Regeling vervallen per 06-06-2024

Gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015

Geldend van 02-10-2020 t/m 05-06-2024

Intitulé

Gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015

Besluit van provinciale staten van Zeeland van 13 februari 2015, kenmerk 14017997, tot intrekking van de gedragscode bestuurlijke integriteit Provincie Zeeland 2004 en vaststelling van de gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015. 

Provinciale staten van Zeeland, 

  • Gelet op de artikelen 15, derde lid, 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Provinciewet;

  • Gelezen de voordracht van gedeputeerde staten, d.d. 9 december 2014, kenmerk 14017997.

BESLUITEN:

voor leden van Provinciale Staten, gedeputeerden en de commissaris van de Koning;de navolgende gedragscode integriteit vast te stellen:

GEDRAGSCODE INTEGRITEIT POLITIEKE AMBTSDRAGERS 

PREAMBULE 

Bestuurders en volksvertegenwoordigers stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Integriteit van politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt, wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of aan (leden van) de volksvertegenwoordiging. En indirect wordt verantwoording afgelegd aan organisaties en burgers voor wie bestuurders en volksvertegenwoordigers hun functie vervullen.

Een respectvolle omgang is van groot belang. Met burgers en organisaties. Tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en ambtelijke medewerkers. Een ieder moet vrij kunnen zeggen wat hij denkt, vindt en wil. Daar hoort een welwillende bejegening bij waarbij (een gevoel van) intimidatie niet aan de orde mag zijn.

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode moet de integriteit van de politieke ambtsdrager waarborgen. Voor elk van de drie groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers, voorzitters en overige leden van het dagelijks bestuur) bevat de gedragscode eigen bepalingen. Veel bepalingen zijn voor de drie groepen gelijk. Afhankelijk van hun positie in het openbaar bestuur en van de voor hen geldende wettelijke regels zijn er verschillen.

Het rechtskarakter is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. Zij bevat (aanvullende) gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van de normen en de naleving ervan vergroten. De gedragscode vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Zij heeft bestuurlijke en politieke relevantie. De politieke ambtsdragers zijn op de naleving daarvan aanspreekbaar. Niet naleving van de gedragscode heeft echter geen rechtsgevolgen.

Integriteit is vooral een thema dat met houding, aanvoelen en ‘tussen de oren zitten’ te maken heeft. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet er regelmatig worden gesproken over de gedragscode, maar vooral ook over de bedoeling, de geest en de naleving ervan. Integriteit is uiteindelijk immers niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

Een aantal kernwaarden is leidend en plaatst de integriteit van politieke ambtsdragers in een breder perspectief:

Dienstbaarheid 

Het handelen van de politieke ambtsdrager is altijd en volledig gericht op het algemeen belang van de provincie en op (de afweging van) de belangen van de organisaties en burgers die daar deel van uitmaken.

Functionaliteit 

Het handelen heeft een herkenbaar verband met de functie die de politieke ambtsdrager vervult.

Onafhankelijkheid 

In het handelen van de politieke ambtsdrager treedt geen vermenging op met oneigenlijke belangen. Ook de schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid 

Het handelen van de politieke ambtsdrager is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen en de gemaakte afwegingen.

Betrouwbaarheid 

Op een politieke ambtsdrager moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Hij maakt geen oneigenlijk gebruik van kennis en informatie waarover hij uit hoofde van de functie beschikt.

Zorgvuldigheid 

Het handelen van een politieke ambtsdrager is zodanig dat burgers en organisaties op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op zorgvuldige en transparante wijze worden afgewogen.

Deze kernwaarden zijn de toetssteen voor de hierna volgende gedragscode.

1 Algemene bepalingen

Wettelijke grondslag 

Provinciale Staten stellen een gedragscode vast voor hun leden, voor de voorzitter en voor de leden van gedeputeerde staten (artikelen 15, 40c en 68 Provinciewet). 

  • 1.1

    Deze gedragscode geldt voor alle politieke ambtsdragers van de provincie.

  • 1.2

    Onder politieke ambtsdrager wordt in deze gedragscode verstaan: de commissaris van de Koning, de gedeputeerden en de statenleden.

  • 1.3

    De gedragscode is openbaar en digitaal beschikbaar.

  • 1.4

    De politieke ambtsdragers ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode.

  • 1.5

    Deze gedragscode is ook van toepassing op (burger)commissieleden.

2 Belangenverstrengeling

Wettelijk kader 

Persoonlijke belangen: 

  • Het bestuursorgaan waakt ervoor dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, lid 2 Algemene wet bestuursrecht). 

  • Een lid van een volksvertegenwoordiging neemt niet deel aan de stemming over 

    • een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken; 

    • de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort 

  • (artikel 28 Provinciewet) 

Overeenkomsten en nevenfuncties: 

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders en volksvertegenwoordigers mogen in geschillen, waar de provincie/het provinciebestuur partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan (artikelen 15, 40c en 68 Provinciewet). 

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder of volksvertegenwoordiger sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 13, 35c en 67 Provinciewet). 

  • Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt; voor de commissaris van de Koning is daaraan toegevoegd dat hij evenmin nevenfuncties heeft die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Zij melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging, voor de commissaris van de Koning geldt dat niet voor q.q.-nevenfuncties (artikelen 11, 40b en 66 Provinciewet) 

  • Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders en volksvertegenwoordigers maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor de commissaris van de Koning zijn q.q.-nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op provinciehuis. (artikelen 11, 40b en 66 Provinciewet). 

  • Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het provinciehuis (artikelen 40b en 66 Provinciewet)

  • 6.

    Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor q.q.-nevenfuncties; die worden in de provinciekas gestort; voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekeningssystematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 43 en 65 Provinciewet) 

A. STATENLEDEN

  • 2.1

    De griffier legt een register aan van de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden. Voor elk van de statenleden afzonderlijk wordt in het register in ieder geval een omschrijving van de nevenfunctie gegeven en vermeld voor welke organisatie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het statenlidmaatschap en of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De griffier draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan. De statenleden zorgen voor een tijdige aanlevering van de gegevens aan de hand van een daartoe door de Provinciale Staten vastgesteld formulier.

B. GEDEPUTEERDEN

  • 2.2

    De provinciesecretaris legt een register aan van de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden. Voor elk van de gedeputeerden afzonderlijk wordt in het register in ieder geval een omschrijving van de nevenfunctie gegeven en vermeld voor welke organisatie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het ambt betreft, wat het (verwachte) tijdsbeslag is, of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, onderscheidenlijk – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De provinciesecretaris draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan. De gedeputeerden zorgen voor een tijdige aanlevering van de gegevens aan de hand van een daartoe door gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

  • 2.3

    De gedeputeerden worden gedurende een jaar na aftreden uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie, anders dan in dienstbetrekking of als statenlid. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie worden de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake in acht genomen.

  • 2.4

    Een gedeputeerde bespreekt het voornemen tot het voeren van besprekingen over een toekomstige werkkring na aftreden eerst met de commissaris van de Koning. Hij handelt bij het aanvaarden van een functie zodanig dat daarmee niet de schijn wordt gewekt dat hij tijdens zijn ambtsuitoefening onzuiver heeft gehandeld, dan wel verkeerd omgaat met kennis die hij tijdens die periode heeft opgedaan.

  • 2.5

    Gedeputeerden kunnen niet eerder dan een jaar na aftreden worden voorgedragen als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

C. COMMISSARIS VAN DE KONING 

  • 2.6

    De provinciesecretaris legt een register aan van de nevenfuncties van de commissaris van de Koning die openbaar gemaakt moeten worden. In het register wordt in ieder geval een omschrijving van de nevenfunctie gegeven en vermeld voor welke organisatie de nevenfunctie wordt verricht, wat het (verwachte) tijdsbeslag is en wat de inkomsten daaruit zijn. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De provinciesecretaris draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan.

    De commissaris van de Koning zorgt voor een tijdige aanlevering van de gegevens aan de hand van een daartoe door gedeputeerde Staten vastgesteld formulier.

  • 2.7

    De commissaris van de Koning wordt gedurende een jaar na aftreden uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie, anders dan in dienstbetrekking of als statenlid. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie worden de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake in acht genomen.

  • 2.8

    De commissaris van de Koning bespreekt het voornemen tot het voeren van besprekingen over een toekomstige werkkring na aftreden eerst in het Presidium. Hij handelt bij het aanvaarden van een functie zodanig dat daarmee niet de schijn wordt gewekt dat hij tijdens zijn ambtsuitoefening onzuiver heeft gehandeld, dan wel verkeerd omgaat met kennis die hij tijdens die periode heeft opgedaan.

  • 2.9

    De commissaris van de Koning kan niet eerder dan een jaar na aftreden worden voorgedragen als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

3. Informatie

Wettelijk kader 

Informatieplicht 

Het college van gedeputeerde staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook aan individuele leden van de volksvertegenwoordiging moet de gevraagde informatie worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 167 Provinciewet) 

Geheimhouding 

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).Gedeputeerde Staten kunnen geheimhouding opleggen. Ook de commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid.

  • Ook de Provinciale Staten kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25 en 55 Provinciewet). In de praktijk geldt dit ook voor commissies. 

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht). 

A. STATENLEDEN 

  • 3.1

    Het statenlid zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime gegevens veilig (digitaal) worden bewaard.

  • 3.2

    Het statenlid maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

  • 3.3

    Het statenlid maakt gebruik van de e-mail- en internetfaciliteiten en van de sociale media overeenkomstig de regels die de provincie daarvoor heeft vastgesteld.

B. GEDEPUTEERDEN 

  • 3.4

    De gedeputeerde zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime gegevens veilig (digitaal) worden bewaard.

  • 3.5

    De gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

  • 3.6

    De gedeputeerde maakt gebruik van de e-mail- en internetfaciliteiten en van de sociale media overeenkomstig de regels die de provincie daarvoor heeft vastgesteld.

C. COMMISSARIS VAN DE KONING 

  • 3.7

    De commissaris van de Koning zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime gegevens veilig (digitaal) worden bewaard.

  • 3.8

    De commissaris van de Koning maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

  • 3.9

    De commissaris van de Koning maakt gebruik van de e-mail- en internetfaciliteiten en van de sociale media overeenkomstig de regels die de provincie daarvoor heeft vastgesteld.

4 Geschenken, diensten en uitnodigingen

Wettelijk kader 

Afleggen eed of belofte 

Politieke ambtsdragers leggen voordat zij hun functie kunnen uitoefenen de eed (verklaring of belofte) af (artikelen 14, 40a en 64 Provinciewet). Hiermee zweren of verklaren zij niemand enige gift beloofd of gegeven te hebben om benoemd te worden en dat zij van niemand enige gift of belofte zullen aannemen om iets in hun ambt te doen of na te laten. 

