Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant

Geldend van 07-12-2023 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 11 november 2014 de Subsidieregeling buurtcultuurfonds Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarbij door het Prins Bernard Cultuurfonds in mandaat subsidie wordt verstrekt aan buurtcultuurprojecten, die de leefbaarheid in buurten versterken;

Overwegende dat met die regeling en met de uitvoering daarvan in mandaat door het Prins Bernard Cultuurfonds goede ervaringen zijn opgedaan en een reeks aansprekende voorbeeldprojecten mogelijk zijn gemaakt en dat dit heeft geleid tot het over de streep trekken van andere financiers en het Prins Bernard Cultuurfonds zelf om ook in buurtcultuur te investeren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de succesvolle aanpak bij de buurtcultuurprojecten ook wensen toe te passen op buurtprojecten gericht op waternatuur en het herbestemmen van kerken;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van mening zijn dat het door middel van buurtparticipatie oppakken van natuur- en met name waterprojecten, zoals waterberging en infiltratie in de bebouwde omgeving, niet alleen positieve effecten heeft voor de klimaatbestendigheid, het waterbewustzijn, educatie en een duurzame leefomgeving, maar tevens de leefbaarheid van buurten versterkt;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 maart 2013 de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin onder andere subsidie wordt verstrekt voor de restauratie van her te bestemmen kerken;

Overwegende dat in het kader van die regeling aansprekende herbestemmingen voor kerken zijn gevonden en Gedeputeerde Staten die projecten nu willen koppelen aan buurtparticipatie, waarbij her te bestemmen kerken in woongebieden kansen bieden voor nieuwe culturele, welzijn- of zorgbestemmingen die de leefbaarheid van de buurt versterken;

Overwegende dat ook deze subsidieregeling door het Prins Bernard Cultuurfonds in mandaat zal worden uitgevoerd;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Buurtcultuur

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    buurt: buurt, buurtschap, dorp, wijk of gemeenschap;

  • b.

    buurtorganisatie: organisatie die zich richt op activiteiten in de buurt;

  • c.

    professionele maker: natuurlijke persoon die maker is van kunst en cultuur en zich professioneel manifesteert, blijkend uit het curriculum vitae en documentatie;

  • d.

    cultureel ondernemer: eenmanszaak, maatschap of vennootschap onder firma die actief is in de culturele sector en is ingeschreven in het handelsregister.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    cultureel ondernemers;

  • b.

    rechtspersonen met een culturele of maatschappelijke doelstelling.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    versterking van het lokale culturele vermogen;

  • b.

    versterking van het gemeenschappelijke culturele vermogen;

  • c.

    icoonprojecten ter versterking van het culturele vermogen in de regio.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     de uitvoering van het project reeds is gestart voor het indienen van de volledige subsidieaanvraag;

  • b.

     de aanvrager een provinciale verdeelinstelling of landelijk kenniscentrum is;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 6 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4. in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project draagt bij aan:

      • 1°.

        sociale cohesie;

      • 2°.

        publieke beeldvorming;

      • 3°.

        de kwaliteit van de leefomgeving; of

      • 4°.

        het culturele vermogen of de culturele zelfredzaamheid in de buurt waarop het project is gericht;

    • c.

      de artistieke kwaliteit van het project wordt genoegzaam aangetoond;

    • d.

      het project is gericht op duurzame borging in de buurt dan wel regio waarop het project is gericht;

    • e.

      aan het project ligt ten grondslag:

      • 1°.

        een realistische en sluitende projectbegroting met onderbouwing en offertes van de te maken kosten;

      • 2°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op een buurt;

    • b.

      het project is gericht op een eenmalig lokale activiteit;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd op buurtniveau;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd door een samenwerking van bewoners, ten minste één buurtorganisatie en:

      • 1°.

        een professionele maker; of

      • 2°.

        een lokale amateurvereniging met een culturele doelstelling in de statuten.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op een buurt en de desbetreffende bewoners;

    • b.

      het project heeft een duur van minimaal een jaar;

    • c.

      het project is ontstaan vanuit een vraag om verandering van de buurt;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd in samenwerking met:

      • 1°.

        bewoners van de desbetreffende buurt;

      • 2°.

        minimaal twee lokale partners; en

      • 3°.

        een professionele maker;

    • e.

      het project is gericht op de ontwikkeling van een strategie om door middel van kunst te komen tot:

      • 1°.

        meer persoonlijke ontwikkeling;

      • 2°.

        meer sociale cohesie;

      • 3°.

        betere beeldvorming; of

      • 4°.

        betere kwaliteit van de leefomgeving.

