Regeling vervallen per 01-01-2023

Subsidie onderhoud en restauratie gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo

Geldend van 10-04-2014 t/m 31-12-2022

Intitulé

Subsidie onderhoud en restauratie gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ermelo;

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan het behoud van gemeentelijke monumenten op grond van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Ermelo;

gelet op artikel 2, eerste lid, artikel 3, en artikel 5, eerste lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2013;

besluiten

vast te stellen de volgende regeling:

Subsidie onderhoud en restauratie gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene subsidieverordening (Asv): de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2013

  • b.

    monument: monument dat is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 1, sub b van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Ermelo;

  • c.

    gemeentelijk monument: monument in de zin van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Ermelo;

  • d.

    onderhoud: werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden en/of toekomstig groot onderhoud en restauraties te voorkomen of te verminderen;

  • e.

    restauratie: werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument, welke het normale onderhoud te boven gaan;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo;

  • g.

    eigenaar: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van een gemeentelijk monument.

Artikel 2 Afwijkende bepalingen van de Asv

In deze subsidieregeling zijn met name afwijkende bepalingen opgenomen voor de artikelen 6, 7, 8, 14 en 15 tweede lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2013. Voor zover andere bepalingen in deze subsidieregeling afwijken van de Asv, zijn de bepalingen in deze deelverordening van toepassing.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Een eenmalige subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt voor onderhouds- en restauratiekosten van een gemeentelijk monument.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de Asv wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • 1.

    de aanvraag kosten betreffen die niet subsidiabel zijn op grond van deze subsidieregeling;

  • 2.

    de subsidiabele kosten minder bedragen dan € 750,- inclusief belastingen;

  • 3.

    de te subsidiëren werkzaamheden op grond van de verzekeringsovereenkomst gedekt zijn;

  • 4.

    de subsidiabele kosten op grond van zelfwerkzaamheid ingeval van restauratie worden gedeclareerd;

  • 5.

    de aanvraag subsidie schriftelijk bij het college ingediend wordt na 1 april van het jaar waarin de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden, tenzij blijkt dat er nog budget beschikbaar is dan geldt een uiterste indiendatum van 1 september;

  • 6.

    bij de beoordeling van de subsidie blijkt dat aan de uitvoeringsvoorschriften zoals opgenomen in de aparte Bijlage uitvoeringsvoorschriften, horend bij deze subsidieregeling, niet voldaan kan worden;

  • 7.

    met de werkzaamheden is begonnen voordat een beslissing is genomen op de aanvraag, tenzij toestemming is gegeven door het college ingeval van een bouwkundige noodzaak, zulks ter beoordeling van het college;

  • 8.

    de aanvrager op grond van een andere regeling een bijdrage is verleend, verleend kan krijgen of had kunnen krijgen;

  • 9.

    het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken;

  • 10.

    de aanvraag onjuist is en/of onvolledige gegevens bevat, zulks ter beoordeling van het college;

  • 11.

    voor hetzelfde onderdeel van het monument waarvoor subsidie is vastgesteld binnen 5 jaar een nieuwe aanvraag monumentensubsidie wordt ingediend welke te wijten is aan het onvoldoende of geen gevolg geven aan het in redelijke staat van onderhoud houden van het gemeentelijke monument of te wijten is aan slecht vakmanschap, zulks ter beoordeling van het college;

  • 12.

    de aanvrager niet in het bezit is van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het onderdeel bouw en/of monument.

Artikel 5 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar van een gemeentelijk monument.

Artikel 6 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Aanvragen voor een subsidie op grond van deze regeling dienen voor 1 april, van het jaar waarin de werkzaamheden uitgevoerd worden, worden ingediend.

  • 2. De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Indien na de afhandeling van de subsidies, die voor 1 april zijn ingediend, het vastgestelde subsidieplafond nog niet is bereikt, kunnen tussen 1 april en 1 september van het jaar waarin de werkzaamheden uitgevoerd worden, opnieuw subsidieaanvragen worden ingediend. Ook deze aanvragen worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 4. Subsidieaanvragen die zijn ingediend na 1 september worden niet eerder dan op 1 april van het volgende jaar in behandeling genomen. Het college is bevoegd aan zo'n aanvraag extra prioriteit toe te kennen.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De eigenaar van het gemeentelijk monument dient de subsidieaanvraag schriftelijk in bij het college, voordat met de uitvoering van het onderhoud/de restauratie een begin wordt gemaakt.