A. STATENLEDEN 

  • 4.1

    Een statenlid neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het gaat om een incidenteel, klein geschenk met een geschatte waarde van € 50 of minder dat niet is bedoeld als beïnvloeding van diens handelen. Als het toch noodzakelijk is een geschenk van meer dan € 50 euro aan te nemen, dan wordt dit geschenk gemeld bij de Statengriffier.

  • 4.2

    Een statenlid maakt geen gebruik van faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het weigeren ervan een nadere afweging vraagt.

  • 4.3

    Een statenlid accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als

    • a)

      dat behoort tot de uitoefening van het ambt;

    • b)

      de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 4.4

    Een statenlid bespreekt invitaties voor (buitenlandse) werkbezoeken waarbij reis- en overnachtingskosten door anderen betaald worden dan de Provincie met de griffier die deze moet voorleggen het Presidium. Goedkeuring wordt alleen verleend als met het werkbezoek aantoonbaar een provinciaal belang is gediend. Indien het een uitnodiging van een private partij betreft komen de in redelijk gemaakte, noodzakelijke kosten bij goedkeuring steeds voor rekening van de provincie. Bij buitenlandse werkbezoeken wordt schriftelijk verslag gedaan aan de provinciale staten, met afschrift naar gedeputeerde staten.

B. GEDEPUTEERDEN 

  • 4.5

    Een gedeputeerde neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het gaat om een incidenteel, klein geschenk met een geschatte waarde van € 50 of minder dat niet is bedoeld als beïnvloeding van diens handelen. Als het toch noodzakelijk is een geschenk van meer dan € 50 euro aan te nemen, dan wordt dit geschenk gemeld bij de provinciesecretaris.

  • 4.6

    Een gedeputeerde maakt geen gebruik van faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het weigeren ervan een nadere afweging vraagt.

  • 4.7

    Een gedeputeerde accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als

    • a)

      dat behoort tot de uitoefening van het ambt;

    • b)

      de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel

  • en weigering ervan een nadere afweging vraagt.

  • 4.8

    Een gedeputeerde legt invitaties voor (buitenlandse) werkbezoeken waarbij reis- en overnachtingskosten door anderen betaald worden dan de Provincie vooraf in een plenaire vergadering ter goedkeuring voor aan gedeputeerde staten. Hij bespreekt de invitaties vooraf met de commissaris van de Koning en/of de provinciesecretaris. Goedkeuring wordt alleen verleend als met het werkbezoek aantoonbaar een provinciaal belang is gediend. Indien het een uitnodiging van een private partij betreft komen de in redelijk gemaakte, noodzakelijke kosten bij goedkeuring steeds voor rekening van de provincie. Bij buitenlandse werkbezoeken wordt schriftelijk verslag gedaan aan gedeputeerde staten, met afschrift naar provinciale staten.

C. COMMISSARIS VAN DE KONING 

  • 4.9

    De commissaris van de Koning neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het gaat om een incidenteel, klein geschenk met een geschatte waarde van € 50 of minder dat niet is bedoeld als beïnvloeding van diens handelen. Als het toch noodzakelijk is een geschenk van meer dan € 50 euro aan te nemen, dan wordt dit geschenk gemeld bij de Provinciesecretaris.

  • 4.10

    De commissaris van de Koning maakt geen gebruik van faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het weigeren ervan een nadere afweging vraagt.

  • 4.11

    De commissaris van de Koning accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als

    • a)

      dat behoort tot de uitoefening van het ambt;

    • b)

      de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel

  • en weigering ervan een nadere afweging vraagt.

  • 4.12

    De commissaris van de Koning legt invitaties voor (buitenlandse) werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen dan de Provincie betaald worden vooraf in een plenaire vergadering ter goedkeuring voor aan gedeputeerde staten. Hij bespreekt de invitaties vooraf in het Presidium. Goedkeuring wordt alleen verleend als met het werkbezoek aantoonbaar een provinciaal belang is gediend. Indien het een uitnodiging van een private partij betreft komen de in redelijk gemaakte, noodzakelijke kosten bij goedkeuring steeds voor rekening van de provincie. Bij buitenlandse werkbezoeken wordt schriftelijk verslag gedaan aan gedeputeerde staten, met afschrift naar provinciale staten.

5 Gebruik van faciliteiten en financiële middelen van de provincie

Wettelijk kader 

Geen andere inkomsten 

Een bestuurder (Commissaris van de Koning en leden van G.S. en P.S.) geniet geen andere vergoedingen, dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 43, 66 en 96 Provinciewet) 

Procedure van declaratie

Er zijn voor gedeputeerden en statenleden voorschriften opgenomen in de provinciale verordening over de wijze van declaratie van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de provincie.

A. STATENLEDEN 

  • 5.1

    De voorzieningen die door de provincie aan het statenlid ter beschikking worden gesteld, moeten transparant zijn en een heldere verantwoording van de uitgaven mogelijk maken. De financiële en administratieve organisatie is zodanig ingericht dat er vertrouwen kan bestaan in de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd. Het statenlid houdt zich aan de regels en procedures die met het oog hierop ter zake voor hem gelden.

  • 5.2

    Buitenlandse dienstreizen van statenleden. Leden van Provinciale Staten nemen deel aan een dienstreis naar het buitenland op kosten van de provincie nadat vooraf toestemming is verkregen van het Presidium. Een buitenlandse dienstreis houdt in een dienstreis buiten Nederland, Vlaanderen en Brussel.

