Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene Subsidieverordening Dinkelland 2011

Geldend van 25-01-2011 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening Dinkelland 2011

De raad van de gemeente Dinkelland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2010;

gelet op de Gemeentewet;

BESLUIT

Algemene Subsidieverordening Dinkelland 2011

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders van Dinkelland;

  • b.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • c.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • d.

    Raad: de gemeenteraad van Dinkelland.

  • e.

    Subsidieontvanger:

    • 1.

      elke rechtspersoon,die statutair gevestigd is in de gemeente Dinkelland, alsmede elke rechtspersoon die niet statutair gevestigd is in de gemeente Dinkelland (zoals opgenomen in artikel 2, lid 3) en die zich de behartiging van door het gemeentebestuur erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt.

    • 2.

      elke natuurlijke persoon voor zover nadere regels daartoe zijn opgesteld als bedoeld in artikel 2, lid 2

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    * burger en bestuur;

    * openbare orde en veiligheid;

    * verkeer, vervoer en waterstaat;

    * economische zaken;

    * onderwijs;

    * kunst, cultuur, sport en recreatie;

    * sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    * volksgezondheid en milieu;

    * ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van het subsidieplafond per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

  • 3. Subsidieverstrekking aan instellingen die niet statutair gevestigd zijn in de gemeente kan geschieden als:

    • a.

      het activiteiten betreffen, waaraan inwoners van de gemeente deelnemen én

    • b.

      de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde instelling (zouden kunnen) worden ondernomen én

    • c.

      de activiteiten niet reeds (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan dan wel d. de activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke beleidsdoelstellingen, die een regionaal draagvlak vereisen en niet al door een in de gemeente gevestigde instelling (kunnen) worden uitgevoerd, dan wel

    • d.

      de activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke beleidsdoelstellingen, die een regionaal draagvlak vereisen en niet al door een in de gemeente gevestigde instelling (kunnen) worden uitgevoerd.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college is bevoegd te besluiten over aanvragen van subsidies.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting besluiten tot het instellen van (één) subsidieplafond(s).

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN SUBSIDIES

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstelling en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlage toe bij de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie moet tenminste 13 weken voor de aanvang van de te realiseren activiteit worden ingediend.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie en maakt deze beslissing bekend binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel, indien het college regels hiertoe heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie en maakt deze beslissing bekend uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

De subsidie kan met inachtneming van artikel 2, lid 3 van deze verordening en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd als:

  • 1.

    activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op de gemeente of haar ingezetenen of niet ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2.

    de aanvrager met winstoogmerk werkzaam is;

  • 3.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens, het algemeen belang of openbare orde;

  • 4.

    de aanvrager niet beschikt over de vergunning(en), indien deze voor de uitvoering van de activiteiten vereist is (zijn);

  • 5.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6.

    in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders wordt voorzien;

  • 7.

    activiteiten uitgevoerd worden in een accommodatie die niet mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor personen met een lichamelijke beperking;

  • 8.

    de activiteiten betrekking hebben op partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming;

  • 9.

    de activiteiten niet openstaan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening van de subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10. Tussentijdse rapportage voor jaarlijkse en éénmalige subsidies

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de te verrichten activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 11. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 Algemene wet bestuursrecht een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 4. De wijze waarop de hoogte van de in lid 3 bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

  • 5. Bij de bepaling van de hoogte van de in lid 3 bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. Met dien verstande dat ingeval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 6. Indien het de waarde van onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling als bedoeld in lid 5 door een onafhankelijke deskundige.

HOOFDSTUK 7. VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verantwoording van de subsidies tot 7.500 euro

  • 1. Subsidies tot 7.500 euro worden bij verlening direct vastgesteld.

  • 2. In afwijking op lid 1. kan het college bij verlening van de subsidie tot 7.500 euro besluiten, dat alsnog een aanvraag tot vaststelling is vereist. Ingeval een aanvraag tot vaststelling is vereist, wordt door de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling ingediend bij het college. Hierbij kan het college de aanvrager verplichten om op een door haar aangegeven wijze aan te tonen, dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 14. Verantwoording subsidies vanaf 7.500 euro tot 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 7.500 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro , dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

  • b. bij een per boekjaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 8 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en

    • d.

      het in lid 2b genoemde financieel verslag wordt voorzien van een verklaring van een accountant, inzake de rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven. Het onderzoek van de accountant is mede gebaseerd op de subsidieovereenkomst en/of subsidiebeschikking.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid van de artikelen 13 lid 2, 14 lid 1a en 15 lid 1a genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na verzenddatum van een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 2 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

HOOFDSTUK 9. OVERGANGS - EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19. Intrekking en overgangsbepaling

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in lid 2 wordt de Algemene subsidieverordening gemeente Dinkelland 2008 ingetrokken.

  • 2. Voor aanvragen om subsidie en vaststelling van subsidie, die zijn ingediend voor 1-1-2011 blijven de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Dinkelland 2008 van kracht.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1-1-2011.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening gemeente Dinkelland 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 25 januari 2011.
De griffier, De voorzitter,
Mr. O.J.R.J. Huitema, Mr. R.S. Cazemier