Regeling vervallen per 01-02-2016

Gemeenschappelijke regeling samenwerking Zaanstreek/Waterland (i.v.m. decentralisatie sociaal domein)

Geldend van 10-04-2014 t/m 31-01-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling samenwerking Zaanstreek/Waterland (i.v.m. decentralisatie sociaal domein)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland, de gemeente Oostzaan, de gemeente Landsmeer, de gemeente Edam-Volendam, de gemeente Waterland, de gemeente Zeevang, de gemeente Purmerend, de gemeente Beemster en de gemeente Zaanstad

samen te noemen ‘deelnemende gemeenten’,

Overwegende dat :

  • -

    de komende decentralisatie van taken in het sociale domein hoge eisen zal stellen aan gemeenten;

  • -

    de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bij brief van 15 maart 2013) en de VNG (ledenbrief van 16 januari 2013) daarom gemeenten hebben opgroepen om uitvoeringskracht te bundelen op het terrein van de decentralisaties (AWBZ, Participatie en Jeugdzorg) om aan deze hoge eisen tegemoet te kunnen komen;

  • -

    de deelnemende gemeenten hieraan gehoor hebben gegeven en in antwoord hierop de notitie “Zaanstreek-Waterland. Lokaal maatwerk in regionaal verband. Regionale samenwerking in het sociale domein”, hebben aangeboden aan de VNG op 16 mei 2013 (2013/123273);

  • -

    deze gemeenschappelijke regeling voortvloeit uit de uitgangspunten zoals die zijn opgenomen in voornoemde notitie namelijk dat:

    • o

      vanuit de negen gemeenten een analyse heeft plaatsgevonden van de verschillende taken en functies in de drie te decentraliseren onderwerpen;

    • o

      uit die analyse is gebleken dat de regionale samenwerking op dit moment in essentie gaat over de gezamenlijke inkoop

    • o

      de vormgeving van de samenwerking zo licht mogelijk moet zijn en de organisatie flexibel qua inhoud zodat ook taken kunnen worden toegevoegd dan wel kunnen komen te vervallen;

  • -

    de deelnemende gemeenten toestemming hebben verkregen van hun gemeenteraden overeenkomstig artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling vast te stellen:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONALE SAMENWERKING DECENTRALISATIES IN HET SOCIALE DOMEIN

Artikel 1 Reikwijdte/doelstelling samenwerking

  • 1.

    Deze regeling heeft betrekking op samenwerking op het gebied van taken die voortvloeien uit de decentralisaties op het terrein van de AWBZ, Jeugdzorg en Participatie.

  • 2.

    De samenwerking richt zich op overleg en afstemming tussen de deelnemende gemeenten in de meest ruime zin, waarmee een strategische en sterke(re) positie wordt gecreëerd naar derden toe.

  • 3.

    De samenwerking richt zich verder op de gezamenlijke beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Verbetering van de kwaliteit en het benutten van schaalvoordeel bepalen de meerwaarde van de samenwerking.

  • 4.

    De samenwerking richt zich in ieder geval op een gezamenlijke inkoop, daar waar sprake is van afname van producten tegen een bepaalde prijs, voor de onderwerpen:

    • a.

      jeugdzorg;

    • b.

      jeugd-ggz;

    • c.

      jeugd (L) VB;

    • d.

      jeugdzorgPlus;

    • e.

      werkgeversdienstverlening;

    • f.

      sociale werkvoorziening (voorzien in GR Sociale Werkvoorziening);

    • g.

      maatwerk voorzieningen op het terrein van de taken die overkomen van de AWBZ naar de WMO (2de lijns voorzieningen).

  • 5.

    Deze regeling respecteert bestaande samenwerkingsvormen van de deelnemende gemeenten maar sluit nieuwe samenwerking met anderen of aansluiting van de deelnemende gemeenten bij bestaande regelingen niet uit.

  • 6.

    Vanuit deze regeling kan, ter realisering van de doelstellingen uit dit artikel, samenwerking worden gezocht met derden.

Artikel 2 Afspraken

  • 1.

    Teneinde de samenwerking zoals genoemd in artikel 1 nader vorm te geven zal tussen de deelnemende gemeenten één of meerdere dienstverleningsovereenkomsten worden gesloten.

  • 2.

    In de dienstverleningsovereenkomsten worden, voor zover van toepassing, onder meer afspraken vastgelegd over:

    • -

      de reikwijdte van de dienstverleningsovereenkomst

    • -

      nadere uitwerking van het doel van de samenwerking

    • -

      de (project)organisatie van de samenwerking

    • -

      de organisatie van de bestuurlijke afstemming

    • -

      de afstemming van de bestuurlijke besluitvorming

    • -

      het gaan verlenen van mandaten

    • -

      de hoogte van de financiële bijdragen

    • -

      de inzet van personele bijdragen

    • -

      de organisatie van de ict

    • -

      het informeren van de raden

    • -

      de huisvesting van de (project)organisatie van de samenwerking

    • -

      hoe om te gaan met vigerend (lokaal) inkoop- en aanbestedingenbeleid

    • -

      op welke punten de samenwerking wordt geëvalueerd

    • -

      de uitvoering van de administratieve taken

  • 3.

    De samenwerking met derden zoals genoemd in artikel 1 lid 6 vindt plaats in de vorm van dienstverleningsovereenkomsten namens de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Toetreding, wijziging en uittreding

  • 1.

    Andere bestuursorganen kunnen tot deze regeling toetreden met unanieme instemming van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Een wijziging van deze regeling wordt schriftelijk overeengekomen.

  • 3.

    Voor wijziging van deze regeling is een goedkeurend besluit van alle deelnemende gemeenten noodzakelijk en toestemming van de gemeenteraden.

  • 4.

    Een deelnemende gemeente kan besluiten uit deze regeling te treden.

  • 5.

    Een deelnemende gemeente die uit de regeling wenst te treden maakt haar voornemen tot uittreding bekend bij de overige deelnemende gemeenten middels een aangetekend schrijven.

  • 6.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan de overige deelnemende gemeenten van een daartoe strekkend besluit en na verkregen toestemming van haar gemeenteraad.

  • 7.

    Tenzij de deelnemende gemeenten een kortere termijn overeenkomen, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan zes maanden volgend op de datum van bekendmaking van het in het zesde lid bedoelde uittredingsbesluit.

  • 8.

    Er bestaat bij uittreding geen recht op enige schadevergoeding.

Artikel 4 Looptijd, periodieke evaluatie

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2014 en wordt aangegaan voor de duur van twee jaar.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten treden tijdig voor het aflopen van de regeling met elkaar in overleg over de mogelijkheid van het voortzetten van de regeling.

  • 3.

    Minimaal één keer per jaar maar zo nodig vaker wordt bezien of op basis van nieuwe inzichten, (externe) ontwikkelingen dan wel op grond van de voortgang van de samenwerking de regeling wijziging behoefd of omgezet dient te worden in een andere rechtsvorm. Gelijktijdig wordt de samenwerking geëvalueerd.

Artikel 5 Geschillen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen, verplichten de deelnemende gemeenten zich om in geval van geschillen over de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.

Artikel 6 Toezending regeling aan Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Ieder van de deelnemende gemeenten draagt op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 2.

    Het bestuur van de gemeente Zaanstad draagt er zorg voor dat de regeling aan Gedeputeerde Staten wordt toegezonden.

Artikel 7 Slotbepaling

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, treden de deelnemende gemeenten met elkaar in overleg.

Artikel 8 Citeertitel

Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling regionale samenwerking decentralisaties in het sociale domein.