Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Velsen 2014 (eerste wijziging)

Geldend van 09-10-2015 t/m heden

Intitulé

Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Velsen 2014 (eerste wijziging)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • a)

    de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • b)

    de RMC-Wetgeving: de regeling van de regionale meld- en

    coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

    volgens de Wet van 6 december 2001 (Stb.

    2001, 636);

  • c)

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

  • d)

    leerplichtambtenaar: de ambtenaar, door het college van burgemeester en wethouders benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

  • e)

    leerplichtig: een jongere is leerplichtig vanaf de eerste dag

    van de maand volgend op de maand waarin

    hij/zij 5 jaar wordt. De leerplicht duurt tot en

    met het schooljaar waarin een jongere 16 jaar

    wordt;

  • f)

    kwalificatieplichtig: een jongere is kwalificatieplichtig vanaf het

    schooljaar volgend op het schooljaar waarin

    hij/zij 16 jaar is geworden tot de 18e

    verjaardag of zoveel eerder als de jongere een

    startkwalificatie behaalt;

  • g)

    Bureau CAReL: Bureau voor de Centrale Administratie RMC en

    Leerplicht; voert sinds september 2006 de

    gemeenschappelijke administratie voor de

    gemeenten in de regio Midden en Zuid

    Kennemerland uit voor wat betreft leerplicht en RMC en is sinds 1 januari 2014 ondergebracht bij het Leerplein in Haarlem;

h)administratief medewerker De ambtenaren werkzaam bij Bureau CAReL Bureau CAReL: die belast zijn met de administratieve ondersteuning van de leerplichtambtenaren in de regio Midden en Zuid Kennemerland, onder andere door het verrichten van handelingen ten behoeve van de leerlingenadministratie;

  • i)

    het bureau:Team leerplicht van de gemeente Velsen;

  • j)

    directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast: dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet als bedoeld in artikel 28 Wet voortgezet onderwijs (VO), artikel 47a Wet op de Expertisecentra (WEC) en artikel 8.1.8. Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB);

  • k)

    ouders/verzorgers: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • l)

    de jongere: een persoon in de leeftijd van 5 tot 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is; of een persoon in de leeftijd van 18 tot 23 jaar die een startkwalificatie dient te halen;

  • m)

    startkwalificatie: een havo, vwo of mbo niveau 2 diploma

  • n)

    RMC: Regionaal Meld-en Coördinatiepunt voortijdig

    schoolverlaten. In de Regio Midden en Zuid

    Kennemerland (RMC regio 25) is deze functie

    belegd bij de Stichting RMC. De RMC-

    trajectbegeleiders begeleiden jongeren van 18

    tot 23 jaar zonder startkwalificatie waar

    mogelijk naar een opleiding waar zij alsnog hun

    startkwalificatie kunnen halen;

  • o)

    MDO: Multidisciplinair Overleg, overleg met ouders,

    jongere en alle betrokkenen rond een jongere

    waarin een traject wordt uitgezet met

    duidelijke afspraken en taakverdeling;

Artikel 2 Preventie

  • 1.

    Door middel van voorlichting op onder andere het internet, in schoolgidsen, brochures en beantwoording van telefonische vragen wordt pro-actief en in een zo vroeg mogelijk stadium informatie verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken instellingen.

  • 2.

    Bureau CAReL ontvangt van de VMBO-scholen een overzicht van de examenkandidaten waarin is aangegeven welke jongeren het risico lopen niet aan te komen op de vervolgopleiding. De leerplichtambtenaar bemiddelt indien nodig risicojongeren naar een vervolgopleiding. In samenwerking met de scholen in de regio wordt actief gecontroleerd of alle VMBO-gediplomeerden ook daadwerkelijk aankomen op de vervolgopleiding.

  • 3.

    Jaarlijks vindt afstemming plaats met het onderwijsveld. Het management van de scholen (PO, VO en MBO) in het werkgebied wordt minimaal een maal per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en de afspraken omtrent het melden en vervolgen van verzuim en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc.

  • 4.

    Er is georganiseerde (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld, zorginstanties en partijen in het Centrum voor jeugd en gezin (CJG)). Ketenpartners bespreken jongeren met een complexe problematiek. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het regionale convenant betreffende verwijsindex risicojongeren worden nageleefd.

Artikel 3 Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  • 1.

    Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de administratief medewerker Bureau CAReL.

  • 2.

    In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) opgenomen personen in de leeftijd van 0 tot en met 22 jaar.

  • 3.

    De mutaties in de basisregistratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden wekelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.

  • 4.

    De administratief medewerker verwerkt de binnengekomen mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en afschrijvingen van jongeren die binnengekomen zijn.

  • 5.

    De administratief medewerker van Bureau CAReL controleert aan de hand van de door de scholen per 1 oktober (teldatum) aangeleverde gegevens en daarna maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt een brief verstuurd aan de ouders. In de brief is aangegeven dat binnen 14 werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd en in de leerlingenadministratie verwerkt. Wanneer er geen reactie is gekomen op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan volgt een actie zoals omschreven in artikel 8 van deze instructie (absoluut verzuim).

  • 6.

    Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.

  • 7.

    Bij verhuizing buiten de regio worden de schoolhistorische gegevens door Bureau CAReL gezonden naar de nieuwe woongemeente.