  • 4. Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd door:

      • 1°.

        bewoners;

      • 2°.

        professionele makers; en

      • 3°.

        ten minste twee rechtspersonen;

    • b.

      het project is gericht op een actueel maatschappelijk vraagstuk in de buurt;

    • c.

      het project heeft een regionaal bereik;

    • d.

      het project is innovatief;

    • e.

      het project draagt duurzaam bij aan de kwaliteit van de leefomgeving;

    • f.

      het project is gericht op communicatie met een regionaal bereik;

    • g.

      aan het project ligt een communicatieplan ten grondslag.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van het project voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 3  Onverminderd het uurtarief, bedoeld in het tweede lid, wordt, indien de in het kader van het project aan betrokkenen uit te betalen uurtarieven lager zijn dan € 50 per uur, het daadwerkelijk uitbetaalde uurtarief toegepast.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    13 maart 2018 tot en met 31 oktober 2018;

  • b.

    2 januari 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • c.

    15 januari 2020 tot en met 30 oktober 2020;

  • d.

    5 januari 2021 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    18 januari 2023 tot en met 1 november 2023;

  • f.

    van 9 januari 2024 tot en met 4 november 2024.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, vast op:

    • a.

      € 212.612 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder a;

    • b.

      € 230.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder b;

    • c.

      € 230.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder c.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder c, vast op:

    • a.

      € 100.000 voor de periode, genoemd in artikle 1.8, onder a;

    • b.

      € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder b;

    • c.

      € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder c.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 vast op:

    • a.

      € 750.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder d;

    • b.

      € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder e;

    • c.

      € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.8, onder f.

  • 4. [vervallen]

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder c, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000.

Artikel 1.11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 6. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de subsidieontvanger verschaft inzicht in de resultaten en opzet van het project aan derden;

  • b.

     de subsidieontvanger draagt op verzoek van het Prins Bernhard Cultuurfonds bij aan communicatie over buurtcultuurprojecten.

Artikel 1.13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag; en

  • b.

    foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

Artikel 1.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel 1.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 Buurtnatuur en buurtwater

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     buurt: buurt, buurtschap, dorp of wijk;

  • b.

     buurtorganisatie: organisatie die zich richt op activiteiten in de buurt;

  • c.

    groene daken: daken met een dakbedekking van levende planten;

  • d.

    zzp’er: zelfstandig ondernemend natuurlijk persoon zonder personeel met een inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door stichtingen, verenigingen en zzp’ers.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op versterking van de waternatuur in buurten door:

  • a.

    de aanleg van watergerelateerd groen;

  • b.

    het gezamenlijk aanleggen van groene daken met minimaal drie eigenaren;

  • c.

    het stimuleren van waterberging en infiltratie op een andere wijze dan door de aanleg van watergerelateerd groen of groene daken.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de uitvoering van het project reeds is gestart voor het indienen van de volledige subsidieaanvraag;

  • b.

    het project behoort tot de reguliere projecten of werkzaamheden van de aanvrager;

  • c.

    de aanvrager een provinciale steunfunctie of landelijk kenniscentrum is;

  • d.

    voor het project reeds subsidie is vertrekt op grond van deze subsidieparagraaf;

  • e.

    het project is gericht op een schoolplein.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     het project is een initiatief of idee van bewoners, hobbyisten of buurtorganisaties;

  • c.

     het project heeft een kleinschalig en buurtgericht karakter;

  • d.

     het project getuigt van vakmanschap;

  • e.

     het project is gericht op verbinding en participatie;

  • f.

     het project heeft een breed draagvlak in de samenleving;

  • g.

     het project wordt uitgevoerd door of in samenwerking met de initiatiefnemers, bedoeld onder b;

  • h.

     het project is gericht op duurzame borging;

  • i.

     het project levert een bijdrage aan klimaatbestendigheid, waterbewustzijn, educatie en een gezonde leefomgeving;

  • j.

     aan het project wordt financieel bijgedragen door de subsidieaanvrager, de initiatiefnemers, bedoeld onder b, of derden;

  • k.

     aan het project ligt ten grondslag:

    • 1°.

       een realistische en sluitende projectbegroting met onderbouwing en offertes van de te maken kosten;

    • 2°.

       een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van het project voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 3  Onverminderd het uurtarief, bedoeld in het tweede lid, wordt, indien de in het kader van het project aan betrokkenen uit te betalen uurtarieven lager zijn dan € 50 per uur, het gehanteerde uurtarief toegepast.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 zijn structurele loonkosten van de subsidieaanvrager niet subsidiabel.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    13 maart 2018 tot en met 31 oktober 2018;

  • b.

