Regeling vervallen per 08-04-2016

Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005

Geldend van 03-06-2005 t/m 07-04-2016

Intitulé

Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 februari 2005, nr. 025;

gelet op het bepaalde in de Wet op de Lijkbezorging en de Gemeentewet:

BESLUIT

  • I.

    in te trekken de 'Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof Deurne 1994';

  • II.

    vast te stellen de navolgende 'Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005'

Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof te Deurne;

  • b.

    eigen graf: een graf, ten aanzien waarvan aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken van overledenen of het bijzetten van een asbus met of zonder urn, bevattende de as van overledenen;

  • c.

    algemeen graf: een graf, bij de gemeente in beheer, bestemd tot het doen begraven en begraven houden van lijken van overledenen;

  • d.

    eigen kindergraf: een graf ten aanzien waarvan aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken van levenloos geboren kinderen, alsmede van kinderen tot 12 jaar;

  • e.

    asbus: een bus ter berging van de as van een overledene;

  • f.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meerdere asbussen;

  • g.

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemde plaats op de gemeentelijke begraafplaats waarop as wordt verstrooid;

  • h.

    gebruiker: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • i.

    rechthebbende: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven of het doen bijzetten in een eigen graf, een eigen urnengraf of eigen urnennis;

  • j.

    beheerder: degene die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • k.

    bestuursorgaan: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Deurne;

  • l.

    grafakte: de overeenkomst waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het bestuursorgaan een grafrecht of gebruik is overeengekomen;

  • m.

    grafrecht: het uitsluitend recht op het begraven en begraven houden in een eigen graf, eigen urnengraf of eigen urnennis;

  • n.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf.

  • o.

    wet: de Wet op de lijkbezorging 1991.

  • p.

    lijk: het stoffelijk overschot van een overledene of doodgeborene;

Artikel 2 Beheer en toezicht

Het beheer van en toezicht op de begraafplaats wordt gevoerd door de gemeente. Onder toezicht van het bestuursorgaan worden één of meer daartoe aangewezen personen belast met:

  • a.

    de administratie van de begraafplaats;

  • b.

    de dagelijkse leiding van de begraafplaats;

  • c.

    het onderhoud van de begraafplaats;

  • d.

    het delven of openen en sluiten van graven.

Artikel 3 Bestemming begraafplaats

  • 1. De in artikel 1 onder a genoemde begraafplaats is bestemd voor het begraven en begraven houden van lijken van overledenen, het bijzetten van asbussen met of zonder urn en het verstrooien van as op de verstrooiingsplaats.

  • 2. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen, welke worden omschreven in het “Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005” welk onderdeel is van deze verordening.

Indeling en administratie van de begraafplaats

Artikel 4 Indeling en plattegrond

  • 1. Het bestuursorgaan regelt de indeling van de gemeentelijke begraafplaats.

  • 2. Het bestuursorgaan draagt ervoor zorg, dat er in tweevoud een gewaarmerkte plattegrondtekening wordt gemaakt waarop de grafruimten genummerd zijn aangegeven.

Artikel 5 Register

  • 1. De administratie bevat een register waarin relevante gegevens zijn opgenomen betreffende:

    • a.

      overledenen:

    • b.

      van rechthebbenden:

    • c.

      graven:

  • 2. De rechthebbenden zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het bestuursorgaan door te geven.

  • 3. Van het in het eerste lid bedoelde register kunnen uitsluitend rechthebbenden tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten, een uittreksel ten aanzien van hun graf of nis en de leges verkrijgen.

Openstelling en ordemaatregelen

Artikel 6 Openingstijden

  • 1. De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het bestuursorgaan bij nadere regels vast te stellen tijden. Het maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Het bestuursorgaan kan delen van de begraafplaats tijdelijk sluiten.

  • 3. Het tijdstip van begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as is op maandag t/m zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur. Geen begraving of bijzetting vindt plaats op zondagen en op algemeen erkende feest- en gedenkdagen.

  • 4. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek is geopend, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of bezorging van as.

  • 5. Het bestuursorgaan kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Artikel 7 Verbods- en gebodsbepalingen

  • 1. Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      zich op hinderlijke wijze te gedragen;

    • b.

      te colporteren of goederen voor verkoop aan te bieden;

    • c.

      op enige wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

    • d.

      op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • e.

      gedenktekens te bekladden, te beschadigen of op enigerlei andere wijze te verontreinigen;

    • f.

      honden mee te voeren, met uitzondering van blindengeleidehonden;

    • g.

      te gaan zitten anders dan op de daartoe aangebrachte zitplaatsen;

    • h.

      iets te doen of na te laten dat in strijd is met de eerbied van de nagedachtenis van de overledene;

    • i.

      werkzaamheden aan grafbedekkingen door derden te laten verrichten, behoudens artikel 20.

