Regeling vervallen per 10-11-2023

Gemeenschappelijke Regeling Centraal Afvalverwijderingsbedrijf West-Friesland (CAW)

Geldend van 01-01-2016 t/m 09-11-2023

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Centraal Afvalverwijderingsbedrijf West-Friesland (CAW)

Zaaknummer: 1210786

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is een gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • 1.

    Wet gemeenschappelijke regelingen

  • 2.

    Gemeentewet

Tekst van de regeling

De Gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente], ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft ;

Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet Milieubeheer;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van [gemeente] nr. [nummer]

Overwegende dat:

• de Wet Milieubeheer de Gemeente verplicht regels te stellen ten aanzien van de inzameling en het verdere beheer van huishoudelijke afvalstoffen;

• ter uitvoering van de voorgaande taken de Gemeenschappelijke Regeling Centraal Afvalverwijderingsorgaan Westfriesland ("CAW") is opgericht, in welke Gemeenschappelijke Regeling de volgende gemeenten deelnemen: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer en Stede Broec;

• de deelnemende gemeenten beogen CAW te belasten met het vaststellen en (doen) uitvoeren van beleid ten aanzien van huishoudelijke afvalstoffen, waaronder de verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 10.23 e.v. Wet Milieubeheer;

• CAW met de hiervoor genoemde verordenende bevoegdheid in ieder geval bevoegd is de entiteit aan te wijzen die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;

• de aan CAW deelnemende Gemeenten voorts beogen de feitelijke inzameling en het verdere beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen door N.V. HVC ("HVC"), statutair gevestigd te Alkmaar, te laten geschieden en dat zij dat tot uitdrukking hebben gebracht door te besluiten HVC daartoe een alleenrecht te verlenen;

• dat CAW de verordende bevoegdheid als bedoeld in artikel 10.23 e.v. Wet Milieubeheer derhalve krijgt onder de voorwaarde dat HVC door CAW als inzameldienst in de zin van artikel 10.24 Wet Milieubeheer wordt aangewezen;

• Gelet op het feit dat op 1 januari 2015 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd en dat bestaande gemeenschappelijke regelingen uiterlijk 1 januari 2016 aangepast moeten zijn aan deze wet;

• Gelet op het feit dat voormalige gemeente Wieringermeer, thans gemeente Hollands Kroon, is uitgetreden uit de gemeenschappelijke regeling;

Besluiten:

de

Gemeenschappelijke Regeling "Centraal Afvalverwijderingsbedrijf West-Friesland (CAW)"

als volgt te wijzigen zodat deze nadien als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Ingesteld wordt een openbaar lichaam genaamd CENTRAAL AFVALVERWIJDERINGSBEDRIJF WESTFRIESLAND.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Hoorn.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen, met inachtneming van nadere regelgeving op grond van de Wetmilieubeheer;

  • b.

    Algemeen Bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 5;

  • c.

    Alleenrecht: het exclusieve recht om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen met inbegrip van het verdere beheer daarvan dat door de deelnemende Gemeenten aan HVC is verleend;

  • d.

    Dagelijks Bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 13;

  • e.

    Gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • f.

    HVC: de naamloze vennootschap N.V. HVC, statutair gevestigd te Alkmaar;

  • g.

    Lichaam: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1;

  • h.

    Samenwerkingsgebied: het grondgebied van de Gemeenten;

  • i.

    Uitvoeringsovereenkomst: Overeenkomsten ter uitvoering van het Alleenrecht;

  • j.

    Verwerkingsinrichting: een inrichting, bestemd voor het overslaan, het be- en/of verwerken dan wel het nuttig toepassen van afvalstoffen.

Hoofdstuk II TAAK EN BEVOEGDHEDEN VAN HET LICHAAM

Artikel 3

  • 1. Het Lichaam wordt ingesteld ten behoeve van het vaststellen en (doen) uitvoeren van het beleid ten aanzien van huishoudelijke en andere afvalstoffen, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.