    Het Presidium beslist op grond van de van het lid van Provinciale Staten verkregen informatie over het doel van de dienstreis naar het buitenland, de bijbehorende overwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten. Het provinciale belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Ook wordt getoetst op het risico van belangenverstrengeling.

    Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van een lid van Provinciale Staten (binnen- en buitenlandse reizen) is niet gebruikelijk en uitsluitend toegestaan als dit op uitnodiging van de ontvangende partij is en nadat vooraf goedkeuring van het Presidium is verkregen. Het Statenlid meldt eveneens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

    Van een buitenlandse dienstreis anders dan aan een instelling van de Europese Unie of ten behoeve van een internationale commissie en reguliere werkzaamheden, wordt een verslag opgesteld dat wordt voorgelegd aan provinciale staten.

  • 5.3

    De griffier legt een register aan van gemaakte buitenlandse dienstreizen. Voor elk van de statenleden wordt in het register in ieder geval aangegeven wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De griffier draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan.

  • 5.4

    Een statenlid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 5.5.

    Naast hetgeen wettelijk is geregeld is gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden niet toegestaan.

B. GEDEPUTEERDEN 

  • 5.6

    De voorzieningen die door de provincie aan de gedeputeerde ter beschikking worden gesteld, moeten transparant zijn en een heldere verantwoording van de uitgaven mogelijk maken. De financiële en administratieve organisatie is zodanig ingericht dat er vertrouwen kan bestaan in de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd. De gedeputeerde houdt zich aan de regels en procedures die met het oog hierop ter zake voor hem gelden.

  • 5.7

    Buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. Gedeputeerden nemen deel aan een dienstreis naar het buitenland op kosten van de provincie nadat vooraf toestemming is verkregen van Gedeputeerde Staten. Een buitenlandse dienstreis houdt in een dienstreis buiten Nederland, Vlaanderen en Brussel.

    Gedeputeerde Staten beslissen op grond van de door de gedeputeerde verkregen informatie over het doel van de dienstreis naar het buitenland, de bijbehorende overwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten. Het provinciale belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Ook wordt getoetst op het risico van belangenverstrengeling.

    Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van de gedeputeerde (binnen- en buitenlandse reizen) is niet gebruikelijk en uitsluitend toegestaan als dit op uitnodiging van de ontvangende partij is en nadat vooraf goedkeuring van Gedeputeerde Staten is verkregen. De gedeputeerde meldt eveneens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

    Van een buitenlandse dienstreis anders dan aan een instelling van de Europese Unie of ten behoeve van een internationale commissie en reguliere werkzaamheden, wordt een verslag opgesteld dat wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.8

    De provinciesecretaris legt een register aan van gemaakte buitenlandse dienstreizen. Voor elk van de gedeputeerden wordt in het register in ieder geval aangegeven wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De provinciesecretaris draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan.

  • 5.9

    Een gedeputeerde declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 5.10

    Naast hetgeen wettelijk is geregeld is gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden niet toegestaan.

C. COMMISSARIS VAN DE KONING 

  • 5.11.

    De voorzieningen die door de provincie aan de commissaris van de Koning ter beschikking worden gesteld, moeten transparant zijn en een heldere verantwoording van de uitgaven mogelijk maken. De financiële en administratieve organisatie is zodanig ingericht dat er vertrouwen kan bestaan in de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd. De commissaris van de Koning houdt zich aan de regels en procedures die met het oog hierop ter zake voor hem gelden.

  • 5.12

    Buitenlandse dienstreizen van de commissaris van de Koning. De commissaris van de Koning neemt deel aan een dienstreis naar het buitenland op kosten van de provincie nadat vooraf toestemming is verkregen van Gedeputeerde Staten. Een buitenlandse dienstreis houdt in een dienstreis buiten Nederland, Vlaanderen en Brussel.

    Gedeputeerde Staten beslissen op grond van de door de commissaris van de Koning verkregen informatie over het doel van de dienstreis naar het buitenland, de bijbehorende overwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten. Het provinciale belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Ook wordt getoetst op het risico van belangenverstrengeling.

    Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van de commissaris (binnen- en buitenlandse reizen) is niet gebruikelijk en uitsluitend toegestaan als dit op uitnodiging van de ontvangende partij is en nadat vooraf goedkeuring van Gedeputeerde Staten is verkregen. De commissaris van de Koning meldt eveneens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

    Van een buitenlandse dienstreis anders dan aan een instelling van de Europese Unie of ten behoeve van een internationale commissie en reguliere werkzaamheden, wordt een verslag opgesteld dat wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.13

    De provinciesecretaris legt een register aan van de door de commissaris van de Koning gemaakte buitenlandse dienstreizen. In het register wordt in ieder geval aangegeven wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie. Het register is openbaar en digitaal beschikbaar. De provinciesecretaris draagt zorg voor het beheer van het register en voor de actualiteit daarvan.

  • 5.14

    De commissaris van de Koning declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 5.15

    Naast hetgeen wettelijk is geregeld is gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden niet toegestaan.

6 Uitvoering gedragscode

A . STATENLEDEN

  • 6.1.

    In gevallen waarin de bepalingen van de gedragscode voor het statenlid niet voorzien of deze bepalingen niet eenduidig zijn vindt bespreking plaats in de commissie integriteit .

  • 6.2.

