Regeling vervallen per 01-01-2016

Bomenbeleidsplan "bomen beheren met beleid"

Geldend van 25-11-1999 t/m 31-12-2015

Intitulé

Bomenbeleidsplan "bomen beheren met beleid"

Bomenbeleidsplan van de gemeente Leeuwarden

4 oktober 1999

INHOUD 2

SAMENVATTING 4

HOOFDSTUK 1, INLEIDING

1 Bomenbeleid 6

2 Probleemstellingen 7

3 Doelstellingen 7

4 Waarden en functies van bomen 8

HOOFDSTUK 2, GEWENSTE STADSBOMENSTRUCTUUR

1 Gebiedstypering 10

2 Stadsbomen-inventarisatie

2.2.2 Monumentale en waardevolle stadsbomen 12

2.2.3 Bomen-informatie-systeem 13

3 Bomenfonds 13

HOOFDSTUK 3, BOMENBEHEER

1 Verjonging 14

2 Standplaatsinrichting en -ontwerp 15

3.2.1 Ondergrondse groeiruimte 16

3.2.2 Ontwerp 17

3 Bescherming van bomen en hun groeiplaatsen 17

3.3.1 Beschermende maatregelen 17

3.3.2 Overige boombescherming 18

3.3.3 Beschermende maatregelen in het dagelijks beheer 19

HOOFDSTUK 4, KAPBELEID

1Procedure 21

2 Vereenvoudiging 22

3 Afstemming kap- en andere vergunningen 22

4 Boomwaarde 23

5 Handhaving 23

4.5.1 Publiekrechtelijke handhaving 24

4.5.2 Civielrechtelijke handhaving 25

HOOFDSTUK 5, VOORSTELLEN

Bomenbeheer 26

Monumentale bomen 26

Boombescherming 26

Boomschade 27

Evaluatie 27

LITERATUUR 28

BIJLAGE A,

WAARDEBEPALING EN VERBETERDE METHODE RAAD 29

BIJLAGE B,

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING INZAKE HOUTOPSTANDEN

EN BOMEN 33

BIJLAGE C, KAART BOMENBELEID

BIJLAGE D, TOELICHTING KAART BOMENBELEID 37

SAMENVATTING

Dit bomenbeleidsplan geeft een visie voor de lange termijn (25-30 jaar) om richting te geven aan de ontwikkeling van het bomenbestand in de stad Leeuwarden. Dit is om de volgende redenen nodig:

bomen zijn de belangrijkste groenelementen in de gebouwde omgeving,

het duurt lang voordat bomen de volle wasdom bereiken en

de waarde van een boombeplanting neemt toe, indien sprake is van een samenhang tussen de boombeplantingen en de stedebouwkundige structuur.

De volgende problemen vormen de aanleiding voor het opstellen van dit plan:

problemen en schade n.a.v. standplaats en soortkeuze van stadsbomen,

het ontbreken van duidelijk beleid omtrent aanplanten, beheren, instandhouden van stadsbomen en het ontbreken van een samenhang tussen de bomenstructuur en de cultuur-historische stadsopbouw.

De doelstellingen die hieruit voortvloeien zijn:

het veiligstellen van het groenbeeld van de stad, het stadsgroen belangrijker maken in het ruimtelijke ordeningsproces,

het uitbouwen van de bomenstructuur volgens de cultuurhistorische opbouw van de stad, het ontwikkelen en uitvoeren van een duidelijk beleid t.a.v. aanplanten, beheren en instandhouden van stadsbomen.

Ter ondersteuning van het nieuwe beleid is de Algemene Plaatselijke Verordening inzake het bewaren van houtopstanden en bomen geactualiseerd

Het belang, de functies en de waarden van de bomen(structuur) komen op

een aantal manieren tot uitdrukking. Bomen zijn belangrijk als cultuurhistorische ruimtelijke en stedebouwkundige objecten. Ze zijn belangrijk voor de beleving, de leefbaarheid en het (stads)milieu, ze hebben esthetische en ecologische waarden en ze vertegenwoordigen geïnvesteerd kapitaal.

Leeuwarden heeft een concentrische stedebouwkundige structuur, met radialen in verschillende windrichtingen. Doordat de jongere wijken vanaf de zestiger jaren niet volgens deze structuur gebouwd zijn, maakt de huidige stedebouwkundige structuur een onsamenhangende indruk. Door een goed bomenbeleid kan de radiale structuur weer herkenbaar gemaakt worden.

Monumentale en waardevolle bomen zijn meestal opvallende en karakteristieke elementen in de stad. Vanwege hun waarden voor de stad mogen deze bomen niet gekapt worden, tenzij sprake is van direct gevaar. Deze bomen verdienen bijzondere aandacht, wat tot uitdrukking komt in de gemeentelijke bijdrageregeling voor alleen deze bomen. Voorts houdt de gemeente een bomenfonds in stand voor onderhoud en de instandhouding van bomen.

Om ook in de toekomst monumentale en waardevolle bomen in de stad te hebben krijgen de monumentale en waardevolle bomen de bestemming “groeiplaats boom” en moet de lijst met monumentale en waardevolle bomen geactualiseerd worden. Voor een goed bomenbeleid is het noodzakelijk de kwaliteit/kwantiteit van het bomenbestand te

weten. Hiervoor is het nodig de stadsbomen te inventariseren. De verkregen gegevens worden digitaal opgeslagen en verwerkt in het bomeninformatiesysteem. Daarna moeten de gegevens regelmatig bijgewerkt worden. Die gegevens worden gebruikt voor het maken van bomenbeheer- en werkplannen, ontwerpen, planning en organisatie van

bouw-, grond- en groenwerken.

Op basis van stedebouwkundige structuur en groenbeleidsplan zijn zes typen gebieden onderscheiden voor de bomenstructuur: historische stadskern en radialen, parken, boomaccenten, lineaire dragers, groen op wijk- en buurtniveau (zie bijlage D).

Het beleid omtrent het verwijderen van bomen is dat geen bomen gekapt mogen worden, tenzij een vergunning door B&W verleend is. De uitvoering hiervan is nu nog vrij bewerkelijk. Zodra het bomenbestand geïnventariseerd is en de bomengegevens beschikbaar zijn, kan sneller dan nu besloten worden of wel of geen kapvergunning wordt verleend.

Het beleid ten aanzien van verjonging moet zodanig opgezet worden dat niet ineens alle bomen in bijvoorbeeld een park of wijk vervangen moeten worden. Er moeten op tijd jonge bomen aangeplant worden, zodat alles niet opeens kaal is. In een aantal jonge wijken zijn vooral wilgen en populieren aangeplant om deze wijken snel groen te maken met veelal de bedoeling ze later te vervangen door duurzame boomsoorten zoals kastanjes en eiken. Met name in de verharding geven ze nogal wat problemen (opdrukken), omdat ze vaak oppervlakkig wortelen door niet-optimale groeiplaats

condities.

Voor alle boomsoorten geldt dat bij het inrichten van standplaatsen optimale groei plaatscondities gecreëerd moeten worden, zodat schade en extra of onnodig onderhoud aan bomen en boven- en ondergrondse infrastructuur, zo minimaal mogelijk blijven.

Hiervoor is betere afstemming nodig tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen in zowel de ontwerp- als beheerfase.

De bescherming en verzorging van bomen bij werken is belangrijk uit oogpunt van boombehoud (bomen zijn niet te vervangen zoals een lantaarnpaal te vervangen is), uit oogpunt van kostenbesparing (herstel van schade duurt lang: een boomwond moet dicht groeien en vereist de nodige verzorging) en uit oogpunt van stadsbeeld en stadsschoon (bomen met wonden en bomen die na 20 jaar nog niet verder zijn dan armetie

rige stammetjes ogen niet) .

Er zijn verschillende instrumenten om handhaving van wetten en regels t.a.v. bomen af te dwingen. Ook ten aanzien van schade aan bomen en vervolgschade zijn diverse wegen om deze terug te vorderen. Deze instrumenten en wegen gaan van procesverbaal en lik-op-stuk-aanpak tot bestuursdwang en civiel- en strafrechtelijke handhaving.

De gemeente zal, in redelijkheid, alles in het werk stellen om (vervolg)schade aan haar bomen te verhalen op de veroorzaker(s) en desnoods om strafvervolging verzoeken.

In gevallen van overtreding van regels t.a.v. bomen zal aangifte gedaan worden bij de (milieu)politie.

Stadsbomen hebben een financieel-economische waarde. Indien de stad en het stadsbeeld mooi, gestructureerd, zijn aangekleed door groen met bomen als belangrijkste elementen wordt bezoek aan en vestiging in de stad gestimuleerd. Huizen zijn vaak meer waard als ze door bomen omgeven worden. Mensen waarderen groen in hun omgeving. Het is belangrijk rekening te houden met boom- en groenstructuren bij inrichtingsplannen en infrastructurele werken.

De verschillende plannen moeten op elkaar afgestemd worden, van idee en ontwerp tot uitvoering en beheer.Het totale bomenbestand vertegenwoordigt ook een groot geïnvesteerd kapitaal. Alleen dat al rechtvaardigt een toereikend onderhoudsbudget voor de boomverzorging. Een goede boomverzorging werpt verder zijn vruchten af in de vorm van een aantrekkelijk stadsbeeld. Een aantoonbaar goede boomverzorging kan

voorkomen dat de beheerder aansprakelijk wordt gesteld voor schade door achterstallig of onvoldoende onderhoud aan bomen.Een goede bomenstructuur op basis van een goed bomenbeleid werkt op termijn positief uit op de gemeentelijke baten: direct door een doelmatiger beleid en beheer en door minder hoge schadeposten aan bomen en/of

hun omgeving, indirect door een aantrekkelijker stadsbeeld en woon- en

werkomgeving.

HOOFDSTUK 1, INLEIDING

In 1993 heeft de gemeente een Groenbeleidsplan opgesteld. Daarin wordt beschreven hoe het openbaar groen in de gemeente er op termijn uit moet gaan zien. Onder meer omdat bomen de belangrijkste groen-elementen in de stad zijn is dit algemene beleidsplan niet voldoende om ook het bomenbeleid tot zijn recht te laten komen.

Daarom is dit Bomenbeleidsplan opgesteld.

In dit plan is een heldere en eenduidige structuur aangebracht in het beleid van de gemeente Leeuwarden omtrent het aanplanten en beheren van bomen en het beheren van boomlokaties. Het Bomenbeleidsplan geeft een visie op de lange termijn (25-30 jaar) om richting te geven aan de ontwikkeling van het bomenbestand.

Het plangebied van het bomenbeleidsplan is de stad Leeuwarden. Voor de in de gemeente liggende dorpen: Snakkerburen, Lekkum, Miedum, Goutum, Hempens-Teerns, Wirdum, Swichum en Wytgaard, zullen, in navolging van dit plan, bomenbeleidsplannen opgesteld worden, afzonderlijk of als onderdeel van een

landschapsbeleidsplan.

1.1 BOMENBELEID

Gezien het belang van bomen binnen de openbare ruimte voor de gemeente, haar inwoners en bezoekers is het noodzakelijk beleid te voeren ten aanzien van de aanplant, het beheer en de instandhouding van stadsbomen. Een algemeen groenbeleid is hierbij niet voldoende. Een specifiek bomenbeleid is nodig en wel om de volgende redenen:

Bomen zijn de belangrijkste groenelementen in de gebouwde omgeving.

Door hun hoogte hebben ze een sterk ruimtelijke werking en zijn ze sfeerbepalend.

Het duurt lang voordat bomen de volle wasdom bereiken.

Een consequent beleid en beheer is gedurende een lange periode noodzakelijk om  de gestelde doelen te bereiken.

De waarde van een boombeplanting neemt toe, indien er sprake is van structuur.

Er is een visie nodig om die structuur te ontwikkelen en er is een actief beleid nodig om de structuur te realiseren en in stand te houden.

Dit bomenbeleid wordt gevormd door een toekomstvisie op structuurniveau

(dit Bomenbeleidsplan), een uitwerking voor het beheer van de aanwezige stadsbomen (het bomenbeheerplan) en programma's voor de daadwerkelijke maatregelen, die in een jaar genomen worden (het bomenwerkplan). Deze laatste twee plannen moeten na vaststelling van het bomenbeleidsplan opgesteld worden.

Om het bomenbeleid te ondersteunen is de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente (hierna te noemen: APV) inzake het bewaren van houtopstanden en bomen, gewijzigd en geactualiseerd volgens de nieuwste wet- en regelgeving en jurisprudentie t.a.v. (stads)bomen. Dit heeft de gemeenteraad inmiddels besloten.

De nieuwe APV inzake houtopstanden en bomen is opgenomen in bijlage B.

Dit past in het kader van dit Bomenbeleidsplan waarin gestreefd wordt naar optimalisatie van het instandhouden, bewaren en beschermen van stadsbomen en het geeft betere aanknopingspunten en mogelijkheden voor het te voeren bomenbeleid. Tevens sluit dit aan bij het algemeen gemeentelijk beleid: o.a.Groenbeleidsplan (juni 1993), Leeuwarden, open stad (november 1995), Milieubeleidsplan (juni 1996), etc..

1.2 PROBLEEMSTELLINGEN

Problemen en schade n.a.v. standplaats en soortkeuze van bomen

Door werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur worden boomwortels, en daarmee de gehele boom, vaak beschadigd. Veel voorkomend is ook dat boomwortels moeite hebben genoeg ruimte te vinden om te groeien met als gevolg dat de boom niet optimaal kan groeien: het zogenaamde bloempot-effect.