  • 8.

    De administratief medewerker van Bureau CAReL stuurt de niet leerplichtige voortijdig schoolverlater een brief met het verzoek de vervolgopleiding en/of eventueel werk te melden en doet tevens het aanbod om contact op te nemen met een medewerker RMC.

Artikel 4 Leerling dossier

  • 1.

    De leerplichtambtenaar heeft de beschikking over een digitale kaartenbak waarin de NAW gegevens van alle leerlingen in de leeftijd van 0 tot en met 22 jaar staan. De leerplichtambtenaar legt slechts een leerlingdossier aan over een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

    • g.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg (Multi Disciplinair Overleg);

    • h.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

    • i.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.

  • 2.

    In het leerlingdossier neemt de administratief medewerker van Bureau CAReL dan wel de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:

    • a.

      burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;

    • b.

      voornamen en achternaam;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • k.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • l.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • m.

      aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere;

    • n.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

    • o.

      afschrift van proces-verbaal van de jongere;

    • p.

      eventueel behaalde diploma’s.

    • q.

      persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerling dossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

  • (artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag voor verlof wegens gewichtige omstandigheden van meer dan tien dagen terstond aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de maximale termijn van acht weken waarbinnen een besluit zal worden genomen. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit aan de ouders mee en wijst hij de ouders op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar geeft de ouders een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie wekenom een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de ouders bij een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt, schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar kan de jongere en/of de ouders in de gelegenheid stellen zijn zienswijze kenbaar te maken.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de ouders of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem/haar kenbaar te maken.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerling dossier.

  • 8.

    Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van een medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Topsport- en cultuurklimaat in de gemeente Velsen

Artikel 6 Topsport- en cultuurklimaat in de gemeente Velsen

Vervallen

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

Artikel 7 Relatief verzuim van leeplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

  • (artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

  • 1.

    De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerkers van Bureau CAReL. Jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs worden gemeld via het verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs. Jongeren die onderwijs volgen aan het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet door Rijkskas bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim aan Bureau CAReL. De kennisgeving wordt toegevoegd in het leerlingdossier.

  • 2.

    Via het leerling-administratiesysteem wordt automatisch aan het verzuimloket teruggemeld welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen voor wat betreft meldingen uit het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Voor jongeren uit het primair onderwijs, (voorgezet) speciaal onderwijs en niet-bekostigd onderwijs meldt de leerplichtambtenaar binnen een week aan school welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving binnen 5 werkdagen contact met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

  • 4.

    Indien er daadwerkelijk sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders en leerling. De leerplichtambtenaar maakt een verslag van het gesprek. De leerplichtambtenaar verstrekt aan de ouders en de jongere op hun verzoek een kopie van het gespreksverslag. Van de gemaakte gespreksverslagen maakt de leerplichtambtenaar een notitie in het leerlingdossier.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders en de jongere en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling aan de school van zijn handelwijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling bericht de leerplichtambtenaar in ieder geval degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, ook de jongere zelf. De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. De leerplichtambtenaar sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs, af bij het verzuimloket van DUO

  • 10.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij HALT en verzoeken de jongere ter afdoening van het verzuim een leer- of werkstraf te geven. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is een melding te doen bij HALT, dan roept hij ouders en jongere op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij HALT.

  • 11.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven staat in artikel 18 van deze instructie. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • 12.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) besluiten proces-verbaal op te maken van zijn bevindingen en dit naar de officier van justitie te zenden. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.

  • 13.

    De leerplichtambtenaar is bevoegd het laten opmaken van proces-verbaal achterwege te laten en de ouders en/of de jongere een mondelinge en/of schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van:

  • -

    verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van een overtreding; en,

  • -

    een eerste overtreding bij zorgverzuim; en,

  • -

    verzuim van lichte aard, namelijk korter dan 16 uur binnen 4 aaneengeslote weken.

  • 14.

    De leerplichtambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 15.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Artikel 8 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

  • (artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf werkdagen, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt. (zie ook artikel 3 lid 7 van deze instructie)

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf werkdagen, contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Ouders worden uitgenodigd om op gesprek te komen.

  • 3.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en

8.3.2. WEB)

Artikel 9 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en

8.3.2. WEB)

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van eenleerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de administratief medewerker van Bureau CAReL ontvangen. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.Artikel 7, leden 3 tot en met 13, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan hem mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan de directeur uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

Artikel 10 Vervangende leerplicht

  • (artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

  • 2.

    Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen twintig werkdagen worden gevoerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekend indienen.

(artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

Artikel 11 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

  • (artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de leerplichtambtenaar acht op:

  • -

    de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en,

  • -

    de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

Artikel 12 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

  • (artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. De gemeente zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2.

    Indien ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet (vrijstelling vanwege lichamelijke of psychische gronden), probeert de leerplichtambtenaar te bewerkstelligen dat de aangewezen deskundige binnen zes tot acht weken de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 werkdagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 4.

    Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet (vrijstelling vanwege bezwaar tegen de richting van het onderwijs), dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste zes weken. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.