    Indien een concrete integriteitskwestie speelt waarbij sprake is van twijfel over de uitleg of strekking van deze gedragscode of van regelingen voor zover die integriteitsaspecten in zich hebben, maakt het statenlid zijn twijfel kenbaar aan de griffier. Deze kan hierover de commissaris van de Koning en de commissie integriteit consulteren. De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de commissie integriteit kan de aangelegenheid voor de algemene lijn ter bespreking voorleggen aan Provinciale Staten.

B. GEDEPUTEERDEN

  • 6.3

    In gevallen waarin de bepalingen van de gedragscode voor de gedeputeerde niet voorzien of deze bepalingen niet eenduidig zijn vindt bespreking plaats in de vergadering van gedeputeerde staten.

  • 6.4

    Indien een concrete integriteitskwestie speelt waarbij sprake is van twijfel over de uitleg of strekking van deze gedragscode of van regelingen voor zover die integriteitsaspecten in zich hebben, maakt de gedeputeerde zijn twijfel kenbaar aan de provinciesecretaris. Hij consulteert zo nodig hierover de commissaris van de Koning. De commissaris van de Koning kan deze aangelegenheid voor de algemene lijn ter bespreking voorleggen aan gedeputeerde staten.

C. COMMISSARIS VAN DE KONING

  • 6.5

    In gevallen waarin de bepalingen van de gedragscode voor de commissaris van de Koning niet voorzien of deze bepalingen niet eenduidig zijn vindt bespreking plaats in de vergadering van gedeputeerde staten.

  • 6.6

    Indien een concrete integriteitskwestie speelt waarbij sprake is van twijfel over de uitleg of strekking van deze gedragscode of van regelingen voor zover die integriteitsaspecten in zich hebben, maakt de commissaris van de Koning zijn twijfel kenbaar aan de provinciesecretaris. Hij consulteert zo nodig hierover het Presidium. De commissaris van de Koning kan deze aangelegenheid voor de algemene lijn ter bespreking voorleggen aan gedeputeerde staten.

7 Contactpersoon integriteit

A. STATENLEDEN 

  • 7.1

    De Commissaris van de Koning en de griffier zijn contactpersoon integriteit en vormen in die hoedanigheid een aanspreekpunt voor zowel algemene, als op een statenlid toegespitste integriteitskwesties.

  • 7.2

    De contactpersoon integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het geven van informatie en advies aan een statenlid dat hem raadpleegt over een vermoede of daadwerkelijke misstand, dan wel over een dilemma op het terrein van integriteit;

    • b.

      het informeren van een statenlid over de verschillende mogelijkheden die er zijn om de problemen, ontstaan in verband met een integriteitcasus, tot een oplossing te brengen;

    • c.

      het op verzoek van een statenlid als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand begeleiden van deze melder bij het doorlopen van de procedure teneinde deze melding goed af te wikkelen;

    • d.

      het op verzoek van een statenlid als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand al dan niet vertrouwelijk indienen van de melding;

    • e.

      het indien nodig en mogelijk verlenen van nazorg aan een statenlid dat een integriteitcasus heeft gemeld. De contactpersoon integriteit kan betrokkene verwijzen naar interne of externe deskundigen.

  • 7.3

    De contactpersoon integriteit besteedt uiterste zorg aan de vertrouwelijke behandeling van gegevens waarvan hij kennis heeft genomen uit hoofde van zijn functie.

  • 7.4

    De contactpersoon integriteit heeft een geheimhoudingsplicht en onderneemt geen activiteiten zonder toestemming van het statenlid dat zich met een integriteitcasus tot hem heeft gewend. Indien de contactpersoon integriteit op de hoogte wordt gebracht van misdrijven waarvoor op grond van artikel 160 en 162 Wetboek van Strafvordering een aangifteplicht bestaat, doet hij daarvan onverwijld aangifte. Hij consulteert vooraf vertrouwelijk de commissaris van de Koning over de aangifte.

  • 7.5

    De geheimhoudingsplicht eindigt niet bij het beëindigen van de functie van contactpersoon integriteit.

B. GEDEPUTEERDEN

  • 7.6

    De provinciesecretaris is contactpersoon integriteit en vormt in die hoedanigheid een aanspreekpunt voor zowel algemene, als op een individuele gedeputeerde toegespitste integriteitskwesties.

  • 7.7

    De contactpersoon integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het geven van informatie en advies aan een gedeputeerde die hem raadpleegt over een vermoede of daadwerkelijke misstand, dan wel over een dilemma op het terrein van integriteit;

    • b.

      het informeren van een gedeputeerde over de verschillende mogelijkheden die er zijn om de problemen, ontstaan in verband met een integriteitcasus, tot een oplossing te brengen;

    • c.

      het op verzoek van een gedeputeerde als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand begeleiden van deze melder bij het doorlopen van de procedure teneinde deze melding goed af te wikkelen;

    • d.

      het op verzoek van een gedeputeerde als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand al dan niet vertrouwelijk indienen van de melding;

    • e.

      het indien nodig en mogelijk verlenen van nazorg aan een gedeputeerde die een integriteitcasus heeft gemeld. De contactpersoon integriteit kan betrokkene verwijzen naar interne of externe deskundigen.

  • 7.8

    De contactpersoon integriteit besteedt uiterste zorg aan de vertrouwelijke behandeling van gegevens waarvan hij kennis heeft genomen uit hoofde van zijn functie.

  • 7.9

    De contactpersoon integriteit heeft een geheimhoudingsplicht en onderneemt geen activiteiten zonder toestemming van de gedeputeerde die zich met een integriteitcasus tot hem heeft gewend. Indien de contactpersoon integriteit op de hoogte wordt gebracht van misdrijven waarvoor op grond van artikel 160 en 162 Wetboek van Strafvordering een aangifteplicht bestaat, doet hij daarvan onverwijld aangifte. Hij consulteert vooraf vertrouwelijk de commissaris van de Koning over de aangifte.