    2 januari 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • c.

    15 januari 2020 tot en met 15 november 2023;

  • d.

    van 9 januari 2024 tot en met 4 november 2024;

  • e.

    van 7 januari 2025 tot en met 3 november 2025;

  • f.

    van 7 januari 2026 tot en met 2 november 2026;

  • g.

    van 7 januari 2027 tot en met 1 november 2027.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:

  • a.

    €180.000, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder a;

  • b.

    €180.000, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder b;

  • c.

    € 1.225.000, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder c;

  • d.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder d;

  • e.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder e;

  • f.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder f;

  • g.

    € 275.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder g.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, bedraagt 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

    • a.

      € 5.000, indien het aan te leggen groen een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare beslaat;

    • b.

      € 10.000, indien het aan te leggen groen een oppervlakte van meer dan 0,5 hectare beslaat.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

    • a.

      € 5.000, indien de oppervlakte van de gezamenlijke groene daken ten hoogste 200 m2 bedraagt;

    • b.

      € 10.000, indien de oppervlakte van de gezamenlijke groene daken meer dan 200 m2 bedraagt.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder c, bedraagt 60% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 6. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de subsidieontvanger verschaft inzicht in de resultaten en opzet van het project aan derden;

  • b.

     de subsidieontvanger draagt bij aan communicatie over het project.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag; en

  • b.

    foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Schoolpleinen van de toekomst

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    kindcentrum: centrum voor kinderen van 0 tot 13 jaar, dat de gehele dag open is en een breed pakket van onderwijs en opvang aanbiedt;

  • c.

    school: basisschool, kindcentrum of middelbare school;

  • d.

    schoolplein: buitenruimte bij een school waarvan kinderen gebruik maken.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door verenigingen en stichtingen met een doelstelling op het gebied van onderwijs.

 Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1.  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de realisering van gezonde, klimaatbestendige en groene schoolpleinen.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 5.000;

  • c.

    voor het schoolplein reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de subsidieontvanger heeft volgens haar statuten een doelstelling op het gebied van onderwijs;

  • c.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      het ontwerpen van een gezond, klimaatbestendig en groen schoolplein;

    • 2°.

      het inrichten van een gezond, klimaatbestendig en groen schoolplein; en

    • 3°.

      het verbinden van een gezond, klimaatbestendig en groen schoolplein aan het onderwijsaanbod van de school;

  • d.

    het ontwerp, bedoeld in onderdeel c, onder 1º, is in samenspraak met kinderen, ouders en leerkrachten tot stand gekomen;

  • e.

    het project vergroot de speelaanleiding met natuurlijke materialen;

  • f.

    het project vergroot de duurzame omgang met regenwater;

  • g.

    het project draagt bij aan de vergroting van de biodiversiteit;

  • h.

    het project draagt bij aan bewustwording van gezonde of duurzame voedselkeuzes;

  • i.

    het project heeft de instemming van de grondeigenaar;

  • j.

    het project kan worden afgerond binnen 18 maanden na subsidieverlening;

  • k.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting;

    • 3°.

      een onderhouds- en beheerplan waaruit blijkt dat het schoolplein minimaal vijf jaar na realisatie aan de criteria blijft voldoen.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    ontwerpkosten gemaakt voor 1 augustus 2017;

  • b.

    vrijwilligerskosten;

  • c.

    kosten ten behoeve van kunstgras;

  • d.

    interne loonkosten.

Artikel 3.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend:

  • a.

    van 10 april 2018 tot en met 13 december 2022;

  • b.

    van 1 mei 2024 tot en met 4 november 2024;

  • c.

    van 1 mei 2025 tot en met 3 november 2025;

  • d.

    van 1 mei 2026 tot en met 2 november 2026;

  • e.

    van 4 mei 2027 tot en met 1 november 2027.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 vast op:

  • a.

    € 4.020.000 voor de periode genoemd in artikel 3.9, onder a;

  • b.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder b;

  • c.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder c;

  • d.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder d;

  • e.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder e.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 70 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000 per project.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. De subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt binnen 18 maanden na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal 6 maanden;

  • b.

    de subsidieontvanger draagt bij aan communicatie over het project;

  • c.

    subsidieontvanger overlegt minimaal 3 foto`s van het project, die rechten- vrij door de partners die financieel bijdragen aan deze paragraaf kunnen worden gebruikt;

  • d.

    een verzoek tot verlenging als bedoeld onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.  Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

Artikel 3.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2017 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk

Artikel 4.2 Intrekking

De Subsidieregeling buurtcultuurfonds Noord-Brabant wordt ingetrokken.  

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 10 november 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger