dag

€ 2.500

3 maanden

 

Geen water / sludge-controle uitgevoerd

€ 450 / dag

€ 4.500

1 maand

 

Opslag ongevuld vaatwerk niet als gevuld vaatwerk

€ 250 / keer

€ 2.500

1 maand

 

Lekke leidingen

€ 500 / dag

€ 5.000

1 week

LUCHT

Metingen niet correct uitgevoerd

€ 250 / dag

€ 2.500

1 maand

 

Gasafvoer niet conform BEES

€ 750 / dag

€ 7.500

1 maand

 

Uitmonding afvoerpijp installatie niet op hoogte

€ 750 / dag

€ 7.500

1-3 maanden

Omschrijving

Overtreding

Hoogte dwangsom

Maximum

Begunstigingstermijn

LUCHT

Onderzoek emissiebeperkingen niet uitgevoerd

€ 250 / dag

€ 2.500

1-3 maanden

 

Voorschriften stankhinder niet naleven

€ 250 / dag

€ 2.500

1 maand

 

Stofoverlast veroorzaken

€ 250 / dag

€ 2.500

1-3 maanden

 

Ontbreken filterinstallatie

€ 250 / dag

€ 1.150

1-3 maanden

 

Geen ontgeuringsinstallatie

€ 1.150 / dag

€ 11.500

1-3 maanden

 

Ontbreken dampretour stage II

€ 2.500 / dag

€ 25.000

2 maanden

 

Ontbreken CFK-logboek

€ 150 / dag

€ 1.500

1 maand

 

Slechte opslag dierlijk afval

€ 450 / keer

€ 4.500

2 maanden

WATER

Vetafscheider vol

€ 500 / dag

€ 5.000

1 week

 

Ontbreken afscheiderinstallatie

€ 2.500 / week

€ 25.000

3 maanden

 

Ontbreken controlevoorziening

€ 450 / dag

€ 4.500

3 maanden

 

Niet tijdig legen olie- en benzineafscheider

€ 500 / dag

€ 5.000

1 week

 

Geen peilbuizen plaatsen

€ 700 / dag

€ 7.000

2 maanden

 

Bemonstering grondwater niet uitgevoerd

€ 450 / dag

€ 4.500

2 maanden

 

Overschrijding van ‘algemene’ emissie-eisen

€ 500 / keer

€ 5.000

2 weken

GELUID

Overlast geluid door ventilator, airco e.d.

€ 1.150 / dag

€ 11.500

1-3 maanden

 

Overtreding geluidsvoorschriften apparatuur

€ 1.500 / dag

€ 15.000

6 weken

 

Overtreding geluidsvoorschriften horeca

€ 1.500 / keer

€ 15.000

6 weken

 

Muziekbegrenzer niet aangebracht

€ 1.500 / dag

€ 15.000

1 maand

 

Nadere eis m.b.t. verblijf van bezoekers in de inrichting tussen 02.00 uur en 06.00 uur

€ 750 / keer

€ 7.500

1 week

 

Werken met open deuren (geluidsoverlast) per constatering

€ 750 / keer

€ 7.500

1 week

 

Overlast, in werking buiten vergunde uren

€ 750 / keer

€ 7.500

1 dag

AFVAL

Opslag niet overeenkomstig voorschriften

€ 250 / keer

€ 2.500

1-3 maanden

 

Bedrijfsafval wordt niet regelmatig afgevoerd

€ 250 / dag

€ 2.500

1-3 maanden

 

Gevaarlijk afval wordt niet correct afgevoerd

€ 500 / keer

€ 5.000

1 maand

 

Omschrijving

Overtreding

Hoogte dwangsom

Maximum

Begunstigingstermijn

AFVAL

Niet registreren verwijdering gevaarlijk afval

€ 250 / keer

€ 2.500

1 maand

 

Niet vergunde opslag van bedrijfsafval

€ 750 / dag

€ 7.500

1 maand

 

Niet vergunde opslag van gevaarlijk afval

€ 1.250 / dag

€ 6.250

2 weken

 

Verbranden van afval

€ 500 / keer

€ 5.000

2 weken

RISICO

Geen brandblussers

€ 250 / dag

€ 2.500

2 weken

 

Keuring blusmiddelen niet juist

€ 250 / dag

€ 2.500

2 weken

 

Opslag gevaarlijke stoffen niet conform voorschriften

€ 1.000 / keer

€ 5.000

1 maand

 