  • 7.10

    De geheimhoudingsplicht eindigt niet bij het beëindigen van de functie van contactpersoon integriteit.

C. COMMISSAR IS VAN DE KONING 

  • 7.11

    De provinciesecretaris is contactpersoon integriteit en vormt in die hoedanigheid een aanspreekpunt voor zowel algemene, als op de commissaris van de Koning toegespitste integriteitskwesties.

  • 7.12

    De contactpersoon integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het geven van informatie en advies aan de commissaris van de Koning die hem raadpleegt over een vermoede of daadwerkelijke misstand, dan wel over een dilemma op het terrein van integriteit;

    • b.

      het informeren van de commissaris van de Koning over de verschillende mogelijkheden die er zijn om de problemen, ontstaan in verband met een integriteitcasus, tot een oplossing te brengen;

    • c.

      het op verzoek van de commissaris van de Koning als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand begeleiden van deze melder bij het doorlopen van de procedure teneinde deze melding goed af te wikkelen;

    • d.

      het op verzoek van de commissaris van de Koning als melder van een vermoede of daadwerkelijke misstand al dan niet vertrouwelijk indienen van de melding;

    • e.

      het indien nodig en mogelijk verlenen van nazorg aan de commissaris van de Koning die een integriteitcasus heeft gemeld. De contactpersoon integriteit kan betrokkene verwijzen naar interne of externe deskundigen.

  • 7.13

    De contactpersoon integriteit besteedt uiterste zorg aan de vertrouwelijke behandeling van gegevens waarvan hij kennis heeft genomen uit hoofde van zijn functie.

  • 7.14

    De contactpersoon integriteit heeft een geheimhoudingsplicht en onderneemt geen activiteitenzonder toestemming van degene die zich met een integriteitcasus met betrekking tot de commis-saris van de Koning tot hem heeft gewend. Indien de contactpersoon integriteit op de hoogtewordt gebracht van misdrijven waarvoor op grond van artikel 160 en 162 Wetboek van Strafvor-dering een aangifteplicht bestaat, doet hij daarvan onverwijld aangifte. Hij consulteert voorafvertrouwelijk de griffier van staten en de provinciesecretaris over de aangifte.

  • 7.15

    De geheimhoudingsplicht eindigt niet bij het beëindigen van de functie van contactpersoon integriteit.

8 Commissie integriteit

  • 8.1

    Provinciale staten stellen een Commissie Integriteit in, hierna genoemd: de commissie.

  • 8.2

    De commissie vervult een ambassadeursrol voor het thema integriteit voor politieke ambtsdragers, zorgt voor het periodiek bespreekbaar maken en evalueren van het thema en vormt een aanspreekpunt voor niet op een individuele persoon toegespitste integriteitskwesties aangaande politiek ambtsdragers.

  • 8.3

    De commissie kan integriteitskwesties van algemene aard ter bespreking voorleggen aan de vergadering van provinciale staten.

  • 8.4

    De voorzitter en de leden van de commissie zijn lid van provinciale staten. De commissie wordt aangevuld met de griffier en de commissaris van de Koning.

  • 8.5

    Provinciale staten stellen nadere regels vast omtrent de samenstelling en werkwijze van de commissie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 13 februari 2015.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
Uitgegeven 5 oktober 2015
De secretaris, A.W. Smit

Bijlage

Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers provincie Zeeland

I. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Algemeen

  • 1.1.

    Het Protocol is een leidraad bij de behandeling van een melding over vermoedens van integriteitschendingen door politieke ambtsdragers. Erkend wordt dat elk vermoeden van integriteitsschending een eigen karakter heeft en de commissaris derhalve gemotiveerd en in overleg met het fractievoorzittersoverleg kan besluiten af te wijken van dit Protocol.

  • 1.2.

    Bij het gebruik van dit protocol is de ‘Gedragscode Integriteit politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015’ uitgangspunt.

  • 1.3.

    De doorlooptijd van de verschillende in dit Protocol benoemde fases is afhankelijk van de specifieke situatie die voorligt. De commissaris draagt zorg voor een juiste balans tussen zorgvuldigheid en snelheid waarmee de fases uit dit Protocol worden doorlopen.

  • 1.4.

    De commissaris draagt zorg voor een juiste balans tussen openbaarheid voor het publiek en het beschermen van de belangen van de politieke ambtsdrager in kwestie. De commissaris weegt af of er geheimhouding dient te worden opgelegd op informatie die in het kader van dit Protocol worden vervaardigd dan wel gedeeld.

  • 1.5.

    Het Protocol is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.6.

    De commissaris, de leden van het college van Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten en commissieleden niet zijnde statenleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit Protocol.

2. Het bespreken van integriteitskwesties

  • 2.1.

    De commissaris van de Koning bevordert de integriteit zoals omschreven in artikel 175, tweede lid van de Provinciewet. Hij heeft een coördinerende rol bij meldingen over en onderzoeken naar vermoedelijke integriteitsschendingen.

  • 2.2.

    Als een politieke ambtsdrager twijfelt of een handeling die hij of zij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de griffier, de secretaris en/of de commissaris van de Koning.

  • 2.3.