  • 2. Het is op de begraafplaats verboden:

    • a.

      te rijden met gemotoriseerde verkeer en paarden anders dan ten behoeve van:

      • -

        het vervoer van invaliden die de begraafplaats bezoeken;

      • -

        een begrafenis;

      • -

        het onderhoud en beheer van de begraafplaats door of op last van de beheerder;

    • b.

      te rijden met fietsen anders dan op de bitumen rijweg en anders dan ten behoeve van:

      • -

        het daadwerkelijk bezoeken van graven;

      • -

        het meevoeren van noodzakelijke en omvangrijke materialen voor het plegen van onderhoud aan individuele graven anders dan door of op last van de beheerder;

    • c.

      met motorrijtuigen sneller dan 10 km per uur te rijden.

    • d.

      Het bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in lid 2 onder a.

Artikel 8 Verrichten van werkzaamheden

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. Degenen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 3. In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats worden ontzegd.

  • 4. Ter handhaving van de orde op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats worden ontzegd.

  • 5. Kinderen onder 12 jaar mogen alleen onder begeleiding de begraafplaats betreden.

Artikel 9 Bijzondere gebeurtenissen

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen van tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. Deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Indeling begraafplaats en onderscheid graven

Artikel 10 Volgorde van uitgifte

  • 1. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.

  • 2. Het bestuursorgaan kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is. Alsdan vangt de termijn van het grafrecht, als bedoeld in artikel 11 lid 4, aan op het moment van toewijzing.

  • 3. Het bestuursorgaan behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de gravenvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 11 Soorten en categorieën graven

  • 1. Indeling in soorten en categorieën.Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a)

      eigen (kinder)graven;

    • b)

      eigen urnengraven;

    • c)

      eigen urnennissen;

    • d)

      algemene graven;

    • e)

      asverstrooiingen.

    De graven op de begraafplaats zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:

    • a)

      volwassenengraven categorie 1;

    • b)

      volwassenengraven categorie 2;

    • c)

      volwassenengraven categorie 3;

    • d)

      kindertuin voor overledenen tot en met 12 jaar;

    • e)

      algemene graven;

    • f)

      urnenkelders;

    • g)

      urnennissen.

  • 2. De graven die onder de “Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 1994” behoorden tot “eigen graf klasse I” of “eigen graf klasse II” vallen binnen de werkingssfeer van de “Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005” onder respectievelijk “volwassenengraven categorie 1” en “volwassenengraven categorie 2”.

  • 3. Algemene graven worden slechts uitgegeven indien de gemeente in de lijkbezorging voorziet voor een termijn van maximaal tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van de termijn in een nieuw eigen graf volgens de bepalingen van deze verordening worden herbegraven.

  • 4. In een algemeen graf kunnen maximaal twee lijken worden begraven.

  • 5. Eigen graven worden uitgegeven voor een termijn van 20 jaren. Deze termijn kan steeds met een termijn van 10 jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend.

  • 6. In een eigen graf kunnen:

    • 1.

      maximaal twee lijken worden begraven; Indien dit vóór de eerste begraving wordt aangegeven kunnen maximaal drie lijken worden begraven;

    • 2.

      maximaal twee asbussen worden bijgezet.

  • 7. In een eigen urnengraf kunnen maximaal twee asbussen worden geplaatst. In een eigen urnennis kunnen maximaal twee asbussen worden bijgezet.

  • 8. Een grafrecht op een graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden, onder voorwaarden en beperkingen van deze verordening.

  • 9. Een recht als in lid 6 is bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 18, eerste en tweede lid.

  • 10. Het in het vierde lid bedoelde grafrecht wordt door het bestuursorgaan schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.

  • 11. Rechthebbenden en kunnen, tegen betaling der daarvoor verschuldigde kosten, een duplicaatakte verkrijgen.

Artikel 12 Bijzetting van asbussen

  • 1. Een asbus kan worden bijgezet in een eigen urnengraf, eigen graf of eigen urnennis; de bepalingen van deze verordening ten aanzien van eigen graven en het begraven van stoffelijke overschotten zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op de graven kunnen geen asbussen worden bijgezet.

Vereisten voor begraving of bijzetting

Artikel 13 Kennisgeving tijdstip begraving en bijzetting

  • 1. De rechthebbende of gebruiker die wil doen begraven, een asbus wil doen bijzetten of wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de gemeente. De zaterdag geldt niet als werkdag.