  • 2. Het Lichaam wordt daarbij opgedragen:

    • a.

      verordeningen vast te stellen als bedoeld in artikel 10.23 e.v. van de Wet Milieubeheer;

    • b.

      ter uitvoering van het Alleenrecht Uitvoeringsovereenkomsten aan te gaan;

    • c.

      zorg te dragen voor het (doen) beheren van huishoudelijke en andere afvalstoffen op de wijze zoals aangegeven in de Wet milieubeheer en de Regionale Afvalstoffenverordening Westfriesland;

    • d.

      het doen stichten, doen beheren en doen exploiteren van verwerkingsinrichtingen, al dan niet in samenwerking met derden, voor zover de stichting, het beheer dan wel de exploitatie ingevolge de Wet milieubeheer dan wel overige publiekrechtelijke regelingen door het Lichaam dient te worden verzorgd;

    • e.

      het doen verzorgen van transport van die categorieën afvalstoffen die op grond van de Wet milieubeheer vanuit het samenwerkingsverband moeten worden afgevoerd;

    • f.

      het doen verzorgen van de inzameling, opslag en verwerking van klein gevaarlijk afval conform de daarvoor geldende regelgeving;

    • g.

      het namens de deelnemende gemeenten verlenen van vergunningen voor de inzameling van oud papier, karton en textiel;

    • h.

      het doen zorgdragen voor de bestrijding van plaagdieren;

    • i.

      het adviseren van de deelnemende gemeenten aangaande de uitvoering van het gestelde in de Wet milieubeheer en op verzoek van een of meer gemeenten aangaande milieutechnische vraagstukken, verband houdende met de taakstelling, zoals in dit artikel omschreven;

    • j.

      de uitvoering van andere milieutaken die door de deelnemende gemeenten aan het lichaam worden opgedragen.

    • k.

      het ten behoeve van de deelnemende gemeenten participeren in HVC en aan haar gelieerde ondernemingen.

    • l.

      het heffen van belastingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer met uitzondering van de bevoegdheid tot het opleggen van aanslagen afvalstoffenheffing.

  • 3. De in het tweede lid onder sub a bedoelde bevoegdheid wordt opgedragen onder de voorwaarde dat HVC wordt aangewezen als inzameldienst als bedoeld in artikel 10.24 Wet milieubeheer.

Artikel 4

Aan het Algemeen Bestuur van het Lichaam worden toegekend de bevoegdheden, zowel van regeling als van bestuur, die de wet aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente toekent met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken, met inbegrip van:

  • a.

    de bevoegdheid om in overleg met de deelnemende gemeenten verordeningen vast te stellen, door strafbepalingen en/of bestuursdwang te handhaven;

  • b.

    de bevoegdheid deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord.

Hoofdstuk III ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5

  • 1. Het Lichaam heeft een Algemeen Bestuur.

  • 2. Alle bevoegdheden berusten bij het Algemeen Bestuur voor zover deze niet bij of krachtens enige wettelijke regeling of deze regeling aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

Artikel 6

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat per deelnemende gemeente uit één lid, dat door de gemeenteraad uit de Wethouders wordt aangewezen. De gemeenteraad wijst tevens uit de Wethouders een of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden. Aan een plaatsvervangend lid komt dezelfde rechten toe als aan het lid dat hij vervangt.

  • 2. Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van het aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in West-Friesland vertegenwoordigen, benodigd is.

  • 3. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners van de deelnemende gemeenten, als bedoeld in het voorgaande lid, worden aangehouden de per 1 januari van elk jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 7

  • 1. Behalve in de gevallen als waarin de Wet gemeenschappelijke regelingen dit al heeft bepaald en onverminderd het bepaalde in artikel 12 eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur:

    • a.

      indien de gemeenteraad, welke het lid heeft aangewezen, besluit de deelneming aan deze regeling te beëindigen;

    • b.

      tussentijds op eigen verzoek.

  • 2. Indien tussentijds een plaats van een lid van het Algemeen Bestuur vacant of beschikbaar komt, wordt ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden een nieuw lid aangewezen.

  • 3. De leden van het Algemeen Bestuur, aftredend ingevolge het bepaalde in het eerste lid sub b, blijven als zodanig fungeren tot dat de in het tweede lid bepaalde aanwijzingen hebben plaatsgevonden.

  • 4. Hij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het Algemeen Bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 8

Op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur is het gestelde in artikel 22 van Wet gemeenschappelijke regelingen onverkort van toepassing.

Artikel 9

Het Algemeen Bestuur kan aan de leden van het Algemeen Bestuur een vergoeding toekennen voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten toekennen. Het gestelde in artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt in acht genomen.