  • 5.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan toetst de leerplichtambtenaar of de bij de kennisgeving overlegde bescheiden voldoen aan de eisen van de wet. Hij/zij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij/zij toetst of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij/zij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest en of er geen school is binnen een redelijke afstand van de woning die voldoet aan de levensovertuiging van ouders en jongere.

  • 6.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij/zij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8.

    Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum hij een kennisgeving moeten indienen indien hij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet (vrijstelling vanwege schoolbezoek in het buitenland), en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overlegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft geniet.

  • 10.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, controleert de leerplichtambtenaar de schoolinschrijving van de school in het buitenland. De leerplichtambtenaar informeert de ouders over de Basis Registratie Persoonsgegens (BRP)-wetgeving (artikel 2.21). Hierin staat dat de jongere minimaal 4 maanden per jaar in Nederland moet verblijven om ingeschreven te kunnen blijven staan in de gemeente. Indien het vermoeden is dat dit niet het geval is, meldt de leerplichtambtenaar dit via het terugmeldformulier BRP aan afdeling Burgerzaken van de gemeente Velsen.

Artikel 13 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

  • (artikel 1a, artikel 1 lid 2, 1a1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in zin van de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 14 Aanwijzing deskundige

(artikel 7 Leerplichtwet)

Verzoeken tot het afgeven van verklaringen omtrent de ongeschiktheid tot toelating tot een school of instelling worden gedaan bij Trompetter en van Eerden, sociaal medische advisering. Trompetter en van Eerden geeft binnen zes tot acht weken een advies. In voorkomende gevallen kan de leerplichtambtenaar aan het college een voorstel doen tot aanwijzing van een andere arts, pedagoog of psycholoog.

Artikel 15 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)

Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. Indien ook een proces-verbaal is opgemaakt met betrekking tot de ouders, maakt de leerplichtambtenaar hiervan een aantekening op het afschrift voor de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 16 Melding aan Veilig Thuis

Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Veilig Thuis sturen met het verzoek een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan Veilig Thuis te zenden schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.

Artikel 17 Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot jongeren ten aanzien van wie hij/zij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

Artikel 18 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

  • (artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, meer dan 16 uur per 4 weken bij een jongere van 16 of 17 jaar die geen startkwalificatie heeft of niet staat ingeschreven op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling, of wanneer er sprake is van schoolgang in het buitenland.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere op om hen van de melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de gevolgen die voortkomen uit de melding ongedaan kunnen laten maken.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zet de volgende afspraken op papier en stuurt deze naar ouders en jongere:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat ( bijvoorbeeld acties van de leerplichtambtenaar, gesprek, waarschuwing, melding Zorg Advies Team enz.);

  • -

    datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

  • -

    datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden;

  • -

    voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

  • -

    evaluatiedatum (hier wordt een uiterste datum genoemd waarop wordt bekeken of ouders en/of jongere aan de voorwaarden hebben voldaan om de melding ongedaan te maken).

Artikel 19 Melding aan de Verwijsindex

n.b.: Wet op de jeugdzorg die per 1 januari 2015 vervangen wordt door de Jeugdwet. Melding in de Verwijsrisico-index staat vermeld in de nieuwe Jeugdwet H7 par 7.1.

Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek komt tot het een vermoeden dat een jongere bepaalde risico’s loopt in de ontwikkeling die de belangen van de jongere kunnen schaden, zal hij een melding doen in de Verwijsindex. Dit is geautomatiseerd vanuit het registratiesysteem, waardoor een dergelijke melding direct onderdeel uitmaakt van het dossier van de jongere. Wanneer een andere professional van dezelfde jongere een signaal afgeeft ontstaat een match. De betreffende professional(s) en de leerplichtambtenaar stemmen af over hulpverlening, zorg of bijsturing.

Artikel 20 Melding aan het vrijstellingenregister

(Wet van 11 september 2013 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht)

Met het register is het mogelijk landelijk uniform de vrijstellingen en vervangende leerplicht op individueel niveau vast te leggen. Het gaat om vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, b en c, artikel 5a en artikel 15 van de Leerplichtwet. Daarnaast gaat het om vervangende leerplicht op grond van artikel 3a en 3b.

Artikel 21 Convenant met de Inspectie van het Onderwijs bij niet voldoen aan de wettelijke bepalingen van de leerplichtwet door een school of onderwijsinstelling

(Wetswijziging Leerplichtwet d.d. 1 januari 2012, artikel 16a )

Op 24 juni 2013 zijn de gemeenten in Midden- en Zuid-Kennemerland een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de Inspectie van het Onderwijs, n.a.v. de wetswijziging ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.

  • 1.

    De leerplichtambtenaar voert voor de inspectie op eigen initiatief, op verzoek van Burgemeester en Wethouders of in overleg met de inspectie, onderzoek uit ten behoeve van het aan de inspectie opgedragen toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 door de hoofden van de scholen (artikel 16a LPW 1969)

  • 2.

    De leerplichtambtenaar doet onderzoek naar en rapporteert over de realisatie van het door het bevoegd gezag aangelegde verzuimbeleid van de school of instelling en met betrekking tot de realisatie en uitvoering van hetgeen is vermeld in artikel 2, eerste lid, tweede volzin, vierde en vijfde lid, 3a, vijfde lid, tweede volzin, 3b, tweede lid, 12,13,13a,13b, 14, eerste, tweede en derde lid, eerste volzin, 18,21,21a en 27 sub c van de Leerplichtwet 1969. De uitvoering van het onderzoek vindt plaats aan de hand van de bij de samenwerkingsovereenkomst aangehechte bijlage met de werkwijze.

