Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 15 september 2015,nr. 8163562E tot vaststelling van de minimaal benodigde doorvaarthoogten van de vaarwegen op de lijsten A en B behorende bij de Waterverordening provincie Utrecht 2009 (Besluit minimaal benodigde doorvaarthoogten)

Geldend van 22-09-2015 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 15 september 2015,nr. 8163562E tot vaststelling van de minimaal benodigde doorvaarthoogten van de vaarwegen op de lijsten A en B behorende bij de Waterverordening provincie Utrecht 2009 (Besluit minimaal benodigde doorvaarthoogten)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 15 september 2015,nr. 8163562E tot vaststelling van de minimaal benodigde doorvaarthoogten van de vaarwegen op de lijsten A en B behorende bij de Waterverordeningprovincie Utrecht 2009 (Besluit minimaal benodigde doorvaarthoogten)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Overwegende dat voor het optimaliseren van doorgaande routes voor het scheepvaartverkeer het noodzakelijk is de minimaal benodigde doorvaarthoogten voor vaste bruggen vast te stellen;

Gelet op artikel 2.4 van de Waterverordening provincie Utrecht 2009;

Besluiten:

ARTIKEL 1 Doorvaarthoogten

De minimaal benodigde doorvaarthoogten van de vaarwegen op de lijsten A en B behorende bij deWaterverordening provincie Utrecht 2009, zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlagen 1en 2;

ARTIKEL 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst;

ARTIKEL 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit minimaal benodigde doorvaarthoogten.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, F.J.J. Bles, Teamleider Water, Afdeling Fysieke leeefomgeving

Bijlage

Rechtsbescherming: Belanghebbenden kunnen binnen zes weken ingaand op de dag na de datum van digitale publicatie in het provinciaal blad op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ een beroepschrift indienen bij de Rechtbank Utrecht, sector Bestuursrecht, Postbus 13023, 3507 LA Utrecht, wanneer: a. zij tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbesluit een zienswijze hebben ingediend; b. zij redelijkerwijs geen zienswijze hebben kunnen indienen; c. het definitieve besluit afwijkt van het ontwerpbesluit.

Het beroepschrift dient te worden ondertekend en bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden van het beroep.

Het indienen van een beroepschrift heeft niet tot gevolg dat de werking van dit besluit wordt stopgezet. Indien onverwijlde spoed dit vereist, kan een belanghebbende naast het instellen van beroep een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Bestuursrecht, Postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Voor de behandeling van een beroepschrift en het indienen van een verzoek tot voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Verdere informatie hierover is te vinden op www.rechtspraak.nl/procedures/tarieven-griffierecht/

Bijlage 1: Minimaal benodigde doorvaarthoogten voor vaarwegen vermeld op lijst A van deWaterverordening provincie Utrecht 2009

Afkortingen AGV:Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht DB:dagelijks bestuur GS:gedeputeerde staten HDSR:Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden PS:provinciale staten

Minimaal benodigde doorvaarthoogten voor vaarwegen lijst A

nr.

Naam

1 t/m 4: Bestuursorgaan van het over-heidslichaam belast met het vaarwegbeheer; 5 t/m12: Bestuursorgaan aan wie deuitvoering van het vaarwegbeheer is opgedragen

CEMT/BRTN klasse

Minimale benodigde doorvaarthoogte

1.

Eem, gelegen buiten de gemeente Amersfoort

GS

III BM

6,60 m

2.

Oude Rijn-West

GS

I BZM

30,00 m

3.

Merwedekanaal, beneden de Lek

GS (beheer gemandateerd aan GS vanZuid-Holland; besluit GS van 4 maart 2003)

 

GS van Zuid-Holland zijn bevoegd

4.

Amstel

GS (beheer is bij een gemeenschappelijke regeling overgedragen aan bestuur van Noord-Holland; besluit PS/GS van Utrecht van 15 april1992/28 mei 1991)

 

GS van Noord-Holland zijn bevoegd

5.a

Vecht (Weerdsluis t/m Vechtsluis)

DB van AGV

AM

3,75 m

5.b

Vecht (Vechtsluis-Mijndensesluis)

DB van AGV

AM

30,00 m

5.c

Vecht (Mijndensesluis-Sluis ’t Hemeltje)

DB van AGV

AZM

30,00 m

6.

Kromme Mijdrecht

DB van AGV

II BM

6,10 m

7.