  • 2. Bij de subsidieaanvraag dient te worden overlegd:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten (uitgesplitst naar materieel, uren en uurloon);

    • b.

      een inspectierapport over de actuele onderhoudstoestand van de Monumentenwacht Gelderland of een actueel inspectierapport van een onafhankelijke deskundige;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van de woning/pand (schaal 1:100);

    • d.

      de naam en het adres van de aannemer(s);

    • e.

      de datum van aanvang en duur van de werkzaamheden;

    • f.

      ingeval van restauratie dient alsmede overlegd te worden een werkomschrijving (restauratieplan) en een verzekeringsovereenkomst tegen brand- en stormschade;

  • 3. Het college kan bepalen dat naast de in lid 2 genoemde bescheiden andere gegevens worden overlegd.

Artikel 8 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Onder subsidiabele onderhoudskosten worden verstaan die kosten welke worden gemaakt voor het:

    • a.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en beperkt herstel van sporen);

    • b.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen, leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

    • c.

      herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief de bijbehorende hemelwaterafvoeren;

    • d.

      het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • e.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel en/of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken;

    • f.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen, hoeken keperlood;

    • g.

      herstel van dak-/torenluiken, loopbruggen, het luiken afgazen van torens;

    • h.

      inboeten, beperkt herstel muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • i.

      natuursteen: beperkt vervangen of inboeten;

    • j.

      behandeling van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • k.

      herstel c.q. vervangen van de bestaande en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

    • l.

      buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft de buitenramen, -kozijnen en deuren, mits er een technische noodzaak bestaat;

    • m.

      uitwendig herstel van diverse bijgebouwen, zoals hooibergen, schuren, bakhuisjes, pompen, hekken, bruggen, koetshuizen, oranjerieën, theekoepels, voor zover opgenomen in de redengevende beschrijving van het monument;

    • n.

      herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas;

    • o.

      vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde;

    • p.

      het plaatsen of vervangen van achterzetbeglazing;

    • q.

      het stemmen, het verhelpen van storingen en het bijregelen van het mechaniek, alsmede incidentele werkzaamheden aan het pijpwerk van orgels;

    • r.

      het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken.

  • 2. Onder subsidiabele restauratiekosten worden verstaan:

    • a.

      Casco: kosten van herstel van het casco, dat wil zeggen de hoofdstructuur van het monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten: dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder, gewelven, mits uit cultuurhistorisch oogpunt verantwoord uitgevoerd.

      Kosten ten behoeve van het aanbrengen van een dakbeschot zijn subsidiabel waar dit niet aanwezig is en voor zover hiertoe een constructieve noodzaak bestaat. Indien de voorkeur wordt gegeven aan isolerende dakplaten kan de helft van de kosten in de meeste gevallen als subsidiabel worden aangemerkt.

      Alle in artikel 8 lid 1 sub a tot en met r van deze verordening vermelde kostensoorten die:

      • tegelijk worden uitgevoerd met een algehele restauratie respectievelijk algeheel cascoherstel en/of;

      • betrekking hebben op onderdelen die afzonderlijk of in hun gezamenlijkheid een aanzienlijk/substantieel deel van het gehele gebouw beslaan (grootonderhoud).

    • b.

      Monumentale onderdelen: herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco, zoals opgenomen in redengevende beschrijving van monument, waaronder schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds (hout, sleutelstukken, stuc), schilderingen, pleister- en schilderwerk als gevolg van restauratiewerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting, gevelonderdelen kroonlijsten, mits uit cultuurhistorisch oogpunt verantwoord uitgevoerd.

    • c.