  • 2. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven of verbranden, moet de kennisgeving zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3. Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 4. Indien het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven, bijgezet of verstrooid, dient het in het tweede lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

Artikel 14 Verlof tot begraven en machtiging bijzetting

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een bestaand eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, indien deze zelf de overledene is, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een bestaand eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode, dat de dan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de in artikel 18, derde lid, bedoelde personen.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

Artikel 15 Controle bescheiden bij begraving en bijzetting

  • 1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 door de beheerder.

  • 2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • -

      de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 13 en 14 opgenomen vereisten is voldaan,

    • -

      de identiteit van het stoffelijk overschot is vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, datums van geboorte en overlijden van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de levenloos geborene bevat.

Artikel 16 Lijkhoezen

  • 1. Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkhoezen, die voldoen aan in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Lijkomhulselbesluit, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB).

  • 2. Rechthebbenden of gebruikers zijn verplicht tot het schriftelijk aangeven van het gebruik van lijkhoezen aan de gemeente.

  • 3. Het is niet toegestaan voorwerpen aan het lijkomhulsel en/of de grafruimte toe te voegen die de vertering van het lijk belemmeren of voorkomen en/of vervuilend zijn.

Artikel 17 Tarieven

  • 1. De toegepaste tarieven worden vastgesteld door het bestuursorgaan en openbaar gemaakt in de tarieflijst behorende bij de “Verordening op de heffing en de invordering van rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Deurne 2005”.

  • 2. Daarbij wordt tevens aangegeven, wanneer of binnen welke termijn de betreffende kosten voldaan moeten zijn.

Artikel 18 Verlengen en overdragen grafrechten

  • 1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Deze rechtsopvolger is de echtgenoot of geregistreerd partner of andere levenspartner, dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad.

  • 2. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan voornoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

  • 4. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het derde lid van dit artikel gestelde termijn, is het bestuursorgaan bevoegd het grafrecht vervallen te verklaren.

  • 5. Na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn kan het bestuursorgaan het grafrecht alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 6. Over elke overdracht of overboeking zijn de daarvoor vastgestelde kosten verschuldigd.

Artikel 19 Einde grafrechten

  • 1. De grafrechten vervallen:

    • a)

      door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

    • b)

      indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

    • c)

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a)

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht -ondanks een aanmaning- niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b)

      indien de rechthebbende of de gebruiker -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c)

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een (urnen)graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 18, lid 3 gestelde termijn is overgeschreven.

    • d)

      In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdrage of eventueel andere kosten.

    • e)

      Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende één maand voor het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Artikel 20 Gedenktekens en grafbeplantingen

  • 1. Het plaatsen of verwijderen van grafbedekking op graven of een plaat ter afsluiting van een urnennis geschiedt niet dan met toestemming van het bestuursorgaan.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvraag van de toestemming, de aard en de afmetingen van de grafbedekkingen, alsmede het aanbrengen of onderhoud van heesters of andere beplantingen stelt het bestuursorgaan nadere regels vast.

  • 3. Het bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van de door haar vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde toestemming weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan is aan de door haar vastgestelde nadere regels conform het uitvoeringsbesluit;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens op algemene graven, eigen (urnen)graven of eigen urnennissen geschiedt door de rechthebbende of de gebruiker en niet anders dan met toestemming van de beheerder.

  • 6. Het bestuursorgaan kan aan de rechthebbende op een eigen graf toestemming verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

  • 7. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of afsluitplaten, of van heesters of andere beplantingen, komen voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 8. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht voor het onderhoud van gedenktekens en beplantingen zorg te dragen. Verwelkte bloemen of kransen en kapotte voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder aanspraak op schadevergoeding door de beheerder worden verwijderd.

  • 9. Op algemene graven wordt van gemeentewege een merkteken aangebracht.

Artikel 21 Onderhoud

  • 1. Het bestuursorgaan voorziet in het algemeen onderhoud van de begraafplaats, het onderhoud van de algemene graven, de urnenmuur en het onderhoud aan de vanwege het bestuursorgaan aangebrachte gazons.

  • 2. Het onderhoud van gedenktekens geschiedt door of namens de rechthebbende en voor diens rekening. Dit onderhoud bestaat uit het schoonhouden van het graf en de gedenktekens en het zorgen voor een behoorlijke ligging en stand van de gedenktekens.

  • 3. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de betreffende beplanting op het graf behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Onder dit onderhoud wordt verstaan: het aanbrengen, onderhouden, vernieuwen van losse planten en één- of meerjarige gewassen en het verwijderen van dode planten. Het afval dat vrij komt bij het onderhoud dient door een ieder in de daarvoor aanwezige afvalbakken te worden gedeponeerd.

  • 4. Indien de rechthebbende nalaat de beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het bestuursorgaan de hiervoor in aanmerking komende beplanting of zo nodig de gehele grafbeplanting doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is. De verwijdering van de grafbeplanting, zoals bedoeld is in dit lid, vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbeplanting.

Artikel 22 Aansprakelijkheid en verplichtingen grafbedekking

  • 1. De in artikel 20 bedoelde gedenktekens of beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht.

  • 2. Schade als gevolg van brand, storm, vorst, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van monumenten, grafstenen zerken of andere gedenktekens of van heesters of ander beplantingen ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 3. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de -door welke omstandigheden ook- daaraan toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het bestuursorgaan het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 4. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie naar het oordeel van de beheerder een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, kan het bestuursorgaan direct maatregelen treffen.

  • 5. Indien binnen 3 maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het bestuursorgaan bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat het voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld.

Artikel 23 Tijdelijk verwijderen gedenktekens

  • 1. Een rechthebbende of gebruiker is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente op kosten van de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

  • 2. Het afnemen en herplaatsen van een gedenkteken respectievelijk afdekplaat ten behoeve van de begraving van een lijk of de bijzetting van een asbus in een eigen graf of algemeen graf geschiedt voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 24 Ruimen van graven

  • 1. De bij de ruiming van een graf aanwezige overblijfselen van lijken en/of asbussen, worden respectievelijk begraven of verstrooid op een door het bestuursorgaan aangewezen gedeelte van de begraafplaats.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de rechthebbende op een eigen graf of eigen urnengraf toestemming verlenen om de overblijfselen van de overledenen, die zich bevinden in het graf waarop het grafrecht betrekking heeft, opnieuw te doen begraven in een ander graf.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende een periode van één jaar voor beëindiging van de grafrusttermijn de beheerder schriftelijk verzoeken bij de ruiming de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

  • 4. Ruiming en herbegraving zoals bedoeld in lid 3 zal niet eerder plaatsvinden dan na beëindiging van de minimale grafrusttermijn van de laatst in gebruik genomen begraaflaag.

  • 5. De rechthebbende van een eigen graf kan de beheerder schriftelijk verzoeken bij de ruiming de overblijfselen van lijken en / of asbussen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving, bijzetting of elders te doen verstrooien.

Artikel 25 Voorwerpen op graven bij ruiming

  • 1. De op de graven geplaatste voorwerpen blijven ter beschikking van de rechthebbende, gedurende een periode van 3 maanden voor ruiming van het betreffende graf.

  • 2. Na afloop van de in het vorig lid genoemde periode vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente.

Artikel 26 Uitvoeren van werkzaamheden

  • 1. Het openen, sluiten en ruimen van graven, alsmede het opgraven en het opnieuw begraven in een ander graf op de begraafplaats van stoffelijke resten, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen personen.

  • 2. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn, dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Overige bepalingen

Artikel 27 Werkingssfeer verordening

Door vestiging van een grafrecht of gebruik van een grafruimte onderwerpt een rechthebbende of een gebruiker zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals deze thans luidt en eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseerde kosten.

Artikel 28 Strafbaarheidbepalingen

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7, 8 leden 1 en 4, 9 lid 2, 16 lid 3 en 20 lid 1, wordt gestraft met de oplegging van een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 29 Uitgifte verordening

Een exemplaar van deze verordening wordt éénmalig aan de rechthebbende of gebruiker verstrekt; meerdere exemplaren zijn tegen betaling verkrijgbaar.

Artikel 30 Uitzonderingen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of in geval van verschil van mening over de uitleg van haar bepalingen, beslist het bestuursorgaan.

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De “Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 1994” wordt met ingang van de in lid 2 genoemde datum ingetrokken.

  • 2. Deze “Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2005” treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005”.

    Vastgesteld in de openbare vergadering van 10 mei 2005.

Toelichting uit de model- beheersverordening begraafplaatsen 2003 van de VNG

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

-Gevoeligheid. De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.

  • -

    Geboden voorzieningen. Voor de dienstverlening op de begraafplaats noemt de verordening een aantal voorzieningen. Ze noemt algemene en eigen graven en bestemmingen voor as. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de gemeenschap van Deurne in verband met het bezorgen van de doden vraagt.