Het ontbreken van bordjes

€ 250 / dag

€ 2.500

2 weken

 

Brandwerendheid onvoldoende

€ 1.250 / dag

€ 6.250

1-3 maanden

ALGEMEEN

Onveilige opstelling gasflessen

€ 100 per fles / keer

€ 500

1 week

 

Keuringstermijn gasfles verstreken

€ 100 / per fles / keer

€ 500

4 weken

 

Afleveren LPG zonder toezicht (evt. in nacht)

€ 1.000 / keer

€ 5.000

1 week

 

LPG-installatie binnen 5 m van erfgrens

€ 5.000 / dag

€ 25.000

1-3 maanden

 

Schuren zonder afzuiginstallatie per keer

€ 250 / keer

€ 2.500

1 week

 

Niet melden van calamiteiten / meldingen ongewone voorvallen (Hoofdstuk 17 Wm)

€ 1.000 / keer

€ 5.000

1 dag

 

Inrichting niet schoon

€ 450 / keer

€ 4.500

1-3 weken

 

Parkeervoorschriften niet naleven

€ 100 per auto / keer

 € 500

1 dag

 

Verbranden van afvalstoffen binnen inrichting

€ 500 / keer

€ 5.000

1 dag

 

Geen doeltreffende maatregelen tegen ongedierte

€ 250 / dag

€ 2.500

1 week

 

Mestbassins niet in overeenstemming met bouwtechnische richtlijnen

€ 4.500 / dag

€ 22.500

1-3 maanden

 

Afleveren vuurwerk aan personen jonger dan 16 jaar

€ 450 / keer

€ 4.500

1 dag

Omschrijving

Overtreding

Hoogte dwangsom

Maximum

Begunstigingstermijn

ALGEMEEN

Niet indienen of tijdig indienen van rapporten (geluids-, mjv en dergelijke)

€ 450 / dag

 € 4.500

1 week

In werking zonder vergunning

€ 1.000 / dag

€ 10.000

2 maanden

 

 

 

Handhaving rode kleurspoor

 

Omschrijving

Overtreding

Stil-

leggen

Hoogte dwangsom

Maximum

Begunstigingstermijn

Illegale bouw

Zonder vergunning: omvangrijk

Ja

€ 4000,- per week

€ 40.000,-

Maximaal 6 weken

Zonder vergunning: geringere omvang

Ja

€ 3000,- per week

€ 30.000,-

Maximaal 6 weken

Zonder vergunning: volledig gerealiseerd

Nee

€ 2000,- per week

€ 20.000,-

Maximaal 6 weken

Afwijking van vergunning

Constructief van aard m.b.t. gehele bouwwerk

 

Ja

€ 4000,- per week

€ 40.000,-

Maximaal 6 weken

Constructief van aard: onderdeel van de bouw

Ja

€ 400,- per dag

€ 40.000,-

Maximaal 6 weken

 

Niet-constructief van aard

 

Ja: deel waar handhaving betrekking op heeft

€ 400,- per dag

€ 40.000,-

Maximaal 6 weken

Bestaande bouw #

Niet voldoen aan Bouwbesluit bestaande bouw (artikel 14 - 18 Woningwet):

Opm. beschikking richten aan gebruiker EN eigenaar

nee

€ 2000,- per week

€ 20.000,-

Maximaal 6 weken

Tijdelijke vergunning

(17 WRO)

Illegaal gebruik:

Beschikking richten op beëindigen en beëindigd houden

nee

€ 3000,- per week

€ 30.000,-

Maximaal 6 weken

Tijdelijke bouwvergunning

Termijn overschreden: niet legaliseerbaar dan behandelen als situatie zonder vergunning.

Strijdig gebruik pand

 

“vliegende winkel” (eenmalige acties detailhandel)

 

nee

Preventief eenmalig € 50.000,=

Eenmalig

Half uur

Strijdig

gebruik

divers

nee

€ 3000,- per week

€ 30.000,-

Maximaal 6 weken

Strijdig

gebruik

Illegale bewoning

neen

€ 4000,- per week

€ 40.000,-

Maximaal 6 weken

Strijdig gebruik grond

Opslag grond

neen

€ 2000,- per week

€ 20.000,-

Maximaal 6 weken

Aanleggen zonder vergunning

Ophogen grond/perceel

neen

€ 2000,- per week

€ 20.000,-

Maximaal 6 weken