      Casco + monumentale onderdelen: reconstructies van verdwenen of in latere tijd gewijzigde onderdelen indien deze wijzigingen afbreuk doen aan de monumentale waarde van het geheel, mits uit cultuurhistorisch oogpunt verantwoord uitgevoerd. Kosten van functieverbetering, mits uit cultuurhistorisch oogpunt verantwoord uitgevoerd.

    • d.

      Herstel van specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen.

    • e.

      Het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming of luchtbevochtigingsinstallaties.

Artikel 9 Verlening

  • 1. De eenmalige subsidie voor onderhoud/restauratie gemeentelijk monument wordt verleend en direct betaalbaar gesteld.

  • 2. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de gereedmelding van de werkzaamheden voor onderhoud/restauratie bij het college zijn ingediend.

  • 3. Het college kan na ontvangst van de gereedmelding toetsen of aan de voorwaarden en de uitvoeringsvoorschriften zoals omschreven in de Bijlage Uitvoeringsvoorschriften, is voldaan.

  • 4. De aanvrager is op verzoek van het college verplicht aan te tonen, dat de onderhouds- en restauratiewerkzaamheden zijn verricht conform de uitvoeringsvoorschriften, zoals verwoord in de Bijlage Uitvoeringsvoorschriften.

  • 5. Indien de subsidie is verleend wordt in de beschikking ook vermeld welk aandeel de provinciale subsidie bedraagt.

Artikel 10 Berekening van de subsidie

  • 1. De gemeentelijke subsidie voor de in artikel 8 lid 1 bedoelde onderhoudskosten bedraagt maximaal 25 % van het totaal van door het college subsidiabel geachte kosten met een maximum van € 2.300,00 per monument per jaar.

  • 2. De gemeentelijke subsidie voor de in artikel 8 lid 2 bedoelde restauratiekosten bedraagt maximaal 15 % van het totaal van door het college subsidiabel geachte kosten met een maximum van € 7.000,00 per monument per jaar.

  • 3. De subsidie van de provincie Gelderland wordt berekend aan de hand van de door de provincie aangegeven voorwaarden die gelden voor dat jaar.

Artikel 11 Voorwaarden

De subsidie wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    ingeval van bouwen in/aan of op een gemeentelijk monument of bij wijziging van een gemeentelijk monument in enig opzicht waarbij een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen of monument is vereist, geldt als voorwaarde dat deze onherroepelijk dient te zijn voordat het college besluit subsidie te verlenen;

  • 2.

    aan de door het college met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen wordt:

    • a.

      toegang verleend tot het gebouwde onroerend goed;

    • b.

      inzage verleend in de op de onderhouds- of restauratiewerkzaamheden betrekking hebbende bescheiden;

    • c.

      gelegenheid gegeven tot het controleren van de op het treffen van de uit te voeren werkzaamheden betrekking hebbende gegevens;

  • 3.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd conform de uitvoeringsvoorschriften, die integraal onderdeel uitmaken van deze subsidieregeling, omschreven in een aparte bijlage Uitvoeringsvoorschriften bij de Subsidieregeling onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo.

  • 4.

    de werkzaamheden mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd dan na schriftelijke toestemming van het college.

  • 5.

    De aanvrager dient binnen 6 maanden, nadat de onderhouds/restauratiewerkzaamheden zijn afgerond, een gereedmelding in bij het college.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze regeling of bijzondere voorschriften stellen.

  • 2. De Subsidieverordening monumenten 2010 gemeente Ermelo en alle voorgaande subsidieverordeningen monumenten zijn ingetrokken.

  • 3. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze subsidieregeling worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 12 lid 2 ingetrokken verordening.

  • 4. Deze regeling treedt in werking op 1 april 2014.

  • 5. Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo.

BIJLAGE 1 UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN bij de Subsidieregeling onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten gemeente Ermelo

 

1. Algemeen

  • 1.

    Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande, historisch juiste materialen en technieken te worden vervaardigd en afgewerkt.

  • 3.

    Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs- of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijvoorbeeld isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).

  • 4.

    Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers, gemeentelijke toezichthouders etc.) dienen, voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenst schriftelijk door subsidieaanvrager te worden aangetoond.

  • 5.

    Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen contact op te nemen met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

 

2. Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

  • 1.