Oudhuizersluizersluis

DB van AGV

 

n.v.t.

8.

Pondskoekersluis

DB van AGV

 

n.v.t.

9.

Demmeriksesluis

DB van AGV

 

n.v.t.

10.

Proostdijersluis

DB van AGV

 

n.v.t.

11.

Grecht

DB van HDSR

BM

30,00 m

12.

Gekanaliseerde Hollandsche IJssel

DB van HDSR

BM

4,60 m

Bijlage 2: Minimaal benodigde doorvaarthoogten voor vaarwegen vermeld op lijst B van deWaterverordening provincie Utrecht 2009

Afkortingen AGV:Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht B&W:college van burgemeester en wethouders DB:dagelijks bestuur HDSR:Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Minimaal benodigde doorvaarthoogten voor vaarwegen lijst B

Nr.

Naam

Bestuursorgaan van het overheidslichaam belast met het vaarwegbeheer

CEMT/BRTN klasse

Minimaal benodigde doorvaarthoogte

1.

Geer

DB van AGV

DM

2,60 m

2.

Bijleveld

DB van AGV

DM

2,60 m

3.

Groote Heicop

DB van AGV

DM

2,60 m

4.

Heinoomsvaart-binnen

DB van AGV

DM

2,60 m

5.

Kerkvaart-west

DB van AGV

DM

2,60 m

6.

Ringvaart van Groot Mijdrecht

DB van AGV

DM

2,60 m

7.

Gemeenlandsvaart

DB van AGV

BM

30,00 m

8.

Middenwetering (Vinkeveen)

DB van AGV

BM

30,00 m

9.

Geuzensloot-binnen

DB van AGV

DM

2,60 m

10.

Heul (Vinkeveen)

DB van AGV

DM

2,60 m

11.

Geuzensloot-buiten

DB van AGV

BM

3,90 m

12a

Angstel- Noord

DB van AGV

DM

2,60 m

12b

Angstel- Zuid

DB van AGV

BM

3,90 m

13.

Nieuwe Wetering-West

DB van AGV

BM

3,90 m

14.

Nieuwe Wetering-Oost

DB van AGV

BM

3,00 m

15.

Waver

DB van AGV

DM

2,60 m

16.

Oude Waver

DB van AGV

DM

2,60 m

17.

Winkel

DB van AGV

DM

2,60 m

18.

Sluisvaart

DB van AGV

DM

2,60 m

19.

Holendrecht

DB van AGV

DM

3,50 m

20.

Vaargeul door het Abcoudermeer

DB van AGV

DM

2,60 m

21.

Gein

DB van AGV

DM

2,40 m

22.

Dubbele Wiericke

DB van HDSR

DM

2,60 m

23.

Singel te Woerden (met uitzondering van hetnoordelijk gedeelte)

B&W van Woerden

DM

2,60 m

24.

Stadsbuitengracht/Singel

B&W van Utrecht

AM

3,75 m

25.

Oude Gracht

B&W van Utrecht

AM

3,75 m

26.

Drecht-West bij de Mijndense brug

DB van het Plassenschap Loosdrecht e.o

AZM

30,00 m

27.

Eem, gelegen binnen de gemeente Amers-foort

B&W van Amersfoort

III BM

6,60 m

TOELICHTING

Algemeen Op 8 december 2014 hebben Provinciale Staten (PS) de Waterverordening provincie Utrecht 2009 ge-wijzigd. Deze wijziging is vervolgens op 1 januari 2015 in werking is getreden. Een van de wijzigingenbetreft het opnemen van een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten tot het vaststellen van de minimaal benodigde doorvaarthoogten voor de vaarwegen op de lijsten A en B bij de verordening (zie artikel 2.4van de verordening) Dit besluit geeft hieraan uitvoering.

Beleid Het landelijk recreatietoervaartnet van de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) heeft een belangrijke recreatieve functie voor de waterrecreatie. Wij willen dit vaarwegennet voor de recreatietoervaart behouden en hebben daartoe in de Waterverordening provincie Utrecht 2009 een aantal in-strumenten opgenomen om randvoorwaarden te kunnen stellen. De BRTN geeft richtlijnen voor deverschillende categorieën vaarwegen met betrekking tot vaardiepten, doorvaarthoogten en brugbedieningstijden. Bij het vaststellen van deze vaardiepten, doorvaarthoogten en brugbedieningstijden voor de recreatieve vaarwegen worden deze richtlijnen zoveel mogelijk gevolgd, in combinatie met de Richtlijnen vaarwegen 2011 van het Rijk. Voor de beroepsvaarwegen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de Richtlijnen vaarwegen 2011 van het Rijk.

Doorvaarthoogten Bij het bepalen van de minimaal benodigde doorvaarthoogten van vaste bruggen is rekening gehouden met een voldoende marge tussen de opbouwhoogte van het vaartuig en de onderkant van de brug(schrikhoogte). Deze schrikhoogte is noodzakelijk om de volgende factoren te ondervangen: a. Verticale beweging van het schip door golven of variatie in toerental/vaarsnelheid b. Onnauwkeurigheid in kennis van de feitelijke hoogte van het vaartuig c. Fouten in het aflezen van de hoogteschaal bij de brug

1. Voor de recreatieve vaarwegen zijn de minimum doorvaarthoogten vermeld in de Richtlijnen vaarwegen 2011  overgenomen. Dit betekent voor de verschillende vaarwegklassen van de BRTN het volgende:

AM:

3,75 m

AZM:

30,00 m (Staandemastroute)

BM:

3,00 m

BZM:

30,00 m (Staandemastroute)

CM:

3,00 m

DM:

2,60 m

2. Voor de beroepsvaarwegen zijn de minimum doorvaarthoogten vermeld in de Richtlijnen vaarwegen 2011 overgenomen. Dit betekent voor de verschillende vaarwegklassen van de CEMT (Europese klassenindeling beroepsvaarwegen) het volgende:

I:

5,25 m

II:

6,10 m

III:

6,60 m

IV:

7,00 m

V:

9,10 m

Vervanging en nieuwbouw In artikel 2.4 van de Waterverordening provincie Utrecht is bepaald dat Gedeputeerde Staten de minimaal benodigde doorvaarthoogten vaststellen. In het nieuwe artikel 2.5a, eerste lid is vervolgens bepaald dat de minimaal benodigde doorvaarthoogte in acht wordt genomen door de vaarwegbeheerder bij de uitvoering van zijn taak. Daartoe heeft de vaarwegbeheerder de beschikking over het instrumentvergunning. Met het op de gewenste hoogte brengen van zowel nieuwe als bestaande vaste bruggen zijn veelal zeer hoge kosten gemoeid zijn. Daarom is in het tweede en derde lid van artikel 2.5a een specifieke regeling opgenomen. De verplichting voor de vaarwegbeheerder om bij de uitoefening van zijn taak de doorvaarthoogten in acht te nemen, geldt niet voor bestaande vaste bruggen met een te lage doorvaart-hoogte. Bij een dergelijke brug behoeft de vereiste doorvaarthoogte pas te worden gerealiseerd bijvervanging van die brug. Maar ook dan is vanwege bijzondere omstandigheden nog een uitzonderingmogelijk. Zo is denkbaar dat vanwege de specifieke lokale situatie de kosten van het op de vereiste doorvaarthoogte brengen van een vaste brug zodanig hoog zijn dat dit maatschappelijk gezien in redelijkheid niet van de brugbeheerder kan worden gevergd. Die situatie kan zich ook voordoen bij de bouw van een nieuwe vaste brug. Door te bepalen dat in dergelijke gevallen een ontheffing van Gedeputeerde Staten vereist is, is die afweging in handen gelegd van het bestuursorgaan dat de doorvaarthoogten vaststelt. Tevens kan de situatie zich voordoen dat de locatie van de brug vereist dat een hogere doorvaarthoogte dan vastgesteld uiteindelijk wordt gerealiseerd. Te denken valt aan situaties waarbij gekozen dient te worden voor een hogere schrikhoogte dan de Richtlijnen vaarwegen voorschrijven. Deze situaties kunnen zich bijvoorbeeld voordoen indien op de locatie van de brug in de recreatievaartroute een sterke invloed merkbaar is van een grotere beroepsvaarweg met meer deining/golfslag tot gevolg. Er dient in die situaties door de vaarwegbeheerder bij de vergunningverlening gekozen te worden voor een hogere doorvaarthoogte dan de minimaal benodigde doorvaarthoogte (maatwerk). Indien over een route een vaste brug aanwezig is met een hogere minimale doorvaarthoogte dan de vastgestelde doorvaarthoogte dan geldt in beginsel het principe ‘houden wat je hebt’.

