Regeling vervallen per 12-01-2022

Referendumverordening Landerd 2015

Geldend van 08-10-2015 t/m 11-01-2022

Intitulé

Referendumverordening Landerd 2015

De raad van de gemeente Landerd;

gezien het bijbehorende raadsvoorstel van 1 oktober 2015 betreffende het raadplegend referendum op 25 november 2015, waarin wordt voorgesteld de artikelen 1, 7, 10 en 11 van de Landerdse Referendumverordening 2014 te wijzigen,

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:  

Referendumverordening Landerd 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: volksstemming die op basis van deze regeling kan bestaan uit een raadgevend referendum, een raadplegend referendum of een volksinitiatief;

  • b.

    raadgevend referendum: een op initiatief van kiesgerechtigden gehouden volksstemming over een concept raadsbesluit;

  • c.

    raadplegend referendum: een op initiatief van de raad gehouden volksstemming over een mogelijk door de raad te nemen besluit of over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit;

  • d.

    concept raadsbesluit: een aan de raad voorgelegd besluit dat op de agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

Art. 1a Kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigd zijn diegenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De raad besluit, voor ieder te houden referendum, of ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder en die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en die met uitzondering van hun leeftijd kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad, aan het referendum kunnen deelnemen.

Artikel 2 Referendabele besluiten

Door de raad te nemen besluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

  • b.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

  • d.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • e.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • g.

    in het kader van deze verordening;

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • j.

    waarvan de raad van oordeel is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 3 Raadgevend referendum

1 Een verzoek om een raadgevend referendum te houden wordt uiterlijk één week voor de plenaire behandeling van het concept raadsbesluit bij de raad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk concept raadsbesluit het gaat.

2 Het verzoek wordt ondersteund door de handtekeningen van een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

3 De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaard formulier, dat ter ondertekening in het gemeentehuis ligt. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

4 Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met in achtneming van artikel 2, of het verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd.

5 Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het concept raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

6 De stemming over het concept raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden.

Artikel 5 Raadplegend referendum

1 De raad kan besluiten tot het houden van een raadplegend referendum over een mogelijk te nemen besluit óf over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit.

2 Een raadplegend referendum kan worden beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, indien de aangelegenheid slechts dat deel van de gemeente betreft en het te nemen besluit buiten dat gebied geen effecten kan hebben.  

3 Indien een referendum wordt beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente dan wordt het bepaalde in deze verordening gerelateerd aan de kring van kiesgerechtigden binnen dat gebied.

4 De raad neemt in de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden een definitief besluit.

Hoofdstuk 3 Verdere procedure

Artikel 6 Datum

1 De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, en na raadpleging van het college, de datum vast waarop het referendum wordt gehouden. 

2 De datum genoemd in het eerste lid ligt niet verder weg dan vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van een referendum.

3 De raad kan als daartoe aanleiding is besluiten deze termijn te verlengen, onder meer om het referendum te kunnen combineren met algemene verkiezingen (landelijke-, provinciale-, raads- of europese verkiezingen). 

4 Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs en op zon- en feestdagen.

5 Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden. 

Artikel 7 Vraagstelling

1 De raad stelt de vraagstelling en de antwoordmogelijkheden van het referendum vast waarbij in het geval van:

  • a.

    het raadgevend referendum aan de kiesgerechtigden wordt gevraagd of zij voor of tegen het concept raadsbesluit zijn;

  • b.

    het raadplegend referendum aan de kiesgerechtigden wordt gevraagd of zij voor of tegen een mogelijk door de raad te nemen besluit zijn dan wel wordt aan hen een al dan niet meervoudige keuze uit een aantal alternatieven voorgelegd.

2 De vraagstelling en antwoordmogelijkheden worden aan het adres van de kiesgerechtigden bezorgd. 

Artikel 8 Budget

1 Nadat is besloten tot het houden van een referendum, brengt de raad een bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie. 

2 Tevens stelt de raad een subsidieplafond vast voor subsidies aan de verzoekers van het referendum en aan maatschappelijke organisaties voor het organiseren van debat en publiciteit over het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft. De raad bepaalt daarbij volgens welke verdeelsleutel het subsidieplafond over de groepen van subsidiegerechtigden wordt verdeeld.