  • -

    Indeling. De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de situatie zoals die vanuit het verleden is gegroeid. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.

  • -

    Overboeken van grafrechten. Het is voor nabestaanden, voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen.

De gemeentelijke werkprocessen dienen hierbij aan te sluiten.

  • -

    Ordemaatregelen. Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

  • -

    Aanwezigheid bij ruiming. Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

  • -

    Verplichte verlenging. Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.

  • -

    Overboeking van een eigen graf. Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking (grafakte) van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden. Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.

  • -

    Voorschriften grafbedekking. Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Het uitvoeringsbesluit geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. Het uitvoeringsbesluit beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:

de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;

  • ·

    de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;

  • ·

    de constructie moet deugdelijk zijn;

  • ·

    de grafbedekking moet voldoen aan de door burgemeester en wethouders gegeven nadere regels.

Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.

-Verplicht onderhoud. De verordening stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken door de rechthebbenden worden verzorgd. Het onderhoud van enerzijds de rechthebbenden voor het eigen graf, anderzijds het overige gedeelte van de begraafplaats van gemeentewege komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede. Het tweede aspect is van financiële aard. Voor het onderhoud van gemeentewege kan een bedrag in rekening worden gebracht bij de rechthebbende op het graf. De gemeente kan hiermee deze kosten van onderhoud verhalen.

Naast het minimum aan onderhoud van gemeentewege zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

Toelichting van een aantal artikelen uit de Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2005

Artikel 2

Lid b, c en d: sedert 1 januari 2005 is het beheer, onderhoud en de dagelijkse leiding op de gemeentelijke begraafplaats uitbesteed aan een particuliere ondernemer. Reden hiervoor is onder andere verbetering van dienstverlening en voorlichting in de richting van burgers en nabestaanden, verbetering van het toezicht op en de handhaving van orde en rust op de begraafplaats, een betere signaalfunctie in de richting van de gemeente over wensen en klachten die leven en het ontlasten van het ambtenarenapparaat van de gemeente Deurne.

Artikel 4

Lid 1: Op de begraafplaats zijn de graven verdeeld in categorieën. Elke categorie heeft een of meer eigen gedeelten op de begraafplaats. Deze scheiding is nodig opdat het bestuursorgaan verschillende regels kan vaststellen voor de grafbedekkingen van de graven van de verschillende categorieën).

Lid 2: Om eenduidigheid te kunnen bewerkstelligen in de communicatie (o.a. met grafdelver, begrafenisondernemers, steenhouwers, nabestaanden) rondom tussen uitgifte (en delven) van graven, bijzettingen etc is een betrouwbare plattegrond onontbeerlijk.

Artikel 5

Lid 1: de registratie bevat relevante gegevens die verband houden met identificatie van overledenen (wie ligt waar begraven) en rechthebbenden (in verband met verplichtingen in het kader van deze verordening en het innen van grafrechten), alsmede van de eigenschappen van de graven in verband met toepassing van de verordening en vaststellen van grafrechten zijn hierin opgenomen.

Lid 2: omdat het grafrecht in eerste instantie voor 20 jaar wordt gevestigd kan het achterhalen van het verblijfadres van de rechthebbende of , indien deze is overleden, van diens nabestaanden een probleem vormen. Derhalve is deze verplichting in de verordening opgenomen.

Lid 3: Het register is in principe niet openbaar, vandaar de beperking qua informatieverstrekking uit het register.

Artikel 6

Lid 1: De openingstijden zijn door het college op 9 november 2004 vastgesteld en gepubliceerd: gedurende de zomertijd van 08:00 – 22:00 en gedurende de wintertijd van 08:30 – 17:30. Na het gereedkomen van de overdekte afscheidsplaats zullen de toegangspoorten ook daadwerkelijk worden gesloten en geopend.

Lid 2: dit artikel schept de mogelijkheid om ingeval van bijvoorbeeld een grootschalige ruiming een gedeelte van de begraafplaats voor publiek te ruimen. Bij een dergelijke ruiming mogen slechts die personen die bij de uitvoering betrokken zijn aanwezig zijn.

Lid 3: De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Lid 4 van dit artikel regelt de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers. Op deze wijze is toezicht op en handhaving van orde en rust op de begraafplaats beter te waarborgen.