  • 3.

    De inspectie neemt de rapportage van de leerplichtambtenaar in ontvangst en beoordeelt het dossier onverwijld. Indien de school/instelling niet voldoet aan de wettelijke vereisten, wordt het hoofd van de school/instelling hiervan door de inspectie op de hoogte gebracht in het kader van het handhavingstraject.

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Leerplicht

(Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, d.d. 1 juli 2013)

Artikel 22 Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Leerplicht

(Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, d.d. 1 juli 2013)

  • 1.

    De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.

  • 2.

    Stap 1: In kaart brengen van signalen. De leerplichtambtenaar brengt signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Tevens legt de leerplichtambtenaar ook de contacten over deze signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, waarbij uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De leerplichtambtenaar maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De leerplichtambtenaar vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

  • 3.

    Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar aan de leerling dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten.

  • 4.

    Betreffen de signalen kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

  • 5.

    Stap 2: Collegiale consultatie en zonodig raadplegen van Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega bij voorkeur een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling van de gemeente Velsen. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.

  • 6.

    Stap 3: Gesprek met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en ouders/verzorgers uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders/verzorgers wordt gevraagd hierop te reageren.De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zonodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de leerplichtambtenaar heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgeacties (kunnen) zijn. De leerplichtambtenaar legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier.

  • 7.

    Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders/verzorgers , en na consultatie van een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling van de gemeente Velsen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.

  • 8.

    Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden. De leerplichtambtenaar weegt af of de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kan worden door het inschakelen van de noodzakelijke hulp. De leerplichtambtenaar plaatst een melding in de verwijsindex Risicojongeren.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.

  • 10.

    Alvorens dat de leerplichtambtenaar een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling (ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders/verzorgers om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders/verzorgers te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingdossier.

  • 11.

    De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de leerplichtambtenaar of er informatie van anderen afkomstig is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingdossier.

Artikel 23 Jaarverslag leerplicht

(artikel 25 Leerplichtwet)

De leerplichtambtenaar verantwoordt het in het schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan, aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen door middel van een jaarverslag. Burgemeester en wethouders sturen het jaarverslag ter kennisname naar de gemeenteraad voor 1 oktober. Tevens doen zij jaarlijks een opgave aan de Minister van de omvang en de behandeling van het aan hen gemelde schoolverzuim.

Artikel 24 Samenwerking in de regio Midden-en Zuid-Kennemerland inzake leerplicht en RMC

  • (artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar voert vijf maal per jaar overleg met de medewerkers leerplicht van de andere gemeenten in de regio midden-en Zuid-Kennemerland en de medewerkers RMC over de uitvoering van de taken krachtens de leerplichtwet en de RMC-wetgeving. De coördinator leerplicht van het Regionaal Bureau Leerplicht “het Leerplein” neemt het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg.

  • 2.

    De deelnemers aan het overleg dragen bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de RMC-wetgeving door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:

    • -

      afspraken over het onderhouden van contacten met scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

    • -

      afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

    • -

      afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die medewerkers leerplicht uit de regio geven aan de scholen in de regio;

    • -

      afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

    • -

      afspraken over de organisatie en inhoud van het overleg met het Openbaar Ministerie.

  • 3.

    De deelnemers aan het overleg doen in het regionale overleg zonodig voorstellen over:

  • -

    de toepassing van artikel 14 van de wet (gewichtige omstandigheden);

  • -

    de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond

*van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof

*respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);

  • -

    de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in

*het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de leerplichtambtenaar).

  • 4.

    De leerplichtambtenaar pleegt overleg met de leerplichtambtenaar van de woongemeente van een jongere indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

Artikel 25 Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nodig acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. Er wordt vastgelegd welke jongeren waarheen zijn doorverwezen.

Artikel 26 Beleidsontwikkeling

  • 1.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen de gemeente, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid.

Artikel 27 Hardheidsclausule (verordening)

Het college heeft te allen tijden de bevoegdheid van zij eigen beleid af te wijken als dat beleid onevenredig nadelige gevolgen zou hebben voor een belanghebbende.

Artikel 28 Slotbepalingen

  • 1

    Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit de gemeente Velsen staan ingeschreven en aan de in bijlage 1 genoemde instellingen, door bekendmaking van dit besluit.

  • 2

    Deze instructie treedt in werking daags na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3

    De instructie wordt aangehaald als: "Instructie voor de leerplichtambtenaar van de gemeente Velsen 2014".