3 Het college beslist op de aanvragen om subsidie op basis van nader door het college vast te stellen beleidsregels.

Artikel 9 Uitvoering

Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

Artikel 10 Procedure stemming

De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van art. J26 en art. N7, derde lid, Kieswet, de mogelijkheid kan bestaan dat kiezers meerdere witte stipjes in een stemvak rood maken. De raad besluit over het toestaan van deze mogelijkheid bij de vaststelling van de vraagstelling.

Artikel 11 Geldigheid van de uitslag

1 Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30 % van het aantal kiesgerechtigden. 

2 De antwoordmogelijkheid welke de meeste geldige stemmen heeft gekregen wordt als referendumuitspraak vastgesteld. Indien kiezers op grond van het raadsbesluit bedoeld in artikel 10 meerdere stipjes in een stemvak rood mogen maken, kunnen meerdere antwoordmogelijkheden de meeste geldige stemmen hebben gekregen en als referendumuitspraak worden vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Advisering en toezicht

Artikel 12 Samenstelling referendumcommissie

1 De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt en ontslaat haar leden. 

2 De referendumcommissie bestaat uit drie leden en kiest uit haar midden een voorzitter. 

3 De commissie wordt ondersteund door de griffier en/of een op verzoek van de griffier door de gemeentesecretaris aan te wijzen medewerker van de ambtelijke organisatie. 

4 De voorzitter en de leden van de commissie zijn niet tevens: ambtenaar, wethouder, burgemeester of raadslid van de gemeente Landerd.

5 De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

6 De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die aftreden of ontslag hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

7 De commissie stelt nadere regels vast voor haar werkwijze en stuurt deze aan de raad.  

Artikel 13 Taken referendumcommissie

1 De commissie heeft tot taak:

de raad te adviseren over de toepassing van artikel 2;

de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum;

toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

de raad te adviseren over de verdeling van het subsidieplafond bedoeld in artikel 8, tweede lid;

de raad te adviseren over de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid;

het college te adviseren over de vaststelling van beleidsregels door het college op grond van artikel 8, derde lid;

het behandelen van klachten over de toepassing van deze regeling.  

2 De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen. 

3 De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Hoofdstuk 5 Straf- en slotbepalingen

Artikel 14 Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • 1.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • 2.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • 3.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • 4.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • 5.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 2 oktober 2015.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening Landerd 2015'.Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Landerd in zijn openbare vergadering van 1 oktober 2015. 

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorziter,

J.A.G. Huijs M.C. Bakermans 

Toelichting op de Referendumverordening Landerd 2015

 

De verordening is geschreven vanuit de duale verhoudingen. Zoals uit de considerans blijkt is het voorstel als initiatiefvoorstel ingediend door een fractie uit de gemeenteraad.

Een referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een concept raadsbesluit (raadgevend referendum), een niet geagendeerd raadsbesluit of raadplegend referendum is bij uitstek een instrument van de raad.

In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening kent drie soorten referenda. Dit zijn twee referendamogelijkheden op initiatief van kiesgerechtigden (raadgevend en volksinitiatief) en een mogelijkheid op initiatief van de gemeenteraad (raadplegend).

f.Wat betreft de kiesgerechtigden is niet alleen aangesloten bij degenen die gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Ook ingezeten tussen 16 en 18 jaar die met uitzondering van hun leeftijd kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad zijn op grond van deze verordening kiesgerechtigd.

Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

Artikel 2 Referendabele besluiten

Besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel op grond van deze verordening. Deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, leent zich minder goed voor een referendum.

In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

De algemene uitzonderingsgrond (lid j.) benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is geweest of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiële claims. Ook kan deze uitzonderingsgrond toegepast worden als de kosten van het houden van een referendum niet in verhouding staan tot die van het onderwerp waarover het referendum zou gaan.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 3 Raadgevend referendum

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Er is gekozen voor een eenvoudige procedure: het verzoek wordt ondersteund door de handtekening van een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad. Het verzoek wordt uiterlijk een week voor de raadsvergadering ingediend bij de griffier. Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de griffier, praktisch gezien zal de medewerking van het ambtelijk apparaat nodig zijn. De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendumcommissie adviseert hierbij.