Lid 5: Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 7

In tegenstelling tot de Verordening van 1994 kent deze verordening meer verbods- en gebodsbepalingen. Gezien het feit dat hetgeen zich op een begraafplaats afspeelt gevoelig ligt bij met name de nabestaanden, worden in dit artikel aan de beheerder handvaten aangereikt om ingeval van overlast op te kunnen treden. Een aantal handelingen zijn zodanig specifiek benoemd dat deze per definitie verboden zijn, andere bepalingen laten een zodanig eigen interpretatie qua aard, impact etc. dat deze per incident door de beheerder beoordeeld en toegepast moeten c.q. kunnen worden. Door deze regels kan worden voorkomen dat mensen aanstoot nemen aan het gedrag van anderen maar wel binnen, in de algemene omgang tussen mensen, redelijke en geaccepteerde grenzen.

Artikel 8

Lid 1: steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).

Lid 2-5: de bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Verder schept dit artikel de mogelijkheid om ingeval van bijvoorbeeld een grootschalige ruiming of andere werkzaamheden een gedeelte van de begraafplaats voor publiek te sluiten.

Artikel 9

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 10

Lid 1: in het kader van beheer en onderhoud wordt ernaar gestreefd de graven in gesloten formatie uit te geven. Het overgebleven gedeelte van de begraafplaats is begroeid met gras en dientengevolge gemakkelijker (en goedkoper) te onderhouden. Tevens heeft deze wijze van uitgifte een rustigere uitstraling.

Lid 2: deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij een reservering van een bepaald graf. Hierbij verwerft de rechthebbende een bepaald graf vanwege een bijzondere reden, bijvoorbeeld een specifieke plek op de begraafplaats, naast een bepaald graf waar een dierbare overledene begraven ligt etc. zonder dat daarin onmiddellijk een begraving plaatsvindt

Lid 3: door onvoorziene omstandigheden kan de noodzaak ontstaan hierin wijzigingen aan te brengen om aan de bestaande behoefte in lijkbezorging te kunnen blijven voorzien.

Artikel 11

Lid 1: Asverstrooiingen zijn nieuw op de gemeentelijke begraafplaats. Wijziging in de Wet op de Lijkbezorging hebben de mogelijkheden hierin verruimd. Maatschappelijk gezien is de behoefte hieraan gegroeid. Om asverstrooiing op de begraafplaats mogelijk te maken wordt de APV aangepast. Asverstrooiing op begraafplaatsen was tot dusverre verboden.

Lid 2: algemene graven worden niet op verzoek uitgegeven. Slechts indien niemand in de lijkbezorging voorziet (dus de gemeente wettelijke verplicht is hierin te voorzien) wordt een algemeen graf uitgegeven.

Lid 3: Een algemeen graf kent geen rechthebbende. Het graf blijft in beheer bij de gemeente en derhalve is slechts de gemeente bevoegd vast te stellen wie in het betreffende graf wordt bijgezet.

Lid 4: in de praktijk komt het erop neer dat de rechthebbenden van de graven waarvan het grafrecht per 1 januari van het daaropvolgende jaar afloopt door de gemeente worden aangeschreven met het verzoek om aan te geven of verlenging van het grafrecht gewenst is, danwel dat het betreffende graf kan worden geruimd.

Lid 5 onder a: in de praktijk komt het veelvuldig voor dat een ongehuwd kind later in het graf van de ouders wordt bijgezet. Indien dit op voorhand bekend is én om eventuele problemen (bijvoorbeeld de in de wet gestelde 10 jaar grafrust) bij de derde begraving te voorkomen, wordt het graf direct bij de eerste begraving driediep uitgegraven.

Lid 5 onder b: technisch gezien kan een groter aantal asbussen in een eigen graf worden bijgezet. In het kader van de exploitatie heeft dit mogelijk ongewenste consequenties, vandaar de beperking van twee.

Lid 7: het is ongewenst om het grafrecht bij meerdere personen te beleggen omdat zich situaties voor kunnen doen (onenigheid onder de nabestaanden over wijze van lijkbezorging, verlenging van grafrecht etc.) waarbij de gemeente in een ongewenst positie komt en partij moet kiezen. De nabestaanden kunnen zich in conflictsituaties tot de rechter wenden.

Lid 8: De Wet op de Lijkbezorging stelt dat dit schriftelijk vastgelegd moet worden. Alleen op deze wijze is voor alle partijen juridisch aantoonbaar wie aanspraak kan maken wie het grafrecht op een graf bezit.

Artikel 12

Lid 1: Nabestaanden hebben meer keuze in asbestemming. Het komt b.v. steeds vaker voor dat urnen in een eigen graf worden bijgezet. Nabestaanden kiezen bewust voor de uitstraling van een dergelijk type graf.

Lid 2: de Wet op de Lijkbezorging maakt het mogelijk asbussen op de graven bij te zetten. Op de gemeentelijke begraafplaats is dit niet toegestaan.