    Gevelreiniging is niet toegestaan. Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

  • 2.

    Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.

  • 3.

    Het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan.

  • 4.

    Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen te geschieden, lettend op kleur, hardheid en afmeting. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.

  • 5.

    Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.

    • a.

      Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

    • b.

      De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte is als 1 staat tot 2.

    • c.

      Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.

    • d.

      Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.

    • e.

      Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s) ter goedkeuring te worden gemeld bij de gemeentelijke monumenteninspecteur.

  • 6.

    Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

    • a.

      Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

    • b.

      De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijn aangepast.

 

3. Timmerwerk

  • 1.

    De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

  • 2.

    De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

  • 3.

    Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk dient tweemaal in lijvige menie of grondverf te worden gezet.

  • 4.

    De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

  • 5.

    Toepassing van multiplex, kunststof, kunststofverlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel- en dakbeschietingen is niet toegestaan.

  • 6.

    Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.

 

4. Schilderwerk

  • 1.

    Nieuw schilderwerk dient ten aanzien van systeem, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste schilderwerk.

  • 2.

    Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.

  • 3.

    Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden gedaan worden (krachtens het brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.

  • 4.

    Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.

  • 5.

    Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit.

 

5. Zinkwerk, koperwerk en loodwerk

  • 1.

    Het zinkwerk dient in de dikte 1,1 mm (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek- of rekstuk te worden voorzien.

    • a.

      Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.

    • b.

      Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

    • c.

      De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 mm (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij van de muur te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 mm langer dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn. De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd. Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinden toegestaan.

  • 3.

    Toepassing van PVC is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

    • a.

      Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformuleerd.

    • b.

      Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.

  • 4.

    Koperen goten dienen volgens de methode beschreven in het info-blad "Koperen goten" van de Monumentenwacht Gelderland te worden uitgevoerd.

  • 5.

    Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m², uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

    • a.

      Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (drie cm diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

    • b.

      Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m² (NHL 20) en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (drie cm) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

    • c.

      Het lood op hoekkepers en nokken dient in minimaal 25 kg/m² (NHL 25), in meterstukken met gefelste naden te worden uitgevoerd. Op iedere felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.

  • 6.

    Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

 

6. Dakdekkerswerk: Dakpannen

  • 1.

    Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

  • 2.

    Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van oudhollandse pannen dient in samenhang met draka-venti-folie te geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen te worden toegepast.

  • 3.

    Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.

  • 4.

    De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

  • 5.

    De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.

 

7. Dakdekkerswerk: Leien

  • 1.

    Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

  • 2.

    De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvast stalen leihaken (type 316) bevestigd.

  • 3.

    De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

  • 4.

    De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

 

8. Dakdekkerswerk: Riet

  • 1.

    De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de vakfederatie rietdekkers te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.

  • 3.

    Het rietwerk dient met dun éénjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet, te worden uitgevoerd. De in de bossen aanwezige doelen dienen zo veel mogelijk te worden verwijderd.

  • 4.

    Bij het dekken van het riet dient gebruik gemaakt te worden van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 in roestvast staal; gegalvaniseerd draad hiervoor is niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn tevens toegestaan.

  • 5.

    Voor zover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 mm, h.o.h. 75 cm.

  • 6.

    Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

  • 7.

    Rietvorsten dienen in een met paarden- of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijk en historisch juiste nokafwerking.

 

9. Natuursteen

  • 1.

    Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.

  • 2.

    De te vervangen natuursteenonderdelen of -constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd.

  • 3.

    Natuursteenreiniging is niet toegestaan.

  • 4.

    Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

 

10. Diversen

  • 1.

    Het glaswerk dient in enkel glas (in stopverf gezet) en in principe zonder gebruikmaking van glaslatten te worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten aanzien van de detaillering van glaslatten wordt verwezen naar de voorschriften artikel 3.1 en 3.2.

  • 2.

    Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

  • 3.

    Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur. Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaanders is niet toegestaan.

  • 4.

    Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.

  • 5.

    De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethroïïden en conform de norm NEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimte en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.

  • 6.

    Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het gemeentebestuur.

  • 7.

    Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.

  • 8.

    Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.

 

 

Nr. 14009043