De verdichting van de bodem is vaak zodanig dat boomwortels eerder oppervlakkig dan diep wortelen: ze zoeken de weg van de minste weerstand, maar ook zoeken ze zuurstof. Hierbij speelt de hoge grondwaterstand in Leeuwarden ook een rol: boomwortels groeien niet dieper dan tot ca. 20 cm. boven het gemiddelde laagste grondwaterpeil. Ook daardoor blijven ze relatief dicht aan de oppervlakte met als gevolg dat de bovengrondse infrastructuur schade kan ondervinden in de vorm van opgedrukte

bestrating. Mensen ondervinden hiervan hinder of lopen zelfs (letsel)schade op door bijvoorbeeld vallende (dode) takken of losliggende trottoirtegels. De boom moet dan uiteindelijk verwijderd worden. Dit is een vorm van kapitaalsvernietiging.

Onvolledig beleid omtrent het aanplanten, beheren en instandhouden van bomen

Doordat het beleidskader voor de bomenstructuur in Leeuwarden nu nog onvolledig is, is het moeilijk, zo niet onmogelijk om een optimaal en efficiënt beheer te voeren over het bomenbestand. Dit leidt tot een ad-hoc-beheer. Dat is slecht voor het bomenbestand (het geconstateerde probleem kan niet meer of alleen tegen relatief hoge(re) kosten opgelost worden) en leidt tot verwarring bij zowel beleidsmakers, uitvoerders als bewoners (bomen en bomenstructuur zijn onvoldoende “zichtbaar” bij het opstellen van nieuwe inrichtings- en beleidsplannen; werkzaamheden zijn niet of te kort van tevoren bekend (inefficiënte inzet van personeel en materieel), waardoor bewoners niet of te kort van tevoren over werkzaamheden ingelicht worden, indien dat nodig is).

Samenhang tussen bomenstructuur en cultuurhistorische stadsopbouw laat te wensen over

Doordat op dit moment de samenhang tussen bomen en de gebouwde omgeving op veel plaatsen onduidelijk is, maakt het huidige beeld op veel plaatsen een vrij rommelige, ongestructureerde indruk, terwijl de stad, bewoners en bezoekers gebaat zijn bij een duidelijke, samenhangende structuur.

Het voorgaande maakt duidelijk dat de problematiek omtrent het beleid en beheer van de Leeuwarder stadsboom snel en efficiënt moet worden aangepakt. Hieronder zijn daarvoor vier doelstellingen geformuleerd.

1.3 DOELSTELLINGEN

Het veiligstellen van het groenbeeld van de stad

Een groene stad is belangrijk voor de leefbaarheid, het aanzien en de waarde van de stad. Indien het groen en met name de bomen opgenomen worden in een stedebouwkundige structuur, krijgen ze daarmee een binding en een eigen identiteit. Verwijdering of het wegvallen van een boom zal dan opvallen, opdat dit een zichtbare wond in die structuur achterlaat. Met bomen moet daarom rekening gehouden gaan worden bij het opstellen en realiseren van inrichtings- en vernieuwingsplannen en infrastructurele werken, zowel boven- als ondergronds.

Het belang van het Leeuwarder Stadsgroen binnen het ruimtelijke ordeningsproces versterken.

Het toekennen van functies en waarden aan bomen in r.o.-plannen is een middel om te laten zien dat bomen een “status” hebben en kapitaal vertegenwoordigen. Bomen dienen de stad tot sieraad en dienen dus als zodanig beheerd, behandeld en beschermd te worden.

Het ontwikkelen en uitvoeren van een duidelijk beleid t.a.v. aanplanten, beheren en instandhouden van stadsbomen en aanwijzen en instandhouden van stadsboomlokaties.

Er komen eenduidige richtlijnen over het omgaan met en beheer van de bomen en de boomstructuur op de lange termijn. Het opstellen en uitvoeren van de richtlijnen zal een grote inspanning vergen van alle direct betrokkenen.

Plannen en werken zullen beter op elkaar afgestemd moeten worden om een bomen-

structuur op de lange termijn te kunnen garanderen. Het is evident dat het maken en uitvoeren van deze plannen ook financiële inspanningen vergt. Op termijn kunnen die terugverdiend worden door een efficiënter beheer en een grotere aantrekkelijkheid van stad en stadsbeeld.

Het verder uitbouwen van de bomenstructuur volgens de cultuur-historische opbouw van de stad.

Bomen kunnen de cultuur-historische kenmerken van de stad versterken. De meest logische optie is dan om de bomenstructuur op te zetten volgens al bestaande structuren en lijnen. Voor een klein deel is dit al zo. Op basis van nieuwe plannen moet dit verder uitgewerkt en gerealiseerd worden.

1.4 WAARDEN EN FUNCTIES VAN BOMEN

Cultuurhistorische waarde

De cultuurhistorische waarde van bomen heeft te maken met de geschiedenis van de plaatsen waar de stadsbomen staan. Vaak zijn er relaties tussen bomen en bijvoorbeeld een gebouw of plein.

Ruimtelijke functie

Bomen spelen een belangrijke rol bij de vormgeving van de openbare ruimte in de stedelijke omgeving. Door hun lange levensduur zijn bomen zeer geschikt als architectonisch middel bij de vormgeving van de gebouwde omgeving. Ze kunnen bepaalde dingen accentueren of juist aan het oog onttrekken. Boombeplantingen creëren en versterken structuren. Ze kunnen routes geleiden van zowel snel als langzaam verkeer. Tevens bepalen bomen mede het perspectief in de straat, dit wil zeggen hoe breed of lang een straat overkomt op de waarnemer.

Ecologische waarde

Boombeplantingen hebben een ecologische waarde. Bij een goede opbouw bieden ze levensruimte, alsmede nestel- en schuilgelegenheid voor verschillende soorten planten en dieren. Wanneer ze grotere leefgebieden met elkaar verbinden, kunnen planten en dieren zich langs deze lijnen verplaatsen en verspreiden.

Belevingswaarde

De mens kan niet zonder het natuurlijke element, hoe gekunsteld de stad er soms ook uit mag zien. Bomen geven door hun eigenheid en herkenbaarheid een gevoel van rust. Bomen brengen de natuur de gebouwde omgeving binnen. Ze trekken dierlijk leven aan. Bomen maken het wisselen van de seizoenen zichtbaar. Bomen kunnen een

ontmoetingspunt zijn, vooral als er banken bij staan. Bomen zijn uit recreatief oogpunt

belangrijk.

Esthetische waarde

De esthetische waarde van bomen wordt gevormd door hun vorm, kleur, omvang en standplaats. Ze kennen daarbij een grote variatie in vorm, takkenpatroon, blad en bloei. De esthetische waarde van de boom wordt mede bepaald door zijn standplaats en het contrast of de harmonie met de omgeving.

Milieuwaarde

Bomen hebben invloed op het stadsklimaat. Ze kunnen extreem lage of hoge temperaturen matigen. Hoe meer bomen bij elkaar staan, hoe groter het effect. Verder breken bomen de wind en verminderen de afkoelende werking van wind. Dichte beplantingen direct naast gebouwen kunnen werken als isolatiescherm. Rond hoge flatgebouwen breken bomen de valwinden.

Bomen hebben invloed op de luchtkwaliteit. De bladeren vangen 70 tot 85% van de stof-, roet- en rookdeeltjes uit de lucht. Ook winterkale bomen hebben een filterende werking. Verder nemen bomen een deel van de luchtzuivering voor hun rekening door de opname en omzetting van gassen als CO2, SO2 en NOx. Bomen produceren zuurstof en vormen als zodanig de groene longen van de stad.

Beplanting kan er toe bijdragen dat geluidshinder beperkt wordt door demping van geluid. Planten absorberen en verstrooien namelijk geluidsgolven. In psychologisch opzicht speelt daarbij mee dat naast de feitelijke afname van de geluidssterkte de beplanting de bron van het geluid aan het gezicht onttrekt.

Economische waarde

City-marketing is het onderdeel van de marketing dat zich bezighoudt met het inventariseren en afstemmen van stedelijke producten op de wensen van de klanten. Doel hiervan is de stad aantrekkelijker te maken voor de verschillende doelgroepen.

Belangrijk is de integrale samenhang van deze functies. Als exploitant van de stad zal de gemeente een samenhangend pakket van diensten aan moeten bieden. Het gaat om het totaalbeeld van de stad. Belangrijk hierbij is de verzorging van de stad, met name die van de fysiek ruimtelijke omgeving. Belangrijk onderdeel hiervan zijn de sfeerbepalende elementen zoals markante gebouwen (kerken, monumentale panden, etc.), grachten, parken, pleinen, lanen en bomen. Binnen de groene omgeving van de stad vormen bomen de belangrijkste en opvallendste elementen.Bewoners en bezoekers van de stad, vinden (vaak onbewust) bomen belangrijk in hun directe omgeving.

De waarde van huizen blijkt hoger te zijn als de omgeving "aangekleed" is door bomen en ander groen. Daarnaast hebben bomen een positieve invloed op de leefbaarheid en gevoelswaarde van de stedelijke, gebouwde, omgeving. Een boomrijke, groene, omgeving voelt "warm" aan, terwijl een zuiver stenige omgeving "kil" en "doods" aanvoelt. Het voorgaande geldt ook voor bedrijven en bedrijfsvestiging. Een mooie, boomrijke omgeving stimuleert verder ook de toeristische functie. Recreatief winkelen wint terrein en behoort tot de bezigheid van menig toerist. Een aantrekkelijke omgeving zal de kwaliteit van het toeristisch verblijf verhogen en de duur ervan verlengen. In dit kader kan een stadswandelroute, kunstroute, monumentenroute of tuinenroute aantrekkelijker gemaakt worden door hierin karakteristieke, waardevolle en monumentale bomen op te nemen.

Er is dus een economisch belang om een goede stadsboomstructuur te ontwikkelen, bestaande bomen zoveel mogelijk duurzaam in stand te houden en te beschermen, evenals (markante) stadsboomlokaties.

HOOFDSTUK 2. GEWENSTE STADSBOMENSTRUCTUUR

Leeuwarden ligt te midden van verschillende landschapstypen: kwelderwalgebieden, terpengebied, de middelzeepolders, het oudland, de hooilanden, de droogmakerijen,

de hooilandgebieden en, meer op afstand, de woudontginningen met singels. Behalve de laatste hebben deze landschapstypen met elkaar gemeen, dat ze open en weids zijn. Hierin is Leeuwarden als een eiland gesitueerd met radiale uitvalswegen en waterlopen naar alle windstreken als de spaken in een wiel. De eerste buurten buiten het oude stadscentrum ontstaan omstreeks 1820-1840 en komen tussen deze radialen te liggen.

De concentrische vorm van de oude stad met de eerste buitenbuurten en radiale wegen en waterlopen is nog steeds aanwezig in de stadsstructuur. De opzet en inrichting van de wijken die vanaf de zestiger jaren gebouwd zijn, sluiten niet aan bij deze radiale structuur. Ook ten opzichte van elkaar zijn deze jonge wijken verschillend van opzet en inrichting.

In de verschillende beleidsdocumenten worden suggesties gedaan om de radiale structuur van de stad te versterken, om een meer samenhangde stedebouwkundige structuur

te bereiken. Een goede boomstructuur kan de radiale wegen en waterlopen beter zichtbaar en herkenbaar maken in de vorm van bijvoorbeeld laan- en oeverbeplantingen als bindende elementen voor de stedebouwkundige structuur. Door deze boombeplantingen door te laten lopen tot in of voorbij de stadsrand kan de verbinding met het buitengebied tot stand worden gebracht.

2.1 GEBIEDSTYPERING

Op basis van de stedebouwkundige structuur en naar aanleiding van het Groenbeleidsplan worden in het plangebied de volgende zes verschillende typen gebieden onderscheiden die elk op hun eigen wijze een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste bomenstructuur:

  • 1.

    de historische stadskern en de - als spaken in een wiel - radialen:

  • 2.

    de oude uitvalswegen en waterlopen,

  • de parken,

  • 3.

    de kleinere boomlocaties, de zgn. boomaccenten,

  • 4.

    de lineaire dragers van de groenstructuur,

  • 5.

    het groen op wijkniveau en

  • 6.

    het groen op buurtniveau.

Historische stadskern en radialen

In de historische stadskern zijn vooral de bomen in het straatbeeld van belang zoals grachtbeplantingen en solitaire bomen. Van betekenis zijn ook de groene binnengebieden (hofjes) en tuinen. De bomen en overig groen in de particuliere tuinen die langs de radialen zijn gesitueerd zijn daarbij ondersteunend voor het groen van de radialen. Langs de radialen zijn vooral de laanbeplantingen en oeverbeplantingen structuurbepalend. De samenhang tussen deze groenelementen behoeft versterking. Door deze groenelementen met elkaar te verbinden in overeenstemming met de cultuurhistorische structuur van de stad, door middel van nieuwe aanplant en verbetering van bestaande situaties, ontstaat een herkenbaar en samenhangend geheel . Het karakter van de stad wordt op deze wijze geaccentueerd en krijgt een hogere esthetische waarde. Aan inwoners en bezoekers geeft dat de stad een hogere belevingswaarde en aantrekkelijke routes.