    Bij twijfel over het handelen van een ander is het uitgangspunt dat zo mogelijk eerst betrokkene daarop wordt aangesproken. Daarvan wordt alleen afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de betrokken politiek ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt. Wanneer de betrokkene na het aanspreken zijn handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat de gedragscode wordt overtreden, is de vervolgstap dat het vermoeden van schending wordt gemeld.

II. DE MELDINGSFASE

3. Melding

  • 3.1.

    Een melding van een vermoeden van integriteitsschending door een politieke ambtsdrager kan door een ieder worden gedaan bij de in de gedragscode genoemde contactpersonen integriteit.

  • 3.2.

    Een melding kan ook elektronisch bij de contactpersonen voor bestuurlijk integriteit van de provincie worden gedaan.

  • 3.3.

    De melder wordt door een contactpersonen geadviseerd en begeleid in lijn met het hetgeen bepaald is in de artikelen 7.2, 7.7 en 7.12 van de gedragscode.

  • 3.4.

    Meldingen kunnen ook anoniem worden gedaan, vanwege de beperking in de controleerbaarheid worden deze extra zorgvuldig gewogen. Hierbij wordt rekening gehouden met de kwetsbare positie van politieke ambtsdragers en het gegeven dat de verhouding van de melder tot de politieke ambtsdrager niet getoetst kan worden.

  • 3.5.

    Indien het een melding betreft van een vermeende integriteitsschending voor zowel algemene, als op een individuele statenleden toegespitste integriteitskwesties zijn de griffier of de commissaris van de Koning op grond van artikel 7 eerste lid van de gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015 het aanspreekpunt.

  • 3.6.

    Indien het een melding betreft van een vermeende integriteitsschending voor zowel algemene, als op een individuele gedeputeerde toegespitste integriteitskwesties, is de provinciesecretaris op grond van artikel 7 zesde lid van de gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015 het aanspreekpunt.

  • 3.7.

    Indien het een melding betreft van een vermeende integriteitsschending door de commissaris dan zijn op grond van artikel 7 elfde lid van de gedragscode politieke ambtsdragers provincie Zeeland 2015 de provinciesecretaris of de griffier van Provinciale Staten aanspreekpunt.

  • 3.8.

    Een melding van een vermeende integriteitsschending door de in 3.5, 3.6 of 3.7 genoemde politieke ambtsdragers kan ook worden gedaan bij de externe vertrouwenspersoon integriteit voor politieke ambtsdragers.

  • 3.9.

    De desbetreffende contactpersoon integriteit bevestigt de ontvangst van de melding aan de melder.

  • 3.10.

    De betrokken politieke ambtsdrager worden door de desbetreffende contactpersoon vertrouwelijk geïnformeerd over de aanhangige melding, tenzij de omstandigheden van de melding zich hiertegen verzetten.

4. Gesprek met betrokkene

  • 4.1.

    Alvorens de commissaris besluit tot het instellen van een vooronderzoek kan een gesprek met betrokkene(n) plaatsvinden.

  • 4.2.

    De commissaris kan op grond van dat gesprek tot de conclusie komen geen nader onderzoek in te stellen. In voorkomende gevallen wordt de melder van dit besluit op de hoogte gesteld.

  • 4.3.

    De commissaris kan op grond van de melding en het gesprek tot de conclusie komen dat er overlegt dient te worden met het OM of de OvJ of er aangifte moet worden gedaan omdat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit, dit in lijn met artikel 7.4, 7,9 en 7.14 van de gedragscode;

  • 4.4.

    In het geval er aangifte wordt gedaan en het OM een onderzoek start sluit dit een verder bestuursrechtelijk onderzoek niet uit, maar krijgt het strafrechtelijk onderzoek wel voorrang.

5. Vooronderzoek

  • 5.1.

    De commissaris toetst de melding om te kunnen komen tot de afweging of het instellen van een onderzoek noodzakelijk is.

  • 5.2.

    De commissaris kan zich bij de duiding van de melding laten bijstaan door interne of externe deskundigen, bijvoorbeeld bij het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, mits de onafhankelijkheid gewaarborgd is.

  • 5.3.

    De duiding van de melding vindt onder andere plaats langs de volgende toetsingscriteria:

    • a)

      de aard van het feit;

    • b)

      de ontvankelijkheid van het bestuursorgaan;

    • c)

      de ernst van de zaak;

    • d)

      de valideerbaarheid van de feiten en omstandigheden;

    • e)

      de positie van de melder en van de betrokken ambtsdrager;

    • f)

      de geloofwaardigheid/ waarschijnlijkheid van de melding.

  • 5.4

    De commissaris kan bij de duiding van de melding het voorhanden zijnde feitenmateriaal analyseren en eventueel de melder, de betrokken politieke ambtsdrager of andere betrokkenen horen.

  • 5.5

    Indien de commissaris op grond van zijn bevindingen concludeert dat er geen onderzoek nodig is worden de melder en de betrokken politieke ambtsdrager hierover geïnformeerd.

  • 5.6

    De commissaris besluit, in overleg met de contactpersonen bestuurlijke integriteit, of een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6, wordt ingesteld.

  • 5.7

    Indien de commissaris op grond van zijn bevindingen van mening is dat een onderzoek nodig is, meldt hij zijn bevindingen aan de commissie Integriteit.

  • 5.8

    De commissaris van de Koning stelt, voor zover de feiten dit toelaten, de melder en het betrokken statenlid, betrokken commissielid of betrokken gedeputeerde vertrouwelijk op de hoogte van de aanvang van het onderzoek.

III. DE ONDERZOEKSFASE

6. (Feiten)Onderzoek

  • 6.1.