Artikel 10

  • 1. Indien een of meer leden van de gemeenteraad inlichtingen verlangen van een lid van het Algemeen Bestuur dat is aangewezen door deze gemeenteraad, wordt een daartoe strekkend verzoek schriftelijk ingediend bij de voorzitter van die gemeenteraad.

  • 2. Dit verzoek moet kort en duidelijk geformuleerd zijn.

  • 3. Het verzoek om inlichtingen mag alleen betrekking hebben op de belangen ter behartiging waarvan deze gemeenschappelijke regeling is getroffen.

  • 4. De voorzitter als bedoeld in het eerste lid brengt het verzoek onmiddellijk ter kennis van het lid van het Algemeen Bestuur waarvan inlichtingen worden verlangd.

  • 5. Binnen 30 dagen na de ontvangst dient het lid van het Algemeen Bestuur dit verzoek om inlichtingen schriftelijk te beantwoorden en deze beantwoording in te dienen bij de desbetreffende gemeenteraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken lid van het Algemeen Bestuur de voorzitter voornoemd daarvan gemotiveerd bericht.

Artikel 11

De gemeenteraad kan besluiten dat het door hem aangewezen lid van het Algemeen Bestuur zich mondeling dan wel schriftelijk dient te verantwoorden voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. De gemeenteraad stelt daarbij tevens de termijn vast waarbinnen deze verantwoording moet plaatsvinden.

Artikel 12

De gemeenteraad is bevoegd het door hem aangewezen lid in het Algemeen Bestuur tussentijds ontslag te verlenen wanneer het lid verzuimt te voldoen aan het gestelde in de artikelen 10 en 11 van deze regeling dan wel anderszins het vertrouwen van de gemeenteraad heeft verloren. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 Gemeentewet van toepassing.

Hoofdstuk IV DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur en de plaatsvervangend leden worden aangewezen door en uit het Algemeen Bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur nadat overeenkomstig artikel 6 de leden van het Algemeen Bestuur zijn aangewezen.

  • 3. Elk lid van het dagelijks bestuur is als portefeuillehouder belast met een aantal aandachtspunten.

  • 4. Het dagelijks bestuur regelt in een reglement van orde de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.

Artikel 14

  • 1. Indien er tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur beschikbaar komt, kan het Algemeen Bestuur met inachtneming van het in het vorige lid bepaalde een nieuw lid van het Dagelijks Bestuur kiezen.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur, aftredend als lid van het Algemeen Bestuur ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid, sub b, blijven als zodanig fungeren totdat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde benoemingen hebben plaatsgehad.

Artikel 15

Ten aanzien van de leden van het Dagelijks Bestuur is het gestelde in artikel 9 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het Lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen Bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het Algemeen Bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het Lichaam;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • f.

      te besluiten namens het Lichaam, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover het het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2. De artikelen 56, 57 en 58 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

  • 1. Indien een of meer leden van het Algemeen Bestuur inlichtingen verlangt/verlangen van het Dagelijks Bestuur, dient/dienen hij/zij daartoe een schriftelijk verzoek bij de voorzitter in.

  • 2. De gevraagde inlichtingen worden verstrekt binnen 30 dagen nadat het daartoe strekkende verzoek is ontvangen. Indien dit niet binnen deze termijn kan plaatsvinden dan krijgt het Algemeen Bestuur daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3. Het verzoek alsmede de daarop verstrekte inlichtingen worden door de voorzitter onverwijld aan de leden van het Algemeen Bestuur meegedeeld.

  • 4. In de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur na de mededeling als bedoeld in het voorgaande lid geeft het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur de gelegenheid ter zake nadere mondelinge inlichtingen aan het Dagelijks Bestuur of aan een of meer leden van het Dagelijks Bestuur te vragen.

  • 5. Tijdens de vergadering als bedoeld in het voorgaande lid kunnen het Dagelijks Bestuur of een of meer leden van het Dagelijks Bestuur door het Algemeen Bestuur worden verzocht zich te verantwoorden aangaande het beleid dat is of wordt gevoerd ten aanzien van het onderwerp waarover inlichtingen zijn gevraagd.

  • 6. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 18

  • 1. Door een of meer leden van de raden van de aan de regeling deelnemende gemeenten kan/kunnen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter schriftelijk inlichtingen worden gevraagd aangaande de belangen waarvan de behartiging bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan het Lichaam is opgedragen.

  • 2. De gevraagde informatie wordt binnen een termijn van 30 dagen verstrekt. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken bestuursorgaan de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3. De vragen met de antwoorden worden door het betrokken bestuursorgaan onverwijld aan de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten en aan de vragensteller meegedeeld.

Hoofdstuk V VOORZITTER

Artikel 19

  • 1. In de eerste vergadering bijeen kiest het Algemeen Bestuur uit zijn midden de voorzitter.

  • 2. De aanwijzing van de voorzitter geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur. Hij blijft in functie tot het moment waarop overeenkomstig het in het eerste dan wel vierde lid bepaalde in zijn opvolging is voorzien.

  • 3. Twee leden van het Dagelijks Bestuur, door dit Bestuur in een bepaalde volgorde aan te wijzen, vervangen de voorzitter bij diens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis.

  • 4. Indien het voorzitterschap van het Algemeen Bestuur tussentijds beschikbaar komt, kiest het Algemeen Bestuur in de eerstvolgende vergadering bijeen met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde een nieuwe voorzitter.

Artikel 20

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Hij tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3. Hij vertegenwoordigt het Lichaam in- en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente, die partij is in een geding waarbij het Lichaam betrokken is, oefent een ander lid van het Dagelijks Bestuur, door dit bestuur aan te wijzen, deze bevoegdheid uit.

  • 4. Diegene, die bevoegd is het Lichaam in – en buiten rechte te vertegenwoordigen als bedoeld in het derde lid, kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.

Artikel 21

Ten aanzien van de vergoeding voor zijn werkzaamheden en het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten vindt ten aanzien van de voorzitter het gestelde in artikel 9 van deze regeling overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VI FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 22

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks vóór 1 augustus de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke Regelingen in acht genomen.

  • 3. In de begroting wordt aangegeven de naar raming voor elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage per inwoner.

  • 4. Voor de berekening van de in het voorgaand lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is, volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingsgegevens.

  • 5. De begroting wordt voor 1 augustus toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 6. Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. De jaarrekening wordt vóór 15 juli toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 23

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2. De administratie en het beheer, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door de bij de in dat lid bedoelde verordening aan te wijzen derden.

  • 3. Het algemeen Bestuur kan derden inschakelen ter ondersteuning van de uitvoering van vorenbedoelde administratie en beheer.

  • 4. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst en van takken van dienst. Deze regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

Artikel 24

  • 1. De deelnemende gemeenten zijn ieder afzonderlijk verplicht het Lichaam zodanige financiële voorschotten te verstrekken dat het Lichaam te allen tijde aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.

  • 2. De verplichtingen onder lid 1 behelst een derdenbeding in de zin van artikel 253 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek ten gunste van de wederpartijen van het Lichaam in de Uitvoeringsovereenkomst, waarop deze derden rechtstreeks jegens de deelnemende gemeenten een beroep kunnen doen.

  • 3. De deelnemende gemeenten maken met het Algemeen Bestuur afspraken over de hoogte en de betaling van de voorschotten.

Hoofdstuk VII GARANTSTELLING

Artikel 25

  • 1. De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de tijdige en volledige betaling van rente, aflossingen, boeten en kosten van door het Dagelijks Bestuur namens het lichaam onder goedkeuring van het Algemeen Bestuur gesloten of af te sluiten overeenkomsten van geldlening en door het Lichaam gegarandeerde overeenkomsten van geldlening gesloten of af te sluiten door derden.

  • 2. De garanties van lid 1 behelst een derdenbeding in de zin van artikel 253 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek ten gunste van verstrekkers van geldleningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De deelnemende gemeenten zijn uit hoofde van de garantie als bedoeld in dit artikel verbonden naar verhouding van hun respectievelijke inwoneraantallen per 1 januari van het jaar waarin een verbintenis tot betaling onder de garantie verschuldigd en opeisbaar is geworden.

Hoofdstuk VIII HET PERSONEEL

Artikel 26

  • 1. Het Lichaam kan noch op basis van een publiekrechtelijke arbeidsverhouding, noch op basis van een privaatrechtelijke arbeidsverhouding personen in dienst nemen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan ter ondersteuning van zijn werkzaamheden en het Lichaam gebruik maken van de diensten van derden. Deze derden zijn verantwoording verschuldigd aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan in het kader van de inschakeling van derden als bedoeld in het eerste lid instructies geven.

Artikel 27

  • 1. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur dienen ten behoeve van de uitvoering van hun taken een secretaris aan te wijzen, die geen deel uitmaakt van het Algemeen Bestuur, noch het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De secretaris is aanwezig bij de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 3. De secretaris heeft in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur geen stemrecht.

  • 4. De secretaris heeft een adviserende rol en is het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter in alles, wat hun taak betreft, behulpzaam.

  • 5. De secretaris als bedoeld in het eerste lid maakt verslagen van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 6. De secretaris ondertekent mede alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

Hoofdstuk IX TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 28

  • 1. Elke gemeente kan bij het Algemeen Bestuur een verzoek tot toetreding tot de regeling indienen.

  • 2. Over toetreding door een daartoe verzoekende gemeente besluit het Algemeen Bestuur bij ten minste drie kwart meerderheid van het aantal zitting hebbende leden. In dat besluit kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van de voldoening aan bepaalde voorwaarden door de gemeente die tot de regeling wenst toe te treden.

  • 3. De toetreding gaat in op de dag volgende op die waarop het besluit tot toetreding is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 29

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Uittreding kan, behoudens door het Algemeen Bestuur toe te stane afwijking, slechts plaatsvinden per 1 januari van het jaar volgend op dat waarin het besluit tot uittreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Na ontvangst van de besluiten als bedoeld in het eerste lid verleent het Dagelijks Bestuur aan een in overleg met de uittredende gemeente aan te wijzen deskundige opdracht om een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Daarbij wordt tevens een afkoopsom berekend als bijdrage in ander relevante kosten, voortvloeiende uit de toerekening van kosten uit de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsorgaan Westfriesland. De kosten van dit plan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 4. Nadat het in het voorgaande lid bedoelde plan door het Algemeen Bestuur is vastgesteld, is de uittredende gemeente gehouden om binnen een termijn van zes maanden na de goedkeuring van dit plan de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan het lichaam te voldoen. Eerst na de voldoening hiervan is de uittredende gemeente van haar financiële verplichtingen jegens de overig gemeenten en het lichaam ontslagen.

Hoofdstuk X WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 30

  • 1. Zowel het Dagelijks Bestuur als de leden van het Algemeen Bestuur kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2. Wijziging van de regeling, daaronder mede verstaan aanvulling met of schrapping van woorden of bepalingen, vindt plaats bij eensluidend besluit van twee derde van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waarin ten minste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woont.

Artikel 31

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, van twee derden van de deelnemende gemeenten waarin ten minste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woonachtig is, daartoe besluiten.

  • 2. Alsdan stelt het Algemeen Bestuur een liquidatieplan vast dat de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft.

Hoofdstuk XI OVERGANGS-, SLOT-. EN CITEERARTIKEL

Artikel 32

Ten aanzien van de archiefbescheiden van het Lichaam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop zoals die voor de gemeente Hoorn zijn of nader zullen worden vastgesteld van overeenkomstige toepassing, tenzij het Lichaam hier zelf in heeft voorzien.

Artikel 33

  • 1. Geschillen omtrent de toepassing van deze regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam Centraal Afvalverwijderingsbedrijf Westfriesland worden beslist door een geschillencommissie;

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke personen, die in onderling overleg tussen partijen worden benoemd. Elk der partijen benoemt een lid. Het derde lid, tevens voorzitter van de geschillencommissie, wordt benoemd op voordracht van beide partijen;

  • 3. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming, wordt de bemiddeling ingeroepen van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • 4. De wijze van behandeling van het geschil wordt door de geschillencommissie geregeld;

  • 5. De geschillencommissie doet haar uitspraak in de vorm van een zwaarwegend advies.

Artikel 34

Het gemeentebestuur van Hoorn draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot wijziging, toe- en uittreding aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Artikel 35

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 36

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Centraal Afvalverwijderingsbedrijf Westfriesland.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Hoorn d.d. 24 november 2015
de voorzitter, de griffier,