Bijlage 1. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

. Bureau CAReL

. Centrum voor Jeugd en Gezin

· Scholen voor primair onderwijs

· Scholen voor voortgezet onderwijs

· Scholen voor speciaal onderwijs

· Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, AOC)

. Samenwerkingsverband VO Zuid-Kennemerland

. Samenwerkingsverband VO Midden-Kennemerland

. Samenwerkingsverband Passend Onderwijs IJmond (PO)

· Openbaar Ministerie

· Rechtbank

· Halt

· Politie

· Raad voor de Kinderbescherming

. De jeugd- en gezinsbeschermers

· Veilig Thuis

· Reclassering

· Regiogemeenten

· Provincie

· Ministerie OC&W

· Ministerie van Justitie en Veiligheid

· Ministerie van Binnenlandse Zaken

· Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

· Onderwijsinspectie

· Instellingen voor jeugdhulpverlening

· Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)

· Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en vrijgevestigde psychologen

· Lokale zorginstanties

· Arbeidsinspectie

· Sociale verzekeringsbank

· Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

. UWV Werkbedrijf

· Jongerenloket/ RMC

. Alternatieve leerroutes (+VO, Frankrijk-projecten, Perspectief, Rotonde)

. Streetcornerwork

. Socius (Algemeen maatschappelijk werk, school maatschappelijk werk)

. Sociaal wijkteam

. Stichting MEE

De leerplichtambtenaar raadpleegt zo nodig de sociale kaart van de gemeente.

Toelichting op de ambtsinstructie leerplichtambtenaar

  • 1.

    Toelichting op de instructie

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp).

In de instructie wordt de aanduiding leerplichtambtenaar gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd.

De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt, zodat voor strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet noodzakelijk is.

De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

1.1 Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplichtfunctie zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaar en de administratief medewerker.

1.2 Mandaatverlening

Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks de leerplichtambtenaar mandateren. De gemandateerde leerplichtambtenaar neemt dus namens burgemeester en wethouders een beslissing. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van delegeren.

De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

  • -

    3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;

  • -

    3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar, en

  • -

    15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

1.3 Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

  • -

    artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie aangewezen model 12);

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • -

    artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zonodig met behulp van de sterke arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • -

    artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te

verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

1.4 Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn van orde.

1.5 Last onder dwangsom

In een aantal artikelen in de instructie (lid 6 en artikel 7, lid 14 van de instructie) is de bevoegdheid voor de leerplichtambtenaar opgenomen om voorstellen aan het college te doen voor het toepassen van last onder dwangsom.

Dit bestuursrechtelijke handhavinginstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.

Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de ‘klassieke’ strafrechtelijke sancties (het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.

Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijk optreden kan zo getypeerd worden:

  • -

    in het strafrecht wordt de overtreding als zodanig bestraft;

  • -

    in het bestuursrecht worden maatregelen genomen om de niet toegestane situatie ongedaan te maken of om te zorgen dat de overtreding niet voortduurt of herhaald wordt.

In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuursrechtelijke optreden naast elkaar bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe een passend instrument.

De dwangsom kan tot een hoog bedrag oplopen. Wanneer de overtreders echter niet ruim bij kas zitten, zal dit instrument niet helpen: waar niets is, is niets te halen.

Verder is het goed erop te wijzen dat in artikel 5:32, vierde lid, onder meer staat aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, het college. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. In de instructie is afgezien van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter ervan, ligt het voorlopig voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in voorkomende gevallen.

2. Artikelgewijze toelichting

2.1 Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker en jongere.

In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald:

“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

  • a.

    op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt;

  • b.

    die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [WVO] dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; en

  • c.

    die

  • 1.

    het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt; of

  • 2.

    bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.” In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.

2.2 Toelichting artikel 2

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 4 en lid 5 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.

2.3 Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de leerplichtambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen. De 3-jarigen worden al meegenomen omdat deze kinderen in de loop van het schooljaar 4 jaar worden en bij een school worden ingeschreven (zo kunnen de kinderen die nog niet worden ingeschreven eenvoudig in beeld komen). Het is uiteraard ook mogelijk om de gegevens vanaf de geboorte op te nemen, in samenhang met monitoren van onderwijsachterstanden.

Aangezien er sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, worden de jongeren tot en met de leeftijd van 22 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie. Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening opgenomen.

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.

Mutaties van in- en afschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.

Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het wenselijk om met de scholen en instellingen goede afspraken te maken over het tijdig melden van in- en afschrijvingen van niet leerplichtigen. Voor leerplichtigen is het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE instellingen) tevens verplicht om tijdig in- en afschrijvingen door te geven. Vandaar de tekst in dit artikellid over voorstellen tot aanwijzingen ten behoeve van een doelmatige uitwisseling van gegevens.

Een regionale aanpak hiervan is nodig voor voornamelijk speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en de MBO’s, omdat die veelal met een groot aantal gemeenten te maken hebben van waar hun leerlingen komen. Dit wordt grotendeels ondervangen door de invoering van het verzuimloket door de IB-groep. Vanaf 1 augustus 2009 zijn in ieder geval VO-scholen en MBO’s verplicht om verzuim via het verzuimloket te melden.

Artikel 3, lid 6, wijziging van school: de procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle uitoefent. Zonodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.

Artikel 3, lid 7 verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerling dossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de medewerkers leerplicht van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).

2.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerling dossier: uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er ‘iets mee aan de hand is’. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn. Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp). Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

  • -

    gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

  • -

    recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling);

  • -

    recht op correctie van opgenomen gegevens.

In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerling dossiers voldoen aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtadministratie. De gemeente hoeft dan niet de verwerking van persoonsgegevens van leerplichtigen te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).