    Het onderzoek vindt plaats op een door de commissaris te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 6.2.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de commissaris door een onafhankelijke onderzoeker.

  • 6.3.

    In voorkomende gevallen waarbij er veel publiciteit is of landelijke aandacht kan de commissaris de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeren over het instellen van een onderzoek.

  • 6.4.

    In het geval van een vermeende integriteitsschending door de commissaris wordt, indien besloten wordt tot het instellen van een onderzoek, de minister van Binnenlandse Zaken in kennis gesteld.

7. Onderzoeksopdracht

  • 7.1.

    De commissaris verstrekt, na overleg met de statengriffier en de provincie secretaris, een schriftelijke (onderzoeks)opdracht aan de onafhankelijke onderzoeker(s).

  • 7.2.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • a)

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • b)

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • c)

      de omgang met tussentijdse wijzigingen in de opdracht

    • d)

      afspraken over tussentijdse communicatie met de opdrachtgever

    • e)

      afspraken over de onderzoeksrapportage en de mogelijkheid van reageren (wederhoor) door de betrokken politieke ambtsdrager;

    • f)

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • g)

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • h)

      een beschrijving van de inbreng van de onderzoekers en daaraan gerelateerd een expliciete beschrijving van de beperkingen van de onderzoekers

    • i)

      afspraken over tussentijdse communicatie met de opdrachtgever;

    • j)

      de wijze van rapportage aan de opdrachtgever;

    • k)

      van welke bevoegdheden de onderzoeker gebruik mag maken;

    • l)

      dat de onderzoeker werkt met inachtneming van dit Protocol.

8. Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

  • 8.1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van het feitenonderzoek zo snel mogelijk per brief geïnformeerd door de commissaris van de Koning.

  • 8.2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a)

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b)

      wie het onderzoek gaat uitvoeren;

    • c)

      dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

    • d)

      dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de vermeende integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e)

      afspraken over de onderzoeksrapportage en de mogelijkheden van reageren (wederhoor);

    • f)

      afspraken over de wijze waarop het onderzoek wordt behandeld door zowel de provinciale organisatie als door de betrokken politieke ambtsdrager;

    • g)

      een verwijzing naar dit protocol en de vigerende gedragscode.

9. Horen van betrokkene en getuigen in de onderzoeksfase

  • 9.1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 9.2.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 9.3.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 9.4.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuigen/ betrokken politieke ambtsdrager.

  • 9.5.

    De gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen een afgesproken korte termijn schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.

  • 9.6.

    Als de gehoorde weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het gespreksverslag. Als degene die is gehoord dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

10. Onderzoeksrapport

  • 10.1.

    De bevindingen van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport.

  • 10.2.

    De betrokken politieke ambtsdrager ontvangt een conceptversie van het rapport voor wederhoor, eventueel commentaar wordt opgenomen in het rapport.

  • 10.3.

    Het onderzoeksrapport bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a)

      de onderzoeksopdracht met eventuele latere uitbreidingen;

    • b)

      een beschrijving van de ingezette onderzoeksmiddelen;

    • c)

      een chronologische weergave van alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de vermoedelijke integriteitsschending;

    • d)

      de bevindingen op grond van het onderzoek;

    • e)

      eventuele reacties op het onderzoek van degenen die bij het onderzoek zijn betrokken;

    • f)

      alle schriftelijke (achterliggende) stukken;

  • 10.4.

    Het onderzoeksrapport is gericht aan de commissaris als opdrachtgever.

III. POLITIEK-BESTUURLIJKE BEHANDELINGSFASE

11. Politiek-bestuurlijke behandeling

  • 11.1.

    Na afronding van de wederhoor fase van het onderzoek wordt het definitieve onderzoeksrapport –al dan niet onder geheimhouding- door de commissaris aangeboden aan de betrokken politieke ambtsdrager, het college en aan Provinciale Staten.

  • 11.2.

    Het onderzoeksrapport wordt zo spoedig als mogelijk en gewenst in de vergadering van Provinciale Staten besproken.

  • 11.3.

    Provinciale Staten besluiten tevens hoe om te gaan met de eventueel door de commissaris opgelegde geheimhouding.

  • 11.4.

    Indien de geheimhouding niet wordt bekrachtigd besluiten de Staten in hoeverre en op welke wijze de onderzoeksrapportage geheel of gedeeltelijk openbaar wordt gemaakt. Dit met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur.

IV. SLOTBEPALINGEN

12. Communicatie

  • 12.1.

    De commissaris zorgt voor de formele interne- en externe communicatie gedurende het proces.

  • 12.2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, waaronder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie, nauwkeurig tegen elkaar afgewogen.

13. Registratieformulier integriteitsschendingen

  • 13.1.

    De gemelde vermoedens van integriteitsschendingen, de aard van de daarop volgende onderzoeken en de afdoeningen worden vastgelegd in het formulier ‘registratie integriteitsschendingen politieke ambtsdragers’.

  • 13.2.

    Het in het vorige lid bedoelde formulier “Landelijk modelformulier Registratie integriteitsschendingen” is als bijlage bij dit protocol gevoegd.

  • 13.3.

    Jaarlijks informeert de commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten schriftelijk in het jaarverslag over de geregistreerde integriteitsschendingen.

Vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van Zeeland d.d. 25 september 2020. Kenmerk 20009946.

drs. J.M.M. Polman Commissaris van de Koning in Zeeland

drs. F.J. van Houwelingen MPA Statengriffier