Handtekeningenlijsten

Bij het verzamelen van de handtekeningen kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals de publieksbalie in het gemeentehuis. Uit de evaluatie van de Tijdelijke referendumwet lijkt dat een groot nadeel van het haalsysteem is dat de controle op handtekeningen een tijdrovend karwei is en door onvolledig ingevulde lijsten veel handtekeningen ongeldig moeten worden verklaard. In deze verordening is gekozen voor het brengsysteem op het gemeentehuis zodat direct de identiteit (kiesgerechtigdheid) van de ondertekenaar gecontroleerd worden aan de hand van het GBA. Om de controle op de kiesgerechtigheid zo makkelijk mogelijk te maken is een legitimatieplicht opgenomen. Dit is voor een burger niet extra belastend, gezien de Wet op de identificatieplicht heeft een burger een legitimatiebewijs bij zich. Bij het controleren van de handtekeningen moet beoordeeld worden of diegene die de ondersteuningsverklaring indient op dat moment kiesgerechtigd zou zijn voor de raadsverkiezingen (alsmede de 16 tot en met 18-jarigen). Immers bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of en zo ja wanneer het referendum gehouden wordt en kan dus niet gewerkt kan worden met een apart bestand van kiesgerechtigden voor het referendum. De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Algemene wet bestuursrecht (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Drempel verzoek

Hierbij wordt aangesloten bij de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezingen voor de leden van de raad.

Beslissing verzoek

De raad dient, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd. Ook bepaalt de raad of het verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden. De voorgeschreven eisen dient om de kiesgerechtigdheid te bepalen. Door de identificatieverplichting zal het aantal afgekeurde ondersteuningsverklaringen gering zijn. Het besluit van de raad op het verzoek is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 5 Raadplegend referendum

In het geval van een raadplegend referendum ligt het initiatief bij de raad. Het indienen van een verzoek door kiesgerechtigden is dan niet aan de orde.

Hoofdstuk 3 Verdere procedure

Artikel 6 Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantieperioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum. Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Uitgangspunt is een termijn van vier maanden voor het organiseren van een referendum. De raad kan hier echter van afwijken als daartoe aanleiding is.

Artikel 7 Vraagstelling

De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt bij het raadgevend referendum een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover te adviseren. Het is mogelijk om de vraagstelling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart. Bij het raadplegend referendum en het volksinitiatief kunnen ook meerdere antwoordmogelijkheden aan de orde komen.

Artikel 8 Budget

Er kan jaarlijks een vast bedrag op de begroting worden opgenomen voor het organiseren van referenda of er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Hier is gekozen voor het laatste. Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf zal de voorlichting geld kosten. Dit betreft zowel de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het onderwerp of concept raadsbesluit ) als de voorlichting door verschillende belangengroeperingen waaronder de initiatiefnemers van het referendum.

De referendumcommissie heeft een belangrijke adviserende rol. Zowel bij de totstandkoming van de beleidsregels op grond waarvan de subsidies kunnen worden verstrekt als de toekenning van de subsidies zelf.

Artikel 9 Uitvoering

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.

Artikel 10 Procedure stemming

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 11 Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30 procent van de kiesgerechtigden zijn geldige stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. De antwoordmogelijkheden waarop de meeste geldige stemmen zijn uitgebracht wordt als referendumuitspraak vastgesteld. De raad is niet gebonden is aan de referendumuitspraak. Wel kunnen raadsleden of de raad zich vooraf uitspreken over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van het referendum.

Hoofdstuk 4 Advisering en toezicht

Artikel 12 Samenstelling referendumcommissie

In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum. In de verordening is gekozen voor een permanente commissie met drie leden. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.

Artikel 13 Taken referendumcommissie

Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven. De commissie adviseert over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop. De commissie heeft ook een rol bij de advisering van de verdeling van de beschikbaar gestelde subsidie. Deze advisering ziet onder meer op de verdeelsleutel die wordt vastgesteld. Zo kan besloten worden dat 40 % van de subsidiegelden bestemd is voor activiteiten van voorstanders van het besluit, 40% voor tegenstanders en 20% voor neutrale/informerende activiteiten. De commissie heeft ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces. De referendumcommissie is ook bevoegd voor het behandelen van klachten over de toepassing van de verordening.

Hoofdstuk 5 Straf- en slotbepalingen

Artikel 14 Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen.Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel spreek voor zich.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.