Artikel 13

In dit artikel worden de regels van de Wet op de Lijkbezorging uitgewerkt.

Lid 1: in feite behelst het een aanvraag voor een graf, urnengraf, urnennis of verstrooiing. Naar aanleiding van de vraag wordt een bepaald type lijkbezorging gefaciliteerd en een grafakte opgemaakt. In de grafakte wordt ook uitgifte van een urnengraf, urnennis of verstrooiing geregeld.

Lid 3: zonder verlof tot begraven en het gelijkgestelde document dat is opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt geen grafakte opgemaakt en ontstaat derhalve geen grafrecht.

Lid 4: indien de lijkbezorging plaatsvindt binnen 36 uur na overlijden dien de burgemeester hier specifiek een verlof voor af te geven.

Artikel 14

Lid 1: De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Lid 2: De machtiging is nieuw in de verordening. Gezien ervaringen in het verleden is deze regel vastgesteld om stringenter het begrip “rechthebbende op een graf” toe te kunnen passen. Op deze wijze is de gemeente juridisch altijd ingedekt als het gaat over toestemming tot bijzetting in bestaande graven. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet. De nabestaanden van de overleden rechthebbende hebben 1 jaar de tijd om het grafrecht over te sluiten (zie elders in de verordening).

Lid 3: Door een juiste toepassing van de Wet op de Lijkbezorging treed hier een verschil op met de verordening van 1994. Hierin was geregeld dat ingeval van een bijzetting altijd een grafrecht op een graf van 20 jaar werd gevestigd. Nu zal dit dus per geval bekeken en vastgesteld dienen te worden. De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn van 10 jaar dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

Artikel 15

Lid 2: deze beperking vindt zijn oorsprong in de Wet op de Lijkbezorging. Op deze wijze staat onomstotelijk de identiteit van het stoffelijk overschot vast.

Artikel 16

Het is niet langer wettelijk verplicht overledenen in een kist te begraven. Lijkhoezen zijn voortaan toegestaan doch hieraan zijn in het kader van het milieu strenge eisen gesteld.

Artikel 18

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt.

Lid 1: tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Het kan ook voorkomen dat een rechtspersoon (b.v. een stichting speciaal in het leven gehouden ter instandhouding van een of meer graven, een Heemkundekring etc.) het grafrecht overneemt.

Lid 3-4: de termijn van hernieuwd vestigen van grafrecht wordt gesteld op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd. Het is wél een instrument om indien het onbekend blijven van een nieuwe rechthebbende onoverkomelijke bezwaren op gaat leveren (bijvoorbeeld een herinrichting, hergebruik van het graf etc.) op een gegeven moment het grafrecht vervallen te kúnnen verklaren en handelend op te kunnen treden.

Artikel 19

Lid 1: in een aantal gevallen vervalt het grafrecht van rechtswege. Tevens wordt voor rechthebbenden de mogelijkheid geschapen om afstand te doen van het grafrecht indien dit door omstandigheden te belastend zou worden.

Lid 2: ingeval rechthebbenden moedwillig verzuimen zich aan de regels zoals die in deze verordening worden gesteld te houden geeft dit lid de gemeente mogelijkheden om het grafrecht eenzijdig te beëindigen waarna het graf én het monument aan de gemeente vervalt en deze noodzakelijke maatregelen kan treffen in verband met veiligheid en aanzien van de begraafplaats.

Lid 3: aangezien het initiatief (dan wel de nalatigheid) bij de rechthebbende ligt worden ook de financiële gevolgen van het beëindigen van het grafrecht daar neergelegd.

Lid 4: Hoewel het grafmonument juridisch gezien door natrekking bij plaatsing eigendom is geworden van de eigenaar van de grond, de gemeente, worden rechthebbenden die het monument in eigendom willen verkrijgen in de gelegenheid gesteld dit van het graf te verwijderen alvorens het graf aan de gemeente vervalt.

Artikel 20

In dit artikel wordt wildgroei qua vorm, kleur, materiaal en afmeting in grafbedekkingen tegengegaan. In het verleden is gekozen voor één vastgesteld model per “klasse”. In het bij deze verordening behorende uitvoeringsbesluit wordt deze verplichting op beperkte schaal en op een klein gedeelte van de begraafplaats verruimd. Zeker in aanvang is de gemeente erbij gebaat hierbij de vinger aan de pols te houden en derhalve is de vergunningsplicht heringevoerd.