Parken

In een aantal opzichten zijn de parken belangrijk voor de stad en haar inwoners en bezoekers. Ze verhogen de leefbaarheid en zijn van belang voor recreatie en ontspanning. Ook zijn ze van betekenis als cultuurhistorische elementen en als leefplaats voor planten en dieren in de stad. Ze kunnen gezien worden als de "groene longen" van de stad, een verademing in de stenige omgeving. Het parkbeeld wordt in hoge mate bepaald door bomen. Verwijderen en aanplanten van bomen moet dus met beleid gebeuren. Gezien de functies en waarde van de parken voor de stad en haar inwoners en bezoekers, moeten deze een aparte status krijgen. Dit moet geregeld worden in bestemmingsplannen. De A.P.V. voorziet al in de bescherming van beplanting in publiek toegankelijke parken en plantsoenen. De bestaande situatie moet geoptimaliseerd worden en de parken moeten beschermd worden tegen inbreidingsplannen. Een nog kleinere oppervlakte van de parken zal de leefbaarheid en waarde van de stad en de functies van de parken aantasten.

Boomaccenten

De boomaccenten zijn vooral kenmerkend voor de oudere buurten, waarin ze voorkomen. De plantsoenen waarin de bomen staan zijn daar de enige plaatsen van betekenis met ruimte voor (grote) bomen. Ze verhogen vooral de belevingswaarde van de omgeving waarin ze staan en geven cachet aan de stadsstructuur.

Lineaire dragers van de groenstructuur

Dit zijn de groenzones die de verschillende groengebieden met elkaar verbinden.

In deze zones zijn bomen van belang, omdat zij de grootste en opvallendste groenelementen zijn. De bomen die langs deze lijnen aangeplant zijn of moeten worden, geven accent aan de cultuurhistorische opbouw van de stad, geven de stadsdelen een eigen karakter en creëren ecologische verbindingslijnen tussen groenelementen in de stad. De langzaam-verkeer routes zoals voet- en fietspaden en de waterlopen bieden goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van dergelijke groenzones. In de stadskern zijn boomrijen de enige groenobjecten om verbindingslijnen tussen groengebieden te realiseren. Het is van belang dat deze rijen gesloten zijn en dat de bomen in deze rijen in goede conditie verkeren.

Groen op wijkniveau

Groen op wijkniveau is van belang voor de wijk als aankleding (beeldwaarde) en als recreatieve voorziening. Elke wijk heeft een eigen kenmerkende opbouw van het groen. In de binnenstad en traditionele woonwijken is de hoeveelheid groen beperkt.

In de nieuwere wijken zijn relatief grote, aaneengesloten oppervlakten openbaar groen. De samenhang met de buitenranden van de stad en de ecologische invulling hiervan is een punt van aandacht. De recente woonwijken maken een groene indruk. Er bestaat in deze wijken dooradering met groenstroken. Op bedrijventerreinen speelt het groen een ondergeschikte rol. Dit kan veranderen ten aanzien van geplande hoogwaardige bedrijvenlocaties waar de omgevings-inrichting van economisch belang wordt geacht.

Groen op buurtniveau

Het groen op buurtniveau heeft een beperkte betekenis voor de bomenstructuur van Leeuwarden. Het groen in kleine, particuliere tuinen is in bepaalde gevallen van

belang als ondersteuning voor het groen langs de lineaire structuurdragers of het groen op wijknivo.

2.2 STADSBOMEN-INVENTARISATIE STADSBOMEN INVENTARISATIE

2.2.1 Monumentale en waardevolle stadsbomen

In maart 1991 is een gemeentelijke lijst van waardevolle en monumentale bomen

gepresenteerd. Een aantal van die bomen is door de Bomenstichting geïnventariseerd en geregistreerd, met subsidie van de rijksoverheid. Dit past in het rijksbeleid, waarin aandacht is voor de ruimtelijke kwaliteit als een van de centrale thema's. Dit betekent ook aandacht voor de kwaliteit van het (gebouwde) leefmilieu, waarin bomen een grote rol spelen. Op de Bomenbeleidskaart (bijlage D) staan de locaties van de in de lijst vermelde bomen.

In de inventarisatielijst is onderscheid gemaakt naar leeftijd van bomen: bomen van 80 jaar of ouder zijn als monumentaal gekenmerkt en bomen van 40 jaar en ouder als waardevol voor Leeuwarden. Ingevolge een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 13 augustus 1991 zullen deze bomen worden opgenomen worden in de gemeentelijke monumentenlijst Daardoor zullen ze bescherming genieten via de Monumentenverordening en aanspraak kunnen maken op (rijks)subsidies via het Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds. Dit college-besluit is nog niet uitgevoerd. Derhalve genieten de bomen bovengenoemde bescherming en subsidies dus ook nog niet. Bomen die in het register van monumentale bomen van de Bomenstichting voorkomen, komen in aanmerking voor subsidie voor achterstallig onderhoud. De gemeente Leeuwarden maakt al gebruik van dit fonds. Bomen die niet geregistreerd staan, maar wel aan de criteria voldoen, kunnen voor registratie bij de Bomenstichting voorgedragen worden.

Bijstelling criteria

Het gemaakte onderscheid op basis van alleen de leeftijd is te beperkt. Ook zijn de gestelde leeftijdsgrenzen niet absoluut. Waarom een boom van 35 jaar niet kenmerken als waardevol en één van 40 jaar wel. Het is beter om ook de locatie en conditie van de boom mee te wegen in de uiteindelijk beoordeling. Door een (boom)locatie in een bestemmingsplan de bestemming "groeiplaats boom" te geven, kunnen ook in de toekomst (nog) vitale, monumentale en waardevolle bomen in Leeuwarden bewonderd worden.De criteria voor het wel of niet opnemen van bomen in de gemeentelijke lijst van monumentale en waardevolle bomen moeten derhalve bijgesteld worden. Voorlopig zal nog de huidige lijst van waardevolle en monumentale bomen gehanteerd worden.

2.2.2 Inventarisatie gemeentelijk bomenbestand.3 'Overige' stadsbomen

Met de inventarisatie van het totale gemeentelijke bomenbestand is in september 1997 een begin gemaakt. Naar schatting staan er 35200 stadsbomen in de gemeente Leeuwarden.Volgens de huidige planning kunnen daarvan ca. 12000 per jaar geïnventariseerd worden. Dit betekent dat het nog ongeveer drie jaren zal vergen, voordat dit

Bomenbeleidsplan volledig en uitgewerkt kan worden in de vorm van beheer- en werkplannen. De inventarisatie is namelijk belangrijk voor een gedetailleerdere uitwerking van het bomenbeleidsplan, ten aanzien van bijvoorbeeld te nemen maatregelen en het kostenoverzicht. Niettemin zijn in dit plan alvast de beleidslijnen uitgezet. Met deze inventarisatie kan ook de lijst van monumentale en waardevolle bomen

geactualiseerd worden.

De inventarisatie-gegevens moeten worden bewerkt tot overzichten, op grond waarvan (beleids)beslissingen tot op werkplan-niveau kunnen worden genomen. Hieronder wordt kort aangegeven welke zaken bij een inventarisatie aan het licht moeten komen:

  • -

    soort/variëteit/cultivar

  • -

    plaatsaanduiding (perceelsnummer/kadastraalnummer/coördinaten)

  • -

    beplantingstype: laan, groep, solitair

  • -

    aantal bomen in de geïnventariseerde eenheid

  • -

    plantsoen, gras of verharding en verhardingstype

  • -

    plantjaar, leeftijdsklasse en ontwikkelingsfase of verzorgingsfase

  • -

    omvang: hoogte, stamomtrek, kroondoorsnede en takvrije stamlengte (aangeven in klassen)

  • -

    vorm: kroonvorm en -dichtheid.

  • -

    groeiplaatsomstandigheden: boven- en ondergronds en op de grond

  • -

    kwaliteit: conditie, groeistoornissen, stabiliteit, gebreken aan kroon, stam en/of wortels, dood hout in de kroon, beschadigingen en wonden, aantastingen

  • -

    technische voorzieningen: bescherming (stam, stamvoet, wortel, kroon), beluchtingssysteem, watergeefsysteem, drainage, boompalen en -banden, etc.

2.2.3 Bomen-informatie-systeem4.4 Bomeninformatie systeem

De inventarisatie-gegevens zullen digitaal opgeslagen worden, zodat koppeling mogelijk is met het binnen de gemeente gebruikte groenbeheer-computerprogramma Sygrob. Met behulp van dit programma kunnen de inventarisatiegegevens bewerkt worden tot een gegevensbestand op grond waarvan het mogelijk is om snel en efficiënt overzichten te genereren voor beheerprogramma's, werkplannen, groen- en bouwprojecten en kap(vergunningen)beleid.

3 BOMENFONDS

Door de actualisering van de APV inzake houtopstanden en bomen is een

verbeterde regelgeving ten aanzien van monumentale en waardevolle bomen tot stand gekomen. Hiermee wordt voortgeborduurd op de bestaande procedurele regeling voor een optimale bescherming en instandhouding van (ook) deze bomen. Op 21 november 1995 ging het college van B&W accoord met het instellen van een bomenfonds. Hierin wordt geld verzameld ter waarde van de boom of bomen die toch, dus ondanks het kapverbod en het principe dat monumentale en waardevolle niet gekapt zullen worden, verwijderd moeten worden.Het fonds is bedoeld voor financiering van herplant en instandhouding van waardevolle en monumentale bomen. Dit fonds is tot nu toe niet operationeel. Bovendien kan er slechts gebruik van worden gemaakt,

indien de intern gemaakte afspraken en procedures gevolgd worden.

Binnen de bebouwde kom moeten gemeenten voor hun eigen monumentale en waardevolle bomen zorgen. Speciaal voor de monumentale en waardevolle bomen is een

gemeentelijke bijdrageregeling een geschikt instrument voor daadwerkelijke instandhouding en bescherming van deze bomen, waarop ook particulieren een beroep kunnen doen. De bijdrage is gebonden aan een aantal strikte en vooraf gestelde voorwaarden. Bomen die voorkomen op de gemeentelijke lijst van monumentale en waardevolle bomen kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen.

Om te voorkomen dat deze bomen door stadsvernieuwing en in- of uitbreiding van de stad verwijderd worden heeft de gemeente Leeuwarden een aantal maatregelen genomen: zo worden bevestigingsbrieven van bouwaanvragen standaard voorzien van een alinea waarin gewezen wordt op het kapverbod.

Voor bomen buiten de bebouwde kom zijn er vaak al bijdrageregelingen uit fondsen van vooral de provincie, waarbij het uitgangspunt voor het verlenen van een bijdrage meestal het landschap of landschapsschoon is. Daarnaast is er nog de Regeling Landschapsverzorgingsbijdrage (LZV) van

Landschapsbeheer Nederland. Op deze fondsen kunnen gemeenten, particulieren en andere belanghebbenden een beroep doen.

HOOFDSTUK 3, BOMENBEHEER

Bomen hebben niet het eeuwige leven, dus is het belangrijk na te denken over verjonging. Bomen in een beplanting in een straat of buurt gaan niet allemaal tegelijk dood, ook al zijn ze even oud. Verschillen treden op door onder andere verschil in groeiplaats, erfelijke aanleg en externe invloeden. Veelal worden in eerste instantie meer bomen aangeplant op een bepaalde locatie dan uiteindelijk op die plaats kunnen blijven staan. Als de bomen volwassen worden kunnen de 'extra' bomen (de wijkers) verwijderd worden. De overige bomen (de blijvers) blijven dan staan. Soms kunnen blijvers en wijkers goed samen opgroeien en samen een boomgroep vormen. Ook is het mogelijk dat bewoners het jammer vinden dat wijkers verwijderd worden. Dan moet gekeken worden of die situatie technisch en financieel te handhaven en te beheren valt.

3.1 VERJONGING

Een gevarieerde samenstelling van soorten met verschillende leeftijdsverwachtingen versterkt de spreiding van de uitval van bomen. Deze spreiding leidt ertoe dat nooit alle bomen in een bepaald gebied tegelijkertijd aan vervanging toe zijn. Om deze variatie in leeftijd te bewerkstelligen zal in de komende jaren verjonging moeten plaatsvinden door het vervangen van de aanwezige bomen op verschillende plaaatsen in de stad. Welke bomen de eerstkomende jaren zullen worden vervangen is afhankelijk van financiele overwegingen maar ook of er sprake is van een situatie waarin de boom hinder of schade veroorzaakt aan stedelijke functies.

Hinder en schade door bomen

In bepaalde situaties kan het leefklimaat door bomen negatief worden beinvloed.

Schaduwwerking, uitzichtbelemmering en schade aan onroerend goed zijn steeds

terugkerende argumenten van burgers voor het aanvragen van een kapvergunning.