Staandemastroutes Voor staandemastroutes is aangesloten bij de richtlijnen van de BRTN die een hoogte van vaste bruggen op een dergelijke route van 30.00 m aangeven. Veelal zullen over een staandemastroute slechts beweegbare bruggen aanwezig zijn, waardoor er een vrije doorgang voor vaartuigen met een staande mast wordt gerealiseerd. De Grecht is onderdeel van de kleine staandemastroute, maar heeft in de BRTN een BM-klassering gekregen in plaats van BZM als gevolg van een diepgangbeperking. Aangezien de Grecht een belangrijke verbinding van en naar de plassen vormt, is het ongewenst dat er over de Grecht niet beweegbare te lage bruggen worden gebouwd. Ook routes die in de plassen liggen zoals de Middenwetering en deGemeenlandsvaart, zijn om die reden, opgenomen met een minimale doorvaarthoogte van de bruggenvan 30,00 m.

Specifieke vaarwegen De Gekanaliseerde Hollandsche IJssel (GHIJ) is een BM-route in de BRTN. Op de GHIJ vindt nog beperkt beroepsgoederenvervoer plaats dat een hogere doorvaarthoogte eist dan de BRTN-richtlijnen aangeven voor een BM-route. De GHIJ past echter niet binnen de CEMT I klasse. In overleg met de belangenorganisatie voor de beroepsvaart is aangesloten bij de hoogtemaat van de beroepsvaartuigen die momenteel de GHIJ bevaren. ’t Gein is een DM route in de BRTN met diepgangbeperking. In verband hiermee is een lagere doorvaarthoogte vereist dan de BRTN-richtlijnen aangeven voor een DM route. Voor de Holendrecht is aangesloten bij de doorvaarthoogte van de op Noord-Hollands grondgebied gelegenbrug in de A2

Zienswijze Binnen de termijn van terinzagelegging van 29 mei 2015 tot en met 9 juli 2015 is er door de vaarwegbeheerder het hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht een zienswijze ingediend, die heeft geleid tot twee wijzigingen van het ontwerpbesluit. Deze zienswijze is per mail van 7 juli 2015 Ingediend en bij brief van 3 augustus 2015 bestuurlijk bevestigd. Inhoud zienswijze: a. Bijlage 1, nr. 5a Vecht: Tussen de Vechtsluis te Maarssen en de Mijndensesluis te Loenen vindt tevens passagiersvaart plaats. Een minimaal benodigde doorvaarthoogte van 3,75 m kan tot economische schade leiden. Voorgesteld wordt op dit traject het stand-still beginsel toe te passen en te behouden wat we hebben, namelijk geen vaste bruggen. Er heeft overleg plaatsgevonden met de Gemeente Stichtse Vecht als brugbeherendeinstantie. Beantwoording: De zienswijze is in het belang van de economische ontwikkeling en de doorvaarbaarheid van dit gedeelte van de Vecht voor vaartuigen met een hogere opbouw dan 3,75 m. De gemeente Stichtse Vecht, de brugbeherende instantie, heeft per mail van 23 juli 2015 ingestemd met het slechts toepassen van beweegbare bruggen op dit gedeelte van de Vecht. Het ontwerpbesluit wordt hierop aangepast (30,00 m). Inhoud zienswijze: b. Bijlage 2, nrs. 11 Geuzensloot-buiten, 12b Angstel Zuid en 13 Nieuwe Wetering-West: De huidige minimaal aanwezige doorvaarthoogte is 3,90 m (brug in A2 te Vinkeveen). De in het ontwerpbesluit opgenomen minimaal benodigde doorvaarthoogte van 3,00 m kan tot economische schade leiden. Er heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente De Ronde Venen. Beantwoording Een deel van de huidige vaartuigen op de Vinkeveense plassen heeft een hogere opbouwhooge dan 3,00 m. Deze hogere vaartuigen kunnen nu gebruik maken van genoemde vaarwegen, aangezien de huidige doorvaarthoogte 3,90 m bedraagt (brug in de A2). De gemeente De Ronde Venen heeft permail van 7 juli 2015 ingestemd met een minimaal benodigde doorvaarthoogte van 3,90 m op deze trajecten. Het ontwerpbesluit wordt hierop aangepast (3.90 m).