2.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

Op de beslissing kan bezwaar aangetekend worden. Voor de afhandeling van bezwaarschriften wordt aangesloten bij de procedure die geldt voor de afhandeling van bezwaren tegen besluiten van het college van B&W.

Artikel 5, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: maximaal termijn van acht weken.

Artikel 5, lid 2, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.

Artikel 5, lid 3, horen van de directeur: het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.

Artikel 5, lid 5, zienswijze jongere: met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.

Artikel 5, lid 6, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de leerplichtambtenaar zijn eigen veiligheid garandeert.

Artikel 5, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts of een sociale instantie noodzakelijk.

Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen zeker niet de volgende situaties:

  • ·

    activiteiten van verenigingen, zoals scouting of voetbalkamp (zie ook bijzondere talenten);

  • ·

    vakantie buiten de vastgestelde schoolvakanties (ook in geval van speciale aanbiedingen in het laagseizoen);

  • ·

    eerder vertrekken of later arriveren vanwege verkeers(drukte);

  • ·

    familiebezoek in het buitenland;

  • ·

    het argument ‘’mijn kind is nog jong’’;

  • ·

    het argument ‘’vlak voor de vakantie wordt er toch (bijna) geen les meer gegeven’’;

  • ·

    meedoen aan tv-opnamen;

  • ·

    verlof voor een kind omdat andere kinderen van het gezin al of nog vrij zijn;

  • ·

    deelname aan sportieve of culturele evenementen.

Artikel 5, lid 9, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.

Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof bij tien dagen of minder:

  • ·

    huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: maximaal 1 dag (buiten de woonplaats maximaal 2 dagen);

  • ·

    12½- of 25-jarig huwelijksjubileum van ouders: maximaal één dag;

  • ·

    12½-, 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1dag;

  • ·

    25-, 40-, of 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1 dag

  • ·

    ernstige ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: periode in overleg met directeur;

  • ·

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: maximaal 4 dagen;

  • ·

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: maximaal 2 dagen;

  • ·

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad: maximaal 1 dag. 

  • ·

    verhuizing: maximaal één dag;  

  • ·

    naar het oordeel van de directeur belangrijke redenen met uitzondering van vakantieverlof.

De directeur neemt hierover een beslissing en laat dit de ouders, bij voorkeur schriftelijk, weten.

Artikel 4, lid 10, advies over beleid: het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10 schooldagen). Zie ook toelichting op het vorige lid.

Bovengenoemde richtlijn is conform de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt.

2.6 Toelichting artikel 6

Vervallen

2.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).

De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs geldt dat deze kennisgeving aan de IB-groep wordt gedaan (artikel 21a). In artikel 22 dat de leerplichtambtenaar “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.

In de instructie is de werkwijze voor de leerplichtambtenaar bij dit onderzoek beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijke situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.

Artikel 7, lid 3, vraagt van de leerplichtambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag.

In artikel 7, lid 9, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.

Artikel 7, lid 11, melding Sociale Verzekeringsbank: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of jongere (16 jaar of ouder) dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door een melding te doen aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie.

Artikel 7, lid 12, proces-verbaal: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid.

In artikel 7, lid 13 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én eerste overtreding, én niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.

In artikel 7, lid 14, is ook de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.

Artikel 7, lid 15, andere bron van wetenschap: het is mogelijk dat de leerplichtambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de leerplichtambtenaar dan te doen staat, en welke maatregel de leerplichtambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.

De leerplichtambtenaar kan in een individueel geval en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is.

Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

2.8 Toelichting artikel 8

Artikel 8, absoluut verzuim: bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven van een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 7 al is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.

2.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9, kennisgeving in- en afschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de leerplichtambtenaar in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het onderwijs niet meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.

In de Wet op het primair onderwijs staat niets over schorsing van leerlingen vermeld. Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: ‘wie tot het meerdere bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is’. Met andere woorden: het bevoegd gezag van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit voortgezet onderwijs.

2.10 Toelichting artikel 10

Artikel 10, vervangende leerplicht: besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld in een Multidisciplinair Overleg (MDO). In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze vervangende leerplicht.

2.11 Toelichting artikel 11

Artikel 11 vrijstelling leerplicht: op grond van dit artikel wordt de bevoegdheid om besluiten te nemen over vrijstellingen als bedoeld in artikel 15 aan de leerplichtambtenaar gemandateerd. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt toe geleid danwel kan worden toe geleid tot een startkwalificatie.

Een startkwalificatie houdt in:

  • -

    het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 6 onderscheidenlijk artikel 7 van de Wet voortgezet onderwijs;

  • -

    dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 6.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen MBO niveau 2 of hoger).

2.12 Toelichting artikel 12

Artikel 12, lid 2, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 13.

Artikel 12, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

Artikel 12, lid 6, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.

Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

Artikel 12, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 2/3 deel van een kalenderjaar domicilie in Nederland heeft.

2.13 Toelichting artikel 13

Artikel 13 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

2.14 Toelichting artikel 14

Artikel 14, aanwijzing deskundige: Ouders kunnen een beroep doen op vrijstelling van inschrijvingsplicht wegens lichamelijke of psychische gronden. Dit beroep wordt beoordeeld door een door burgemeester en wethouders te benoemen onafhankelijk arts (dus niet de behandelend arts), psycholoog of een andere academisch gevormde. Deze brengt het advies uit. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden (artikel 7 LPW 1969).