Lid 2: de vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op de eigen graven behalve indien gekozen wordt voor het tot op heden voorgeschreven en door het college vastgestelde model. De grafbedekking die hiervan afwijkt zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in het “Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen 2005”.

Lid 3: de eisen zijn ruim geformuleerd zodat wel een verzoek om ontheffing kan worden ingediend doch de verwachting is dat dit zelden zal gebeuren.

Lid 5: het is niet de bedoeling dat nabestaanden zelf monumenten plaatsen doch dat dit geschiedt door professionele bedrijven. De beheerder kan op deze wijze toetsen.

Lid 6: hierin wordt uitgedrukt dat alle kosten die gemaakt dienen te worden in verband met een eigen graf, urnenkelder of urnennis voor de rechthebbende zijn.

Lid 7: de beheerder heeft de mogelijkheid om voorwerpen en planten die de begraafplaats of het graf ontsieren te verwijderen.

Lid 8: dit omdat het graf in beheer bij de gemeente blijft.

Artikel 21

Leden 1-3: hier wordt een duidelijke scheiding aangegeven wie voor welk onderhoud verantwoordelijk is. Duidelijk is dat het gehele grafoppervlak met voorwerpen die daarop worden geplaatst een verantwoordelijkheid is van de rechthebbende. Het overige gedeelte van de begraafplaats is des gemeentes.

Artikel 22

Algemeen: De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat grafbedekkingen middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

Lid 1-3: de gemeente regelt als eigenaar van de grond de aansprakelijkheid voor en de verplichting tot het onderhoud en herstel van grafbedekkingen in de richting van de rechthebbende in deze verordening. Indien de rechthebbende zich niet aan de verplichtingen houdt is de gemeente verplicht deze aan te schrijven en in de gelegenheid te stellen een en ander te herstellen.

Lid 4: in de verordening geregeld dat de gemeente handelingen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, kan plegen indien de grafbedekking niet in zodanige staat wordt gehouden dat risico vermeden wordt.

Lid 5: de gemeente kan handelend optreden indien de rechthebbende de termijn om herstel te plegen laat verlopen.

Artikel 23

Dit artikel regelt het vergoeden van kosten die gemaakt worden om een begraving of bijzetting mogelijk te maken. Belangrijk voor de verplichting in de kosten te voorzien hierbij is van wie de wens of noodzaak uitgaat. In lid 1 ligt de behoefte bij de gemeente, in lid 2 bij de rechthebbende van het graf aangezien deze zelf bepaald of iemand in het graf wordt bijgezet.

Artikel 24

Lid 1: op begraafplaat Jacobshof bevindt zich een zogenaamde knekelpunt, een verzamelgraf waarin eventuele resten van overledenen worden herbegraven. Verstrooiing vindt plaats op het strooiveld.

Lid 2: de rechthebbende dient hierbij het initiatief te nemen en een verzoek hiertoe kenbaar te maken aan de gemeente.

Lid 3: een algemeen graf blijft onder beheer van de gemeente en kent geen rechthebbende. Oorzaak kan zijn dat ten tijde van de begraving geen rechthebbende bekend was, danwel dat niemand in de lijkbezorging wenste te voorzien. Na verloop van 10 jaar kunnen de eventuele overblijfselen worden herbegraven in een eigen graf dat wel een rechthebbende kent. Dit geschiedt dan op kosten van die rechthebbende.

Lid 4: de minimale grafrusttermijn is 10 jaar.

Lid 5: conform lid 3 maar nu voor eigen graven mét rechthebbende.

Artikel 25

Dit artikel verplicht de rechthebbende het graf “schoon” te maken alvorens tot ruiming wordt overgegaan

Zodat de beheerder niet wordt opgezadeld met het verzamelen en ter beschikking houden van allerlei voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden. De rechthebbenden worden ruimschoots voor de daadwerkelijke datum van ruiming hiervan op de hoogte gesteld zodat zij aan deze verplichting kunnen voldoen.

Artikel 26

Lid 1: het is nabestaanden niet toegestaan zelf deze handelingen te verrichten. De aangewezen persoon op de begraafplaats zal ingeval van Jacobshof de beheerder zijn in wiens takenpakket het delven en ruimen van graven is opgenomen.

Lid 2: de aard en benodigde deskundigheid van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat niet terzake deskundigen dit uitvoeren en onbevoegden hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de aanwezigheid van derden hierbij te weren.

Artikel 27

Voor het kunnen toepassen van hetgeen in deze verordening is opgenomen dient het vast te staan dat de rechthebbende daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de inhoud van de verordening. Door artikel 29 wordt hieraan invulling gegeven.