Bij de beoordeling van een kapaanvraag worden deze argumenten afgewogen tegen het algemeen belang van de boom. In de op de bomenbeleidsplankaart aangegeven categorieën 3 en 4 (dragers hoofdstructuur stads- en wijkniveau) wordt de bovengenoemde overlast veelal veroorzaakt door het feit dat bij de aanplant boomsoorten gekozen zijn, waarvan de uiteindelijke omvang zoals die zich nu manifesteert, zich slecht verhoudt met de

beschikbare standplaatsruimte (zowel boven- als ondergronds).Om deze situaties in de toekomst te voorkomen, wordt bij aanplant in de eerste plaats het boomtype beter

afgestemd op de locatie-omstandigheden. In de tweede plaats wordt bij de bomen in de bovengenoemde categorieën in het vervolg uitgegaan van een maximale levensduur. Dit houdt in dat bomen van de eerste orde (hoge zware bomen) in principe 50 jaar moeten meegaan voor ze mogen worden vervangen. Een investerings- en onderhoudsplan zal op deze aanplant - en vervangingsstrategie kunnen worden afgestemd. Zonder bovengenoemde klachten kan de leeftijdsgrens van 50 jaar uiteraard worden verruimd.Leeuwarden kent een groot aantal stedelijke situaties waar alleen de mogelijkheid bestaat om bomen van de tweede orde (klein blijvende bomen) aan te planten. Deze bomen zijn van nature echter minder duurzaam, in vergelijking met de bomen van de eerste orde. Er wordt van uitgegaan dat bomen van de tweede orde na 20 jaar aan vervanging toe zijn en dat ze opgenomen worden in een investerings- en onderhoudsplan.

Populieren en wilgen

Omdat populieren en wilgen op zovele plaatsen in vooral de jongere wijken (vanaf ca. 1965) staan en omdat ze vooral in of bij de verharding vaak problemen geven, wordt aan deze bomen hier een extra paragraaf gewijd. Populieren en wilgen zijn in veel nieuwe wijken aangeplant om deze wijken snel van een groen jasje te voorzien: het zijn bomen die relatief snel groeien. Ze zijn vaak ook aangeplant met het idee om ze later te vervangen door duurzamere boomsoorten, zoals beuken, platanen en eiken. Op dit punt komen het wijker-blijver-idee en verjongingsbeleid samen..

Jonge wijken zijn door populieren en wilgen snel groen. Deze bomen vragen relatief veel ruimte en veel licht. Ze zijn concurrerend voor planten in de buurt, omdat ze relatief veel water en voedingsstoffen uit de bodem halen. Populieren en wilgen groeien goed op vruchtbare, vochthoudende bodems. Ze verdragen hoge grondwaterstanden wat een voordeel is in het geval van de Leeuwarder situatie. Ze vormen, afhankelijk van de bodem, zowel diepgaande als oppervlakkige wortels. Ze zijn gevoelig voor dichte bodems.Vanwege de hoge grondwaterstanden in de meeste delen van Leeuwarden en de dichte bodems langs en onder de verharding gaan ze oppervlakkiger wortelen. Door de diktegroei komen de wortels dan vaak (half) boven de grond te liggen, die dan gemakkelijk beschadigd worden door bijvoorbeeld maaien en betreden. In de verharding drukken ze dan de bestrating op, terwijl het verkeer de bestrating op de wortels drukt, zodat zowel schade aan boom als bestrating ontstaat. Ze vormen relatief gemakkelijk nieuwe wortels. Ze zijn goed windbestendig, maar op oudere leeftijd (rond 40 jaar) krijgen ze last van relatief veel takbreuk, waardoor het onderhoud intensiever moet worden. Vooral langs wegen en paden zijn ze dan gevaarlijk. Dan moet bezien worden of het beheer geïntensiveerd kan worden of dat ze verwijderd en vervangen moeten worden door jonge bomen. Het gebruik van mannelijke cultivars heeft in de stad de voorkeur, aangezien vrouwelijke cultivars vooral in de periode mei-juni veel pluis laten vallen, dat in tuinen terecht komt, wat menig tuineigenaar niet op prijs stelt.

Wilgen kunnen vooral bij een zwakke conditie vatbaar zijn voor watermerkziekte.

Eenmaal aangetast dienen ze ogenblikkelijk verwijderd en verbrand te worden om verdere verspreiding te voorkomen. Helaas zijn in Leeuwarden vanwege de watermerkziekte de afgelopen jaren al heel wat mooie wilgenrijen en -groepen verdwenen: o.a. bij het Drachtsterplein, de Potmarge, langs de Dokkumer Ee en in het Abbingapark. Een middel ter preventie is het aanplanten van minder gevoelige cultivars.

3.2 STANDPLAATSINRICHTING EN -ONTWERP STANDPLAATSINRICHTING EN ONTWERP

Ontwerpers en architecten maken bij de beeldvorming op mooie (ruimtelijke) (stede)bouwkundige schetsen en tekeningen veelal gebruik van mooie, grote,

bomen: het zogeheten 'groene-bolletjes-syndroom. De stadsbomen hebben gedurende hun eerste 25 jaren al zoveel te maken met allerlei grond- en bouwwerken, dat ze vaak niet de kans krijgen om tot volle wasdom te komen. Na 25 jaar, vaak eerder, moeten ze dan al vervangen worden. waardoor het gewenste beeld, zoals dat geschetst werd door de ontwerper of architect, niet bereikt wordt. Het feit dat stadsbomen op vrijwel elk (stede)bouwkundig ontwerp in hun volle wasdom voorkomen, geeft aan dat grote, volwassen, stadsbomen hoe dan ook belangrijk gevonden worden en zijn in de woon- en leefomgeving.

De meeste groeiplaatsen van bomen in Leeuwarden zijn echter verre van optimaal.De meeste straatprofielen zijn nog onvoldoende op stadsbomen ingericht. Verder spelen daarbij ook vele andere omgevingscondities een rol, bijvoorbeeld de (te) hoge verdichtingsgraad van de bodem in de omgeving van verharding en de (te) hoge grondwaterstanden in de hele stad. Nu moeten de voorwaarden geschapen worden, zodat het gewenste beeld wel te realiseren is. Het is beter om minder bomen te planten op optimaal ingerichte groeiplaatsen, die daardoor de kans krijgen om mooi uit te groeien dan veel bomen die hooguit 20-25 jaar worden en door allerlei groeistoornissen niet verder komen dan armetierige stammetjes. Opletten dus bij de nieuwe, nog uit te voeren, projecten.

Soms gaan waardevolle bomen verloren door bijvoorbeeld aanrijdingen, blikseminslag of ziekten. Onverwacht ontstaat dan de vraag of verjonging wenselijk is. Tot op heden was het gebruikelijk deze bomen direct te vervangen. Door, beter als voorheen, de groeiomstandigheden van de oude boom te beschouwen, zal vervanging van de boom door een nieuw exemplaar, in belangrijke mate afhangen van de mogelijkheden om goede groeiomstandigheden te scheppen.

3.2.1 Ondergrondse groeiruimte8.1 Ondergrondse groeiruimte

Een boom stelt specifieke eisen aan de kwaliteit van de ondergrondse groeiruimte.

Dit in verband met de opname van vocht en voedingselementen, de verankering en de luchthuishouding: ook wortels hebben zuurstof nodig! De ondergrondse groeiruimte voor een stadsboom moet:

  • -

    een omvang hebben van 3/4 m3 doorwortelbare grond per m2 kroonprojectie,

  • -

    per groeiseizoen een vochtaanbod dekken groter dan of gelijk aan 600 liter (laanboom) tot 800 liter (solitaire straatboom) per m2 kroonprojectie;

  • -

    gedurende een lange periode voldoende voedingselementen kunnen leveren.

Het doorwortelbare volume moet verder aan bepaalde minimale kwaliteitseisen voldoen met betrekking tot indringingsweerstand, de zuurgraad,de zoutconcentratie, de grondwaterstand,het zuurstofpercentage.

De minimale maten voor plantplaatsen van bomen in relatie tot randen van sleuven van kabels en leidingen zijn:

afbeelding binnen de regeling

Voor enkele gevallen gelden zelfs grotere minimum-afstanden:

ondergrondse hoogspanningskabel: 5 meter

stadsverwarmings buis: 4 meter

In deze voor boomwortels vrij te houden ruimte mag niet voor kabels en leidingen gegraven worden. De aangegeven maten zijn minimum-eisen. De aangegeven ruimte zal snel, in enkele jaren, volledig benut zijn door de boomwortels.Indien de groeiplaats voldoet aan deze, minimale, eisen heeft een stadsboom voldoende oorwortelbare ruimte van goede kwaliteit .

Echter, ook andere stedelijke voorzieningen claimen ruimte in de ondergrond, zoals funderingen, verhardingen, watergangen, taluds, rioleringen, gasleidingen en kabels. Al deze voorzieningen stellen hun eigen specifieke eisen. Deze eisen sluiten doorgaans niet aan bij de eisen die de stadsboom stelt aan de ondergrondse ruimte. Het is van belang om tot een goede afstemming te komen om problemen en extra kosten aan bomen èn (boven- en ondergrondse) infrastructuur nu en in de toekomst te voorkomen. Omtrent de inrichting van de ondergrond is overleg noodzakelijk tussen alle betrokken gemeentelijke afdelingen, waaronder groen, bouwen, gebiedsontwikkeling, weg- en waterbouw, civiele techniek en ontwerp. Op kaarten moeten - op schaal - alle gegevens worden vermeld, zowel van leidingen als van beplantingen, zodat situaties waarin bomen bijvoorbeeld in een te klein plantgat komen, te dicht bij straatkolken, lantaarnpalen of trottoirbanden komen, etc., worden voorkomen. Uiteindelijk zal een dergelijke situatie schade met zich meebrengen aan zowel boom als infrastructuur. Ook het onderhoud aan en beheer van zowel boom als infrastructuur zal in dergelijke situaties belemmerd worden en dus (veel) meer kosten. De boom en de infrastructuur zullen daardoor een korter leven beschoren zijn dan volgens de plannen de bedoeling was.

3.2.2 Ontwerp

Om te komen tot vereenvoudiging van ontwerpen, beheer en onderhoud van de verschillende werken en daarmee tot besparingen op mensuren en financiële middelen moeten per type werk vaste normen en standaarden voor standplaatsinrichtingen van stadsbomen ontwikkeld worden. Zowel ontwerpers, uitvoerders als beheerders weten dan waar ze aan toe zijn. Omdat voor civieltechnische en bouwkundige werken ook al bepaalde normen en eisen (bijvoorbeeld Standaard RAW Bepalingen 1995, NEN- en ISO-normen) gelden is het een logische stap om standplaatsinrichtingen van bomen daar ook bij te betrekken. In de Standaard RAW Bepalingen 1995 zijn bijvoorbeeld al kwaliteitseisen opgenomen m.b.t teelgrond voor bomen: samenstelling, verdichting, consistentie, etc.

De basis voor de realisatie van optimale groeiplaatsen en groeiplaatscondities is goed overleg met alle betrokkenen, die te maken hebben met de onder- en bovengrondse (groei)ruimte. Hiervoor is goed en volledig kaartmateriaal een eerste vereiste.

3.3.BESCHERMING VAN BOMEN EN HUN GROEIPLAATSEN BESCHERMING VAN BOMEN EN HUN GROEIPLAATSEN

Hoewel bomen bij wet beschermd zijn is het beter om bomen fysiek te beschermen. Schade voorkomen is beter voor de boom en doorgaans goedkoper dan schade herstellen. Ook hier geldt weer: schade aan bomen is anders dan aan bijvoorbeeld lantaarnpalen: lantaarnpalen zijn vervangbaar, schade kan dezelfde dag nog hersteld worden of er kan een nieuwe lantaarnpaal geplaatst worden; bomen daarentegen doen er lang over om geleden schade te boven te komen en nieuwe bomen doen er zeer lang over om aan te slaan en volwassen te worden. Inclusief het meerwerk van een boomverzorger, dat gedurende een bepaalde tijd intensiever moet zijn, kost dit veel meer dan alleen het herstel van de schade of het opnieuw planten van een jonge boom. Bovendien zijn hier ook weer zaken als beeldwaarde, netheidsbeeld, belevingswaarde in het geding, die moeilijk in geld zijn uit te drukken.

3.3.1 Beschermende maatregelen9.1 Beschermende maatregelen bij werken

Beschermende maatregelen tijdens werken moeten vastgelegd worden in het bestek. Bomen moeten op schaal op de bestekstekeningen weergegeven worden: standplaats, kroonprojectie en -hoogte en worteldprojectie en -diepte. In het bestek moet een schadevergoedingsregeling opgenomen zijn in de vorm van een waarborgfonds: de aannemer stort hierin het bedrag dat gelijk is aan de waarde van de betreffende bomen, die berekend is volgens de Verbeterde Methode Raad. Indien er geen schade geconstateerd is tijdens het werk en op het moment van beeindiging van het werk, dan wordt dit bedrag na afloop van het werk aan de aannemer terugbetaald. Eventuele schade wordt berekend volgens de Verbeterde Methode Raad en het schadebedrag wordt op de borgsom ingehouden. Voordeel van dit systeem is dat de aannemer zich bewust is van de waarde van de bomen en dat de eigenaar geen ellenlange procedures hoeft te doorlopen om het schadebedrag uitbetaald te krijgen.

Om afdoende controle te waarborgen moeten de genomen beschermende maatregelen gecontroleerd worden door een bomenwacht. Het inzetten daarvan wordt vastgelegd in het bestek. De bomenwacht kan door overleg met de aannemer of opzichter van het werk (onnodige) schade en vervolgschade zoveel mogelijk voorkomen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de bomenwacht kennis heeft van bomen en hun groeiplaatsen, maar ook van civieltechnische werken. Indien er toch sprake is van een schadegeval, dan kan dat geconstateerd, vastgelegd, doorgegeven en afgehandeld worden.Het inzetten van een bomenwacht ontslaat de aannemer niet van de verplichting schade terstond te melden. Door snel en vakkundig in te grijpen kan grotere schade en vervolgschade beperkt danwel voorkomen worden.

Bij een schade die f.5000,- of meer bedraagt, moet een beëdigd boomtaxateur ingeschakeld worden, aangezien verzekeringsmaatschappijen en rechters steeds vaker gedetailleerde en goed onderbouwde taxatie-rapportages verlangen alvorens uitkering van het schadebedrag toe te wijzen.

Een goed hekwerk van ca. 2,5 tot 3,5 meter hoog, net buiten de kroonprojectie, waar zich de belangrijkste voedingswortels bevinden, kan veel ondergrondse en bovengrondse schade voorkomen. Werkzaamheden en materiaalopslag onder en bij de kroon moeten in principe niet toegestaan worden. Aan bomen mogen geen voorwerpen bevestigd worden. Snoeien vanwege werkzaamheden mag alleen door deskundige boomverzorgers worden uitgevoerd, indien dat strikt noodzakelijk is voor het uit te voeren werk en indien dat zo in het bestek vastgelegd is. Werken onder of in de nabijheid van de kroon mag alleen als het niet anders kan en dan alleen maar onder in het bestek vastgelegde voorwaarden en maatregelen (bijv. het gebruik van rijplaten op een laagje zand tegen het te veel verdichten van de ondergrond). Het belangrijkste gevolg van verdichting van de bodem is een verminderde doorluchting en wateropname dat leidt tot kwijnen van de boom en vervroegde bladval. In ernstige gevallen sterft de boom na enkele jaren. Vooral bij bomen midden in de verharding blijft vaak water staan met als mogelijk gevolg rotting aan de stamvoet, terwijl er nauwelijks water aan de wortels ten goede komt. Een grotere boomspiegel, begroeiing van de boomspiegel, een boomrooster, doorlatende verharding, kunnen teveel verdichting van de bodem tegengaan. Ophoging van de bodem (ook als dit tijdelijk is) kan leiden tot verstikking. Hierdoor is de boom niet meer in staat voldoende voedsel en vocht op te nemen en verliest daardoor zijn stabiliteit. Bij afgraven van de bodem moet de boom op een 'eiland' ter grootte van de wortelprojectie blijven staan: de bovenste 20 tot 30 cm vormen doorgaans het vruchtbaarste deel van de grond, waarin zich veel haarwortels bevinden. Wordt deze laag afgegraven dan verliest de boom een groot deel van de opnamecapaciteit. Naarmate de boom oppervlakkiger wortelt, zal de boom instabieler worden. Verlaging van de grondwaterstand door bijv. bronbemaling, ook als dit tijdelijk is, kan al gauw leiden tot groeistoornissen, verwelking en totale verdroging van de boom. In de planning van het werk moet vooraf bekeken worden hoe de boom of groep bomen tijdens het werk van voldoende water voorzien kan worden. Verhoging van de grondwaterstand leidt doorgaans tot sterfte van de wortels, die vervolgens gaan rotten. Drainage ter plaatse van de betreffende boom of groep bomen kan uitkomst bieden. Zoniet, dan is die boom of groep bomen verloren.

3.3.2 Overige boombescherming9.2 Beschermende maatregelen in het dagelijks bestaan

Hieronder volgen nog een aantal bedreigingen voor het voortbestaan van een boom. Deze kunnen overigens door relatief eenvoudige maatregelen voorkomen worden.

Bomen op en langs parkeerplaatsen hebben vaak bastschade door (licht) aanrijden of schampen: vooral door bumpers en trekhaken wordt nogal wat schade aangericht. Bastschade kan rotting tot gevolg hebben en ontstane wonden zijn vaak ideale gelegenheden voor aantastingen door schimmels en insecten, zoals horzelvlinder en boktor.

Verhoogde randen of stevige, goed verankerde parkeerpalen of hitmes (zeer stevige en zware buisconstructies) op voldoende afstand van de boom(stam) kunnen dit soort parkeerschade al voorkomen. Ventikeerpalen (combinatie van parkeerpaal en ventilatiesysteem) kunnen bovendien zorgen voor de beluchting, die nodig is vanwege de enorme verdichting van de bodem op en langs parkeerplaatsen. Ook een boomrooster, maar beter nog het beplanten van de boomspiegel kan de bodem tegen verdichten en de boom beschermen. Een plantstrook van minimaal 2 meter breed is voor een boom op een parkeerplein de beste oplossing. De slechtst denkbare situatie is bomen die op de hoek van een parkeerplaats of -vak staan en/of solitair in de verharding. Bij langsparkeervakken moet rekening gehouden worden met de lengte van het parkeervak (ca. 5,5 m.) plus de minimale diameter van de boomspiegel (minimaal 1,5 m. + stamdiameter) aan weerszijden van het parkeervak.

Langs wegen hebben bomen vooral te lijden van schampen en aanrijdingen, takken die eraf gereden worden en verdichting van de bodem door verkeersdruk en trilling.

Schade door aanrijdingen is nauwelijks te voorkomen.Wel kan schade op de veroorzaker verhaald worden. Schampen kan voorkomen worden door de plantsrook van bomen voldoende breed te maken en het afrijden van takken met meestal grote wonden tot gevolg kan voorkomen worden door te zorgen dat de takvrije doorrijhoogte groot genoeg is: voor vrachtwagens minimaal 4,5 meter. Dit betekent een takvrije stamlengte van zo'n 6,0 meter vanwege het doorbuigen van takken. De eisen t.a.v. de takvrije hoogte per wegtype en nivo (doorgaand, wijk, buurt) verschillen meestal. Door bomen langs een fiets- of voetpad te planten en niet tussen weg- en fiets- of voetpad kunnen ze al een betere groeiplaats krijgen doordat o.a. de belasting van de bodem daar lager is. Bijvoorbeeld graven t.b.v. kabels en leidingen onder het voetpad hoeft dan minder desastreus te zijn.

Vooral in de binnenstad hebben bomen veel te lijden van het frequent plaatsen van fietsen tegen de stam. De bast beschadigt hierdoor met op den duur kleinere of grotere boomwonden tot gevolg, wat kan leiden tot doodgaan en verwijdering. Dit kan tegengegaan worden door een buizenconstructie voor of om de boomstam te plaatsen, waartegen fietsen geplaatst kunnen worden, door banken voor of om de boomstam te plaatsen, enz.

Schade die moeilijk is te voorkomen is schade door vandalisme: afgebroken takken of stammen en inkervingen komen veel voor. Vooral jonge bomen worden nogal eens vernield. Zware boomkorven en/of het omwinden van de stam met gedoornde takken (bijv. roos of braam) vanaf boompaalhoogte blijken dit soort vernielingen redelijk

tegen te gaan. De boomkorf moet op tijd weer verwijderd worden (rond het einde van de jeugdfase) en de doorntakken kunnen blijven zitten: deze zijn na ca. 2 jaar verteerd. De boomkorf kan weer bij andere jonge aanplant gebruikt worden.

3.3.3 Beschermende maatregelen in het dagelijks beheer

Voor kabels en leidingen zijn vaak graafwerkzaamheden nodig. Daarom moeten deze zo ver mogelijk buiten de kroon/wortelprojectie gelegd worden. Als dat niet mogelijk is, dan moet onder de wortels door geperst, geboord of gespoten worden. Deze technieken zijn vaak goedkoper dan graven. Dergelijke technieken worden gebruikt om kabels en leidingen onder asfaltwegen door te leggen zonder dat het asfalt beschadigt.

Deze technieken zijn ook bij bomen toepasbaar. Een mantelbuis, waarin alle kabels komen te liggen, kan uitkomst bieden: dit biedt wederzijdse bescherming. Indien een kabel vervangen of gerepareerd moet worden of er moet een kabel bij, dan hoeft ter plaatse van de boom of bomenrij niet gegraven te worden: dat werkt kostenbesparend.

Graafwerkzaamheden onder de kroon moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Slechts bij hoge uitzondering en dan uitsluitend indien voorgeschreven in het bestek, zijn graafwerkzaamheden, in handkracht uit te voeren, binnen de wortelzone mogelijk: met machines worden wortels vaak zodanig beschadigd, dat grote wonden ontstaan. Deze wonden leiden vaak tot wortelrot met uiteindelijk het omvallen van de boom tot gevolg. Ook bij minder grote wortelbeschadigingen heeft de boom al gauw last van groeistoornissen, die vaak pas na lange tijd zichtbaar worden. Alleen als het niet anders kan mogen wortels tot een doorsnede van 5 cm worden verwijderd. Deze moeten dan door een deskundig boomverzorger worden afgezaagd of afgeknipt. Zo heeft de boom de meeste kans om relatief goed en snel te herstellen en te overleven. Vrijliggende wortels moeten tegen uitdrogen beschermd worden.

Doorgaans worden dergelijke graafwerkzaamheden via het KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum) aan de KLB (Kabel en Leiding Beheerder) gemeld. De KLB, in dit geval de gemeente Leeuwarden, kan dan de betreffende gegevens opzoeken, zodat schade aan kabels en leidingen ter plaatse van de geplande graafwerkzaamheden voorkomen kan worden. Deze meldingen kunnen en moeten gebruikt worden om schade aan bomen te voorkomen door een aantal maatregelen te treffen.

Voor noodsituaties (bijv. een lekke leiding) kan een standaard noodpakket maatregelen klaar liggen. Indien er geen haast bij is, kunnen zo mogelijk in overleg met de betrokken aannemer bepaalde boom(wortel)beschermende maatregelen getroffen worden.

Bij de vergunningverlening en in het bestek kunnen zodanige eisen gesteld en opgenomen worden, dat de boom of groep bomen niet of nauwelijks in gevaar komt.

Een vergunning kan geweigerd worden, indien een boom of bomenrij in gevaar komt of als niet aan de vooraf gestelde eisen voldaan wordt of kan worden.

Herstraten kan verkeerd uitpakken voor de boom of bomen. Vaak is herstraten nodig vanwege door wortels opgedrukte verharding. Bodemdichtheid en hoge grondwaterstanden zijn de belangrijkste oorzaken. De wortels worden bij dergelijke werken meestal afgerukt, afgescheurd of afgehakt, hetgeen instabiliteit van en grote wonden aan de boom betekent. Als er al boomwortels verwijderd moeten worden, moet dit door een deskundig boomverzorger gebeuren. Vervolgens moeten maatregelen genomen worden om dezelfde problemen in de toekomst te voorkomen: bijvoorbeeld de juiste bodemdichtheid bewerkstelligen en een goede beluchting.Indien de grondwaterstand ter plaatse van de bomen te hoog is, kan lokale drainage een oplossing zijn. Worteldoek kan gebruikt worden om te voorkomen dat wortels onder of tegen de verharding aan groeien. Meestal helpt dit slechts tijdelijk en alleen als de bodem voldoet aan de hiervoor genoemde eisen.

Bomen in berm of gazon hebben voor een deel weer met andere schades te maken, zoals maaischade aan stam, stamvoet en wortels. Maaipaaltjes en bijvoorbeeld een beschermring op de bosmaaier kunnen dit grotendeels tegengaan. Bij uitbesteding van maaiwerk kunnen goede besteksbepalingen met onder meer een schaderegeling preventief werken. Er kan afgesproken worden niet binnen een bepaalde afstand van de stamvoet (machinaal) te maaien.

De Vereniging Stadswerk Nederland en Tuin&Landschap heeft in overleg met een aantal andere instanties een poster uitgebracht met daarop voorschriften voor boombescherming op en bij bouwlocaties. Hierop is het merendeel van het bovenstaande verhaal over beschermende maatregelen bij werken weergegeven. Deze voorschriften dienen bij elk bouwwerk in acht te worden genomen en te worden vastgelegd in het bestek. De aannemer is verplicht zijn medewerkers op deze voorschriften te wijzen en zorg te dragen voor de inachtneming daarvan.

HOOFDSTUK 4, KAPBELEID

De basis voor het gemeentelijk kapbeleid ligt in de kapregeling zoals opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening (APV). Binnen het kader van dit bomenbeleidsplan is die regeling “doorgelicht”. Het resultaat is inmiddels verwerkt in de APV in een geheel nieuw hoofdstuk 4, afdeling 5, getiteld: “Het bewaren van houtopstanden en bomen”. Dat nieuwe, door de gemeenteraad vastgestelde, hoofdstuk, spoort met dit Bomenbeleidsplan.

In de nieuwe kapregeling wordt uitgegaan van een algemeen verbod voor het (doen) vellen van houtopstanden en bomen. Het is dus in beginsel verboden in de gemeente Leeuwarden een houtopstand (boom) te (doen) vellen, tenzij daar een kapvergunning voor is verleend. De procedure van beschikkingen als kapvergunningen is grotendeels onderhevig aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. Waar de gemeente meer vrijheid in heeft is de afstemming tussen kap- en bouwvergunning.

4.1 PROCEDURE

Een kapvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd. Daarnaast moet een aanvraag zijn ondertekend en gedagtekend, moeten naam en adres van de aanvrager zijn vermeld en moet duidelijk aangeven zijn om welke boom het gaat.

Om er voor te zorgen dat dit alles in de aanvraag staat kan het college van

burgemeester en wethouders een standaard-formulier vaststellen dat de aanvrager moet gebruiken voor het aanvragen van een kapvergunning. Het formulier kan schriftelijk en telefonisch bij de gemeente worden opgevraagd.

De aanvrager hoeft niet de eigenaar van de boom te zijn. De aanvraag moet wel (mede) namens de eigenaar cq. rechthebbende ingediend worden. Een boom kan niet op legale wijze geveld worden zonder toestemming van de eigenaar cq. rechthebbende.

Voorheen werden kapvergunning-aanvragen binnen twee weken na ontvangst bekend gemaakt in “Huis-Aan-Huis”. Belanghebbenden die bedenkingen hadden tegen het

verlenen van de betreffende kapvergunning konden deze dan telefonisch of schriftelijk kenbaar maken aan de gemeente.Op basis van deze ingediende zienswijzen en het gemeentelijk (groen- en bomen-) beleid werd vervolgens besloten of een vergunning wel of niet verleend zou worden. In het geval een vergunning verleend wordt, kunnen er voorschriften aan worden verbonden. Momenteel worden zowel de aanvraag als de verlening/weigering bekendgemaakt. Dit dient de rechtszekerheid van de aanvrager en de omwonenden. Nu kan direct voor een ieder duidelijk zijn welke bomen er gekapt worden ook al wordt dat, bijvoorbeeld, pas drie maanden later, uitgevoerd. Nieuw zijn ook de volgende bepalingen:

* De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien geen beslissing is genomen  binnen acht weken.

* De vergunning (...) vervalt, indien daarvan niet binnen een jaar na het onherroepelijk  worden gebruik is gemaakt.

* Een vergunning wordt verleend onder het standaard-voorschrift van feitelijk  niet-gebruik tot het moment van het onherroepelijk worden van een vergunning.

Met het laatstgenoemde standaard-voorschrift wordt voorkomen dat tijdens de bezwarentermijn al wordt gekapt en zo een onomkeerbare situatie ontstaat. Indien tegen een verleende kapvergunning geen bezwaar is ingediend, mag de eigenaar cq. rechthebbende van de betreffende boom deze (laten) verwijderen.

Tegen een verlening/weigering/voorschrift van een kapvergunning kan door de aanvrager en andere belanghebbenden binnen zes weken na de beslissing een bezwaarschrift ingediend worden bij het college van B&W.

Voor gemeente-bomen die gekapt worden wordt dezelfde procedure gevolgd.

Voor de bomen die de gemeente in een bepaald jaar gaat kappen zal de kapvergunning

in principe in het vervolg in één keer worden gepubliceerd..

4.2 VEREENVOUDIGING

De Algemene wet bestuursrecht eist dat elk besluit zorgvuldig wordt voorbereid.

Bij een verlening of weigering van een kapvergunning moet de gemeente de

nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen verzamelen.

Elk besluit vergt een afzonderlijke afweging en is maatwerk. De behandelend ambtenaar moet in praktisch alle gevallen ter plaatse kijken of een boom wel of niet verwijderd mag worden. Door een inventarisatie van de Leeuwarder bomen en het hanteren van in tekst en kaart vastgelegde criteria, kan het ter plaatse beoordelen van de situatie beperkt worden. Het wel of niet verlenen van een kapvergunning zal onder meer

afhangen van de volgende factoren:

* of een boom op de lijst van waardevolle en monumentale bomen voorkomt,

* het gebied of de zone waarin een boom staat,

* of er sprake is van direct(e) gevaar(zetting),

* ziekte,

* waarden voor leefbaarheid en recreatie,

* cultuur-historische waarden,

* opmerkingen en bezwaren van derden.

Zodra de inventarisatie van het Leeuwarder bomenbestand volledig is, kan sneller dan nu, op basis van bovengenoemde criteria beslist worden of een vergunning al of niet verleend wordt. Het zal tevens leiden tot een consistenter beleid.

4.3 AFSTEMMING KAP- EN ANDERE VERGUNNINGEN

Afstemming tussen kapvergunningen enerzijds en bouw-/sloop-/aanlegvergunningen

anderzijds is noodzakelijk, omdat:

• een gebrekkige of geen afstemming kan leiden tot overbodige, lange procedures  en schadeclaims, waarbij de gemeente onder meer onzorgvuldigheid kan worden  verweten;

• het klantvriendelijk is als een bouwer tegelijkertijd alle benodigde vergunningen in  de bus krijgt;

• interne afstemming van procedures tot een vollediger beleidsafweging leidt.

Alle betrokken belangen van een project kunnen ineens, in plaats van in gedeelten, per vergunning, worden afgewogen.

Ter toelichting nog volgende. De kap- en en bouwvergunning zijn gebaseerd op verschillende regelingen. De kap- en bouwaanvragen worden dan ook aan verschillende criteria getoetst. Via de achterdeur van de jurisprudentie hebben ze toch weer met elkaar te maken. We geven daar enkele voorbeelden van.

Voorbeeld 1: De rechter gaat er vanuit dat een kapvergunning niet geweigerd mag worden als het kappen van een boom voortvloeit uit een bouwproject waarbinnen de gemeente toezeggingen heeft gedaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat in de totale afweging van zo’n project (in de beginfase) de gemeente de belangen van het groen al heeft moeten meewegen. Het gaat dan niet meer aan om, nadat de bouwvergunning is verleend, de kapvergunning nog te weigeren.

Voorbeeld 2: een te laat afgegeven kapvergunning kan bij bouwsituaties onzorgvuldig zijn en schadeclaims opleveren voor de gemeente.

Er kan meer samenhang tussen de kap- en bouwvergunningprocedures komen.

Zo kunnen aan de bouwvergunning-aanvrager suggesties worden gedaan om zijn bouw-ontwerp zodanig aan te passen dat kappen niet nodig is. Er hoeft ook geen kapvergunning te worden verleend, indien bouw- of aanlegplannen (nog) niet definitief zijn. Kortom, er is genoeg reden om de kap- en bouwaanvraag-procedures beter op elkaar af te stemmen. Daarom zijn er nu heldere afspraken tussen de sectoren Bouwen en Wonen (bouwvergunningen) en de sector Beheer Openbare Ruimte (kapver-gunningen).

4.4 BOOMWAARDE

In geval van onherstelbare schade aan een boom of illegale verwijdering van een boom kan de hoogte van het schadebedrag van die boom bepaald worden met behulp van verschillende methoden. Om meerdere redenen is gekozen voor de systematiek van de Verbeterde Methode Raad opgenomen. Deze is meegenomen in de A.P.V. in de vorm van het begrip 'boomwaarde' om , beter dan tot dusver, de schade te kunnen verhalen op schadeveroorzakers en om een duidelijk en preventief signaal af te geven.

In bijlage B wordt de waardebepaling van bomen toegelicht..

Op elk bouw- of aanlegproject dient de Standaard RAW-Bepalingen 1995 van toepassing verklaard te worden; dit is vaak al het geval. Hierdoor kan de opdrachtgever schade aan bomen die veroorzaakt is door handelingen van de opdrachtnemer (of derden in opdracht van de opdrachtnemer tijdens, op en/of door het betreffende werk) verhaald worden op de betreffende opdrachtnemer volgens de Verbeterde Methode Raad. Indien de opdrachtgever niet de eigenaar van de bomen is, kan de eigenaar schadevergoeding eisen van de schadeveroorzaker. Op 21 november 1995 is door B&W besloten dat de hoogte van schade aan gemeentelijke bomen volgens de Verbeterde Methode Raad berekend wordt.

4.5. HANDHAVING WETGEVING, REGELGEVING EN HANDHAVING

Zoals alle regels worden ook de regels ten aanzien van bomen wel eens overtreden.

Het is aan de gemeente en politie plus Openbaar Ministerie om dan handhavend op te treden. Een aantal instrumenten staat dan ter beschikking.

We onderscheiden strafrechtelijke handhaving en bestuursrechtelijke handhaving.

In het strafrecht gaat het om leedtoevoeging oftewel het opleggen van straf, nadat de (milieu-)politie proces-verbaal heeft opgemaakt en het OM heeft vervolgd.

Bij bestuursrechtelijke handhaving gaat het om herstel van de oorspronkelijke toestand. Bij bomen is dat overigens nooit helemaal mogelijk, omdat (met name oude) bomen unieke elementen zijn. In geval van illegaal vellen of onherstelbaar beschadigen van bomen kan een herplantverplichting opgelegd worden.

Het uitgangspunt is dat de regelgeving ten aanzien van bomen en houtopstanden moet

worden nageleefd. Concreet zal het beleid erop gericht zijn dat, in samenwerking met politie en Openbaar Ministerie:

* illegaal kappen zoveel mogelijk wordt voorkomen;

* op illegaal kappen een sanctie volgt;

* eventuele schade aan bomen van de gemeente zal worden verhaald.

Hieronder staat beschreven welke instrumenten ingezet kunnen worden ter uitvoering van dit beleid.

4.5.1 PUBLIEKRECHTELIJKE HANDHAVING

Strafrechtelijk

Als de (milieu-)politie op heterdaad betrapt is er sprake van illegaal kappen en volgt

er een proces-verbaal. A10.2.2 Strafrechtelijke handhavingls niet op heterdaad wordt geconstateerd volgt er onderzoek.

Als dan blijkt dat er illegaal gekapt is en de dader is bekend dan volgt er alsnog een

proces-verbaal. Als de dader niet bekend wordt dan rest niets anders dan een sepot.

Een schadeclaim van de gemeente is inpasbaar in een strafzaak voor de kantonrechter. Dit is het zogenaamde voegen. De gemeente kan, als “beledigde” partij, schade terugvorderen onder afstand van verdere schadeclaims. In het geval van hogere schadebedragen kan ook onafhankelijk van de (Milieu-)Officier van Justitie schade verhaald worden.De hoogte van de strafmaat bij overtreding van de A.P.V. inzake bomen en houtopstanden is in beginsel een boete van maximaal f. 5.000,- (tweede categorie) of twee maanden hechtenis. De maximale boete bij overtreding van de Boswet is in beginsel f. 10.000,- (derde categorie) of zes maanden hechtenis. Dit geldt ook ten aanzien van de gemeente.

Lik-op-stuk

In bepaalde gevallen kan gebruik worden gemaakt van de zgn. "lik-op-stuk-aanpak". Met ingang van 1 januari 1996 heeft het Openbaar Ministerie deze aanpak" ingevoerd voor een groot aantal milieu-overtredingen. Voor het illegaal vellen van houtopstanden en bomen (ook: het beschadigen van bomen en houtopstanden) gelden afdoeningstarieven van f. 500,- tot f. 1000,-. In verhouding tot, bijvoorbeeld, de kosten van de plantgat-inrichting en het planten van een jonge boom zijn deze afdoeningstarieven laag.

Anders dan bij (onherstelbare) schade aan bijvoorbeeld een lantaarnpaal kan het verlies van of schade aan een boom niet snel hersteld worden. In geval van verlies kost het weer 25 jaar om een boom van dezelfde leeftijd en grootte terug te krijgen.In geval van herstelbare schade kost het op zijn minst veel tijd en inspanning van zowel de boom als de boomverzorger om de geleden schade te boven te komen. Er dient dus zoveel mogelijk naar gestreefd te worden om de werkelijk geleden schade op de veroorzaker te verhalen. De "lik-op-stuk" aanpak werkt ook als preventief middel..

Bestuursrechtelijk

De bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het (zoveel mogelijk) terugbrengen in de oude (d.i. van vóór de overtreding) situatie/staat van iets. De bestuursrechtelijke middelen zijn bestuursdwang en dwangsom. Als een bestuursorgaan bevoegd is bestuursdwang toe te passen dan is het ook bevoegd om dwangsom op te leggen, maar niet tegelijkertijd.

Bij bestuursdwang is het bestuursorgaan, nadat de overtreder een hersteltermijn is gegund, bevoegd de situatie in de vorige toestand te herstellen. Op grond hiervan is het, bijvoorbeeld, mogelijk een herplantverplichting op te leggen in het geval een boom illegaal verwijderd is of kan de gemeente zelf tot herplant overgaan op kosten van de overtreder van het kapverbod, indien deze niet tot herplant overgaat.

Bij dwangsom kan het bestuursorgaan, nadat de overtreder een hersteltermijn is gegund, die overtreder een vast bedrag per dag laten betalen voor elke dag dat een opgelegde herplant niet of niet volgens de (opgelegde) voorschriften uitgevoerd is.

Herplantplicht kan een vorm van bestuursdwang zijn. Herplantplicht kan ook als voorschrift aan een kapvergunning worden verbonden. In dat laatste geval is de herplantplicht - in eerste instantie - niet bedoeld als een vorm van handhaving.

4.5.2 CIVIELRECHTELIJKE HANDHAVING

Op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad) kan de gemeente schade aan haar gemeentebomen in een civielrechtelijke procedure terugvorderen.

HOOFDSTUK 5 , VOORSTELLEN

De tekst van de voorgaande hoofdstukken leidt tot de volgende voorstellen:

A: Bomenbeheer

  • 1.

    Na vaststelling van het Bomenbeleidsplan worden de beheerplannen

  • en vervolgens werkplannen gemaakt.

  • 2.

    Van elk beheerplan zal een verjongingsplan onderdeel uitmaken.

  • 3.

    In het jaarlijkse communicatieplan groenvoorlichting wordt de voorlichting over dit Bomenbeleidsplan meegenomen.

  • 4.

    Er is al een structureel krediet verstrekt van ƒ 235.000,- voor de

  • intensivering van boombeheer en -verzorging.

  • 5.

    Er wordt een bomen-inventarisatie uitgevoerd.

  • 6.

    Er wordt een gemeentelijke bomenlijst opgesteld.

  • 7.

    Het bomenfonds, zoals ingesteld door B&W bij besluit van 21-11-1995,  wordt geoperationaliseerd.

  • 8.

    Voor iedere boom die aangeplant wordt, wordt, afhankelijk van het type groei plaats, de onderhoudsbegroting met f. 20,- tot f. 35,- per jaar verhoogd.

  • 9.

    Er wordt in beginsel van uitgegaan dat bomen van de eerste orde na 50 jaar kunnen worden vervangen; voor bomen van de tweede orde gaat het om een termijn van 20 jaar.

  • 10.

    a. Populieren en wilgen worden niet in of nabij verharding aangeplant.

  • b. In het geval er wilgen of populieren worden aangeplant dan wordt in de  stad gebruik gemaakt van mannelijke cultivars.

  • c. Ter voorkoming van watermerkziekte worden knotwilgen eens in de drie jaar geknot en wordt bij jonge aanplant alleen nog één- of tweejarige aan plant gebruikt.

  • d. Zodra watermerkziekte is geconstateerd, wordt/worden de aangetaste wilg/wilgen verwijderd en verbrand.

  • 11.

    Verjonging van bomen na calamiteiten gebeurt niet meer automatisch, maar wordt afhankelijk van de mogelijkheden op de groeiplaats.

B: Monumentale bomen

  • 12.

    In de gemeentelijke monumentenlijst worden monumentale en waardevolle bomen opgenomen, zoals besloten door B&W op 13 augustus 1991.

  • 13.

    De criteria voor waardevolle en monumentale bomen worden bijgesteld.

  • 14.

    Een bijdrageregeling voor waardevolle en monumentale bomen wordt ingesteld.

C: Boombescherming

  • 15.

    Bij elk werk moeten de voorschriften zoals opgesteld door de Vereniging Stadswerk en de Standaard RAW-bepalingen gehandhaafd worden.

  • 16.

    Groeiplaatsen en toekomstige groeiplaatsen van bomen die onder de bomenstructuur vallen krijgen in bestemmingsplannen de bestemming “groeiplaats boom”.

  • 17.

    Voor bomen die onderdeel uitmaken van de bomenstructuur wordt geen kapvergunning verleend, tenzij sprake is van bijzondere of uitzonderlijke omstandigheden.

  • 18.

    Het inzetten van een bomen- of groenwacht wordt opgenomen in het  bestek voor elk werk.

  • 19.

    De normen welke zijn ontwikkeld voor standplaats-inrichting van bomen, waaronder normen t.a.v. het bijbehorende bodemvolume, worden gehandhaafd.

  • 20.

    De voor een werk verantwoordelijke aannemer dient een bedrag,  dat gelijk is aan de totale waarde van de bomen die zich op en bij het werk bevinden in een borgfonds te storten. Bij oplevering van het werk wordt het eventuele schadebedrag ingehouden op de borgsom en het resterende bedrag wordt teruggestort naar de verantwoordelijke aannemer. Deze voorwaarde  wordt opgenomen in het bestek voor het betreffende werk.

  • 21.

    Op kaarten t.b.v. ontwerpen en werken, waarbij bomen in het geding zijn, dienen bestaande bomen of nog aan te planten bomen op schaal weergegeven  te worden. Dit houdt in dat de (te verwachten) wortelprojectie en -diepte en de (te verwachten) kroonprojectie en -hoogte op schaal worden weergegeven.

  • 22.

    De bestaande bomen moeten afdoende worden beschermd, zodat de kans op schade minimaal is. Per situatie zal bekeken moeten worden, welke beschermings-methode het meest geschikt is. Met name bomen bij fietsenstallingen, parkeerplaatsen, winkels en horeca-gelegenheden dienen beter beschermd te worden dan nu het geval is.

D: Boomschade

  • 23.

    De waarde van bomen en de schade aan bomen worden berekend conform de meest recente richtlijnen van de Verbeterde Methode Raad (bijlage ...).

  • 24.

    Bij een geconstateerde schade die, bij een eerste schatting, ƒ 5000,- of meer bedraagt, wordt een onafhankelijk en beedigd boomtaxateur opdracht gegeven om een taxatierapport van de betreffende schade op te maken.

  • 25.

    De gemeente zal in geval van schade aan of beschadiging van haar bomen aangifte doen. De gemeente zal trachten schade aan haar bomen en vervolgschade op de veroorzaker te verhalen en/of de schade aan haar bomen terug te vorderen. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij vandalisme, zal het Openbaar Ministerie verzocht worden om strafvervolging in te stellen.

E: Evaluatie

  • 26.

    De voortgang van de uitvoering van de bovenstaande voorstellen wordt, voor zover geaccordeerd door de raad, na een jaar geëvalueerd.

LITERATUURLITERATUUR EN REFERENTIES

* Atsma, ir. J., juli 1996,

Stadsbomen Vademecum Deel 1: Beleid en Planvorming,

IPC Groene Ruimte, Arnhem.

* Atsma, ir. J. en ing. Y in 't Veld, september 1992,

Stadsbomen Vademecum Deel 2: Groeiplaats en Aanplant,

Praktijkschool Arnhem, Stichting Praktijkonderwijs en leerlingwezen voor Bosbouw, Cultuurtechniek en Groene sector te Arnhem en Ministerie van Landbouw, Natuur

beheer en Visserij, Directie Natuur, Bos, Landschap en Fauna te Den Haag.

* Atsma, ir. J. en ing Y. in 't Veld, mei 1994,

Stadsbomen Vademecum Deel 3: Verzorging,

IPC Groene Ruimte te Arnhem en Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Natuur, Bos, Landschap en Fauna te Den Haag.

* Bomenstichting, september/oktober 1989

Bomennieuws, themanummer monumentale bomen.

* Bomenstichting, folders, diverse jaren:

Folders: Bomen & Bouwen (1987), Bomen & Pekel (1987), Bomen & Buizen (1988), Bomen & Mensen (1988), Bomen & Behoud (1989), Bomen & Cijfers (1991), Bomen & Waarde (1992).

* Fennema, A.T., dr. F.R. Veeneklaas en drs. J. Vreke, 1996,

Meerwaarde woningen door nabijheid van groen, relatie in vooronderzoek empirisch aangetoond,

In: Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1996 nummer 3.

* Gemeente Leeuwarden, juni 1996,

Milieubeleidsplan 1996 - 1999, een beter milieu begint lokaal.

* Houtum, A.L.M. van, 1997

Wie een kuil graaft voor een ander...kan niet om het KLIC heen,

In: Geodesia, 1997 - 4

* Janson, ir. T.J.M., oktober 1994,

Stadsbomen Vademecum Deel 4: Boomsoorten en Gebruikswaarde,

IPC Groene Ruimte te Arnhem en Bomenstichting te Utrecht.

* Oranjewoud, juni 1993,

Groenbeleidspan Leeuwarden.

Gemeente Leeuwarden.

* Vereniging Stadswerk en Bomenstichting, maart 1996,

Model-Bomenverordening,

Bomenstichting te Utrecht.

* Visser, mr. B.M., 1995,

Bomen en wet, praktijkgids voor het recht over bomen, bos en andere houtopstanden,

Bomenstichting te Utrecht.

* Visser, mr. B.M., 1996,

Wet en Natuur,

Uitgeverij B.M. Visser te Westervoort.

BIJLAGE A: WAARDEBEPALING EN VERBETERDE METHODE RAADBIJLAGE A WAARDEBEPALING EN VERBETERDE METHODE RAAD

Waardebepaling

De waarde van bomen kan op verschillende manieren uitgedrukt worden. Vaak wordt gesproken over de gebruiks- en belevingswaarde. Deze begrippen hebben betrekking op de waarde van de boom als welzijnsbevorderend object.

Gebruikswaarde

Bomen met deze waarde maken vaak deel uit van een groenobject. De gebruikswaarde van groen is vooral een recreatieve waarde omdat er in kan worden gewandeld, gespeeld, gesport en dergelijke. Daarnaast heeft de gebruikswaarde te maken met de milieufuncties en andere functies, zoals die genoemd zijn in hoofdstuk twee.

Belevingswaarde

De belevingswaarde is een emotionele waarde. Hierbij is vooral het ervaren van de boom belangrijk: zijn schoonheid, zijn ruimtelijke en tastbare functie in het stadsbeeld of landschap.

Daarnaast heeft een boom een intrinsieke waarde of bestaanswaarde, uitgedrukt in vervangings- en monetaire waarde. Dit is met name van belang als de waarde in geld moet worden uitgedrukt.

Vervangingswaarde

De vervangingswaarde geeft weer wat het kost om op dezelfde plaats een boom van dezelfde afmeting en conditie terug te krijgen, bijvoorbeeld door een grote boom van elders te verplanten. De (extra) verzorgingskosten gedurende de eerste jaren worden ook meegeteld.

Monetaire waarde

De monetaire waarde wordt bepaald wanneer het niet mogelijk is eenzelfde boom terug te krijgen, bijvoorbeeld omdat zo'n oude, dikke boom niet kan worden verplant. De monetaire waarde wordt dan via een formule berekend. Zo'n formule is vaak gebaseerd op de geïnvesteerde (onderhouds)kosten.

Het bepalen van de monetaire waarde speelt vooral een rol wanneer bomen worden beschadigd, waardoor de waarde achteruit gaat.

De monetaire waarde van bomen kan worden gebruikt in de volgende

situaties:

  • -

    bij het overwegen van speciale, kostbare onderhoudsmaatregelen voor de instandhouding van oude bomen;

  • -

    bij het overwegen van het nemen van extra maatregelen bij civieltechnische werken in het belang van bomen;

  • -

    bij het vaststellen van de waarde van het bomenbestand op een bepaald stuk grond bij overdracht van deze grond (let wel: de Onteigeningswet en Landinrichtingswet hebben hiervoor eigen methoden en een eigen rechtspraak);

  • -

    bij het vaststellen of claimen van schadevergoeding bij (dreigende) beschadiging of vernieling van bomen (schadeberekening);

  • -

    bij het vaststellen van de hoogte van boetes na het overtreden van de bomenverordening (schadeberekening);

  • -

    bij het vaststellen van de hoogte van boetes na het niet-nakomen van afspraken over de bescherming van bomen tijdens civieltechnische werken (schadeberekening).

Beëdigde boomtaxateur

Vooral wanneer het gaat om bedragen hoger dan ca. f. 5.000,- , zijn de kwaliteit en de onderbouwing van de waarde- en schadebepaling van groot belang voor de verzekeringsmaatschappij of rechtbank. Vaak zal worden gevraagd naar een taxatierapport. In dergelijke gevallen is het verstandig een beëdigde taxateur van bomen in te schakelen. Een beëdigde boomtaxateur werkt in beginsel met de vervangingswaarde en de monetaire waarde. Voor de monetaire waarde wordt door de beëdigde boomtaxateurs de Verbeterde Methode Raad gebruikt.

Methode Raad

Naamgeving

In 1970 heeft ir. A. Raad, toen werkzaam bij de gemeente Rotterdam, een methode ontwikkeld om de waarde van stadsbomen in geld uit te drukken. De methode kreeg in de vakwereld de naam 'Methode Raad'. In 1985 en 1988 is door M.W. Zorge van de gemeente Rotterdam een aanvulling op deze methode ontwikkeld, die onder de naam 'Verbeterde Methode Raad' bekendheid kreeg. De beëdigd taxateurs, aangesloten bij de N.V.B.T.B. (Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen) hebben afgesproken niet meer van 'oorspronkelijke' of 'verbeterde' methode te spreken, maar als vaste naam 'Methode Raad' te gebruiken gevolgd door het jaartal van toepassing. De huidige Methode Raad bevat elementen van Raad en van Zorge.

De Methode Raad heeft met name betekenis wanneer er sprake is van waardevermindering of dreigende waardevermindering, bijvoorbeeld bij het bepalen van schade die door externe oorzaken aan bomen is toegebracht of dreigt te worden toegebracht. De methode kan ook worden gebruikt wanneer bomen dreigen te verdwijnen of zijn gekapt of gedood. In verschillende rechtszaken over schadeclaims is de methode aanvaard. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgesproken dat de Methode Raad kan worden toegepast bij het vaststellen van de omvang van een herplantplicht. Diverse (grote) verzekeraars accepteren de methode bij de afhandeling van schadeclaims. Dit is een belangrijk punt wanneer het op het verhalen van de schade aankomt.

Raw-systematiek

In de Standaard RAW Bepalingen 1995 wordt de Methode Raad als standaardmethode gebruikt bij het bepalen van schade aan bomen (artikel 01.18.04 lid 01 tot en met lid 04). Als dus de Standaard RAW Bepalingen 1995 van toepassing wordt verklaard op het uit te voeren werk, zal bij schade aan bomen de Methode Raad worden toegepast om de omvang van de schade te bepalen.

Waardeberekening volgens methode Raad is denkbaar als ondersteuning van het bomenbeleid. De achterliggende gedachte is dat het financiële verlies berekend kan worden dat de gemeente lijdt wanneer bomen zouden verdwijnen.

Rekenmethode

De Methode Raad werkt met vijf factoren, die samen de waarde van een boom bepalen. De berekening vindt plaats door vermenigvuldiging van de vijf factoren:

1 basiswaarde;

2 stamoppervlak;

3 standplaats;

4 conditie/levensverwachting;

5 plantwijze.

1 BASISWAARDE

Uitgangspunt voor de waardeberekening vormt een basiswaarde per cm2 stamoppervlak van de dwarsdoorsnede op 1,30 m hoogte. Deze waarde wordt vastgesteld en bekendgemaakt via de vakpers en bedroeg in 1997 ƒ 11,08.

2 stamoppervlak

Het stamoppervlak wordt berekend met de formule:

Oppervlakte = ¼ . B . d² bij gebruik van de diameter d;

De diameter d wordt gemeten op borsthoogte, dat wil zeggen 1,30 meter boven de grond. De waarde van B (pi) bedraagt 3,14.

3 standplaats

De standplaatsfactor is een aan de boom toegekende reductiefactor, die gebaseerd is op de plaats van de boom in de stedelijke structuur. De standplaatsfactor neemt af van het stads- of dorpscentrum in de richting van het buitengebied:

stads-, stadsdeelcentrum, dorpskern 1,0

stedelijk gebied 0,9

halfstedelijk gebied 0,8

stads-/dorpsrand 0,7

landelijk gebied 0,6

4 conditie/levensverwachting

De vierde factor wordt gevormd door de conditie van de boom. In de conditiefactor worden alle interne zaken meegewogen die invloed hebben op de levensverwachting van de betreffende boom. De indeling vindt in eerste instantie plaats in zes klassen:

zeer slecht tot dood 0,0

slecht 0,2

matig 0,4

voldoende 0,6

goed 0,8

optimaal 1,0

5 plantwijze

Afhankelijk van de plantwijze van de boom wordt een bepaalde reductiefactor toegekend:

solitair 1,0

straatbomen / laanbomen 0,8

kleine groepen (tot " 5 stuks) 0,6

grotere groepen (meer dan 10 stuks) 0,4

stadsbos / parkbos 0,2

schadeberekening

Wanneer een boom zodanig is beschadigd dat hij moet worden vervangen, geeft de waarde die bepaald is volgens de Methode Raad het schadebedrag. Wanneer de boom in mindere mate wordt beschadigd, zodat hij niet vervangen hoeft te worden, moet vaststelling van het schadebedrag via een extra berekening plaatsvinden. Hierbij wordt de schade bepaald als percentage van de boomwaarde, dat wil zeggen dat een waardevermindering van de boom wordt vastgesteld, die afhangt van de aard en omvang van de beschadiging.

REKENVOORBEELDEN

waardeberekening

De waarde van een alleenstaande, gezonde linde met een diameter op borsthoogte (DBH) van 40 cm en staande in het stadseentrum kan volgens de methode Raad (versie 1996) op de volgende manier worden berekend:

eenheidsprijs: f 10,85

stamoppervlak: 1256 cm5

standplaats:stadscentrum: 1,0

conditie:optimaal: 1,0

plantwijze:solitair: 1,0

De waarde bedraagt dan:

f 10,85 x 1256 x 1,0 x 1,0 x 1,0 = f 13.628,-

Dit is de maximale waarde die een boom bij deze omvang volgens de Methode Raad (versie 1996) kan hebben. De waarde van een linde in een kleine groep in het stedelijk gebied is minder. Wanneer de conditie van de boom voldoende is en door een expert daarom gewaardeerd wordt met 0,6, is de waarde bij een diameter van 40 cm:

f 10,85 x 1256 x 0,9 x 0,6 x 0,6 = f 4415,-

schadeberekening

Voor het berekenen van waardevermindering door schade wordt van de berekende boomwaarde uitgegaan. De aard en mate van beschadiging moeten vervolgens nauwkeurig worden vastgesteld. Wanneer graafwerkzaamheden worden uitgevoerd bij de solitaire linde uit het gegeven voorbeeld, waardoor over een kwart van de oppervlakte van de kroonprojectie de wortels worden beschadigd, bedraagt de waardevermindering van de boom:

f 13628 x 0,2 = f 2726,-

Dit bedrag kan als schade worden geclaimd. De restwaarde van de boom is dan:

f 13628 - f 2.726 = f 10902,-

De schadeclaim aan het adres van de veroorzaker omvat het berekende bedrag van de waardevermindering plus de kosten die moeten worden gemaakt voor de behandeling van de verwondingen, bijvoorbeeld snoeiwerk of wondverzorging.

BIJLAGE B: ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING INZAKE HOUTOPSTANDEN EN BOMENBIJLAGE B ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING INZAKE HOUTOPSTANDEN EN BOMEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van .........1998 (bijlage nr.....);

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING LEEUWARDEN;

gelet op de Gemeentewet, de Boswet en het Burgerlijk Wetboek;

B. Hoofdstuk 4, afdeling 5, komt als volgt te luiden:

het bewaren van houtopstanden en bomen

ARTIKEL 4.5.1: Begripsomschrijvingen

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

  • c.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • d.

    knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • e.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • f.

    boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

    • -

      de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveid;

    • -

      de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2;

    • -

      de standplaatswaarde;

    • -

      de conditiewaarde;

    • -

      de waarde van de plantwijze.

2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

ARTIKEL 4.5.2: Kapverbod

1. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom, indien het betreft:

  • a.

    populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijïge beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen, en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

  • a.

    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van Burgemeester en Wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening.

  • b.

    het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • c.

    het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten

ARTIKEL 4.5.3: Aanvraag vergunning

  • 1.

    De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2.

    Wanneer de team-manager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan Burgemeester en Wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift  mede als een vergunningaanvraag.

ARTIKEL 4.5.4: Weigering ex lege

De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien geen beslissing is genomen binnen acht weken.

ARTIKEL 4.5.5: Weigeringsgronden

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

  • -

    natuur- en milieuwaarden;

  • -

    landschappelijke waarden;

  • -

    cultuurhistorische waarden;

  • -

    waarden van stads- en dorpsschoon

  • -

    waarden voor recreatie en leefbaarheid

  • -

    Burgemeester en Wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften

  • 2.

    verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

ARTIKEL 4.5.6: Openbaarmaking

Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing

bekendgemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

ARTIKEL 4.5.7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder het standaard-voorschrift van feitelijk niet-gebruik tot het moment van het onherroepelijk worden van een vergunning.

ARTIKEL 4.5.8: Vervaltermijn vergunning

De vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen een jaar na het onherroepelijk van kracht worden gebruik is gemaakt.

ARTIKEL 4.5.9: Bijzondere vergunning-voorschriften

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door Burgemeester en Wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

ARTIKEL 4.5.10: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen Burgemeester en Wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven  aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 4.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 5.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kunnen Burgemeester en Wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

ARTIKEL 4.5.11: Schadevergoeding

Burgemeester en Wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

ARTIKEL 4.5.12: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

ARTIKEL 4.5.13: Bestrijding van iepziekte

1. Dit artikel verstaat onder:

  • a.

    iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

  • b.

    iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en Wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a.

    indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

  • b.

    de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

  • c.

    de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen

3.

  • a.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

  • b.

    het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

  • c.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

ARTIKEL 4.5.14: Monumentale en waardevolle bomen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een lijst met monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden vast.

  • 2.

    Op het vaststellen en aanpassen van de in het eerste lid bedoelde lijst is de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 3.

    Op het voornemen een kapvergunning te verlenen voor monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden is de openbare voorbereidingsprocedure, als bedoeld in het vorige lid, eveneens van toepassing.

ARTIKEL 4.5.15: Bescherming bomen

1. Het is verboden om bomen en houtopstanden, die openbaar eigendom zijn;

  • -

    te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

  • -

    daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door daartoe bevoegde deskundige boomverzorgers ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak;

2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand of boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van Burgemeester en Wethouders.

Toelichting op financiën mbt Bomenbeleidsplan

In Leeuwarden staan ca. 35.200 gemeentelijke stadsbomen. Deze vertegenwoordigen een groot geïnvesteerd kapitaal: ontwerp, voorbereiding, planning, aanplant, verzorging, specifieke en beschermende maatregelen die ten goede komen en aan de boom en de omgeving kosten veel geld. Onvoldoende planning, verzorging en maatregelen kosten nog meer geld: opgedrukte verharding, beschadigde kabels en leidingen,

vallende takken, instabiele bomen, onnodige uitval van bomen, een slecht en onverzorgd (boom)beeld van de stad.

Wat kost een stadsboom als aan alle vereisten wordt voldaan? Om hierover een idee te geven zijn hieronder de belangrijkste (standaard-)kostenposten op een rij gezet. Tevens wordt een overzicht gegeven van het totaal geïnvesteerd kapitaal. De eenmalige investeringen zijn niet voor elke boom gelijk. Dit geldt ook voor de beheer- en verzorgingskosten.

De hoogte van deze kosten is vooral afhankelijk van de groeiplaats van de boom:

verharding en type verharding, gazon of plantsoen. Tevens wordt een idee gegeven van de huidige geïnvesteerde beheer- en verzorgingskosten van de Leeuwarder Stadsboom afgezet tegen de kosten die met de vereiste beheer- en verzorging gemoeid zijn.

afbeelding binnen de regeling

De structurele kosten per boom in verharding bedragen ƒ25,-; voor bomen in plantsoen. In gazon bedragen deze kosten ƒ15,-. Dit wordt gedekt binnen de budgetten van de onderhoudsbegroting. Deze bedragen zijn te laag. Het vereiste beheer en de vereiste verzorging van bomen in verharding bedragen ƒ35,- per boom; voor bomen in plant soen en in gazon zijn deze kosten afgerond ƒ20,- per boom. Om tot dat vereiste niveau van boombeheer en - verzorging te komen is structureel een extra bedrag nodig

van f 235.000,-. Dit bedrag kan niet worden gedekt binnen de huidige jaarlijkse budgetten van de onderhoudsbegroting. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat voor iedere boom, die aangeplant wordt f. 20,- tot f. 35,- naar de onderhoudsbegroting voor de bomen toegeschreven zou moeten worden. Hier moet in het ontwerpstadium dus rekening mee gehouden worden. Het verschil tussen het huidige en het vereiste niveau van beheer en verzorging is:

  • -

    een beter ontwerp en voorbereiding, waardoor voorkomen wordt, dat bomen op ongeschikte locaties geplant worden, dat ongeschikte soorten of cultivars gekozen worden, dat een plantgatinrichting niet voldoet aan de minimale eisen, etc.;

  • -

    een optimaler dagelijks boombeheer en -verzorging, waardoor boompalen en -banden bij jonge bomen vaker gecontroleerd kunnen worden, in droge periodes vaker water gegeven kan worden, wondverzorging en ziektebestrijding intensiever kunnen zijn, waar nodig drainage en beluchting aangelegd kunnen worden, snoeiwerk verbeterd kan worden en (dus) minder bomen uitvallen, etc;

  • -

    een optimaler beheer t.a.v. het rooien en vervangen van bomen.

Automatisering

Om efficiënt overzichten te kunnen maken voor beheer- en werkplannen, waarin onder meer planning en organisatie, inzet van personeel en materieel beschreven wordt voor de behandeling van kapaanvragen, maar ook om snel te kunnen zien of groen-, bouw- en/of grondwerken in de nabijheid van bomen plaatsvinden, zal de registratie van de gegevens van elke boom moeten geschieden in een geautomatiseerd gegevensbestand: een bomenmodule welke gekoppeld wordt aan SYGROB ( SYstematisch GROenBeheer). Dit programma is tevens gekoppeld met de GBKL (Grootschalige Basiskaart Leeuwarden, een digitale topografische kaart van Leeuwarden, die onderdeel is van de GBKN, Grootschalige Basiskaart Nederland) en zal t.z.t. gekoppeld worden met andere gegevensbestanden van kabels en leidingen, wegenbeheer en rioolbeheer, waardoor in één overzicht te zien is, hoe bijvoorbeeld grondwerken op een bepaalde plaats aangepakt moeten worden, zodat planning, organisatie en uitvoering van werken efficiënt aangepakt worden. Tevens kan schade aan bomen, bovengrondse en ondergrondse infrastructuur zoveel mogelijk voorkomen worden, doordat al deze zaken op de GBKL geregistreerd zijn. Hieronder zijn de kosten voor dit systeem t.a.v. de bomen op een rij gezet.

afbeelding binnen de regeling

De structurele kosten kunnen door de budgetten binnen de onderhoudsbegroting gedekt worden.

Daarnaast is er een structureel krediet nodig ten bedrage van ƒ235.000,-,

om de voorstellen van dit beleidsplan uit te kunnen voeren

Aansprakelijkheid

De gemeente is aansprakelijk bij door een boom veroorzaakte schade, indien aangetoond kan worden dat de boom niet altijd goed en op tijd verzorgd is. Een verzekeraar en/of de rechter zal namelijk van de boombeheerder/eigenaar op grond van de onderhoudsplicht eisen, dat deze aantoont de onderhoudsplicht te zijn nagekomen. Indien dit aantoonbaar zo is, dan kan de aansprakelijkheid worden afgewezen.

Voor bomen geldt geen risicoaansparakelijkheid maar schuldaansprakelijkheid.

Investeren in goede planning, ontwerp, voorbereiding, uitvoering, aanplant, verzorging en specifieke (boom)beschermende maatregelen kunnen op termijn besparen op schadegevallen en extra kosten.