2.15 Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding aan Raad voor Kinderbescherming: artikel 22 lid 5 van de Leerplichtwet bepaalt dat alleen bij recidive een afschrift van het procesverbaal doorgezonden wordt naar de Raad voor de kinderbescherming. In het Convenant “aanpak ongeoorloofd schoolverzuim 2009 e.v.” getekend door de gemeenten in Zuid Kennemerland, Midden Kennemerland, Haarlemmermeer en Zaanstreek Waterland en de directies van HALT, Bureau Jeugdzorg (Noord- Holland en de agglomeratie Amsterdam), de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie parket Haarlem is regionaal afgesproken van bovenstaande af te wijken en altijd als er een proces verbaal wordt opgesteld een kopie te sturen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bij relatief verzuim onderneemt de leerplichtambtenaar acties naar de jongere en diens ouders. Hij stelt daarbij de school op de hoogte en verwijst zonodig, bij zorgwekkend verzuim, door naar hulpverlenende instanties. Indien deze acties geen resultaat hebben maakt de leerplichtambtenaar proces verbaal op en zendt dat aan de Officier van Justitie, tevens zendt hij een afschrift van het proces verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. De raad voor Kinderbescherming stelt dan een onderzoek in. Indien ook een proces-verbaal is opgemaakt met betrekking tot de ouders, maakt de leerplichtambtenaar hiervan een aantekening op het afschrift voor de Raad voor de Kinderbescherming.

2.16 Toelichting artikel 16

Artikel 15, melding aan Veilig Thuis: de bepaling biedt de leerplichtambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met Veilig Thuis. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.

2.17 Toelichting artikel 17

Artikel 17, melding aan Arbeidsinspectie: In voorkomende gevallen is er contact met de Arbeidsinspectie over het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).

2.18 Toelichting artikel 18

Artikel 18, meldingen aan Sociale verzekeringsbank, met de wijziging van de algemene wet Kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar een nieuw handhavinginstrument voor 16 en 17 jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar.

Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.

Dit nieuwe instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.

Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.

Schoolverzuim door een 16/17 jarige

De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.

De school meldt het schoolverzuim bij het verzuimloket van de IB-groep. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.

Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim

De leerplichtambtenaar ontvangt van het verzuimloket IBG een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt leerplicht niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt leerplicht actie.

Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht

De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) en de leerplichtige ouder dan 16 jaar op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:

a ) De ouder(s) en/of jongere werken volledig mee. De leerplichtambtenaar geeft ouder(s) en jongere de kans om alsnog het verzuim op te heffen.

b ) De ouder(s) en/of jongere werken weliswaar mee aan de afspraken, maar de leerplichtambtenaar acht het raadzaam de vinger aan de pols te houden bij het nakomen van de afspraken.

c ) De ouder(s) en/of jongere werken niet mee aan afspraken om het verzuim te beëindigen.

Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

  • §

    Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.

  • §

    Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

Melding aan de SVB

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor het speciaal onderwijs is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval. (Kamerstukken II 2008/2009, 31890, nr. 3, p.8 (MvT))

Omdat een melding bij het SVB niet het enige instrument is, dat een leerplichtambtenaar kan inzetten, wordt hieronder schematisch aangegeven in welke situatie welke instrumenten ingezet kunnen worden. Er kan gebruik gemaakt worden van meerdere instrumenten tegelijkertijd.

Route 1

Route 2

Route 3

Route 4

Route 5

Route 6

Verzuim gestopt

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

≥ 16 jaar

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ouder verwijtbaar

Nee

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Jongere verwijtbaar

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Recidive

Nee

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja / Nee

Medewerking Ouders

Ja

Onduidelijk

Nee

Onduidelijk

Nee

Ja

Medewerking Jongere

Nee

Onduidelijk

Nee

Onduidelijk

Nee

Ja

Instrument

Route 1

Route 2

Route 3

Route 4

Route 5

Route 6

Zorg

Ja

Ja

Ja

Nee

Nee

Ja

Melding SVB

nee

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Proces verbaal

Ja

Ja, als de melding SVB geen effect heeft

Ja

Ja, als de melding SVB geen effect heeft

Ja

Nee

Route 1. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het schoolverzuim, maar de jongere wel en deze weigert om mee te werken. Deze route wordt met name ingezet om de druk op de jongere te verhogen

Route 2. De ouders en de jongere zijn verwijtbaar aan het schoolverzuim. Ouders en jongere lijken mee te werken aan de gemaakte afspraken, maar komen deze uiteindelijk toch niet na

Route 3. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het schoolverzuim en weigeren mee te werken aan afspraken met school en de leerplichtambtenaar. Alle drie de instrumenten kunnen gelijktijdig worden ingezet

Route 4. Er is sprake van recidive als een jongere al eerder heeft verzuimt in een andere periode en daarop is aangesproken of al een straf heeft ontvangen. Het verzuim moet na het aanspreken of de straf minimaal 4 weken geëindigd zijn. Gaat de jongere na 4 weken of langer weer verzuimen dan is er sprake van recidive. De ouders en de jongere zijn verwijtbaar aan het schoolverzuim. Ouders en jongere lijken mee te werken aan de gemaakte afspraken, maar komen deze uiteindelijk toch niet na

Route 5. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het schoolverzuim en weigeren mee te werken aan afspraken met school en de leerplichtambtenaar en er is sprake van recidive. In deze situatie kan gelijktijdig een melding naar de SVB en een proces-verbaal worden opgemaakt.

Route 6. Bij route 6 blijft het ongeoorloofd verzuim wel voortduren maar dit kan niet aan de ouder(s) of jongere toegerekend worden. Een jongere staat bijvoorbeeld op de wachtlijst voor een school voor speciaal onderwijs. In dit geval blijft er wel zorg als instrument ingezet worden, maar geen melding naar de SVB of het opmaken van een proces-verbaal.

Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de leerplichtambtenaar de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de leerplichtambtenaar, gesprek, waarschuwing, MDO enz.);

  • -

    datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

  • -

    Datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden ( SVB werkt met kwartaaltermijnen);

  • -

    Voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de voorgenomen sancties van de melding ongedaan te maken;

  • -

    Evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar.

Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel. In dat geval kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan, kan in de bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de leerplichtambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

Melding ongedaan maken

De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

2.19 Toelichting artikel 19

Artikel 19 melding aan de verwijsindex: De verwijsindex risicojongeren is een digitaal systeem dat hulpverleners van jongeren (tot 23 jaar) bij elkaar brengt. Door de meldingen in de verwijsindex weten de hulpverleners sneller of een kind ook bekend is bij een collega hulpverlener, zodat zij sneller kunnen overleggen over de beste aanpak.

Over de jongeren worden geen gegevens in de verwijsindex gezet, alleen de BRP gegevens zijn zichtbaar.

2.20 Toelichting artikel 20

Het vrijstellingenregister heeft een aantal belangrijke voordelen:

  • -

    Met de registratie van de vrijstellingen Leerplichtwet wordt de 'witte vlek' vrijstellingen in de vsv-meetsystematiek weggewerkt. Jongeren die nu als vsv'er worden gezien terwijl ze zijn vrijgesteld, worden voortaan niet langer ten onrechte als vsv'er geteld. Het vrijstellingenregister is een onderdeel van de nieuwe meetsystematiek.

  • -

    De leerplichtambtenaar van de woongemeente waaronder de jongere valt, kan voor alle onderwijsvarianten (PO, VO en BVE) de vrijstellingen en vervangende leerplicht vastleggen in het register. Daardoor komt beter in beeld wie wel en wie niet op school zit.

  • -

    Jongeren met een vrijstelling of vervangende leerplicht die verhuizen, zijn voortaan zichtbaar voor de nieuwe gemeente.

  • -

    Voor scholen wordt zichtbaar dat een leerling een vrijstelling of vervangende leerplicht heeft.

2.21 Toelichting artikel 21

Sinds 1 januari 2012 is er een wijziging van onder meer de leerplichtwet 1969 in werking getreden. Doel van de wetswijziging is de verbetering van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.

Er is een knip gekomen in het toezicht. Het toezicht op naleving van de leerplichtwet door scholen en andere onderwijsinstellingen (een goede administratie van het verzuim) wordt belegd bij de Inspectie van het Onderwijs. Deze kan een bestuurlijke boete opleggen. Het toezicht op de naleving van de leerplichtwet door ouders en jongeren blijft bij de gemeenten liggen.

De Inspectie hanteert een risicogericht toezichtkader. Leerplichtambtenaren kunnen signalen doorgeven aan de Inspectie. Vanuit het toezicht op ouders en jongeren mogen zij de verzuimadministratie van scholen blijven inzien.

2.22 Toelichting op artikel 22

Op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wettelijk vastgesteld. Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaar.

In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Opname van dit artikel in de ambtsinstructie is verplicht gesteld in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

2.23 Toelichting artikel 23

Artikel 23, jaarverslag leerplicht. De bevoegdheid, liever nog de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25) berust bij het college. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de leerplichtambtenaar om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid. De in dit artikel genoemde datum is een wettelijke termijn.

2.24 Toelichting artikel 24

Artikel 24, samenwerking in de regio Midden-en Zuid-Kennemerland inzake leerplicht en RMC: als over regionale onderwerpen nog geen afspraken bestaan, of als uit de ervaringen blijkt dat de wel bestaande afspraken niet goed functioneren. In ieder geval vindt er vijf maal per jaar overleg plaatst.

De afstemming met het Openbaar Ministerie is ook van belang. De leerplichtambtenaren van het arrondissement Noord Holland overleggen vier keer per jaar met het Openbaar Ministerie. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn.

2.25 Toelichting artikel 25

Artikel 25, samenwerking met diensten en instellingen: In de lijst (zie bijlage 1) staan de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben.

2.26 Toelichting artikel 26

Artikel 26, beleidsontwikkeling: in het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het regionale en het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.

Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen regio voordoen in het regionale en landelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.

2.26 Toelichting artikel 26

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen zoals die in de Leerplichtwet 1969 beschreven staan, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

2.28 Toelichting artikel 28

Artikel 27, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Tevens wordt de regeling opgenomen in de regelingenbank van Velsen. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor daags na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld.