Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR377469
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR377469/29
Regeling vervallen per 07-07-2023
ALGEMEEN - Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam
Geldend van 10-06-2022 t/m 06-07-2023
Intitulé
ALGEMEEN - Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie AmsterdamHoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
-
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
- a.
gemeente: gemeente als publiekrechtelijk lichaam alsmede de gemeente als privaatrechtelijke rechtspersoon;
- b.
clusterstaf: organisatieonderdeel op clusterniveau dat rechtstreeks onder de aansturing van een stedelijk directeur valt
- c.
rve: resultaat verantwoordelijke eenheid, een organisatieonderdeel dat binnen een cluster valt en wordt aangestuurd door een directeur;
- d.
directie: onderdeel van het organisatieonderdeel Bestuur en Organisatie;
- e.
college: college van burgemeester en wethouders;
- f.
burgemeester: burgemeester als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de gemeente in en buiten rechte;
- g.
GMT: het Gemeentelijk Managementteam, bestaande uit de gemeentesecretaris, stedelijk directeuren en concerncontroller;
- h.
directeur: directeuren van een rve, stedelijk directeuren en directeuren B en O;
- i.
stedelijk directeur: directeur van een cluster, ressorterend onder de gemeentesecretaris en lid van het GMT;
- j.
concerncontroller: directeur van de Directie Middelen en Control, ressorterend onder de gemeentesecretaris en lid van het GMT;
- k.
directeur B en O: directeur van een directie van Bestuur en Organisatie, ressorterend onder de gemeentesecretaris;
- l.
stadsdeelsecretaris: directeur van een bestuurscommissieorganisatie, ressorterend onder de gemeentesecretaris, tevens secretaris van een bestuurscommissie als bedoeld in paragraaf 6 van de Verordening op de Bestuurscommissies;
- m.
directeur van een rve: directeur van een rve, ressorterend onder een stedelijk directeur;
- n.
afdelingshoofd: directeur van een afdeling, ressorterend onder een directeur, directeur of stadsdeelsecretaris;
- o.
teamleider: directeur van een team, ressorterend onder een afdelingshoofd, directeur of stadsdeelsecretaris;
- p.
budgethouder: budgethouder overeenkomstig de Budgethoudersregeling, daaronder begrepen hoofdbudgethouder en deelbudgethouder;
- q.
lead buyer: functionaris die exclusief is aangewezen om voor bepaalde overheidsopdrachten de markt te benaderen.
- a.
-
2. in dit besluit wordt verder verstaan onder:
- a.
besluit: een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, rechtspositionele beslissingen, of een beslissing op grond van het privaatrecht;
- b.
mandaat: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen;
- c.
ondermandaat: een door een gemandateerde verleend mandaat, van een aan hem gemandateerde bevoegdheid, aan een onder hem ressorterende medewerker;
- d.
volmacht: het vertegenwoordigen van de gemeente bij het in privaatrechtelijke zin aangaan van een rechtshandeling namens de rechtspersoon gemeente Amsterdam;
- e.
machtiging: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
- a.
Artikel 2 Overeenkomstige toepassing
-
1. Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging.
-
2. Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op ondermandaat en mandaatbesluiten die in specifieke gevallen worden verleend aan functionarissen werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college.
-
3. Het mandaat tot uitoefening van een bevoegdheid heeft mede betrekking op alle handelingen die binnen het kader van de uitoefening van de bevoegdheid moeten worden verricht, zoals het voeren van correspondentie, het verzoeken om (aanvullende) informatie, het vragen om of geven van advies, het verdagen van beslissingen, het verstrekken van inlichtingen en het voldoen aan publicatieverplichtingen.
Artikel 3 Ondertekening stukken van het college
Het college staat de burgemeester toe de ondertekening van stukken die van het college uitgaan, op te dragen aan de gemeentesecretaris.
Artikel 4 Algemene vereisten bij mandaat
-
1. Een krachtens dit besluit genomen primair besluit of verrichte handeling:
- a.
past binnen het bestaande beleid en binnen de wettelijke en gemeentelijke regels;
- b.
past binnen het daartoe beschikbaar gestelde budget;
- c.
past binnen het werkterrein van het betreffende organisatieonderdeel
- d.
wordt, voor zover van toepassing, voorafgegaan door:
i. een positief advies van een externe instantie;
ii. overeenstemming tussen de bij het besluit of de handeling betrokken afdelingen
- e.
richt zich, voor zover het rechtspositionele bevoegdheden betreft, op het organisatieonderdeel waar de functionaris hiërarchisch leidinggevende van is, en voor wat betreft de rechtspositionele bevoegdheden van de stedelijke directeur jegens de directeuren binnen zijn cluster, op die directeuren.
- a.
-
2. Voor zover het in mandaat genomen besluit een rechtshandeling betreft met financiële gevolgen:
- a.
dient de gemandateerde te zijn aangewezen als budgethouder bij of krachtens de Budgethoudersregeling;
- b.
overstijgt de waarde van de rechtshandeling niet het bedrag dat in het algemeen voor de betreffende functie of in het bijzonder voor de betreffende functionaris is vastgesteld bij of krachtens de Budgethoudersregeling;
- c.
geldt bij ondermandaat voor het besluiten tot het aangaan van een privaatrechtelijke rechtshandeling voorts dat er slechts bevoegdheid bestaat wanneer voor de bewuste categorie overheidsopdrachten een daartoe aangewezen lead buyer een marktpartij heeft geselecteerd conform de in bijlage 2 aan de lead buyer toebedeelde taken.
- a.
Artikel 5 Algemene beperkingen bij mandaat
In geval van strijd met bepalingen in dit besluit en de Verordening op de bestuurscommissies of de daarbij behorende bijlagen, heeft die verordening voorrang.
Hoofdstuk 2 Instructies
Artikel 6 Algemene instructie bij de uitoefening van mandaten, conform art. 10:6 Awb
Functionarissen oefenen een aan hen verleend mandaat niet uit indien sprake is van politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen. Onder politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen worden in ieder geval verstaan, onderwerpen waarbij:
- a.
hoge afbreukrisico's aanwezig zijn;
- b.
organisatieonderdeel-overstijgende belangen spelen;
- c.
uniforme besluitvorming gewenst is;
- d.
strategische belangen van het stadsbestuur in het geding zijn;
- e.
expertise nodig is die op het niveau van het betreffende organisatieonderdeel niet goed is ontwikkeld.
Hoofdstuk 3 Bevoegdheden gemeentesecretaris
Artikel 7 Algemeen mandaat aan gemeentesecretaris
-
1. De aan het college en de burgemeester toekomende bevoegdheden, genoemd in Bijlage 1 worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris.
-
2. De gemeentesecretaris is bevoegd om (onder)mandaten die bij of krachtens dit besluit door hem zijn verleend, in te trekken of aan een andere functionaris toe te bedelen. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en ter informatie aan het college gezonden, tenzij het om een concrete, individuele aangelegenheid gaat en geldt tot aan de eerstvolgende periodieke wijziging.
Hoofdstuk 4 Bevoegdheden overige functionarissen
Artikel 8 Algemeen mandaat aan directeuren, stadsdeelsecretarissen en directeuren
-
1. De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden ondergemandateerd aan de stedelijk directeuren voor hun clusterstaf, directeuren B en O voor hun directie, de directeuren voor hun rve, met uitzondering van:
- a.
de in bijlage 1 opgenomen bevoegdheden die aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden;
- b.
de in bijlage 2 opgenomen bevoegdheden die door de gemeentesecretaris rechtstreeks worden ondergemandateerd aan de daarbij genoemde functionarissen.
- a.
-
2. Het eerste lid geldt voor de stadsdeelsecretarissen alleen voor zover het de bevoegdheden betreft die betrekking hebben op medewerkers met wie de gemeente een arbeidsovereenkomst heeft, heeft gehad of zal aangaan op grond van artikel 160 Gemeentewet en die betrekking hebben op het aangaan, uitvoeren en beëindigen van arbeidsovereenkomsten en op de daarmee verband houdende rechtshandelingen, alsmede op de daarmee verband houdende verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
-
3. Voor niet in het eerste lid bedoelde functionarissen die wel leidinggeven aan een zelfstandig organisatieonderdeel dat onder verantwoordelijkheid valt van het college, kan de gemeentesecretaris lid 1 van overeenkomstige toepassing verklaren.
Artikel 9 Bijzonder mandaat voor bepaalde functionarissen
De in bijlage 4 opgenomen bevoegdheden worden door het college en de burgemeester rechtstreeks gemandateerd aan de daarbij genoemde functionarissen.
Artikel 10 Mandaat voor het beslissen op bezwaar
De bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 behelzen tevens de bevoegdheid om te beslissen op bezwaar:
- a.
tenzij het gaat om mandaat voor het nemen van primaire rechtspositionele besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht die zijn genomen en bekendgemaakt vóór 1 januari 2020, of
- b.
tenzij die bevoegdheid in bijlage 4 is uitgezonderd, en
- c.
met inachtneming van de beperkingen uit de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester).
Artikel 11 Ondermandaat aan afdelingshoofden en andere functionarissen
-
1. De aan de directeur, de directeur en de stadsdeelsecretaris krachtens dit besluit gemandateerde bevoegdheden met uitzondering van de in bijlage 3 opgenomen bevoegdheden die aan hen blijven voorbehouden, kunnen door hen worden ondergemandateerd:
- a.
aan afdelingshoofden of andere functionarissen binnen het eigen organisatieonderdeel, of
- b.
aan directeuren, directeuren en stadsdeelsecretarissen van andere organisatieonderdelen voor zover het bevoegdheden betreft die genoemd zijn opgenomen in bijlage 4, of
- c.
aan functionarissen die niet werkzaam zijn voor het organisatieonderdeel en die zijn aangewezen in de zin van artikel 7 lid 1 van de Budgethoudersregeling voor zover het de bevoegdheid betreft als bedoeld in bijlage 1, onder B en voor zover het zijn werkterrein betreft.
- a.
-
2. De aan de directeur en de stadsdeelsecretaris krachtens dit besluit gemandateerde bevoegdheden die zijn opgenomen in bijlage 5 worden ondergemandateerd aan:
- a.
de afdelingshoofden of de teamleiders binnen het eigen organisatieonderdeel;
- b.
de teammanagers van de afdelingen Jeugdgezondheidszorg en Infectieziekten van de directie GGD.’
- a.
-
3. Bij het ondermandaat kunnen kaders en beperkingen worden vastgesteld die de reikwijdte van het mandaat beperken.
Hoofdstuk 5 Vervanging
Artikel 12 Vervangingsregeling gemeentesecretaris
De gemeentesecretaris wijst in geval van diens afwezigheid een vervanger aan.
Artikel 13 Vervangingsregeling overige functionarissen
Indien een functionaris afwezig is, worden de bevoegdheden die hem zijn verleend krachtens dit besluit, uitgeoefend door zijn als zodanig aangewezen (plaats)vervanger of bij gebrek daaraan door een andere medewerker, één en ander ter beoordeling van de direct-leidinggevende van de betrokken mandaathouder.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 14 Wijze van ondertekening
-
1. Mandaat en ondermandaat op grond van dit besluit, behelst ook de ondertekening van stukken.
-
2. Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.
-
3. In geval van mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:
-
Namens de burgemeester van Amsterdam / het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
-
[handtekening]
-
[naam gemandateerde]
-
[functieaanduiding]
-
4. Wanneer alleen wordt ondertekend in mandaat, dient uit het besluit te blijken dat het besluit door het bestuursorgaan zelf is genomen: De burgemeester van Amsterdam / Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
-
ondertekend namens deze / dezen,
-
[handtekening]
-
[naam gemandateerde]
-
[functieaanduiding]
-
5. De wijze van ondertekening betreffende mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging.
-
6. Het college kan nadere regels stellen omtrent het opmaken en het ondertekenen van een document, waarin van het verleende mandaat gebruik wordt gemaakt.
Artikel 15 Beheer en wijzigingen Bevoegdhedenbesluit
Dit bevoegdhedenbesluit wordt beheerd door de directie Juridische Zaken van B en O. Wijzigingen kunnen enkel na advies en instemming van deze directie worden voorgelegd aan het college, daartoe wordt periodiek een voordracht voor een verzamelbesluit aan het college aangeboden.
Artikel 16 Intrekking vorige besluiten
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder door het college genomen besluiten waarin mandaat wordt verleend aan functionarissen werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college, ingetrokken.
Artikel 16a Overgangsbepaling
-
1. Wanneer een bevoegdheid niet op één van de bijlagen bij dit besluit staat vermeld, terwijl deze vóór 1 januari 2015 door middel van een besluit van het college was gemandateerd aan de directeur of een andere functionaris van een voormalige dienst, dan wordt deze bevoegdheid geacht na 1 januari 2015 te zijn gemandateerd aan de directeur van de rve tot wier werkterrein de betreffende bevoegdheid gerekend kan worden, voor zover de rve voor wat betreft de uitvoering van die taak als de opvolger van de voormalige dienst kan worden beschouwd.
-
2. Deze bepaling vervalt per 1 juli 2015.
Artikel 17 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Bijlage 1 Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan de gemeentesecretaris
Bijlage 1
Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan de gemeentesecretaris
A. Arbeidsrechtelijke regelingen en WOR
1.Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden:
a. de bevoegdheid in artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet te besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen in verband met aangaan, aanpassen, beëindigen en uitvoeren van arbeidsovereenkomsten van medewerkers met wie de gemeente een arbeidsovereenkomst heeft, heeft gehad of zal aangaan op grond van artikel 160 van de Gemeentewet en de daarmee verband houdende rechtshandelingen.
b. de bevoegdheid in artikel 160, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet tot het inrichten van de ambtelijke organisatie.
2. Ten aanzien van de bevoegdheden in het eerste lid worden de volgende bevoegdheden uitgezonderd:
a. het geven van de vereiste toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:669 derde , BW) of het doen van een ontbindingsverzoek (art 7.671b BW) voor leden, kandidaatleden of ex-leden van de ondernemingsraad of onderdeelcommissie in het geval dat er op grond van het Burgerlijk Wetboek geen opzegverbod geldt;
b. het nemen van een besluit tot een ingrijpende reorganisatie waarbij in ieder geval sprake is van:
- i.
een reorganisatie waarbij meer organisatie-onderdelen of meer grote onderdelen zijn betrokken en/of
- ii.
een reorganisatie met een aanzienlijk verlies aan arbeidsplaatsen en/of
- iii.
een reorganisatie die belangrijke beleidsmatige wijzigingen inhoudt en/of
- iv.
een verzelfstandiging, privatisering of uitplaatsing;
c. het besluiten tot het aangaan van een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 7:670b van het Burgerlijk Wetboek en titel 7.15 van het Burgerlijke Wetboek (vaststellingsovereenkomst), voor zover het bedrag aan extra tegemoetkomingen, uitstijgt boven € 75.000 ,- bruto;
d. Rechtshandelingen waarbij de gemeentesecretaris belanghebbende is;
e. het in individuele gevallen in het voordeel van de werknemer afwijken van de Cao Gemeenten als naar het oordeel van de werkgever toepassing ervan leidt tot onevenredig nadeel van de werknemer (artikel 1.7 Cao Gemeenten) en het toepassen van andere hardheidsclausules in arbeidsrechtelijke regelingen, zoals artikel 0.5 Cao Amsterdam, voor zover het hiermee gemoeide maximale bedrag uitstijgt boven € 75.000,- bruto;
3. Voorbehouden aan de gemeentesecretaris blijven de volgende bevoegdheden:
a. het besluiten tot het aangaan van een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 7:670b BW en titel 7.15 BW (vaststellingsovereenkomst) voor zover de extra tegemoetkoming, uitstijgt boven €35.000,- bruto;
b. het in individuele gevallen in het voordeel van de werknemer afwijken van de Cao Gemeenten en/of de Cao Amsterdam als naar het oordeel van de werkgever toepassing ervan leidt tot onevenredig nadeel van de werknemer (artikel 1.7 Cao Gemeenten en/of artikel 0.5 Cao Amsterdam), en het toepassen van eventuele andere hardheidsclausules in arbeidsrechtelijke regelingen, voor zover het hiermee gemoeide maximale bedrag niet uitstijgt boven € 75.000,- bruto;
c. het besluiten tot het onverwijld opzeggen van de arbeidsovereenkomst om een dringende reden (op staande voet) (artikel 7:677 BW);
d. het nemen van een besluit tot reorganisatie, voor zover niet voorbehouden aan het College;
e. het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen ten aanzien van stedelijke directeuren, stadsdeelsecretarissen en directeuren van B&O;
f. het ten aanzien van directeur besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen met inachtneming van:
- i.
hoofdstuk 2 Cao Gemeenten (arbeidsovereenkomst);
- ii.
hoofdstuk 3 Cao Gemeenten (salaris, salaristoeslagen en vergoedingen) en aanvullingen in hoofdstuk 3 Cao Amsterdam;
- iii.
titel 7.10, afdeling 9 BW (einde van de arbeidsovereenkomst);
- iv.
artikel 11.4 Cao Gemeenten (schorsing als ordemaatregel);
- v.
artikel 3.20 Cao Gemeenten;
g. het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen waarbij de desbetreffende stedelijk directeur, directeur of stadsdeelsecretaris of directeur B&O, belanghebbende is.
h. het nemen van besluiten die advies-, instemmings- of overeenstemmingsplichtig zijn op grond van de Wet op de Ondernemingsraden WOR en de ARBO-wetgeving, voor zover zij niet zijn voorbehouden aan het college.
B. Gemeentewet
Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
1. Het besluiten over het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen mits
a. zij geen betrekking hebben op:
- -
de oprichting van of deelneming in een rechtspersoon;
- -
het lenen of uitlenen van geld;
- -
borgstelling of garantstelling voor schulden van derden;
- -
arbeidsrechtelijke bevoegdheden anders dan gemandateerd in onderdeel A. Arbeidsrechtelijke regelingen en WOR van deze bijlage; en
b. de rechtshandeling plaatsvindt binnen en met inachtneming van de door college en raad vastgestelde beleidskaders zoals het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde werkinstructies, de Notitie 10 Wegen naar een innovatiever aanbestedingsbeleid en een professioneler opdrachtgeverschap, de Notitie Samen Inkopen, de Notitie Doelgericht op afstand 2, het Lening- en garantiebeleid van de gemeente Amsterdam en het gemeentelijk integriteitsbeleid.
2. Het in en buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente (art. 171 Gemeentewet), ter uitvoering van een gegeven mandaat.
3. De ondertekening van stukken die van het college uitgaan (art. 59a, tweede lid Gemeentewet).
4. Het nemen van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit, behalve beslaglegging (artikel 160, vierde lid van de Gemeentewet).
C. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het stellen van een termijn voor de aanvulling van een aanvraag en het beslissen omtrent het niet in behandeling nemen van een onvolledige aanvraag dan wel van een aanvraag die niet binnen de gestelde termijn is aangevuld (art. 4:5 Awb).
b. Het beslissen dat een aanvrager of derdebelanghebbende niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen (art. 4:11 Awb).
c. Het kennis geven van de verdaging van een beslissing op een aanvraag (art. 4:14 Awb).
d. In het geval van niet tijdig beslissen de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vaststellen (art. 4:18 Awb).
e. Het vaststellen van de verplichting tot betaling van een geldsom aan of door de dienst of bedrijf (bestuursrechtelijke geldschuld) (art. 4:86 Awb).
f. Het nemen van beslissingen inzake verrekening (art. 4:93 Awb).
g. Het verlenen van uitstel van betaling (art. 4:94 Awb).
h. Het verlenen van voorschotten (art. 4:95 Awb).
i. Het intrekken of wijzigen van de beschikking tot uitstel van betaling of verlenen van een voorschot (art. 4:96 Awb).
j. Het bij beschikking vaststellen van de wettelijke rente (art. 4:99 Awb).
k. Het geheel of gedeeltelijk verlenen van kwijtschelding.
l. Het aanmanen van de schuldenaar die in verzuim is (art. 4:112 Awb).
m. Het uitvaardigen van een dwangbevel om de betaling van een geldsom af te dwingen (artt. 4:114 Awb en 4:115 Awb).
n. Het beslissen tot het nemen van executiemaatregelen ter uitvoering van dwangbevelen.
o. Het aanwijzen van toezichthouders en het afgeven van legitimatiebewijzen (artt. 5:11 en 5:12 Awb).
p. Het behandelen en afdoen van klachten met inachtneming van afdeling 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
D. Wet Openbaarheid Bestuur
Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob):
a. het beslissen op verzoeken om verstrekking van informatie met betrekking tot bestuurlijke aangelegenheden (art. 6 Wob).
b. het beslissen inzake het eigener beweging verstrekken van informatie met betrekking tot bestuurlijke aangelegenheden (art. 8 Wob).
E. Algemene Verordening Gegevensbescherming
Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden en feitelijke handelingen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG):
- 1.
a.die verband houden met de uitoefening van de rechten van betrokkene als bedoeld in hoofdstuk III van de AVG (artikelen 12 tot en met 23 van de AVG);
- 2.
b.die verband houden met een melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene (artikel 34 van de AVG);
- 3.
c.die verband houden met de voorafgaande raadpleging bij de Autoriteit Persoonsgegevens (artikel 36 van de AVG).
F. Algemene Verordening Nadeelcompensatie
Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie (AVN)
a. Het beslissen op een aanvraag om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2 van de AVN onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 13 van de AVN dan wel in overeenstemming is met het concept-besluit, zoals door het Schadeloket Algemene Nadeelcompensatie is vastgesteld
b. Het verlenen van goedkeuring van de met de schadebeperkende maatregelen gemoeide kosten als bedoeld in artikel 10 van de AVN
c. Het beslissen op een aanvraag om een voorschot te verlenen als bedoeld in artikel 11 van de AVN, onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 13 van de AVN.
G. Archiefwet en aanverwanten
1. Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Archiefwet, Archiefbesluit 1995, Besluit informatiebeheer 2010 e.e.a. na overleg met en instemming van de conform art. 32, derde lid van de Archiefwet door burgemeester en wethouders benoemde functionaris (de gemeentearchivaris):
a. Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen (art. 7 Archiefwet en art. 6 Archiefbesluit).
b. Het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties (art. 8 Archiefbesluit).
c. Het vervreemden van archiefbescheiden (art. 8, eerste en tweede lid Archiefwet en artt. 7 en 8 Archiefbesluit).
d. Het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden (art. 8 Archiefbesluit).
e. Het overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (rve Stadsarchief) (art. 12, eerste lid Archiefwet en art. 9 Archiefbesluit).
f. Het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (rve Stadsarchief)(art. 13, eerste lid Archiefwet).
g. Het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (rve Stadsarchief)(art. 13, derde en vierde lid Archiefwet).
h. Het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (rve Stadsarchief)(artikel 8 Archiefbesluit).
i. Het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden (art. 8 Archiefbesluit ).
j. Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden (art. 15, eerste en tweede lid en art. 16, tweede lid Archiefwet en art. 10 Archiefbesluit).
k. De overdracht van informatie (archiefbescheiden) van een organisatieonderdeel aan een ander organisatieonderdeel. (artikel 4, onder d van het Besluit informatiebeheer 2010).
2. Gemandateerd aan de gemeentesecretaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Databankenverordening Amsterdam:
a. Het beslissen inzake verzoeken tot het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke
databanken (art. 2 Databankenverordening Amsterdam).
Bijlage 2 Bevoegdheden die rechtstreeks worden ondergemandateerd door de gemeentesecretaris
Bijlage 2
Bevoegdheden die rechtstreeks worden ondergemandateerd door de gemeentesecretaris
A. Personeelsaangelegenheden
1. Gemandateerd aan de directeur Personeel en Organisatieadvies worden de bevoegdheden te besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen ten aanzien van:
- a.
hoofdstuk 10 Cao Gemeenten (uitkeringen);
- b.
de aanvulling op artikel 3.25 Cao Gemeenten ( hoge ziektekosten)
- c.
bijlage 6b van de Cao Gemeenten (wachtgeld), met uitzondering van artikel 10:21 van bijlage 6b;
- d.
bijlage 6c van de Cao Gemeenten (bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen);
- e.
bijlage 6d bij de Cao Gemeenten (bovenwettelijke werkloosheidsuitkering bij uitbesteding);
- f.
bijlage 6e (van de Cao Gemeenten (suppletie);
- g.
protocol voor de gegevensverwerking en –verstrekking van personen die werkzaamheden verrichten voor de gemeente Amsterdam;
- h.
het ondertekenen van alle besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen waarvan de uitvoering aan de directeur directeur van de Personeel en Organisatieadvies is opgedragen.
2. Aan de stedelijke directeuren worden gemandateerd de bevoegdheden te besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen ten aanzien van directeur, uitgezonderd de bevoegdheden genoemd in bijlage 1, hoofdstuk A, punt 2, onder f.
3. Gemandateerd aan de directeur Parkeren wordt de bevoegdheid tot het op grond van artikel 5.11 Awb en artikel 142 Wetboek van Strafvordering aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar van medewerkers van Egis Parking Services B.V. die werkzaamheden verrichten inzake de heffing en invordering van parkeerbelastingen, voor zover dit uit hun arbeidsovereenkomst blijkt of als zij de functie vervullen van teamleider parkeercontroleur of parkeercontroleur-A.
B. Privaatrechtelijke rechtshandelingen
1. de directeur / directeuren van:
· de RVE Financiële Dienstverlening en (in oprichting) Inkoop;
· de RVE ICT;
· de RVE Ingenieursbureau;
· de RVE Subsidie en Inkoop, en
krijgen een mandaat voor de volgende bevoegdheden:
a. het als lead buyer nemen van gunningsbesluiten in de zin van de Aanbestedingwet 2012 in het kader van inkooptrajecten voor de aan die betreffende lead buyer door het Gemeentelijk Management Team specifiek toebedeelde inkooppakketten.
b. het als lead buyer besluiten tot het aangaan van een gemeentebrede raamovereenkomst in de zin van artikel 160 lid 1 sub e van de Gemeentewet in het kader van inkooptrajecten voor de aan die betreffende lead buyer specifiek toebedeelde inkooppakketten.
2. In het kader van uitvoering van de bevoegdheid onder 1a en 1b verricht de lead buyer de volgende feitelijke handelingen:
a. het actief of reactief vaststellen van de inkoopbehoefte van of voor de budgethouders op basis van informatie van de budgethouder of op basis van informatie uit de spendanalyse;
b. het initiëren en organiseren van inkooptrajecten en aanbestedingen met als doel een partij in de markt te selecteren, met welke partij de ambtelijk opdrachtgever exclusief voor dat specifiek toebedeelde inkooppakket verdere overeenkomsten moet sluiten;
c. het maken van werkafspraken met de budgethouders in het kader van hun opdrachtgeverschap over de uitvoering van het contractmanagement van de afgesloten contracten;
d. het monitoren van de inkoopvolumes van de aan de lead buyer toegewezen inkooppakketten en het rapporteren daarover aan de budgethouders en aan de gemeentesecretaris.
Wanneer een inkooppakket niet door het Gemeentelijk Management Team aan een lead buyer is toegewezen, voert de directeur DMC de bevoegdheid van de lead buyer uit, met inachtneming van de bevoegdheden van andere functionarissen wanneer die zijn opgenomen in Bijlage 4.
C. Meldingen inbreuk persoonsgegevens toezichthoudende autoriteit
Gemandateerd aan de Functionaris Gegevensbescherming worden de bevoegdheden en feitelijke handelingen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG):
- a.
die verband houden met de melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteit (artikel 33 van de AVG).
Bijlage 3 Bevoegdheden die blijven voorbehouden aan de directeur, de directeur en de stadsdeelsecretaris
Bevoegdheden die blijven voorbehouden aan de directeur, de directeur en de stadsdeelsecretaris
A. Personeelsaangelegenheden
Voorbehouden aan de directeur, de directeur en de stadsdeelsecretaris blijven de volgende bevoegdheden:
a. het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van hoofdstuk 2 Cao Gemeenten (arbeidsovereenkomst) in combinatie met Titel 7.10 BW (arbeidsovereenkomst);
b. het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van titel 7.10, afdeling 9, van het Burgerlijk Wetboek (einde van de arbeidsovereenkomst) voor zover die bevoegdheid niet aan de gemeentesecretaris of het college voorbehouden blijft;
c. het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen in de zin van artikel 7:670b van het Burgerlijk Wetboek en titel 7.15 van het Burgerlijk Wetboek (vaststellingsovereenkomst), voor zover die bevoegdheid niet aan de gemeentesecretaris of het college voorbehouden blijft;
d. het besluit tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van artikel 11.4 Cao Gemeenten (schorsing als ordemaatregel).
e. het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen verband houdende met a. tot en met d.
Bijlage 4 Bevoegdheden die rechtstreeks worden gemandateerd aan bepaalde functionarissen door college en burgemeester
Algemene bepalingen. 3
I Bestuur en Organisatie. 4
1. Directeur Middelen en Control4
2. Directeur Openbare Orde en Veiligheid. 4
3. Directeur Communicatie. 4
4. Directeur Juridische Zaken. 4
II. Cluster Ruimte en Economie. 6
1. Directeur Economie. 6
2. Directeur Ruimte en duurzaamheid. 6
3. Directeur Grond en Ontwikkeling. 11
4. Directeur Verkeer en openbare ruimte. 13
5. Directeur Metro en Tram.. 15
6. Directeur Zuidas. 15
7. Directeur Ingenieursbureau. 17
8. Directeur Projectmanagementbureau. 17
9. Directeur Gemeentelijk Vastgoed. 17
10. Directeur Materiaalbureau. 17
11. Directeur Parkeren. 17
12. Directeur Kunst en Cultuur18
13. Directeur Wonen. 18
III. Cluster Sociaal27
1. Directeur Inkomen. 27
2. Directeur Werk. 30
3. Directeur Participatie. 32
4. Directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg. 34
5. Directeur Sport en Bos. 41
6. Directeur GGD Amsterdam.. 41
7. Directeur Subsidies en Inkoop Sociaal42
8. Directeur Clusterstaf Sociaal43
IV. Cluster Dienstverlening en Informatie. 45
1. Directeur Dienstverlening. 45
2. Directeur Belastingen. 47
3. Directeur Stadsbank van Lening. 48
4. Directeur Monumenten en Archeologie. 48
5. Directeur Stadsarchief48
6. Directeur Basisinformatie. 49
7. Directeur Handhaving en Toezicht51
8. Directeur Onderzoek, Informatie en Statistiek. 53
9. Directeur Clusterstaf Dienstverlening en Informatie. 53
V. Cluster Bedrijfsvoering. 54
1. Directeur Personeel en Organisatieadvies. 54
2. Directeur Communicatiebureau. 54
3. Directeur Financiën. 54
4. Directeur ICT. 54
5. Directeur Facilitair Bureau. 54
6. Directeur Bureau Interim en Advies. 54
7. Directeur Juridisch Bureau. 54
8. Directeur VGA Verzekeringen. 54
VI. Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer
1. Directeur Stadswerken
2. Directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte
3. Directeur Afval en Grondstoffen
Algemene bepalingen
Vergunningverlening
1. Onder het nemen van besluiten op een aanvraag voor een vergunning, ontheffing of andere beschikking wordt ook het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan.
2. Onder het stellen van voorschriften, voorwaarden of beperkingen wordt ook het aanvullen, toevoegen, intrekken of opheffen hiervan verstaan.
3. Het nemen van besluiten als bedoeld onder 1 omvat tevens de bevoegdheid tot het heffen en innen van leges.
Subsidieverstrekking
4. De bevoegdheden tot het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie worden uitgeoefend met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Amsterdam en de bijzondere subsidieverordeningen of subsidieregelingen die behoren tot het werkterrein van de RVE.
4b.De directeur van de rve is bevoegd subsidie te verstrekken aan een instelling die, en voor ten hoogste het bedrag dat, op de begroting is vermeld, voor zover het zijn werkterrein betreft en overeenkomstig de Budgethoudersregeling.
4c.De directeur van de rve is bevoegd subsidie te verstrekken op grond van de subsidieregelingen die door het college zijn vastgesteld en die behoren tot het werkterrein van de rve, overeenkomstig de Budgethoudersregeling.
5. Onder het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie wordt zowel het verlenen als het vaststellen van subsidie verstaan alsmede het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan als mede het opleggen van verplichtingen en voorts de uitvoering van al die bepalingen in genoemde regelingen die zien op de verstrekking van subsidies.
6. Uitgezonderd hiervan zijn:
· de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels.
· het vaststellen van subsidieplafonds.
· het vaststellen van formulieren voor het indienen van een aanvraag om subsidie.
· de handelingen die, voor wat betreft de afhandeling van subsidieaanvragen, behoren tot het werkterrein van de RVE Subsidie en Inkoop
Handhaving
7. Taken op het gebied van handhaving die voortvloeien uit de uitvoering van specifieke regelgeving omvatten:
· het nemen van besluiten inzake het opleggen van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
· het vaststellen van de hoogte van de kosten van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid van de Awb.
· het nemen van besluiten inzake het toepassen van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb.
· het nemen van besluiten inzake het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:31d van de Awb.
· het nemen van besluiten omtrent het invorderen van een dwangsom als bedoeld in artikel 5:37 van de Awb.
· het nemen van besluiten omtrent het invorderen van een dwangsom, bestuurlijke boete of kosten van bestuursdwang bij dwangbevel als bedoeld in artikel 5:10, tweede lid van de Awb.
· het nemen van besluiten omtrent het nemen van executiemaatregelen ter uitvoering van de hierboven bedoelde dwangbevelen.
I Bestuur&Organisatie
1. Directeur Middelen en Control
Geen specifieke mandaten.
2. Directeur Openbare Orde en Veiligheid
Gemandateerd aan de directeur van de directie openbare orde en veiligheid wordt de volgende bevoegdheid:
a. Te besluiten of in voorkomende gevallen toestemming kan worden gegeven voor incidentele respectievelijk structurele verstrekking van politiegegevens aan derden (artikel 19 en 20 van de Wet Politiegegevens).
.
3. Directeur Communicatie
Geen specifieke mandaten.
4. Directeur Juridische Zaken
A. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur juridische zaken worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het nemen van besluiten om namens de gemeente en het college rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten (artikel 160, eerste lid onder f van de Gemeentewet).
b. Het nemen van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit (artikel 160, vierde lid van de Gemeentewet).
c. Het leggen van beslag (artikel 160, vierde lid van de Gemeentewet).
d. Het verlenen van machtigingen om de gemeente in rechte te vertegenwoordigen (artikel.171, tweede lid van de Gemeentewet).
e. Het leadbuyership met betrekking tot de inzet van advocaten en andere juridische dienstverleners ( met uitzondering van de inhuur van juridisch personeel), voor wat betreft het nemen van besluiten als bedoeld in onderdeel B van bijlage 2, onder punt 1, onderdelen a en b (artikel.160, eerste lid, onderdeel e van de Gemeentewet), waarbij:
- de feitelijke handelingen als bedoeld onder punt B.2 van die bijlage worden verricht door de directeur DMC, en
- uitvragen onder de door de directeur Juridische Zaken gesloten gemeentebrede raamovereenkomst alsmede de uitvraag voor advocaten en andere juridische dienstverleners ( met uitzondering van de inhuur van juridisch personeel) via het Juridische Loket worden aangemeld, en
- de directeur Juridische Zaken met de ambtelijk opdrachtgever afspraken maakt hoe en in welke mate in de juridische dienstverlening wordt voorzien.
B. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur juridische zaken worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van beslissingen op bezwaar inzake bevoegdheden van het college, complementair aan de bevoegdheid van individuele functionarissen, met uitzondering van het nemen van beslissingen:
1. waarvan in de voorbereiding bekend is geworden dat het organisatieonderdeel dat het primaire besluit heeft voorbereid, het oneens is met die beslissing (artikel 7:11 van de Awb);
2. op bezwaren die de gemeentesecretaris betreffen.
3. op bezwaren van ambtenaren werkzaam bij de Rekenkamer en de gemeentelijke Ombudsman tegen primaire
rechtspositionele besluiten van de directeur Rekenkamer respectievelijk de gemeentelijke Ombudsman
b. Het toetsen van de beslissingen op bezwaar die onder verantwoordelijkheid van andere functionarissen worden voorbereid en die ter besluitvorming aan het college of de burgemeester worden voorgelegd omdat sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp in de zin van artikel 5 van dit besluit (artikel 7:11 van de Awb).
c. Het geven van instructies indien er tegen een besluit bezwaar, beroep of hoger beroep wordt ingesteld (artikel 8:1, artikel 8:104, tweede lid en artikel 8:110, eerste lid van de Awb).
d. Het nemen van besluiten om tegen een besluit van een bestuursorgaan bezwaar te maken, een beslissing op bezwaar van een bestuursorgaan beroep in te stellen, een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep, of incidenteel hoger beroep in te stellen en het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen (artikel 7:1, eerste lid, artikel 8:1, artikel 8:104, eerste lid, en artikel 8:110, eerste lid, van de Awb).
e. Het verlenen van machtigingen om het college en de burgemeester te vertegenwoordigen en bij te staan in bestuursrechtelijke procedures (artikel 8:23, eerste lid en artikel 8:24, eerste lid van de Awb).
C. Regelingen bezwaar en beroep
Gemandateerd aan de directeur van de directie juridische zaken worden de volgende bevoegdheden:
a. Het geven van algemene instructies over de samenstelling van de bezwaarschriftencommissies van het college.
b. Het opdragen van de advisering in een incidenteel geval of een categorie aan een bezwaarschriftencommissie van het college die uit één persoon bestaat..
c. Het opdragen van de advisering in een incidenteel geval aan een bezwaarschriftencommissie van het college die uit één of meer externe leden bestaat.
d. Het geven van instructies over de wijze waarop beslissingen op bezwaar worden voorbereid en genomen.
D. Arbeidsrecht
Gemandateerd aan de directeur Juridische Zaken wordt de volgende bevoegdheid op grond van het arbeidsrecht:
- a.
het nemen van een beslissing naar aanleiding van het advies van de geschillencommissie in de zin van artikel 11.5 Cao Gemeenten en artikel 11.5 jo. Bijlage 1 Cao Amsterdam.
E. Overige wetgeving
Gemandateerd aan de directeur van de directie juridische zaken wordt de volgende bevoegdheid:
a. te besluiten of in voorkomende gevallen toestemming kan worden gegeven voor incidentele respectievelijk structurele verstrekking van politiegegevens aan derden (artikel 19 en 20 van de Wet Politiegegevens).
- 1.
b.te besluiten de Europese Commissie in kennis te stellen van het toekennen van steun aan projecten zoals voorgeschreven door artikel 11 van Verordening (EU) 651/2014 (PbEU 2014, L 187/1, ‘Groepsvrijstellingsverordening’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de kennisgeving en de daaraan verbonden publicatieverplichting zoals neergelegd in artikel 9 van de Groepsvrijstellingsverordening en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de kennisgeving.
- 2.
c.te besluiten tot het melden bij de Europese Commissie van een voornemen tot het invoeren van een steunmaatregel als bedoeld in artikel 108 lid 3 van het Verdrag Betreffende de Werking van de EU en artikel 2 van Verordening (EU) 2015/1589 (PbEU 2015, L 248/9, ‘Procedureverordening’) alsmede het – met inachtneming van Verordening (EG) 794/2004 (zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1589, PbEU 2015, L325/1,’Implementatieverordening) – feitelijk uitvoeren van de melding en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de melding.
- 3.
d.te besluiten tot het rapporteren over de uitvoering van een door het college of de raad aangewezen Dienst van Algemeen Belang (‘DAEB’) zoals voorgeschreven door artikel 8 en artikel 9 van Besluit 2012/21/EU (PbEU 20012, L 7/3, ‘DAEB Vrijstellingsbesluit’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de rapportageverplichting en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan het aanwijzen van een DAEB.
- 4.
e.te besluiten tot het notificeren van Amsterdamse regelgeving aan de Europese Commissie zoals voorgeschreven door artikel 15 en artikel 16 jo 39 lid 5 van Richtlijn 2006/123/EG (PbEU 2006, L 376/36, ‘Dienstenrichtlijn’) alsmede het feitelijk uitvoeren van de notificatie en het verrichten van alle overige administratieve verplichtingen die zijn verbonden aan de notificatie.
II. Cluster Ruimte en Economie
1. Directeur Economie
A. Algemene wet bestuursrecht
Voorbehouden aan de directeur Economie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van besluiten op grond van de:
i. Bijzondere subsidieverordening economische activiteiten 2009 en op deze verordening gebaseerde subsidieregelingen
ii. Het nemen van beslissingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het College ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.
B. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Economie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het optreden in externe organisaties en het uitoefenen van alle bevoegdheden en verrichten van alle taken die in de statuten van deze instellingen aan het college zijn toegekend (artikel. 160 en 171 van de Gemeentewet).
2. directeur Ruimte en duurzaamheid
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het beslissen tot het toepassen alsmede het uitvoeren van de uniforme algemene voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Awb).
b. Het reageren op initiatieven van andere gemeenten in de inspraakfase (afdeling 3.4 van de Awb).
c. Het nemen van besluiten op grond van:
1. de Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn
2. de Subsidieregeling euro 6/VI Amsterdam.
3. de Bijzondere subsidieverordening voor de aanschaf van elektrische auto's door veelrijders.
4. de Bijzondere subsidieverordening voor de realisatie van oplaadpunten buiten de openbare voor elektrische auto's.
5. de Subsidieregeling Gezonde Stad.
6. de Subsidieregeling ANMEC.
7. de Subsidieregeling ter stimulering van de Schone Rondvaart.
8. de Subsidieregeling groene daken en gevels Amsterdam 2016-2018.
9. de Subsidieregeling elektrische auto's voor zakelijk gebruik in Amsterdam.
10. de Subsidieregeling projectvoorbereiding collectieve duurzame initiatieven in Amsterdam.
11. de Subsidieregeling ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties.
12. de Subsidieregeling Projectvoorbereiding Duurzame Initiatieven.
11. de Subsidieregeling Amsterdam Aardgasloos.
B. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het geven van gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen naar aanleiding van een beleidsvoornemen (artikel 150 Gemeentewet en de Inspraakverordening 2003).
C. Wet ruimtelijke ordening
1. Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro):
a. Het voeren van (voor)overleg in het kader van de voorbereiding van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen en projectafwijkingsbesluiten met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (Wro, Besluit ruimtelijke ordening en Besluit omgevingsrecht).
b. Het kennis geven, mededelen en bekendmaken van (ontwerp) ruimtelijke besluiten, c.q. besluiten tot vaststelling van ruimtelijke besluiten en samenhangende besluiten waaronder in ieder geval begrepen structuurvisies, bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, voorbereidingsbesluiten, beheersverordeningen, exploitatieplannen en projectafwijkingsbesluiten en de daarbij behorende stukken. Hieronder worden tevens begrepen andere besluiten in geval van gecoördineerde besluitvorming als bedoeld in artikel 3.30 e.v. van de Wro (Wro, Besluit ruimtelijke ordening en Besluit omgevingsrecht).
c. Het ter inzage leggen en ter beschikbaar stellen van (ontwerp) ruimtelijke besluiten en omgevingsrechtelijke besluiten met bijbehorende stukken inclusief de kennisgeving en mededeling daarvan, waaronder in ieder geval begrepen structuurvisies, bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, voorbereidingsbesluiten, beheersverordeningen, exploitatieplannen en projectafwijkingsbesluiten alsmede omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, besluiten op grond van de Crisis- en herstelwet, hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder en andere besluiten op het gebied van omgevingsrecht. Hieronder worden tevens begrepen andere besluiten in geval van gecoördineerde besluitvorming als bedoeld in artikel 3.30 e.v. van de Wro (Wro, Besluit ruimtelijke ordening).
d. Het toezenden van de kennisgeving van het (ontwerp) bestemmingsplan c.q. vaststelling van het bestemmingsplan, wijzigingsplan en uitwerkingsplan met de bijbehorende stukken (Wro).
e. Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over grondexploitatie (artikel 6.24 van de Wro en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening).
f. Het voorbereiden en uitvoeren van het vaststellen van een afrekening van een exploitatieplan (artikel 6.20, eerste lid van de Wro).
g. Het voorbereiden van en het beslissen tot toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling (artikel 3.30, tweede en derde lid en artikel 3.31 en 3.32 van de Wro).
h. Het dragen van zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen bij of krachtens de Wro is bepaald alsmede het bekendmaken van het voornemen met betrekking tot de wijze waarop in het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan deze handhaving (artikel 7.1, tweede lid en 10.1, eerste lid van de Wro).
i. Het verslag doen (waaronder begrepen het toezenden aan) de wijze waarop in het voorafgaande jaar uitvoering is gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wro, alsmede van het gevoerde beleid bij de uitvoering van de hoofdstukken 3, 3a en 4 en de verlening van omgevingsvergunningen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c en g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 10.1, tweede lid Wro).
2. Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro):
a. Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Dit met uitzondering van het verzoek aan gedeputeerde staten om vergoeding van hogere kosten van de gemeente (afdeling 6.1 van de Wro en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening).
b. Het indienen van een subsidieaanvraag bij de Minister van Infrastructuur en Milieu (I en M), het uitvoeren van activiteiten en handelingen in het kader van de verstrekte subsidie (waaronder in ieder geval begrepen het voeren van een administratie en verslaglegging) en het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie (artikel 6.3 2.1 ev van het Besluit ruimtelijke ordening).
c. Het gehoord worden door provinciale staten respectievelijk de Minister van I en M inzake een inpassingsplan van provinciale staten of het Rijk (artikel 3.26 en 3.28 van de Wro).
d. Het verlenen van medewerking indien gedeputeerde staten respectievelijk de Minister van I en M dit vordert in het kader van de toepassing van een coordinatieregeling van de provincie of het Rijk (artikel3.33, tweede lid en 3.35, derde lid van de Wro).
e. Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een provinciale verordening alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing van de provinciale verordening en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van gedeputeerde staten (artikel 4.1, 4.1a en 4.2 van de Wro).
f. Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een algemene maatregel van bestuur inzake de ruimtelijke ordening of het omgevingsrecht alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing van een algemene maatregel van bestuur en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van de Minister van I en M of een andere Minister die het aangaat (artikel 4.3, 4.3a, 4.4 en 10.8 van de Wro).
D. Wet geluidhinder
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet geluidhinder:
a. Het indienen van een verzoek tot het vaststellen van hogere grenswaarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg alsmede het voorbereiden en uitvoeren van besluiten omtrent het vaststellen van hogere waarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg in samenhang met het besluiten omtrent een omgevingsvergunning (artikel 110a van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder).
b. Het uitvoeren van alle handelingen om een besluit tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in te schrijven in de Openbare Registers (Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder).
c. Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het voorbereiden, opstellen en uitvoeren van een besluit tot het vaststellen van een geluidszone (artikel 41, vierde lid, artikel 163, eerste lid en artikel 165, eerste lid van de Wet geluidhinder).
d. Het uitvoeren van artikel 4.24 Besluit geluidhinder, inzake het treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering aan de gevel alsmede het uitvoeren van hoofdstuk 6 Besluit geluidhinder, met betrekking tot bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners voor het treffen van maatregelen aan de gevel (artikel 4.24 en hoofdstuk 6 van het Besluit geluidhinder).
E. Wet milieubeheer
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet milieubeheer:
a. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 5, 7, 8, 10, 17, 19 en 20 en titel 12.3 gestelde regels, voor zover deze bevoegdheden zien op de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht.
b. Het dragen van zorg voor de procedure inzake milieu-effectrapportage (hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en artikel 1.11 van de Crisis- en herstelwet).
F. Wet geluidhinder
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevinsrecht (Wabo):
a. Het aanvragen van een verklaring van geen bedenking bij een ander bestuursorgaan.
G. Crisis- en herstelwet
1. Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Crisis- en herstelwet:
a. Het opstellen van een voortgangsrapportage milieugebruiksruimte ontwikkelingsgebied (artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwet).
b. Het dragen van zorg voor het uitvoeren van de maatregelen of werken (opgenomen in een bestemmingsplan) in het kader van een ontwikkelingsgebied ten behoeve van de optimalisering van de milieugebruiksruimte binnen het ontwikkelingsgebied, dan wel ter compensatie van het beslag op de milieugebruiksruimte door de in het bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 2.3, tiende lid van de Crisis- en herstelwet).
c. Het voeren van (voor)overleg bij provinciale structuurvisie inzake (boven)regionaal project met nationale betekenis (artikel 2.20, eerste lid van de Crisis- en herstelwet).
d. Het naar voren brengen van zienswijzen bij Besluit Crisis- en herstelwet (artikel 5.2a van de Crisis- en herstelwet).
2. Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Crisis- en herstelwet:
a. Het doen van een verzoek om toevoeging van gebied of project aan bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet (artikel 1.2 van de Crisis- en herstelwet).
b. Het aanmelden van een ontwikkelingsgebied als experiment (artikel 2.1 van de Crisis- en herstelwet).
c. Het aanvragen van een verklaring van geen bedenkingen in het kader van een ontwikkelingsgebied (artikel 2.3, negende lid van de Crisis- en herstelwet).
d. Het uitbrengen van een rapportage over de voortgang en de uitvoering van de maatregelen, projecten en werken (genoemd in een bestemmingsplan) in het kader van een ontwikkelingsgebied ten behoeve van de optimalisering van de milieugebruiksruimte binnen het ontwikkelingsgebied, dan wel ter compensatie van het beslag op de milieugebruiksruimte door de in het bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 2.3, tweede lid, onder e van de Crisis- en herstelwet).
e. Het aanmelden van project als een experiment (innovatie) (artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet).
f. Het vaststellen van een Projectuitvoeringsbesluiten (artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet).
g. Het voeren van (voor)overleg met betrokken bestuursorganen alsmede het instellen van een projectcommissie en het voorzitten van die commissie in het kader van een structuurvisie inzake een lokaal project met nationale betekenis (artikel 2.20 van de Crisis- en herstelwet).
H. Tracéwet
Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Tracéwet:
a. Het voorbereiden en uitvoeren van alle besluiten en handelingen die op grond van de Tracéwet aan het college zijn opgedragen (Tracéwet).
I. Wet luchtvaart en Luchthavenindelingsbesluit Schiphol
Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet luchtvaart en het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol:
a. Het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar (artikel 8.9 van de Wet luchtvaart en artikel 2.2.2, derde lid en artikel 2.2.3, derde lid van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol).
b. Het aanvragen van een ontheffing (artikel 8.12 van de Wet luchtvaart).
J. Flora- en faunawet
1. Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Flora- en faunawet:
a. Het kennis geven over het voornemen een in het besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving krachtens artikel 20 vermelde handelingen te verrichten of te doen verrichten, te verrichten voor zover het een handeling betreft die nodig is voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening of het omgevingsrecht (artikel 26 van de Flora- en faunawet).
b. Het nemen van maatregelen ter voldoening aan de zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet voor zover deze maatregelen nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 2 van de Flora- en faunawet).
2. Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Flora- en faunawet:
a. Het aanvragen van ontheffingen, vrijstellingen, toestemmingen verklaringen van geen bedenkingen, voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 26, 60, 65, 67, 68, 73, 75 en 75d van de Flora en faunawet).
b. Het opstellen en het doen van een verzoek om goedkeuring van een faunabeheerplan (artikel 30, 67 en 68 van de Flora- en faunawet).
c. Het aanvragen van een tegemoetkoming in de schade, voor zover een faunabeheerplan nodig is voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 28 en 84 van de Flora- en faunawet).
d. Het indienen van een zienswijze tegen een aanwijzigingsbesluit (artikel. 20, 21 en 75a van de Flora- en faunawet).
e. Het opstellen van een gedragscode ter concretisering van de zorgplicht op grond van de Flora- en faunawet.
K. Natuurbeschermingswet
1. Gemandateerd aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Natuurbeschermingswet:
a. Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten, beslissingen en handelingen op grond van de Natuurbeschermingswet, voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht.
b. Het dragen van zorg voor preventieve of herstelmaatregelen ter voorkomen dat bestaand gebruik de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 19c van de Natuurbeschermingswet).
c. Het toezenden van een afschrift van het plan als bedoeld in artikel 19j, tweede lid, dat met toepassing van artikel 19g (inclusief compenserende maatregelen) is vastgesteld (artikel 19, tweede lid van de Natuurbeschermingswet).
d. Het bevorderen van coördinatie (artikel 19ka van de Natuurbeschermingswet).
e. Het doen van een verzoek tot wijziging van in het programma opgenomen maatregelen (artikel 19 ki van de Natuurbeschermingswet).
f. Het dragen van zorg voor een tijdige uitvoering van de in het programma beschreven of genoemde maatregelen (artikel 19kj van de Natuurbeschermingswet).
g. Het uitvoeren van de zorgplicht in verband met de instandhouding van een beschermd natuurmonument of een Natura 2000-gebied (artikel 19l van de Natuurbeschermingswet).
2. Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Natuurbeschermingswet:
a. Het dragen van zorg voor de procedure inzake passende beoordeling (artikel 19db, 19f, 19j en 19kh van de Natuurbeschermingswet).
b. Het aanvragen van ontheffingen, vrijstellingen, toestemmingen, verklaringen van geen bedenkingen en andere besluiten voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 16, 19d, 46b, 47b en 47c van de Natuurbeschermingswet).
c. Het aanvragen van subsidie (artikel 17 van de Natuurbeschermingswet).
d. Het aanmelden van projecten in het kader van de programmatische aanpak vermindering stikstofdepositie (artikel 19kh van de Natuurbeschermingswet).
e. Het indienen van verzoeken om tegemoetkoming in de schade zover deze verband houden met bevoegdheden en taken ten aanzien van de ruimtelijke ordening en het omgevingsrecht (artikel 31 en 46b van de Natuurbeschermingswet).
L. Woningwet
Voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid worden de volgende bevoegdheden op grond van de Woningwet:
a. Het aanvragen van een ontheffing van Bouwbesluit (artikel 7 van de Woningwet).
b. Het afgeven van een verklaring van het bevoegd gezag, dat een omgevingsvergunning zal worden verleend indien ontheffing van het Bouwbesluit wordt gegeven (artikel 7, tweede lid van de Woningwet).
c. Het doen van een verzoek om toestemming om met het oog op duurzaam bouwen nadere voorschriften op te leggen ter voldoening aan de technische voorschriften omtrent bouwen, gegeven in het Bouwbesluit (artikel 7a van de Woningwet).
d. Het voorbereiden en uitvoeren van de aanwijzing van gebieden of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn (artikel 12, tweede lid Woningwet).
e. Het doen van een verzoek om toepassing van de experimentenregeling (artikel 120a van de Woningwet).
M. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken
[vervallen]
3. directeur Grond en Ontwikkeling
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van besluiten over subsidie op grond van de:
1. Bijzondere subsidieverordening stedelijke vernieuwing.
B. Gemeentewet
1. Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het aanwijzen van deskundigen van de zijde van de gemeente (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
b. Het vaststellen van de schaduwgrondwaarden en de jaarlijkse aanpassing daarvan aan de waardeontwikkeling van het geld overeenkomstig het bepaalde onder II van het besluit van het college van 9 januari 2001 gepubliceerd in het Gemeenteblad van 2001, afdeling 3, volgnummer 31 (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
c. Het berekenen van de bedragen verschuldigd wegens vooruitbetaling van de nog niet verschenen erfpachttermijnen het bepaalde onder II van het besluit van het college van 9 januari 2001 gepubliceerd in het Gemeenteblad van 2001, afdeling 3, volgnummer 31 (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
d. De vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeentelijke bedragen voor het opmaken van de notariële akte en de kosten verbonden aan de inschrijving van die akte in de openbare registers aan de erfpachter betaalbaar zullen worden gesteld (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
e. Het uitsluiten van de canonindexering overeenkomstig het bepaalde in het besluit van het college van 9 januari 2001 gepubliceerd in het Gemeenteblad van 2001, afdeling 3, volgnummer 24, dan wel de meest actuele variant daarvan (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
f. Het op verzoek van marktpartijen opnemen in erfpachtaanbiedingen van prijsindexatie op basis van de uitgangspunten neergelegd in laatstelijk vastgestelde Grondprijzenbrief (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
g. Het doen van uitgaven ten behoeve van bodemonderzoeken, bodemsaneringen en verwerking van verontreinigde grond tot een maximum van € 1.500.000,== (exclusief BTW) per project, voor zover passend binnen en ten laste van de jaarlijks vast te stellen Stelpost Bodemsanering binnen het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing- en/of het Vereveningsfonds danwel een fonds dat daarvoor in de plaats is getreden (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
h. Het ter uitvoering van het ‘Algemene voorwaarden en Reglement Grondbank Amsterdam’ vaststellen van een tarief voor de acceptatie van diverse schone en verontreinigde grondsoorten (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
i. Het koppelen van gemeentelijke grondexploitatie-projecten welke dekking vinden in het Vereveningsfonds, het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en/of het ISV, waarbij grond vrijkomt aan projecten waar grond toegepast kan worden en het bepalen van de volgorde van levering indien het voor het hergebruikproject logistiek onmogelijk is om grond van twee of meer toegewezen projecten gelijktijdig te ontvangen (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
j. De bevoegdheid om grond te vorderen welke vrijkomt tijdens de uitvoering van ruimtelijke plannen (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
k. Alle bevoegdheden op grond van het Reglement op het Food Center Amsterdam (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
l. Het beslissen of vanwege de gemeente cassatie zal worden ingesteld, danwel te beslissen dat in cassatie die tegen de gemeente is ingesteld, verweer zal worden gevoerd (artikel 160, eerste lid onder f van de Gemeentewet).
m. Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris (artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet).
n. Het verzoeken aan een bestuursorgaan om een besluit te nemen (een beschikking te geven) daaronder in ieder geval begrepen het aanvragen van een subsidie, het aanvragen van een vergunning en het aanvragen van een ontheffing (artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet).
2. Voorbehouden aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het geven van instructies inzake erfpacht met name in het belang van een ordelijke en doelmatige gang van zaken met betrekking tot het betalingsverkeer tussen de bestuurscommissies en de centrale stad, een goede administratie van erfpachten en het beheer van het stedelijk vermogen (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
b. Het vaststellen van de jaarlijkse aanpassingscoëfficiënten erfpachtcanon en schaduwgrondwaarden, de toeslagpercentages en reductiefactoren (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
c. Het vaststellen van de driemaandelijkse canonpercentages erfpacht en het afkooppercentage (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
d. Het nemen van besluiten inzake erfpachtuitgifte waarbij wordt afgeweken van de meest actuele door de Gemeenteraad aanvaarde (bandbreedtes van de) grondprijzen, ter realisering van de meest optimale grondprijs (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
e. Het maken van uitzonderingen op het beginsel van meervoudige selectie van marktpartijen voor gebiedsontwikkeling met inachtneming van het terzake geldende beleidskader (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
C. Wet bescherming persoonsgegevens
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp):
a. Het aangaan van een overeenkomst met een bewerker (artikel 14, tweede lid van de Wbp)
D. Wet ruimtelijke ordening
1. Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro):
a. Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over grondexploitatie (artikel 6.24 van de Wro en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening).
2. Voorbehouden aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro):
a. Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Dit met uitzondering van het verzoek aan gedeputeerde staten om vergoeding van hogere kosten van de gemeente (afdeling 6.1 van de Wro en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening).
E. Wet voorkeursrecht gemeenten
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten:
a. Alle bevoegdheden ter uitoefening van een gevestigd voorkeursrecht mits, indien aan de orde, voor de met de uitoefening van deze bevoegdheden gemoeide uitgaven financiële dekking aanwezig is in de vorm van een daarvoor bestemde begrotingspost of een daarvoor beschikbaar gesteld krediet (Wet voorkeursrecht gemeenten).
F Onteigeningswet
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende bevoegdheden op grond van de Onteigeningswet:
a. Het uitbrengen van biedingsbrieven (artikel 17 van de Onteigingswet).
b. De in artikel 3.12 Awb bedoelde kennisgeving en de tervisielegging van het ontwerp Koninklijk Besluit met bijbehorende stukken als bedoeld in artikel 78, lid 2 van de Onteigeningswet, alsmede de kennisgeving en tervisielegging van het Koninklijk Besluit (artikel 78, zevende lid van de Onteigeningswet).
G. Wet basisregistratie ondergrond
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling wordt de bevoegdheid tot het aanbieden van brondocumenten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter inschrijving in het register brondocumenten ondergrond als bedoeld in artikel 9 van de Wet basisregistratie ondergrond.
H. Wet milieubeheer
Gemandateerd aan de directeur Grond en Ontwikkeling worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet milieubeheer:
Het verstrekken van begeleidingsbrieven aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond artikel 10.39.
4. directeur Verkeer en openbare ruimte
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van besluiten over subsidies op grond van:
1. de Bijzondere subsidieverordening autovrije dag.
2. de Subsidieverordening fietsparkeren.
B. Wegenverkeerswet 1994
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet 1994:
a. Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft (artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994).
b. Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op alle wegen als sprake is van een grootstedelijk project of als sprake is van beheer, onderhoud vervanging en uitbreiding van assets en dit een stedelijke taak betreft of een stedelijk belang heeft (artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994).
c. Het toepassen en plaatsen van verkeerstekens en onderborden alsmede het nemen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer die niet krachtens een verkeersbesluit geschieden en wanneer er sprake is van een grootschalig project (artikel 17 Wegenverkeerswet 1994).
C. Reglement verkeersregels en verkeerstekens
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens:
a. Het verlenen van ontheffingen in situaties die stadsdeelgrensoverschrijdend zijn (artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens).
D. Wegenwet
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wegenwet:
a. Het onttrekken van wegen aan het openbaar verkeer (artikel 9 van de Wegenwet).
b. Het besluiten omtrent gevraagde medewerking aan het geven van de bestemming openbare weg aan een weg (artikel 5 van de Wegenwet).
c. Het ter inzage leggen van een afschrift van een uitspraak in beroep inzake het onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer en doen van mededeling daarvan, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft (artikel 12 van de Wegenwet).
d. Het uitvoeren van dagelijks beheer, onderhoud en gladheidsbestrijding op wegen en het uitvoeren van werkzaamheden, beide voor zover deze niet tot de taken van de bestuurscommissies behoren (artikel 15 van de Wegenwet).
e. Het ten laste van de gemeente brengen van het onderhoud van een weg en het opleggen van de verplichting tot afkoopbare jaarlijkse uitkeringen aan degene die van het (geven van) onderhoud wordt ontlast voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft (artikel 20 van de Wegenwet).
E. Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV)
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de APV:
a. Het beslissen op aanvragen voor vergunningen en het intrekken, wijzigen en verlengen van vergunningen als bedoeld in artikel 2.50A, eerste en derde lid en het vijfde lid met letter c APV conform de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019.
b. Het nemen van beslissingen in het kader van de uitvoering van de vergelijkende toets als bedoeld in artikel 2.50A, vijfde lid met de letter b APV, conform de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019.
c. Het beslissen op aanvragen voor ontheffingen als bedoeld in artikel 2.50A, negende lid van de APV, conform een door het college vastgesteld experiment als beschreven in hoofdstuk 4 van de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019.
d. Het beslissen op vergunningaanvragen voor personenvervoer, het intrekken hiervan en het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 2.51 APV en artikel 5:31 en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, conform het Uitvoeringsbeleid Alternatief Personenvervoer).
e. Het aanwijzen van wegen conform het Uitvoeringsbeleid Alternatief Personenvervoer (artikel 2.51, vierde lid APV).
F. Verordening werken in de openbare ruimte (WIOR)
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening werken in de openbare ruimte (WIOR):
a. Het beslissen op vergunningaanvragen voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte (inclusief aanhouden, intrekken en overschrijven) voor zover de openbare ruimte betrekking heeft op plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram (artikel 8, eerste lid, 9, 14, 19 en 21 van de WIOR).
G. Telecommunicatiewet
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Telecommunicatiewet:
a. Het beslissen op aanvragen om een instemmingsbesluit voor het uitvoeren van werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels, voor zover de openbare ruimte betrekking heeft op plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram (artikel 5.4, eerste lid aanhef en onder b van de Telecommunicatiewet).
H. Taxiverordening Amsterdam 2012
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Taxiverordening Amsterdam 2012:
a. Het vaststellen van het aanvraagformulier voor het indienen van een vergunningaanvraag voor een TTO (artikel 1.2, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012).
b. Het beslissen op aanvragen om een TTO-vergunning alsmede het verbinden van voorschriften aan de vergunning (artikel 1.2, 1.3, 1.4, 2.5 en 2.7 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en artikel 3, eerste en zevende lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur).
c. Het wijzigen, schorsen en intrekken van de TTO-vergunning (artikel 1.5 en 2.10 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en artikel 3, eerste lid van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur).
d. Het opleggen van sancties of maatregelen (artikel 3.2, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012).
I. Raadsbesluit Aanwijzing routes 2007 nr. 92/193
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit Aanwijzing routes vervoer gevaarlijke stoffen:
a. Het tijdelijk aanpassen en wijzigen van reeds aangewezen routes vervoer gevaarlijke stoffen bij wegwerkzaamheden.
J. Nota stedelijke infrastructuur en Beleidskader stadsregisseur stedelijke bereikbaarheid bij werk in uitvoering
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Nota stedelijke infrastructuur en het Beleidskader stadsregisseur stedelijke bereikbaarheid bij werk in uitvoering:
a. Het bepalen van tijdvakken voor het uitvoeren van werkzaamheden op de in het beleidskader aangewezen verkeersnetten (plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram, basisnet ov tram en plusnet fiets), welke tijdvakken bij de vergunningverlening ten behoeve van de werkzaamheden in acht worden genomen.
b. Het koppelen van werkzaamheden op de in het beleidskader aangewezen verkeersnetten, waardoor deze werkzaamheden niet tegelijkertijd mogen worden uitgevoerd.
K. Machinerichtlijn 2006/42/EG
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Machinerichtlijn:
a. Het vervullen van verplichtingen en formaliteiten waaronder het aanbrengen van een CE-markering als fabrikant in de zin van de Machinerichtlijn 2006/42/EG (artikel 2 onder i en j, artikel 5 lid 1 onder f en artikel 16 van de Machinerichtlijn).
L. Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Gemandateerd aan de RVE directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur:
a. Het opvragen van justitiële gegevens over een betrokkene ex artikel 1 lid 1 onder e van de Wet Bibob op basis van artikel 15 lid 1 onder b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 1 lid 1 onder a van de Wet Bibob als onderdeel van de aanvraagprocedure van een TTO vergunning.
M. Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABS):
a. het aanstellen van verkeersregelaars (artikel 56 lid 1 onder b van het BABS).
N. Regeling verkeersbrigadiers
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Regeling verkeersbrigadiers:
a. het aanstellen en vervallen verklaren van de aanstelling tot verkeersbrigadier (artikel 3 en artikel 8 van de regeling verkeersbrigadier).
O. Subsidieverordeningen Vervoerregio Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieverordening Infrastructuur, Subsidieverordening BDU Infrastructuur 2011 Stadsregio Amsterdam en de Algemene subsidieverordening Vervoerregio Amsterdam (2008):
a. Het indienen van een subsidieaanvraag en het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij de Vervoerregio Amsterdam.
P. Regeling voertuigen
Gemandateerd aan de directeur Verkeer en Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheid op grond van de Regeling voertuigen:
- a.
het verlenen van ontheffingen voor het rijden met motorvoertuigen met beperkte snelheid die niet voldoen aan de eisen uit de Regeling voertuigen ten aanzien van afmetingen en massa's (artikel 9.1 in samenhang met artikel 5.1.1, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, en artikel 5.7.6 van de Regeling voertuigen).
Q. Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening wordt de volgende bevoegdheid op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990):
het beslissen op aanvragen van ontheffingen van de milieuzones (artikel 87 van het RVV 1990)
5. directeur Metro en Tram
Gemandateerd aan de directeur Metro en Tram worden de volgende bevoegdheden op grond van:
A. Plan van aanpak leefbaarheid Noord/Zuid-lijn
Het beslissen over het nemen van de maatregelen zoals genoemd in het Plan van Aanpak Leefbaarheid Noord/Zuidlijn, dit met de beperking dat daarover positief door het projectcommissariaat van de RVE Metro en Tram dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het reglement voor het projectcommissariaat van de RVE Metro en Tram nodig is.
B. Verwerving en vervreemding onroerende zaken
Het verwerven en vervreemden van onroerende zaken in verband met de opdracht aan de RVE Metro en Tram, dit met de beperking dat daarover positief door het projectcommissariaat van de RVE Metro en Tram dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het reglement voor het projectcommissariaat van de RVE Metro en Tram nodig is.
C. Opdracht RVE Metro en Tram
Het uitoefenen van alle overige taken en bevoegdheden in het kader van de opdracht aan de RVE Metro en Tram, dit met de beperking dat daarover positief door het projectcommissariaat van de Noord/Zuid-lijn dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het reglement voor het projectcommissariaat Metro en Tram nodig is.
D. Wet lokaal spoor
a. Het verlenen, eisen, schorsen en intrekken van een vergunning voor het indienststellen van lokale spoorweginfrastructuur op grond van artikel 9, tweede lid, artikel 10, derde lid, en artikel 11 van de Wet lokaal spoor.
b. Het verlenen van de vergunning voor indienststelling van een spoorvoertuig, een gewijzigd spoorvoertuig of een type spoorvoertuig op grond van artikel 32, tweede en vijfde lid, artikel 33, derde lid, en artikel 34, eerste en zesde lid, van de Wet lokaal spoor, alsmede de bevoegdheid tot het verbieden van het gebruik van een spoorvoertuig op grond van artikel 35,tweede lid, Wet lokaal spoor.
c. Het verlenen van de vergunning de voor het op, in boven, naast of onder de lokale spoorweg uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden of het plaatsen van zaken, als bedoeld in artikel 12 van de Wet lokaal spoor.
d. Het opleggen van een last onder bestuursdwang (en daarmee ook de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom), uitsluitend en alleen ter handhaving van overtreding van verplichtingen uit de Wet lokaal spoor voor zover deze betrekking hebben op de bevoegdheden die op 14 november 2019 door het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam zijn gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
e. Het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Wet Lokaal Spoor Uitsluitend en alleen ter handhaving van overtreding van verplichtingen uit de Wet Lokaal Spoor voor zover deze betrekking hebben op de bevoegdheden die op 14 november 2019 door het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam zijn gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
E. Gemeentewet
Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris (artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet).
6. directeur Zuidas
A. Gemeentewet
1. Gemandateerd aan de directeur Zuidas worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het aanwijzen van deskundigen van de zijde van de gemeente (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
b. Het doen van uitgaven ten behoeve van bodemonderzoeken, bodemsaneringen en verwerking van verontreinigde grond tot een maximum van € 1.500.000,== (exclusief BTW) per project, voor zover passend binnen en ten laste van de jaarlijks vast te stellen Stelpost Bodemsanering binnen het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing- en/of het Vereveningsfonds danwel een fonds dat daarvoor in de plaats is getreden (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
c. De bevoegdheid om grond te vorderen welke vrijkomt tijdens de uitvoering van ruimtelijke plannen (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
d. Het voeren van grondprijsonderhandelingen binnen het door het college voor de Zuidas vastgestelde Raamwerk voor de grondprijzen dit met de beperking dat de RVE Grond en Ontwikkeling wordt geconsulteerd bij het opstellen van de erfpachtaanbieding, erfpachtbesluit en de controle van de concept-akte van uitgifte (artikel 160 en 171 van de Gemeentewet).
e. Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris (artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet).
f. De planvorming voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen grootstedelijk plangebied Zuidas.
g. De planuitvoering van de bestuurlijk voor de Zuidas vastgestelde besluiten binnen de door B&W vastgestelde kaders voor de grondexploitaties en conform het gemeentebrede aanbestedingsbeleid.Het voeren van een administratie voor grondexploitaties waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande administratieve systemen van de RVE Grond en Ontwikkeling, waardoor de Interne Controle, de (gemeentebrede) BTW aspecten en het betalingsverkeer zijn geborgd.
2. Voorbehouden aan de directeur Zuidas worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het nemen van besluiten inzake erfpachtuitgifte waarbij wordt afgeweken van de meest actuele door de Gemeenteraad aanvaarde (bandbreedtes van de) grondprijzen, ter realisering van de meest optimale grondprijs (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
b. Het maken van uitzonderingen op het beginsel van meervoudige selectie van marktpartijen voor gebiedsontwikkeling met inachtneming van het terzake geldende beleidskader (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
B. Wet voorkeursrecht gemeenten
Gemandateerd aan de directeur Zuidas worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten:
a. Alle bevoegdheden ter uitoefening van een gevestigd voorkeursrecht mits, indien aan de orde, voor de met de uitoefening van deze bevoegdheden gemoeide uitgaven financiële dekking aanwezig is in de vorm van een daarvoor bestemde begrotingspost of een daarvoor beschikbaar gesteld krediet (Wet voorkeursrecht gemeenten).
C Onteigeningswet
Gemandateerd aan de directeur Zuidas worden de volgende bevoegdheden op grond van de Onteigeningswet:
c. Het uitbrengen van biedingsbrieven (artikel 17 van de Onteigingswet).
d. De in artikel 3.12 Awb bedoelde kennisgeving en de tervisielegging van het ontwerp Koninklijk Besluit met bijbehorende stukken als bedoeld in artikel 78, lid 2 van de Onteigeningswet, alsmede de kennisgeving en tervisielegging van het Koninklijk Besluit (artikel 78, zevende lid van de Onteigeningswet).
7. directeur Ingenieursbureau
A. Wet basisregistratie ondergrond
Gemandateerd aan de directeur Ingenieursbureau wordt de bevoegdheid tot het aanbieden van brondocumenten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter inschrijving in het register brondocumenten ondergrond als bedoeld in artikel 9 van de Wet basisregistratie ondergrond.
B. Wet milieubeheer
Gemandateerd aan de directeur Ingenieursbureau worden de volgende
bevoegdheden op grond van de Wet milieubeheer:
Het verstrekken van begeleidingsbrieven aan een vervoerder en ontvanger van afvalstoffen op grond artikel 10.39.
8. directeur Projectmanagementbureau
Geen specifieke mandaten.
9. directeur Gemeentelijk Vastgoed
A. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Gemeentelijk Vastgoed worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het verhuren of op enige wijze in gebruik te geven van gemeenteeigendommen voor zover het betreft (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet):
1. roerende zaken, mits voor niet langer dan tien jaren;
2. gebouwen en gronden.
b. Het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot het in gebruik nemen of verlaten van onroerende goederen ten behoeve van de huisvesting van een gemeentelijke diensttak of bedrijf (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
c. Het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen ten behoeve van de uitvoering van het erfpachtbeheer (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
d. Het besluiten tot het geven van opdrachten in het kader van de vastgoedexploitatie, waarvoor krediet is verleend (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
e. Het besluiten tot het sluiten van overeenkomsten voor tijdelijke verhuur in de zin van artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
f. Het besluiten tot het opzeggen van de huur in het kader van planvorming (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
g. Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris (artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet).
h. Besluiten tot het afsluiten van huurovereenkomsten ten behoeve van verhuur die resulteren in een opbrengst van minder dan € 22.500,- per jaar met een duur van niet meer dan vijf jaren en voor zover niet wordt afgeweken van de normale huurprijsvaststelling (artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet).
10. directeur Materiaalbureau
Geen specifieke mandaten.
11. directeur Parkeren
A. Parkeerverordening
Gemandateerd aan de directeur Parkeren worden de volgende bevoegdheden op grond van de Parkeerverordening:
a. Het vaststellen van regels (artikel 4, eerste lid van de Parkeerverordening) aangaande:
1. de indeling in vergunninggebieden en de grenzen daarvan;
2. plafonds voor vergunningen, bewonersvergunningen en bedrijvenvergunningen;
3. plafond voor milieuparkeervergunningen;
4. de bloktijden gedurende welke parkeerbelasting wordt geheven;
5. het aanwijzen en het gebruik van overloopgebieden;
6. het maximum aantal te verlenen bewoners- en bedrijfsparkeervergunningen per adres.
b. Het vaststellen van regels (artikel 5, eerste lid van de Parkeerverordening) aangaande het verlenen van:
1. volkstuinvergunningen;
2. maatschappelijke vergunningen;
3. bezoekersvergunningen.
c. Het vaststellen van regels (artikel 5, eerste lid van de Parkeerverordening) aangaande het verlenen van de volgende vergunningen met wisselend kenteken:
1. bedrijfsvergunningen;
2. sportverenigingsvergunningen;
3. volkstuinvergunningen;
4. maatschappelijke vergunningen;
5. autodeelvergunningen;
6. belanghebbendenvergunningen.
d. Het vaststellen van regels (artikel 6, eerste lid en 24, derde lid van de Parkeerverordening) aangaande:
1. het mogelijk maken van een uitzondering op de aftrek van stallingplaatsen bij het maximum aantal te verlenen bedrijfsvergunningen;
2. een extra voorwaarde aan een bedrijfsvergunning voor een ambulante handelaar;
3. het maximum aantal sportverenigingsvergunningen per organisatie;
4. het vaststellen en beperken van het maximum aantal uren dat tegen gereduceerd tarief kan worden geparkeerd met een bezoekersvergunning;
5. het beperken van de geldigheid van een bezoekersvergunning voor een beperkt aantal bloktijden;
6. het beperken van de geldigheid van parkeervergunningen binnen een vergunninggebied naar plaats gedurende bepaalde tijden;
7. de ingangsdatum van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen;
8. het instellen van parkeerduurbeperkingen;
9. het maken van uitzonderingen op parkeerduurbeperking voor sportverenigingsvergunningen.
e. Het vaststellen van regels (artikel 6, eerste lid van de Parkeerverordening) aangaande:
1. het wijzigen van het kenteken waarvoor vergunning is verleend;
2. het wijzigen van het kenteken van vergunningen met wisselend kenteken.
f. het vaststellen van het aanvraagformulier vergunningen (artikel 8 lid 2 van de Parkeerverordening);
g. het samenstellen van de lijst hulpverlenersvergunning (artikel 15 lid 4 van de Parkeerverordening);
h. het geven van nadere regels omtrent het verlenen van het aantal milieuparkeervergunningen voor bewoners en de wijze van uitgifte (artikel 16 lid 3 van de Parkeerverordening);
i. het vaststellen van eisen voor het verlenen van een milieuparkeervergunning voor bewoners (artikel 16 lid 5 van de Parkeerverordening);
j. het geven van nadere regels omtrent het verlenen van het aantal milieuparkeervergunningen voor bedrijven en de wijze van uitgifte (artikel 17 lid 3 van de Parkeerverordening);
k. het vaststellen van eisen voor het verlenen van een milieuparkeervergunning voor bedrijven (artikel 17 lid 5 van de Parkeerverordening);
l. het vaststellen van de nadere regels aan de autodeelorganisatie te stellen voorwaarden (artikel 19 lid 3 en artikel 20 lid 2 van de Parkeerverordening);
m. het vaststellen van eisen ten behoeve van het verlenen van de stadsbrede autodeelvergunning (artikel 20 lid 3 van de Parkeerverordening);
n. het samenstellen van de lijst voor belanghebbendenvergunning (artikel 25 lid 4 van de Parkeerverordening);
o. bepalen dat een parkeervergunning geldig is in een parkeergarage en hieromtrent nadere regels stellen (artikel 28 lid 6 van de Parkeerverordening;
p. het vaststellen van nadere weigeringsgronden voor een milieuparkeervergunning voor bewoners en een milieuparkeervergunning voor bedrijven (artikel 32 lid 6 van de Parkeerverordening);
q. het verlenen van ontheffing (artikel 32 lid 7 van de Parkeerverordening)
r. het beslissen in eerste aanleg op alle aanvragen, wijzigings- en intrekkingsverzoeken voor parkeervergunningen op basis van de Parkeerverordening 2013.
B. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Parkeren worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. het door de directeur rve Parkeren in de hoedanigheid als aangewezen heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen, verlenen van ondermandaat aan medewerkers werkzaam bij Egis Parking Services BV om overeenkomstig artikel 231, lid 2 onderdelen b en c van de Gemeentewet, de daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende rechtshandelingen te verrichten als ambtenaar belast met de heffing en invordering van parkeerbelastingen voor de gemeente Amsterdam.
C. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Parkeren wordt de volgende bevoegdheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht
Het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de Subsidieregeling Langparkeren Amsterdam, waaronder begrepen het aanwijzen van parkeergarages en het aanwijzen van vergunningsgebieden.
12. directeur Kunst en Cultuur
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Kunst en Cultuur worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht:
Het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de:
Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan.
In de (bijlage bij) de gemeentebegroting opgenomen begrotingspostsubsidies ten behoeve van de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam.
13. directeur Wonen
A. Subsidieverstrekking
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden in het kader van subsidieverstrekking:
a. De bevoegdheden tot het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie worden uitgeoefend met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en de bijzondere subsidieverordeningen of subsidieregelingen die behoren tot het werkterrein van de directie Wonen, zijnde:
- Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, verhuisregelingen en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019;
- Bijzondere Subsidieverordening Basiskwaliteit Woningbouw Marktsector Amsterdam;
- Regeling Duurzame Zelfbouw;
- Subsidieregeling wonen boven winkels en bedrijven 2017.
b. Onder het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie wordt zowel het verlenen als het vaststellen van subsidie verstaan alsmede het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan als mede het opleggen van verplichtingen en voorts de uitvoering van al die bepalingen in genoemde regelingen die zien op de verstrekking van subsidies.
c. Het nemen van beslissingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op het beleidsterrein Wonen.
B. Woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad: Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020
Gemandateerd aan de directeur Wonen:
a. Het nemen van alle besluiten die gebaseerd zijn op de Huisvestingswet of de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de handhaving daarop, en alle daarmee samenhangende handelingen zoals het vragen van nadere gegevens bij een huisvestingsvergunningaanvraag, het bijhouden van inschrijvingsregisters of het vaststellen van nadere vormvereisten bij de aanvraag van urgentieverklaringen, met uitzondering van het verlenen en intrekken van vergunningen waarvoor het mandaat volgens de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam bij de dagelijkse besturen van de stadsdelen ligt.
b. Het verlenen van ondermandaat aan eigenaren of beheerders van woonruimte voor het nemen van besluiten op een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 19 van de Huisvestingswet 2014, dan wel het intrekken van het desbetreffende mandaat.
c. Het beslissen omtrent het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen nodig bij het beheer van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens.
C. Leegstandwet en Leegstandverordening
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Leegstandwet en de Leegstandverordening:
a. Het nemen van een leegstandsbeschikking (artikel 4, tweede lid van de Leegstandwet).
b. Het nemen van een besluit omtrent het voordragen van een gebruiker (artikel 5 van de Leegstandwet).
c. Het nemen van besluiten op aanvragen om een vergunning voor tijdelijke verhuur als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet en bij de verlening van deze vergunning afwijken van de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Nadere regels Amsterdam voor tijdelijke verhuur.
d. Het nemen van besluiten omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 6 van de Leegstandsverordening wegens overtreding van de artikel 3, eerste lid en 7, derde lid van de Leegstandwet).
D. Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek:
a. Het in bijzondere omstandigheden aanmerken van een bij een nieuwbouwwoning behorende parkeervoorziening als onderdeel van een nieuwbouwwoning (artikel 2, eerste lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
b. Het toestaan dat, indien sprake is van bijzondere omstandigheden, een eigenaar-bewoner opnieuw in aanmerking kan komen voor een AMH, indien aan die eigenaar-bewoner reeds eerder een AMH is verleend (artikel 2, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
c. Het verlenen van geldelijke steun aan een eigenaar-bewoner gedurende de looptijd van een hypothecaire lening (artikel 4 van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
d. Het akkoord gaan met een andere bescherming van de koper dan een garantiecertificaat (artikel 2, eerste lid, onder c van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
e. Het akkoord gaan met wijzigen leningvorm die geen nadeel of risico voor de gemeente inhoudt of kan inhouden (artikel 8, derde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
f. Het voorzien in interpretatie, wijziging of vervanging van de bij de verordening behorende bijlage 1 (bepaling toetsinkomen), met inachtneming van het doel en de strekking van de uitgangspunten voor de bepaling van het toetsinkomen en voor zover de Nationale Hypotheek- garantie tot vervanging van haar lijst met inkomenscomponenten overgaat (artikel 9, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
g. Het verzoeken aan eigenaar-bewoners om levering van inlichtingen en bewijsstukken ten behoeve van controle toetsinkomen (artikel 9, derde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
h. Het treffen van een regeling ter beëindiging van de geldelijke steun met de financier indien de bewoning wordt beëindigd (artikel 12, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
i. Het intrekken van geldelijke steun en terugvordering van een verstrekte lening indien deze op onjuiste of onvolledige gegevens is verstrekt dan wel indien er sprake is van nalatigheid inlichtingen en/of bewijsstukken te verstrekken (artikel 12, vierde lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
j. Het vaststellen model-aanvraagformulier (artikel 14 eerste lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
k. Het bepalen welke overige bescheiden nodig zijn voor de vaststelling van de geldelijke steun (artikel 16, eerste lid, onder c van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
l. Het verlenen van geldelijke steun aan een eigenaar-bewoner na hernieuwde vaststelling (artikel 16, tweede lid van de Verordening Amsterdamse Middensegment Hypotheek).
E. Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht:
a. Het verlenen van subsidie i.v.m. verhoging erfpacht (artikel 3 van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
b. Het vaststellen aanvraagformulier (artikel 8, eerste lid van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
c. Het verlenen van uitstel van indiening aanvraagformulier (artikel 8, tweede lid van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
d. Het opschorten van de betaling van subsidie bij redelijk vermoeden dat subsidie geheel of gedeeltelijk ten onrechte is toegekend (artikel 10, eerste lid van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
e. Het herzien van de toegekende subsidie (artikel 10, tweede lid van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
f. Het in voorkomende gevallen terugvorderen subsidie (artikel 10, derde lid van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
g. Het stellen van nadere regels omtrent de uitvoering van de regeling, zoals ten aanzien van de aanvraagprocedure en de uitbetaling (artikel 11 van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
h. Het nemen van beslissingen ter uitvoering van de Beleidsregel (artikel 5.6a van de Beleidsregel in het kader van de Subsidieregeling in verband met verhoging erfpacht).
F. Verordening VROM Starterslening Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam:
a. Het toekennen van een VROM Starterslening (artikel 4, eerste lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
b. Het vaststellen van de hoogte van de Starterslening (artikel 4, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
c. Het toetsen of het huishouden voldoet aan de in artikel 6 opgenomen criteria (artikel 7, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
d. Het aan de aanvrager meedelen van de beslissing (artikel 7, vierde lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
e. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een besluit tot toekenning van een VROM Starterslening als niet voldaan is aan de bij of krachtens de verordening gestelde voorschriften of bepalingen (artikel 8, eerste lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
f. Het intrekken van een besluit tot toekenning als de koopovereenkomst wordt ontbonden (artikel 8, tweede lid van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
g. Het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 10 van de Verordening VROM Starterslening Amsterdam).
G. Verordening Energieleningen Amsterdam 2012
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012:
a. Het beslissen op een aanvraag voor een energielening voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen (artikel 4, 7, 8 en 9 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
b. Het wijzigen van de “Duurzaam Bouwen Lijst Amsterdam” (artikel 5, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
c. Het beslissen over het afwijken van de isolatiewaarden genoemd onder 1 van bijlage 1 (artikel 5, vierde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
d. Het vaststellen van het toepasselijke rentepercentage (artikel 14, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
e. Het beslissen over het verlengen van de het vijfde en zesde lid. genoemde termijnen (artikel 14, zevende lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
f. Het beslissen over het geheel of gedeeltelijk intrekken van de toegekende energielening (artikel 16 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
g. Het vaststellen van nadere regels voor de uitvoering (artikel 17, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
h. Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 1, onder a, genoemde maximum aantal huurwoningen (artikel 17, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
i. Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 2, lid 2 genoemde doelgroepen (artikel 17, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
j. Het beslissen over het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 18 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
k. Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van duurzaamheidsmaatregelen die gelijkwaardig of beter zijn dan de duurzaamheidsmaatregelen opgenomen in bijlage 1 (artikel 5, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
l. Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van een monumentale karakter van een pand indien de aanvraag van de Energielening betrekking heeft op een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 8a van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
m. Het beslissen over het vergoeden van een deel of het totaal van de door de VvE aan SVn te betalen afsluitenkosten voor de lening zoals genoemd in de voorwaarden van SVn (artikel 12 lid 6 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).
H. Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 en Woningwet
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (BTIV) en de Woningwet:
Het kenbaar maken van een zienswijze ten behoeve van goedkeuring of beslissing door de bevoegde minister over:
a. Het aangaan van verbindingen (artikel 8, eerste lid aanhef en onder b, BTIV)
b. Vervreemding van een woongelegenheid, een gebouw of een andere onroerende zaak, of vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een onroerende zaak of van overdracht van de economische eigendom ervan (artikel 25, tweede lid BTIV).
c. Het voornemen feitelijk werkzaam te zijn in een gemeente in de directe nabijheid van Nederland (artikel 34, eerste lid aanhef en onder c, BTIV).
d. Het verzoek van twee of meer aan elkaar grenzende gemeenten in Nederland om de in een of meer van die gemeenten feitelijke werkzame toegelaten instellingen en samenwerkingsvennootschappen in al die gemeenten feitelijk werkzaam te laten zijn (artikel 35, eerste lid aanhef en onder c, BTIV).
e. Het verzoek om een lager percentage te bepalen dan het percentage, genoemd in artikel 48 eerste lid van de Woningwet (artikel 60, tweede lid BTIV).
f. De voorgenomen administratieve scheiding (artikel 73, eerste lid, BTIV).
g. Het verzoek dat werkzaamheden als genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Woningwet ten aanzien van een toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschape niet behoren tot de diensten van algemeen economisch belang (artikel 80, tweede lid, aanhef en onder b, BTIV).
h. De voorgenomen juridische scheiding (artikel 84, eerste lid, BTIV).
i. De voorgenomen fusie (artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b, BTIV)
j. De voorgenomen splitsing (artikel 100, tweede lid, aanhef en onder b, BTIV).
k. Het projectplan voor de aanvraag van subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden (artikel 113, tweede lid, aanhef en onder b, BTIV).
l. Het toelaten als instellingen, uitsluitend in het belang van volkshuisvesting werkzaam (artikel 19, tweede lid van de Woningwet).
m. De voor 1 juli ingediende jaarrekening, jaarverslag en volkshuisvestingsverslag over het aan die datum voorafgaande kalenderjaar (artikel 38, derde lid, Woningwet).
n. Het verstrekken van een verklaring van geen bezwaar (artikel 41, eerste lid Woningwet).
o. Het bezwaar van een andere gemeente tegen het feitelijk aldaar werkzaam zijn door de toegelaten instelling (artikel 41, vijfde lid van de Woningwet).
p. Het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 92a van de Woningwet wegens overtreding van een verbod in artikel 1b van de Woningwet.
q. Het geven van een aanwijzing in het belang van de volkshuisvesting (artikel 61d, vierde lid Woningwet).
I. Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013:
a. Het nemen van beslissingen tot handhaving van de bepalingen van de Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013.
b. Het aanwijzen van ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Verordening op de Woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2013.
J. Garantstellingen
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden inzake garantstellingen:
a. Het nemen van beslissingen inzake het aanpassen van verstrekte garanties ten behoeve van de verkrijging van eigen woningen en woonwagens, ter uitvoering van de Regeling deelneming in garanties woninggebonden subsidies, en de daaraan voorafgaande regelingen.
b. Het nemen van beslissingen inzake het verstrekken van garantstellingen ter uitvoering van de op 17 oktober 1994 gesloten Raamovereenkomst met Uitvoeringsbepalingen en de (toekomstige) aanvullingen daarop, met inachtneming van de Modelregeling gemeentegarantie voor Totaalfinancieringen van de Stichting Nationaal Restauratie Fonds.
c. Het nemen van beslissingen inzake het aanpassen van leningen van niet-winstbeogende instellingen, in het belang van de volkshuisvesting werkzaam.
d. Het nemen van beslissingen inzake het uitvoeren van de overdracht van gemeentelijke risico's van leningen en garanties aan toegelaten instellingen aan de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw alsmede het verkrijgen van borgtocht ten behoeve van leningen van toegelaten instellingen.
e. Het goedkeuren van te garanderen leningovereenkomsten als onder a, b en d bedoeld, alsmede het vervallen verklaren van daarmee verband houdende hypotheekakten.
f. Het nemen van beslissingen in het kader van uitvoeringshandelingen met betrekking tot verstrekte leningen en garanties als onder a tot en met d bedoeld.
g. Het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten met de Stichting Nationaal Restauratie Fonds ter uitvoering van de onder b genoemde Raamovereenkomst.
h. Het nemen van beslissingen tot het aanpassen of intrekken van de onder dit punt genoemde garantstellingen.
K. Verordening Stimuleringslening Wooncoöperaties Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening Stimuleringslening Wooncoöperaties Amsterdam:
a. Het besluiten op een aanvraag van een Stimuleringslening.
b. Onder het nemen van besluiten op een aanvraag wordt zowel het verlenen, vaststellen, weigeren, wijzigen of intrekken van de Stimuleringslening verstaan en voorts de uitvoering van de bepalingen in de Verordening Stimuleringslening Wooncoöperaties Amsterdam die zien op de verstrekking van de Stimuleringslening.
L. Diversen
Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden:
a. Het voorbereiden, inclusief het horen van belanghebbenden voor te nemen besluiten op bezwaarschriften in het kader van de aan de directeur Wonen gemandateerde bevoegdheden.
b. Het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten tot het verlenen, weigeren of intrekken van urgentieverklaringen aan stadsvernieuwingskandidaten, genomen door de woningcorporaties die aangesloten zijn bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en verleende huisvestingsvergunningen door deze woningcorporaties.
c. [vervallen]
d. [vervallen]
III. Cluster Sociaal
1. directeur Inkomen
A. Subsidies en voorzieningen
Gemandateerd aan de directeur Inkomen wordt de bevoegdheid tot het nemen van besluiten tot het verstrekken van subsidies en voorzieningen op het gebied van armoedebeleid en van de aanpak jeugdwerkloosheid, aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het College ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van deAlgemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.
B. Participatiewet en Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam
a. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10a, 10f, 10g, 15, 16, 17, 18, 18a, 18b, 19a, 27, 28, 31, 35, 36, 36b, 40, 41, 42, 43, 44, 44a, 45, 47c, 48, 49, 51, 52, 53a, 54, 55, 57, 58, 60, 60a, 60c, 61, 62b, 62c, 62e, 62f, 62g, 62h, 63, 64, 66, 67, 76a, 78j, 78o, 78y, en 78z van de Participatiewet.
b. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:
1. Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.
2. Maatregelenverordening Participatiewet.
3. Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam.
4. Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet.
5. Verordening WSW.
6. Verordening Participatieraad Amsterdam.
7. Amendement 2004/937 (motie Sargentini).
8. Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet.
9. Nadere regels Maatregelenverordening Participatiewet.
10. Nadere regels financiële tegemoetkoming in de meerkosten voor mensen met een chronische ziekte of beperking.
11. Beleidsregels Participatie minimakinderen.
12. Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang Amsterdam.
13. Beleidsregels vervoersvoorzieningen minima ouderen.
14. Beleidsregels Participatiewet, IOAW en IOAZ vanaf 21 januari 2015, zoals luidend
na toevoeging van de Beleidsregels voorbereidingskrediet zelfstandigen.
15. Beleidsregels Educatievoorzieningen volwassenen.
16. Beleidsregels Stadspas Amsterdam.
17. Beleidsregels volledige tegemoetkoming leges Nederlandse ID-kaart voor stadspashouders met een minimuminkomen.
18. Beleidsregels Investeringsfonds sociale firma’s Amsterdam.
19. Beleidsregels premie in het kader van het Amsterdams experiment Participatiewet.
20. Beleidsregels Re-integratieverordening vanaf 24 juli 2017.
21. Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag.
22. Beleidsregels Regeling tegemoetkoming kosten openbaar vervoer voor mantelzorgers.
23. Beleidsregels Amsterdamse Dierenhulp aan minima.
C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 18, 19, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 48, 49, 53, 54, 55 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.
DWet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 18, 19, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 48, 49, 53, 54, 55 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.
E. Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004:
1. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in de artikelen 8, 12, 16, 17, 23, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43a, 43b, 44 en 45 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. 2. Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de bevoegdheden op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.
F. Wet kinderopvang
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kinderopvang:
a. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang.
G. Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening:
a. Het opstellen van een plan alsmede het weigeren van een aanvraag (artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).
b. Het geven van inzicht (artikel 4, derde lid van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). c. Verzoek om een afkoelingsperiode (artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).
d. Het vaststellen van de identiteit van een persoon (artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).
e. Het nemen van besluiten op aanvragen om schuldhulpverlening en het beëindigen van schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het beleidsplan en de beleidsregels Schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke personen en titel III van de Faillissementswet).
H. Bankreglement Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam, Garantiefonds Microkredieten Amsterdam en het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling:
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van het Bankreglement Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA), Gemeenteblad 2009 afd. 3B nr. 45) en in verband met het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam en het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling:
a. Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van kredieten aan kredietnemers met een inkomen tot 130% van het minimumloon, een beschadigd kredietverleden of problematische schulden dan wel kredietnemers die zonder extra zekerheden geen krediet kunnen krijgen, in overeenstemming met de Wet financiering decentrale overheden (artikel 15, tweede lid van het Bankreglement GKA).
b. Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van saneringskredieten
c. Het nemen van besluiten tot het incasseren dan wel kwijtschelden van verstrekte kredieten (artikel 32 en 33 van het Bankreglement GKA).
d. Het aanbieden van budgetbeheer, budgetbegeleiding, schuldregeling en schuldhulpverlening.
e. Het opstellen van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de door de gemeentelijke kredietbank gesloten kredietovereenkomsten (artikel 24 van het Bankreglement GKA).
f. Het opstellen van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de door de gemeentelijke kredietbank gesloten overeenkomst tot schuldregeling (artikel 39 van het Bankreglement GKA).
g. Het vaststellen van een kredietvergoeding (interest) als bedoeld in (artikel 30, eerste lid van het Bankreglement GKA).
h. Het nemen van besluiten in alle gevallen waarin de Wet op het financieel toezicht of het Bankreglement van de GKA niet voorziet, (artikel 51 van het Bankreglement GKA).
i. Het beheren van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam (inkomsten en uitgaven van het fonds).
j. Het nemen van besluiten tot het verlenen van borgstellingen ten behoeve van banken voor klanten in het kader van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam.
k. Het nemen van besluiten tot het ten laste van het Garantiefonds uitbetalen van de borg
aan een bank, na uitwinning van de borgstelling door deze bank.
l. Het vorderen op klanten van de na uitwinning van de borgstelling ten laste van het fonds gekomen bedragen.
m. Het nemen van besluiten tot het begeleiden van klanten na de start van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep en de verlenging van borgstelling in het kader van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam, al dan niet in samenwerking met contractpartners.
n. Het nemen van besluiten tot het terugbetalen aan het ministerie van Economische Zaken ten behoeve van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
o. Het ten laste van het Garantiefonds Microkredieten Amsterdam vergoeden van kosten van bedrijfsadvisering en -begeleiding van contractpartners in het kader van het garantiefonds.
p. Het nemen van besluiten inzake het verstrekken van leningen vanuit het investeringsfonds sociale firma's.
I. Faillissementswet
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Faillissementswet:
a. Het afgeven van een verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke schuldsanering alsmede het aangeven welke aflossings-mogelijkheden er zijn, als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder e, van de wet
J. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:
a. Het geven van informatie respectievelijk van een verklaring betreffende het verrichten van periodieke betalingen, als bedoeld in de artikelen 475g, derde lid en 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
K. Participatiewet, WWB, IOAW, IOAZ en andere wetten
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet, de WWB, de IOAW, de IOAZ en andere wetten:
a. Het indienen van de door het college vastgestelde verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de WWB en de Participatiewet als bedoeld in artikel 77 van de WWB en de Participatiewet.
b. Het indienen van een verzoek om een aanvullende uitkering inkomensdeel als bedoeld in artikel 74 van de Participatiewet.
c. Het desgevraagd aan de minister verstrekken van inlichtingen die hij nodig heeft voor het toezicht, de statistiek, de informatievoorziening en de beleidsvorming inzake de Participatiewet, de WWB, de IOAW en de IOAZ.
d. Het indienen van verantwoordingsverslagen over de uitvoering van andere wetten, voor zover de uitvoering hiervan binnen het werkterrein valt van de RVE Inkomen.
L. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het vormgeven van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Re-integratieverordening Participatiewet, de Verordening op de cliëntenparticipatie en de Verordening WSW (artikel 160, eerste lid onder e van de wet)
b. Het nemen van besluiten over geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen zoals kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade
(artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
c. Het doen van aangifte van een misdrijf, als bedoeld in artikel 66 van de Participatiewet, artikel 66 WWB, artikel 47 IOAW, artikel 47 IOAZ. (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
d. Het verlenen van ondermachtiging aan notarissen en medewerkers van een notariskantoor ten behoeve van het passeren van notariële akten (artikel 171, tweede lid van de wet)
e. Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl)
f. Het doen leggen en opheffen van conservatoir beslag (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
g. Het aangaan van overeenkomsten voor budgetbeheer (artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet).
2. directeur Werk
A. Subsidies en voorzieningen
1. Gemandateerd aan de directeur Werk wordt de bevoegdheid tot het nemen van besluiten tot het verstrekken van subsidies en voorzieningen op het gebied van de aanpak jeugdwerkloosheid, aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.
2. Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling ESF 2014-2020:
a. Het aangaan van overeenkomsten.
b. Aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot re-integratietrajecten en andere in artikel 4, eerste lid, sub a, van de subsidieregeling genoemde onderwerpen en het indienen van einddeclaraties.
c. Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies ten behoeve van derden.
3. Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling AMIF:
a. Het aangaan van overeenkomsten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie.
b. Het aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot projecten op het gebied van integratie migranten en het indienen van einddeclaraties.
c. Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies.
B. Participatiewet en Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam:
a. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10b, 10c, 10d, 10f, 10g, 17, 18, 18a, 44a, 47c, 53a, 54, 55, 63, 67 en 78z van de Participatiewet
b. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:
1. Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.
2. Maatregelenverordening Participatiewet.
3. Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam.
4. Verordening WSW.
5. Verordening op de Cliëntenparticipatie.
6. Amendement 2004/937 (motie Sargentini).
7. Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet.
8. Nadere regels Maatregelenverordening Participatiewet.
C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en34 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.
D. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.
E. Wet kinderopvang
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kinderopvang:
a. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang.
F. Wet sociale werkvoorziening
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond
a. de Wet sociale werkvoorziening (WSW), waaronder het nemen van besluiten over subsidies op grond van de WSW :
a. Het nemen van besluiten die op grond van de wet aan het college zijn toebedeeld met uitzondering van de verrekening van de WSW-subsidie met andere gemeenten waar SW-werknemers wonen en met gemeenten waar Amsterdamse SW-geïndiceerden werken.
G. Faillissementswet
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Faillissementswet:
a. Het afgeven van een verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke schuldsanering alsmede het aangeven welke aflossings-mogelijkheden er zijn, als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder e, van de wet
H. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:
a. Het geven van informatie respectievelijk van een verklaring betreffende het verrichten van periodieke betalingen, als bedoeld in de artikelen 475g, derde lid en 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
I. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het aangaan en beëindigen van dienstbetrekkingen als bedoeld in de artikelen 1, derde lid en 2, eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening en daarmee samenhangende rechtshandelingen als bedoeld in boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 160, eerste lid, onder e van de wet).
b. Het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:610 BW met personen uit de doelgroep van de Participatiewet en het verrichten van (andere) daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende (rechts)handelingen krachtens de Participatiewet, de Re-integratieverordening Participatiewet en de nadere regels Participatiewet (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
c. Het verrichten van alle rechtshandelingen voortvloeiend uit of samenhangend met de arbeidsovereenkomsten voor personen met een Wiw-dienstverband op 31 december 2003, als bedoeld in artikel 78d, tweede lid Participatiewet (artikel 160, eertse lid onder e van de wet).
d. Het vormgeven van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Re-integratieverordening Participatiewet, de Verordening op de cliëntenparticipatie en de Verordening WSW (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
e. Het nemen van besluiten over geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen zoals kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade
(artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
f. Het doen van aangifte van een misdrijf, als bedoeld in artikel 66 van de Participatiewet, artikel 66 WWB, artikel 47 IOAW, artikel 47 IOAZ. (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
g. Het verlenen van ondermachtiging aan notarissen en medewerkers van een notariskantoor ten behoeve van het passeren van notariële akten (artikel 171, tweede lid van de wet).
h. Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl).
i Het doen leggen en opheffen van conservatoir beslag (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
3. directeur Participatie
A. Subsidies en voorzieningen
1. Gemandateerd aan de directeur Participatie wordt de bevoegdheid tot het nemen van besluiten tot het verstrekken van subsidies en voorzieningen op het gebied van inburgering en participatie, aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.
2. Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling ESF 2014-2020:
a. Het aangaan van overeenkomsten.
b. Aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot re-integratietrajecten en andere in artikel 4, eerste lid, sub a, van de Subsidieregeling genoemde onderwerpen en het indienen van einddeclaraties.
c. Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies ten behoeve van derden (Subsidieregeling ESF 2014-2020).
3. Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Subsidieregeling AMIF:
a. Het aangaan van overeenkomsten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie.
b. Het aanvragen van projectsubsidie met betrekking tot projecten op het gebied van integratie migranten en het indienen van einddeclaraties.
c. Het verlenen, vaststellen en terugvorderen van subsidies.
B. Participatiewet en Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam:
a. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10b, 10c, 10d, 10f, 10g, 17, 18, 18a, 44a, 47c, 53a, 54, 55, 67 en 78z van de Participatiewet.
b. Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:
1. Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van de nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.
2. Maatregelenverordening Participatiewet.
3. Verordening Inburgering Amsterdam 2013.
4. Verordening WSW.
5. Verordening op de Cliëntenparticipatie.
6. Amendement 2004/937 (motie Sargentini).
7. Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet.
8. Nadere regels Maatregelenverordening Participatiewet.
9. Beleidsregels educatievoorziening volwassenen.
C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.
D. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.
E. Wet kinderopvang
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kinderopvang:
a. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet kinderopvang.
F. Wet educatie en beroepsonderwijs
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs:
a. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs aan het college zijn toegekend.
G. Faillissementswet
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Faillissementswet:
a. Het afgeven van een verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke schuldsanering alsmede het aangeven welke aflossings-mogelijkheden er zijn, als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder e, van de wet
H. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:
a. Het geven van informatie respectievelijk van een verklaring betreffende het verrichten van periodieke betalingen, als bedoeld in de artikelen 475g, derde lid en 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
I. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het vormgeven van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Re-integratieverordening Participatiewet, de Verordening op de cliëntenparticipatie en de Verordening WSW (artikel 160, eerste lid onder e van de wet)
b. Het nemen van besluiten over geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen zoals kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade
(artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
c. Het doen van aangifte als bedoeld in artikel 66 van de Participatiewet, artikel 66 WWB, artikel 47 IOAW, artikel 47 IOAZ. (artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
d. Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl).
e. Het doen leggen en opheffen van conservatoir beslag (artikel 160, eerste lid .
4. directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van besluiten over subsidies op grond van de:
1. Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk.
2. Bijzondere subsidieverordening belangenbehartiging.
3. Bijzondere subsidieverordening voor opvang en een begeleiding van kwetsbare burgers.
4. Subsidieregeling burgerschap en diversiteit
5. Subsidieregeling beschermd wonen
6. Subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening
7. Subsidieregeling Amsterdamse Lerarenbeurs mbo
8. Subsidieregeling Scholenbeurs mbo
9. Subsidieregeling voorschoolse educatie en peuterspeelzaalwerk 2016
10. Subsidieregeling individuele voorschoolplaatsen kindercentra 2016-2017
11. Subsidieregeling Amsterdamse Impuls Schoolpleinen.
12. Subsidieregeling Projectplannen MBO-agenda.
b. Het nemen van besluiten gericht op de uitvoering van de VVE beleidskaders neergelegd in het beleidsplan "Ontwikkelingskansen voor alle Amsterdamse peuters. Beleidsplan peutergroep/vve 2016-2018.
B. Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018:
a. Het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 2.2, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.8, eerste lid, derde lid en vierde lid, 2.9, tweede, derde en vierde lid, 2.11, derde lid, 3.2, vijfde lid, 3.3 eerste lid, 3.4 tweede lid, derde lid 3.5 tweede lid, 4.1 tweede lid, 5.3, vierde lid, 6.2 derde lid, 7.4 tweede lid, 7.7, vijfde lid en 8.1, vierde lid, van de verordening.
b. Het nemen van besluiten op grond van bijlagen I , II en III bij de verordening.
C. Wet op het onderwijstoezicht
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg wordt de bevoegdheid op grond van artikel 15i, vijfde lid van de Wet op het onderwijstoezicht tot het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 15h, tweede lid van de Wet op het onderwijstoezicht door de inspectie.
D. Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014:
a. Het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 1, sub f en g, van de verordening.
E. Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Amsterdam
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Amsterdam:
a. Het nemen van alle besluiten inzake leerlingenvervoer als bedoeld in de verordening.
F. Wet kinderopvang
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kinderopvang:
a. Het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 1.46, 1.47, 1.65, eerste, tweede en vierde lid, 1.66, 1.72 van de wet en voor zover van toepassing in samenhang met titel 4.4 en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.
b. Het toezien op naleving van de regels als bedoeld in artikel 1.61, eerste lid van de wet (juncto artikel 160, eerste lid onder e, van de Gemeentewet).
G. Kinderopvangvoorziening voor sociaal-medisch geïndiceerden
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de brief van de staatssecretaris OCW d.d. 16 maart 2014, kenmerk KO/106412:
a. het verstrekken van een kinderopvangvoorziening of voorziening voor buitenschoolse opvang aan ouder(s) of verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag in het kader van de Wet kinderopvang en waarvoor de GGD de voorziening sociaal medisch heeft geïndiceerd
b. Het bepalen van de hoogte van de ouderbijdrage aan de hand van de bij het Besluit Kinderopvangtoeslag behorende bijlage 1
c. Het (besluiten) tot het aangaan van een plaatsingsovereenkomst met een kinderopvang-voorziening of een voorziening voor buitenschoolse opvang voor een geïndiceerd kind.
d. Het verstrekken van een ondermandaat en ondervolmacht voor de onder a tot en met c genoemde bevoegdheden aan een bemiddelingsbedrijf voor kinderopvang.
H. Jeugdwet en Verordening op de Zorg voor de jeugd Amsterdam 2018
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Jeugdwet en de Verordening op de Zorg voor de jeugd Amsterdam 2018:
a. Het nemen van besluiten inzake toegang tot algemene en individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 2.3 van de wet.
b. Het nemen van besluiten inzake een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1. van de wet.
c. Het vaststellen van formulieren en modellen inzake de aanvraag van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.11 van de verordening.
d. Het nemen van besluiten en het uitvoeren van taken in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst Ouder- en Kindteams, ingangsdatum 1 januari 2019 en de daarbij behorende bijlagen.
e. Het nemen van besluiten en het uitvoeren van taken in het kader van het programmamanagement als neergelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Samen DOEN d.d. 1 januari 2016 en de daarbij behorende addenda, protocollen en bijlagen.
f. Het nemen van besluiten om in bijzondere gevallen af te wijken van de nadere regels ten gunste van de jeugdige of zijn ouders als bedoeld in artikel 7.3 van de verordening.
I. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015:
a. Het in spoedeisende gevallen nemen van besluiten tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 vaan de wet, en de aanvraag van de cliënt (artikel 2.3.3 van de wet)
b. Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening (artikel 2.4 en 2.6 van de verordening).
c. Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (artikel 2.5 en 2.6 van de verordening).
d. Het nemen van besluiten op een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming meerkosten (artikel 2.5a en 2.6 van de verordening).
e. Het nemen van besluiten over een eigen bijdrage voor algemene voorzieningen (artikel 5.1.1, eerste lid, en 5.2.1 van de verordening).
f. Het nemen van besluiten over een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening (artikel 5.1.1, tweede lid, en 5.3.1 van de verordening).
g. Het nemen van besluiten over het geheel of gedeeltelijk intrekken, herzien of wijzigen van een beschikking tot verlening van een voorziening (artikel 6.1 van de verordening)
h. Het nemen van besluiten over maatregelen bij misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen (artikel 6.2 van de verordening).
i. Het nemen van besluiten omtrent het in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt (artikel 9.1 van de verordening).
j. Het vaststellen van formulieren inzake het aanvragen van voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de verordening.
J. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het sluiten van een plaatsingsovereenkomst met een kinderopvangvoorziening of een voorziening voor buitenschoolse opvang voor een geïndiceerd kind.(artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
b. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet
c. Het afnemen van de eed als bedoeld in artikel 16, tweede lid van de Leerplichtwet juncto artikel 160, eerste lid onder e van de wet
d. Het toezien op naleving van de regels als bedoeld in artikel 1.61, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (kinderopvang) en artikel 2.19, eerste lid van de wet (peuterspeelzalen) juncto artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
e. Het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan de minister van Onderwijs als bedoeld in de artikelen 1.68 en 2.25 van de onder d bedoelde wet juncto artikel 160, eerste lid onder e van de wet).
f. Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid (onder)gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris (artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet).
K. Vervallen regelingen en nog in te trekken regelingen
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond de hieronder genoemde regelingen die met ingang van 1 januari 2015 zijn ingetrokken of op een later tijdstip worden ingetrokken:
a. Het nemen van besluiten op aanvragen die vóór 1 januari 2015 zijn ingediend en waarop nog geen besluit is genomen alsmede het afhandelen van dossiers die op grond van de volgende regelingen eerder zijn aangelegd:
1. Subsidieregeling pilot peuterschool 2013-2014
b. Het nemen van besluiten op grond van de verordeningen voorzieningen lokaal onderwijsbeleid en de verordeningen materiële en financiële gelijkstelling van de stadsdelen als bedoeld in Bijlage A bij dit besluit.
L. Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg wordt de volgende bevoegdheid op grond van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015:
a. Het wijzigen van de bij het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 behorende tarievenlijst ‘Gemeentelijke tarieven bijdrage in de kosten 2015 voor maatwerkvoorzieningen'.
N. Wet op de jeugdverblijven.
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet op de jeugdverblijven:
- 1.
1.Het in ontvangst nemen van mededelingen van het in stand houden van een jeugdverblijf zoals bedoeld in artikel 2 van de wet op de jeugdverblijven;
- 2.
2.Zorg dragen voor uitvoering van het toezicht, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1 van de wet op de jeugdverblijven;
- 3.
3.Het nemen van besluiten zoals genoemd in artikel 9 wet op de jeugdverblijven.
M. Leerplichtwet 1969
Gemandateerd aan de directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg worden de volgende bevoegdheden op grond van de Leerplichtwet 1969:
a. Het nemen van besluiten inzake vervangende leerplicht, vervangende leerplicht in het laatste schooljaar, het aanwijzen van deskundigen, het verlenen van vrijstelling als bedoeld in de artikelen 3a, 3b, 7, en 15 van de Leerplichtwet 1969 en het nemen van gedoogbesluiten inzake het tijdelijk niet bezoeken van een school door een niet van leerplicht vrijgestelde leerling.
b. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet.
c. Het afnemen van de eed als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Leerplichtwet.
5. directeur Sport en Bos
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Sport en Bos worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
a. Het nemen van besluiten over subsidie op grond van de:
1. Bijzondere subsidieverordening voor aanpassing van verenigingsaccommodaties.
2. Bijzondere subsidieverordening buitenschools sportgebruik van gymnastiek-accommodaties.
3. Subsidieregeling Gehandicaptensport
6. directeur GGD Amsterdam
A. Regeling genetisch gemodificeerde organismen
Gemandateerd aan de directeur GGD worden de volgende bevoegdheden op grond van de Regeling genetisch gemodificeerde organismen:
a. het aanstellen van een biologische veiligheidsfunctionaris als bedoeld in artikel 4 van de Regeling
B. Wet op de lijkbezorging
Gemandateerd aan de directeur GGD worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet op de lijkbezorging:
a. Het verlenen van toestemming tot het verrichten van sectie en het verwijderen van organen ten behoeve van transplantatie als bedoeld in artikel 72 van de wet indien de burgemeester op grond van het bepaalde in artikel 21 van de wet de zrg voor het lijk op zich heeft genomen, onder de voorwaarde dat
- hij, alvorens toestemming te verlenen, zich ervan heeft verzekerd dat het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid en bereikbaarheid van de in artikel 72 bedoelde personen met uiterste zorgvuldigheid is verricht;
- is vastgesteld dat de in artikel 72 van de wet genoemde personen afwezig zijn dan wel binnen de voor deze beslissing beschikbare tijd niet kunnen worden bereikt;
- de overledene geen enkel blijk van bezwaar heeft gegeven tegen sectie en/of verwijderen van zijn organen ten behoeve van transplantatie.
b. Het treffen van maatregelen ter voorkoming van verdere besmettingen als bedoeld in artikel 22a van de wet, met uitzondering van een besluit betreffend ede termijn waarbinnen of de wijze waarop de lijkbezorging plaats zal vinden.
C. Wet publieke gezondheid
Gemandateerd aan de directeur GGD worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet publieke gezondheid:
a. Het opleggen van maatregelen tot het verrichten van onderzoek, bemonstering en ontsmetting van gebouwen, vervoermiddelen, goederen en waren, het vernietigen van vectoren en het geven van voorschriften (artikel 47, eerste en tweede lid Wet publieke gezondheid).
b. Het opleggen van maatregelen tot toelating of onttrekking van schepen en luchtvaartuigen voor de maximale duur van 6 uur (artikel 53, eerste en tweede lid van de Wet publieke gezondheid).
c. Het geven van opdracht of toestemming met betrekking tot het betreden of verlaten, dan wel het laden of lossen van schepen en luchtvaartuigen (artikel 53, derde lid onder a van de Wet publieke gezondheid).
d. Het doen van een verzoek om passagiersgegevens (artikel 53, derde lid onder b van de Wet publieke gezondheid).
e. Het geven van opdrachten (artikel 54 en 55 van de Wet publieke gezondheid).
f. Het afgeven van sanitaire certificaten (artikel 57, eerste lid Wet publieke gezondheid).
g. Het doen van een verzoek om nadere medische en epidemiologische gegevens (artikel 30 van de Wet publieke gezondheid).
h. Het doen van een verzoek om een gezondheidsverklaring (artikel 51 van de Wet publieke gezondheid).
D. Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg
Gemandateerd aan de directeur GGD worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg:
a. Het treffen van een schriftelijke regeling voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van hem betreffende klachten als bedoeld in artikel 13 van de wet.
E. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Gemandateerd aan de directeur GGD worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz):
a. Het horen van betrokkene voorafgaand aan het nemen van een crisismaatregel (artikel 7:1, lid 3, aanhef en onder b, Wvggz);
b. Het uitvoeren van het verkennend onderzoek naar de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, dat mogelijk moet worden verleend met verplichte zorg na een melding als bedoeld in artikel 5:2, lid 1,Wvggz (artikel 5:2, lid 2, Wvggz);
c. Het zo nodig indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 5:3 Wvggz (artikel 5:2, lid 3, Wvggz);
d. Het zo nodig berichten van degene die de melding heeft gedaan (artikel 5:2, lid 4,Wvggz);
e. Het indienen van een aanvraag voor de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging vergezeld van het verkennend onderzoek, indien degene die de melding heeft gedaan van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is en de melding is gedaan door een van de in artikel 5:2, lid 5, Wvggz opgesomde personen (artikel 5:2, lid 5, Wvggz).
7. directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal
A. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Subsidies en Inkoop Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht:
a. Het voorbereiden en het nemen van beslissingen op bezwaarschriften waarvan de primaire besluiten worden genomen door de rve's behorende tot het Cluster Sociaal.
b. Het nemen van verdagingsbesluiten, besluiten tot schadevergoeding, besluiten inzake kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade.
c. Besluiten dat dat de bevoegdheid tot het voorbereiden, inclusief het horen van belanghebbenden, van beslissingen op bezwaar zoals genoemd onder a wordt opgedragen aan één persoon, dan wel een bezwaarcommissie, bestaande uit meerdere leden.
B. Participatiewet
Gemandateerd aan de directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet:
a. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 7, 9, 10,17, 63, 67, 78e en 78z van de Participatiewet.
b. Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitoefenen van taken als bedoeld in de:
1. Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7, en 4.5.
2. Amendement 2004/937 (Gemeenteblad 2009, afd. Nr. 937, motie Sargentini).
3. Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet, hoofdstuk 4. Tijdelijke loonkostensubsidie.
C. Diverse wetten
Gemandateerd aan de directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de diverse wetten:
a. Het nemen van besluiten over vergoeding van geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen door het cluster Sociaal (kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade) met inachtneming van de Beleidsregels wegingsfactoren kosten rechtsbijstand in bezwaarfase.
b. Het treffen van een regeling voor de behandeling van klachten over een gedraging van een zorgaanbieder of van voor hem werkzame personen jegens een cliënt (artikel 2 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector).
c. Het beslissen op ingebrekestellingen en het vaststellen van de hoogte van de dwangsom met betrekking tot de Participatiewet, de Wi, het Bbz 2004, de IOAW, de IOAZ, de Wbp, de Wet kinderopvang, artikel 12 Wet sociale werkvoorziening en artikel 8 Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, schadebesluiten, de Subsidieregelingen ESF 2014-2020, alsmede de uitvoering van het amendement 2004/937 (motie-Sargentini), subsidies op het gebied van armoedebeleid.
D. Algemene Subsidieverordening Amsterdam, bijzondere subsidieverordeningen en subsidieregelingen
Gemandateerd aan de directeur Subsidies en Inkoop Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam, bijzondere subsidieverordeningen en subsidieregelingen:
a. Het vaststellen van formulieren voor het indienen van een aanvraag om subsidie als bedoeld in de artikelen 5 en 14 van de ASA en in vergelijkbare bepalingen in overige regelingen
b. Het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het nemen van besluiten inzake aanvragen om subsidie.
8. Directeur Clusterstaf Sociaal
A. Participatiewet, WWB, IOAW en IOAZ, en andere wetten
Gemandateerd aan de directeur Clusterstaf Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet, de WWB, IOAW en IOAZ:
a. Het indienen van de door het college vastgestelde verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de WWB en de Participatiewet (artikel 77 van de WWB en de Participatiewet).
b. Het indienen van een verzoek om een aanvullende uitkering inkomensdeel (artikel 74 van de Participatiewet).
c. Het desgevraagd aan de minister verstrekken van de inlichtingen die hij nodig heeft voor het toezicht, de statistiek, de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot de Participatiewet, de WWB, de IOAW en de IOAZ.
d. Het indienen van verantwoordingsverslagen over de uitvoering van de overige wetten die binnen het cluster Sociaal worden uitgevoerd.
IV. Cluster Dienstverlening en Informatie
1. directeur Dienstverlening
A. Burgerlijk wetboek
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van het Burgerlijk Wetboek:
a. Het aanwijzen van de (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand (artikel 1:16 Burgerlijk Wetboek en Reglement burgerlijke stand 2014).
B. Gemeentewet
1. Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het legaliseren van handtekeningen.
b. Het voeren van regie op de totstandkoming van de legestarieven en het voordragen van de tarieven voor leges in burgerzaken (artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet).
- 1.
c.Subsidie te verstrekken op grond van de Bijzondere subsidieverordening Erfgoed Amsterdam 2017.
Voorbehouden aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het oninbaar verklaren van belastingen (artikel 255, vijfde lid van de Gemeentewet).
C. Wet basisregistratie persoonsgegevens
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet basisregistratie personen (BRP):
- a.
Alle bevoegdheden van het college op grond van hoofdstuk 2 en 3, artikel 4.4, derde tot en met het vijfde lid, en artikel 4.13 van de Wet BRP, hoofdstuk 2 en 3 van het Besluit BRP, en het uitvoeren van de artikelen 12, 15 en 16 van het Reglement basisinformatie 2018.
- b.
Alle bevoegdheden van het college op grond van het Besluit mandaat Registratie Niet-Ingezetenen (Stcrt. 2013, 34447).
- c.
Het beoordelen van DNA-bewijs als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap (Stb. 2008, 417, zoals gewijzigd Stb. 2013, 496).
D. Algemene wet inzake rijksbelastingen
Voorbehouden aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR):
a. Het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 63 van de AWR).
b. Het besluiten tot het kwijtschelden van de boete (artikel 66 van de AWR).
E. Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
a. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (artikel 30 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens);
b. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aan de burgemeester zijn opgedragen (Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens).
F. Rijkswet op het Nederlanderschap
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap:
a. Het in ontvangst nemen van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (naturalisatieverzoek) (artikel 7 tot en met 11 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap).
b. Het in ontvangst nemen van een verklaring tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (optie) en het beslissen hierover.
c. Het heffen van leges overeenkomstig het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Rijkswet op het Nederlanderschap aan de burgemeester zijn opgedragen;
G. Paspoortwet
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Paspoortwet:
a. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een reisdocument en Nederlandse identiteitskaart en het beslissen hierop (artikel 26 en 40 van de Paspoortwet).
b. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Paspoortwet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen (Paspoortwet).
H. Wegenverkeerswet
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet:
a. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om toekenning van een rijbewijs en het beslissen hierop (artikelen 111 tot en met 116 van de Wegenverkeerswet).
b. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wegenverkeerswet aan de burgemeester zijn opgedragen (Wegenverkeerswet).
I. Kieswet
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden, bij andere verkiezingen die voor de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies, de volgende bevoegdheden op grond van de Kieswet:
a. Het registreren van de kiesgerechtigdheid in de GBA (artikel D1 tot en met D9 van de Kieswet).
b. Het verdelen van de gemeente in stemdistricten (artikel E2 van de Kieswet).
c. Het benoemen van de leden van het hoofdstembureau (artikel E7 van de Kieswet).
d. Het versturen van de stempassen (artikel J7 van de Kieswet).
e. Het ter kennis brengen van de kandidatenlijsten (artikel J9 van de Kieswet).
f. Het in ontvangst nemen en beslissen over verzoeken om te stemmen in een stembureau naar keuze en te stemmen bij volmacht (artikelen K6 en L11 van de Kieswet).
g. Het aanwijzen van ambtenaren ten behoeve van de uitvoering van de artikelen H 4, K 8, K 10, L 11, M 4, N 11 van de Kieswet en N 6 van het Kiesbesluit.
h. Het registreren van onderdanen van andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen voor de verkiezing van de leden van het Europese Parlement (artikel Y32 enY33 van de Kieswet).
i. Het registreren van de kiesgerechtigdheid in de BRP van personen die werkelijke woonplaats in Amsterdam hebben maar niet in de BRP staan ingeschreven (artikel D1a van het Kiesbesluit).
j. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kieswet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen (Kieswet).
J. Kaderwet dienstplicht
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Kaderwet dienstplicht:
a. Het inschrijven van de dienstplicht (artikel 3 van de Kaderwet dienstplicht).
b. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kaderwet dienstplicht aan het college zijn opgedragen (Kaderwet dienstplicht).
K. Inkwartieringswet
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Inkwartieringswet:
a. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën, (artikel 6 van de Inkwartieringswet).
b. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Inkwartieringswet aan de burgemeester zijn opgedragen (Inkwartieringswet).
L. Wet op de Lijkbezorging
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet op de Lijkbezorging:
a. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om verkorting of verlenging van de termijn voor lijkbezorging (artikel 17 van de Wet op de lijkbezorging).
b. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om ontleding van een stoffelijk overschot (artikel 68 van de Wet op de lijkbezorging).
c. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om opgraving van een lijk (artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging).
d. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om een laissez-passer (artikel 11 van het Besluit op de lijkbezorging).
e. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet op de lijkbezorging aan de burgemeester zijn opgedragen (Wet op de Lijkbezorging).
M. Besluit Algemene burgerlijke pensioenwet
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van het besluit van 12 januari 1966, houdende vaststelling van voorschriften omtrent de wijze en de voorwaarden van de betaling van pensioenen als bedoeld in artikel R1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1966, 17):
a. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om een verklaring omtrent in leven zijn (artikel 3 van het Besluit Algemene burgerlijke pensioenwet).
N. Aanwijzen trouwlocaties
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening wordt de bevoegdheid om trouwlocaties aan te wijzen, in te trekken of te wijzigen (artikel 1:63 Burgerlijk Wetboek jo. artikel 108 en 147 Gemeentewet en het mandaatbesluit van de raad, Gemeenteblad 2018, 227851).
O. Taxiverordening Amsterdam 2012
Gemandateerd aan de directeur Dienstverlening worden de volgende bevoegdheden op grond van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en de Algemene wet bestuursrecht :
a. Het nemen van beslissingen op de aanvragen voor een Taxxxivergunning waaronder het verlenen en het weigeren van de Taxxxivergunning ex artikel 1.2, 1.3 juncto 2.12 en 2.13 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en het verlenen van de Taxxxivergunning onder voorwaarden ex artikel 1.4 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (Wet personenvervoer en Taxiverordening Amsterdam 2012).
b. Het nemen van maatregelen waaronder het wijzigen, het schorsen en het intrekken van de Taxxxivergunning ex artikel 2.17 of 1.5 van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (Wet personenvervoer en Taxiverordening Amsterdam 2012).
c. Het opleggen van een last onder dwangsom ex artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht aan chauffeurs die zonder geldige Taxxxivergunning ex artikel 2.3 eerste lid van de Taxiverordening Amsterdam 2012 op de opstapmarkt opereren (Wet personenvervoer en Taxiverordening Amsterdam 2012).
d. Het opleggen van een last onder dwangsom ex artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht aan chauffeurs die na schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen van de Taxxxivergunning hun Taxxxiraamkaart en/of de keycard niet onverwijld hebben ingeleverd bij het college (Wet personenvervoer en artikel 3.4 Taxiverordening Amsterdam 2012).
2. directeur Belastingen
A. Gemeentewet
Voorbehouden aan de directeur Belastingen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
a. Het oninbaar verklaren van belastingen (artikel 255, vijfde lid van de Gemeentewet).
b. Het ondertekenen van uitspraken in administratief beroep inzake het verlenen van kwijtschelding en uitstel van betaling voor gemeentelijke belastingen (artikel 255 van de Gemeentewet en artikel 25 van de Invorderingswet).
B. Algemene wet inzake rijksbelastingen
Voorbehouden aan de directeur Belastingen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR):
c. Het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 63 van de AWR).
d. Het instellen van cassatie (artikel 28 van de AWR, artikel 231, tweede lid, onderdeel a van de Gemeentewet en artikel 30, zesde lid, laatste volzin van de Wet Waardering Onroerende Zaken).
e. Het besluiten tot het kwijtschelden van de boete (artikel 66 van de AWR).
f. Het verlenen van ontheffing van de geheimhoudingsplicht dit met de beperking dat indien het verzoek tot gegevenslevering persoonsgegevens betreft, de registratiecommissie beoordeelt of er (op basis van de privacy-wetgeving) bezwaren zijn tegen de gegevenslevering (artikel 67 van de AWR).
C. Algemene wet bestuursrecht
Gemandateerd aan de directeur Belastingen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Leerplichtwet 1969 in het kader van de invordering van dwangsommen en bestuurlijke boetes:
a. Het doorberekenen van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 4:98 Awb;
b. Het bij gebreke van betaling van de verbeurde dwangsom en boetes verzenden van een aanmaning en bij uitblijven van betaling uitvoeren van invorderingsmaatregelen;
c. Het bij dwangbevel invorderen van een geldsom, zoals bedoeld in artikel 5:10 Awb.
D. Bestuurlijke Boete
Gemandateerd aan de directeur Belastingen worden alle bevoegdheden van het college en de burgemeester op grond van artikel 154b lid 4 van de Gemeentewet juncto artikel 1 van de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare Ruimte.
E. Wet waardering onroerende zaken
Gemandateerd aan de directeur Belastingen worden de bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet waardering onroerende zaken, hoofdstuk VI en hoofdstuk VII.
F. Reglement basisinformatie 2018
Gemandateerd aan de directeur Belastingen wordt de rol van bronhouder van de WOZ+, bedoeld in Bijlage 1 van het Reglement basisinformatie 2018.
3. directeur Stadsbank van Lening
Geen specifieke mandaten.
4. directeur Monumenten en Archeologie
A. Erfgoedverordening
Gemandateerd aan de directeur Monumenten en Archeologie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Erfgoedverordening:
a. Het nemen van een selectiebesluit (artikel 24, eerste lid van de Erfgoedverordening).
b. Het stellen van nadere eisen ten aanzien van een archeologisch onderzoek en het vaststellen van een programma van eisen voor de kwaliteit van een archeologisch veld onderzoek (artikel 24, tweede lid en derde lid van de Erfgoedverordening).
c. Het bepalen dat een terrein in het belang van een archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan, voor zover dat onderzoek dient ter voorbereiding of ter uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 26 van de Erfgoedverordening).
B. Monumentenwet 1988
Gemandateerd aan de directeur Monumenten en Archeologie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Monumentenwet 1988:
a. Het vaststellen of een archeologisch rapport voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van de RVE monumenten en archeologie (artikel 39, tweede lid van de Monumentenwet 1988).
b. Het opstellen van een selectiebesluit aan de hand van een archeologisch rapport als bedoeld onder a (Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg, de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de Erfgoedverordening).
C. Reglement basisinformatie 2018
Gemandateerd aan de directeur Monumenten en Archeologie wordt de volgende bevoegdheid op grond van het Reglement basisinformatie 2018: de rol van bronhouder van de kernregistratie Monumenten,
5. directeur Stadsarchief
A. Archiefwet 1995
Gemandateerd aan de conform artikel 32, derde lid van de Archiefwet aangewezen gemeentearchivaris worden de volgende bevoegdheden op grond van de Archiefwet 1995:
a. Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden die naar een archiefbewaarplaats zijn overgebracht (artikel 15, tweede lid en 16, tweede lid van de Archiefwet 1995).
b. Het opheffen dan wel buiten toepassing laten van beperkingen gesteld aan de openbaarheid van archiefbescheiden die naar een archiefbewaarplaats zijn overgebracht (artikel 15, derde lid van de Archiefwet 1995).
6. directeur Basisinformatie
A. Burgerlijk wetboek
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van het Burgerlijk Wetboek:
a. Het aanwijzen van (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand (artikel 1:16 Burgerlijk Wetboek en Reglement burgerlijke stand 2014).
B. Gemeentewet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Gemeentewet:
- 1.
a.Het legaliseren van handtekeningen.
C. Wet basisregistratie personen
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet basisregistratie personen (BRP):
Alle bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet BRP, en het uitvoeren van artikelen 3 tot en met 6 van de Verordening basisinformatie 2018.
D. Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
c. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (artikel 30 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens);
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aan de burgemeester zijn opgedragen (Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens).
E. Rijkswet op het Nederlanderschap
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap:
e. Het in ontvangst nemen van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (naturalisatieverzoek) (artikel 7 tot en met 11 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap).
f. Het in ontvangst nemen van een verklaring tot het verkrijgen van het Nederlanderschap (optie) en het beslissen hierover.
g. Het heffen van leges overeenkomstig het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.
h. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Rijkswet op het Nederlanderschap aan de burgemeester zijn opgedragen;
F. Paspoortwet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Paspoortwet:
c. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om een reisdocument en Nederlandse identiteitskaart en het beslissen hierop (artikel 26 en 40 van de Paspoortwet).
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Paspoortwet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen (Paspoortwet).
G. Wegenverkeerswet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet:
c. Het in ontvangst nemen van een aanvraag om toekenning van een rijbewijs en het beslissen hierop (artikelen 111 tot en met 116 van de Wegenverkeerswet).
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wegenverkeerswet aan de burgemeester zijn opgedragen (Wegenverkeerswet).
H. Wet personenvervoer
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet personenvervoer:
a. Het beslissen op aanvragen voor vergunningen voor alternatief personenvervoer, het intrekken van vergunningen voor alternatief personenvervoer en het besluiten tot toepassing van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Wet Personenvervoer, Uitvoeringsbeleid Alternatief personenvervoer ex art 2.51 APV 2008).
I. Kieswet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden, bij andere verkiezingen die voor de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies, de volgende bevoegdheden op grond van de Kieswet:
a. Het registreren van de kiesgerechtigdheid in de GBA (artikel D1 tot en met D9 van de Kieswet).
b. Het verdelen van de gemeente in stemdistricten (artikel E2 van de Kieswet).
c. Het benoemen van de leden van het hoofdstembureau (artikel E7 van de Kieswet).
d. Het versturen van de stempassen (artikel J7 van de Kieswet).
e. Het ter kennis brengen van de kandidatenlijsten (artikel J9 van de Kieswet).
f. Het in ontvangst nemen en beslissen over verzoeken om te stemmen in een stembureau naar keuze en te stemmen bij volmacht (artikelen K6 en L11 van de Kieswet).
g. Het aanwijzen van ambtenaren ten behoeve van de uitvoering van de artikelen H 4, K 8, K 10, L 11, M 4, N 11 van de Kieswet en N 6 van het Kiesbesluit.
h. Het registreren van onderdanen van andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen voor de verkiezing van de leden van het Europese Parlement (artikel Y32 enY33 van de Kieswet).
i. Het registreren van de kiesgerechtigdheid in de BRP van personen die werkelijke woonplaats in Amsterdam hebben maar niet in de BRP staan ingeschreven (artikel D1a van het Kiesbesluit).
j. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kieswet aan het college of de burgemeester zijn opgedragen (Kieswet).
k. De taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet raadgevend referendum aan het college of de burgemeester zijn opgedragen.
J. Kaderwet dienstplicht
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Kaderwet dienstplicht:
c. Het inschrijven van de dienstplicht (artikel 3 van de Kaderwet dienstplicht).
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kaderwet dienstplicht aan het college zijn opgedragen (Kaderwet dienstplicht).
K. Inkwartieringswet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Inkwartieringswet:
c. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën, (artikel 6 van de Inkwartieringswet).
d. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Inkwartieringswet aan de burgemeester zijn opgedragen (Inkwartieringswet).
L. Wet op de Lijkbezorging
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet op de Lijkbezorging:
f. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om verkorting of verlenging van de termijn voor lijkbezorging (artikel 17 van de Wet op de lijkbezorging).
g. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om ontleding van een stoffelijk overschot (artikel 68 van de Wet op de lijkbezorging).
h. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om opgraving van een lijk (artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging).
i. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om een laissez-passer (artikel 11 van het Besluit op de lijkbezorging).
j. De overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet op de lijkbezorging aan de burgemeester zijn opgedragen (Wet op de Lijkbezorging).
M. Besluit Algemene burgerlijke pensioenwet
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van het besluit van 12 januari 1966, houdende vaststelling van voorschriften omtrent de wijze en de voorwaarden van de betaling van pensioenen als bedoeld in artikel R1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1966, 17):
b. Het in ontvangst nemen en beslissen op aanvragen om een verklaring omtrent in leven zijn (artikel 3 van het Besluit Algemene burgerlijke pensioenwet).
N. Reglement verkeersregels en verkeerstekens
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens:
te beslissen op verzoeken om ontheffing van het verbod voor taxichauffeurs om gebruik te maken van busbanen, busstroken en trambanen, alsmede te besluiten tot de intrekking van een verleende ontheffing, het toepassen van bestuursdwang en het nemen van dwangsombesluiten (artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994).
O. Wet basisregistratie adressen en gebouwen
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (BAG): Alle bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet BAG met uitzondering van het indelen van het grondgebied van de gemeente in een of meer , en het vaststellen van openbare ruimten, en toekennen van namen daaraan, het vaststellen en afbakenen van standplaatsen en ligplaatsen, en het aanwijzingen geven voor het aanbrengen van naamborden en (huis)nummerborden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, artikel 8 en 9 van de Verordening basisinformatie 2018.
P. Wet basisregistratie grootschalige topografie
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet basisregistratie grootschalige topografie (BGT): Alle bevoegdheden van het college bij of krachtens de Wet BGT.
Q. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb)
[vervallen]
R. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb)
De directeur Basisinformatie wordt gemachtigd tot het verrichten van alle verplichtingen van bestuursorganen van de gemeente bij of krachtens artikel 15 van de Wkpb.
S. Reglement basisinformatie 2018
Gemandateerd aan de directeur Basisinformatie worden de volgende bevoegdheden op grond van het Reglement basisinformatie 2018: de rol van stelselregisseur, stelselbeheerder, gemeentelijke verstrekker, bronhouder van de kernregistraties behalve de WOZ+, Monumenten, en - voor de Registratie normaal Amsterdams peil (NAP) - het uitvoeren van artikel 23 van het Reglement basisinformatie 2018.
7. directeur Handhaving en Toezicht.
[vervallen]
8. directeur Onderzoek, Informatie en Statistiek
Geen specifieke mandaten.
9. directeur Clusterstaf Dienstverlening en Informatie
Geen specifieke mandaten.
V. Cluster Bedrijfsvoering
1. directeur Personeel en Organisatieadvies
A. Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) en het Besluit sollicitatieplicht Appa gewezen politieke ambtsdragers
Gemandateerd aan de directeur Personeel en Organisatieadvies worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) en het Besluit sollicitatieplicht Appa gewezen politieke ambtsdragers:
a. Het uitoefenen van alle taken en bevoegdheden die op grond van de Appa en het Besluit sollicitatieplicht Appa gewezen politieke ambtsdragers aan het college zijn toegekend en die betrekking hebben op (gewezen) burgemeesters en wethouders alsmede op voormalige leden van de dagelijks besturen van de deelgemeenten zoals die tot 19 maart 2014 bestonden. Dit met uitzondering van de bevoegdheid om bezwaarschriften te behandelen en te beslissen op bezwaar.
B. Protocol voor gegevensverwerking en -verstrekking van alle personen die werkzaamheden verrichten voor de gemeente Amsterdam
Alleen de directeur PO is bevoegd besluiten te nemen ingevolge artikel 18.4 NRGA.
2. directeur Communicatiebureau
Geen specifieke mandaten.
3. directeur Financiën
Geen specifieke mandaten.
4. directeur ICT
Geen specifieke mandaten.
5. directeur Facilitair Bureau
Geen specifieke mandaten.
6. directeur Bureau Interim en Advies
Geen specifieke mandaten.
7. directeur Juridisch Bureau
Geen specifieke mandaten.
8. directeur VGA Verzekeringen
Geen specifieke mandaten.
VI. Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer
1. Directeur Stadswerken
A. Wegenverkeerswet 1994
Gemandateerd aan de directeur Stadswerken worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet 1994:
a. Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden, voor zover het plusnet auto, plusnet ov tram, hoofdnet ov tram en basisnet ov tram betreft (artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994).
b. Het nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op alle wegen als sprake is van een grootstedelijk project of als sprake is van beheer, onderhoud vervanging en uitbreiding van assets en dit een stedelijke taak betreft of een stedelijk belang heeft (artikel15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994).
c. Het toepassen en plaatsen van verkeerstekens en onderborden alsmede het nemen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer die niet krachtens een verkeersbesluit geschieden en wanneer er sprake is van een grootschalig project (artikel 17 Wegenverkeerswet 1994).
B. Marktverordening
Gemandateerd aan de directeur Stadswerken worden de volgende bevoegdheden op grond van de Marktverordening:
a. inschrijving in het register, alsmede weigering, verlenging en doorhalen daarvan, en het verstrekken van een bewijs van inschrijving (artikel 2.1, 2.3 en 2.4).
b. verstrekken vervangerskaart en bijschrijving (artikel 2.5).
c. het aanwijzen van waren die verboden zijn te verhandelen op een markt (artikel 3.2, lid 3)
d. plaatsing op de marktlijst, alsmede overschrijving en doorhalen daarvan (artikel 3.4, 3.5 en 3.6 onder a, b, c en f).
e. het verlenen, weigeren en intrekken van vergunningen voor markten op afstand, het vaststellen van de vergoeding voor het gebruik van de grond en van een borgsom voor een markt op afstand (artikel 4.3 en 4.4).
f. het tijdelijk verbieden van handel in bepaalde waren, het gelasten dat een markt op afstand niet wordt gehouden of ontruimd vanwege bijzondere omstandigheden (artikel 4.6).
g. het aanwijzen van gedeelten van een markt op afstand waar het venten of verspreiden dan gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen dan wel het voeren van propaganda is toegestaan (artikel 4.7).
h. het weigeren of intrekken van een vergunning of ontheffing of vervangerskaart (artikel 6.2 lid 2 onder a t/m e, g en k).
i. intrekking van een vervangerskaart (artikel 6.2 lid 3).
j. het toepassen van de hardheidsclausule in geval van het overschrijven van een plaats op de marktlijst (artikel 7.4 voor zover betrekking hebbend op artikel 3.5).
C. Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten
Gemandateerd aan de directeur Stadswerken worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten:
a. Inschrijving in het register, alsmede weigering, verlenging en doorhalen daarvan, het verstrekken van een bewijs van inschrijving en het verlenen van ontheffing van de eis tot inschrijving in het register (artikel 2.1, 2.3 en 2.4).
b. Het verstrekken of weigeren van een partnerkaart (artikel 2.5).
c. Plaatsing, overschrijving en doorhalen op de sollicitantenlijst staanplaatsen (artikel 3.2, 3.5 en 3.6 ).
d. Het bekendmaken en toewijzen van vrijgekomen lijstplaatsen en de herplaatsing op de sollicitantenlijst (art. 3.3).
e. Het verlenen van een ventvergunning alsmede het verbinden van een maximum aan het aantal te verlenen ventvergunningen (artikel 4.1 lid 1 en 3).
f. Handhaving van het verbod om geluidshinder te veroorzaken en het verlenen van ontheffing van het verbod op geluidsversterkende apparatuur of andere middelen die geluidshinder kunnen veroorzaken (artikel 4.2)
g. Het weigeren van een ventvergunning (artikel 6.1, lid 3 en 4).
h. Het intrekken van een vergunning op diverse gronden (artikel 6.1 lid 5 onder a t/m g, h.4, i, k).
i. Het toepassen van de hardheidsclausule ten aanzien van het doorhalen van een plaats op de sollicitantenlijst (artikel 7.4 voor zover betrekking hebbend op artikel 3.6)
2. Directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte
A. Algemene wet bestuursrecht, Wegenverkeerswet 1994 en de Gemeentewet
1. Gemandateerd aan de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wegenverkeerswet 1994 en de Gemeentewet:
a. Het toepassen van bestuursdwang door het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig alsmede het opmaken van een proces-verbaal van meevoeren en opslaan (artikel 170, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 5:29, eerste tot en met derde lid van de Awb en artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen).
b. Het bijhouden van een bewaringsregister (artikel 170, vierde lid van de Wegenverkeerswet).
c. Het opschorten van de afgifte van een weggesleept voertuig tot de verschuldigde kosten zijn voldaan (artikel 5:29, vierde lid van de Awb).
d. Het invorderen van de kosten (titel 4.4 van de Awb).
e. Het bekendmaken van de beschikking (artikel 171 van de Wegenverkeerswet 1994).
f. Het verkopen, overdragen en vernietigen van weggesleepte voertuigen (artikel 5:30, eerste en tweede lid van de Awb).
g. Het verkopen, overdragen in eigendom om niet of vernietigen van het voertuig alsmede het terugbetalen van de kosten en/of het vaststellen en betalen van een redelijke schadeloosstelling (artikel 172, tweede, derde, vijfde, zesde en zevende lid van de Wegenverkeerswet 1994).
h. Het verrichten van feitelijke handelingen in verband met het wegslepen van voertuigen door het toepassen van bestuursdwang.
2. Voorbehouden aan de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wegenverkeerswet 1994 en de Gemeentewet:
a. Het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom, het feitelijk ten uitvoer leggen van deze lasten en het nemen van invorderingsbeschikkingen in verband met de handhaving van de bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, de Verordening op de Vastgoedregistratie Amsterdam, de Telecommunicatiewet, de WIOR, de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009, de Verordening op de Straathandel 2008, Verordening op het Binnenwater 2010, Wrakkenwet, Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement, Gezondheidsverordening en de Bomenverordening 2008 (artikel 5:37 Awb, artikel 125 Gemeentewet en afdelingen 5.3.1 en 5.3.2 Algemene wet bestuursrecht).
b. Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de korpschef van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland dan wel in ondermandaat verleend door de korpschef inzake het wegslepen van voertuigen zijn genomen (artikel 170 tot en met 174 Wegenverkeerswet 1994, het Besluit wegslepen van voertuigen en de Wegsleepverordening Amsterdam 2010).
c. Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de directeur Verkeer en openbare ruimte dan wel in ondermandaat verleend door de directeur inzake het parkeren van fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen voor zover het gebieden bij NS stations betreft zijn genomen (artikel 4.27 van de APV).
d. Het opleggen van een last onder dwangsom en het nemen van een invorderingsbeschikking in verband met de handhaving van artikel 17 van de Afvalstoffenverordening 2009 (artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht).
B. Besluit wegslepen van voertuigen
Gemandateerd aan de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit wegslepen van voertuigen:
a. Het verrichten van bestuursrechtelijke en feitelijke handelingen voor de registratie in het bewaringsregister (artikel 6 tot en met 11 van het Besluit wegslepen van voertuigen
b. Het verstrekken van een opdracht aan een beëdigd taxateur om een rapport betreffende de waarde op te stellen (artikel 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen).
C. Reglement verkeersregels en verkeerstekens
Gemandateerd aan de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens:
a. Het verlenen van ontheffingen in situaties die stadsdeelgrensoverschrijdend zijn (artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens).
b. Het verlenen van ontheffingen voor het inrijden van de milieuzone (artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en het Gemeentelijk ontheffingenbeleid milieuzone vrachtauto’s Amsterdam).
c. Het nemen van beslissingen op bezwaar gericht tegen besluiten van het college die in mandaat door de directeur Verkeer en openbare ruimte dan wel in ondermandaat verleend door de directeur inzake ontheffingen zijn genomen (artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens).
D. Algemene wet bestuursrecht, Wet personenvervoer 2000, de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Gemandateerd aan de directeur Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte worden de volgende bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht, Wet personenvervoer 2000, de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
a. Het aanwijzen van toezichthouders en het aanwijzen van ambtenaren belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten (titel 5.2 en artikel 5:11 van de Awb, artikel 87 lid 1 sub c van de Wet personenvervoer 2000, de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, bijlage A-1 Domeinlijst, artikel 23 van de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009 en artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) inzake de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
1. Artikel 437 en 437ter van het wetboek van Strafrecht.
2. Artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet.
3. Artikel 82a en 82b van de Wet personenvervoer en artikel 2.3, eerste lid, 2.4 en 2.15 van de Taxiverordening Amsterdam 2012.
4. De Algemene Plaatselijke Verordening 2008.
5. De Verordening Werken in de openbare ruimte.
6. De Afvalstoffenverordening 2009.
7. De Marktverordening.
8. De Bomenverordening 2014.
9. De Parkeerverordening 2013.
10. De Verordening op de Vastgoedregistratie Amsterdam.
11. Verordening op het binnenwater 2010.
12. Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.
3. Directeur Afval en Grondstoffen
Geen specifieke mandaten.
Bijlage 5
- A.
Gemeentewet
- 1.
De directeuren en de stadsdeelsecretarissen mandateren de bevoegdheid aan de afdelingshoofden en teamleiders van hun organisatieonderdeel om overeenkomstig het bepaalde in de Budgethoudersregeling besluiten te nemen privaatrechtelijke overeenkomsten aan te gaan.
- 1.
- B.
Arbeidsrecht
- 1a.
De directeuren en stadsdeelsecretarissen mandateren de arbeidsrechtelijke bevoegdheden, die niet aan het college, de gemeentesecretaris of de directeuren zijn voorbehouden aan de afdelingshoofden van hun organisatieonderdeel.
- 1b.
De directeur van de directie GGD mandateert de bij a. genoemde bevoegdheden tevens aan de teammanagers van de afdelingen Jeugdgezondheidszorg en Infectieziekten van de directie GGD.
- 2.
Aan afdelingshoofden en de in het eerste lid, onder b, genoemde teammanagers is het niet toegestaan om ondermandaat te verstrekken.
- 3.
De directeuren en stadsdeelsecretarissen mandateren de in de Tabel ondermandaat teamleiders vermelde arbeidsrechtelijke bevoegdheden aan de teamleiders van hun organisatieonderdeel.
- 4.
Aan teamleiders is het niet toegestaan om ondermandaat te verstrekken.
- 5.
Afdelingshoofden en de in het eerste lid, onder b, genoemde teammanagers wijzen een ander afdelingshoofd respectievelijk een andere teammanager binnen het organisatieonderdeel aan als plaatsvervanger en stellen de rve Personeel en Organisatieadvies daarvan in kennis.
- 1a.
Tabel ondermandaat teamleiders
Nr. |
Categorie |
Declaratiesoort |
Grondslag |
1. |
Declaratie BABS |
Andere bedrijfsactiviteiten |
H19 Personeelshandboek, artikel 19.6 |
2. |
Declaratie BABS |
Toeslag onregelmatige uren |
H19, Personeelshandboek , art.19.5 |
3. |
Declaratie BABS |
Voltrekken huwelijk gratis/budget/eenvoudig |
H19 Cao Amsterdam, Art. 19.4 |
4. |
Declaratie BABS |
Voltrekken huwelijk regulier |
H19 Cao Amsterdam, Art. 19.4 |
5. |
Declaratie BABS |
Onkostenvergoeding BABS |
H19 Cao Amsterdam, art. 19.7 |
6. |
Documenten |
Document VOG |
H2 Cao Amsterdam, art. XX Verklaring omtrent gedrag |
7. |
Documenten |
Vergoeding groot rijbewijs |
Bedrijfsvoeringkosten ogv budgethoudersregeling |
8. |
Documenten |
Vergoeding inschrijving beroepenregister |
Bedrijfsvoeringkosten ogv budgethoudersregeling |
9. |
Eten & drinken |
Ontbijt - Binnenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis. |
10. |
Eten & drinken |
Lunch - Binnenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis. |
11. |
Eten & drinken |
Diner - Binnenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.3, tegemoetkoming binnenlandse dienstreis. |
12. |
Eten & drinken |
Ontbijt - Buitenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
13. |
Eten & drinken |
Lunch - Buitenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
14. |
Eten & drinken |
Diner - Buitenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
15. |
Eten & drinken |
Maaltijd bij overwerk |
Cao Amsterdam, artikel 11.7.3 Tegemoetkoming maaltijd bij overwerk |
16. |
Eten & drinken |
Consumptie (Medewerker Buitendienst) |
Cao Amsterdam, artikel 11.7.2 Tegemoetkoming consumpties |
17. |
Eten & drinken |
Traktaties op de afdeling |
Decentraal personeelsbeleid |
18. |
Overig |
Geschenken & attenties |
Personeelsbeleid, Protocol Lief en Leed |
19. |
Overig |
Materiele schade |
art. 7:658 BW |
20. |
Overig |
Representatiekosten |
Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling |
21. |
Overig |
Intermediaire kosten |
Bedrijfsvoeringkosten ogv budgethoudersregeling |
22. |
Overwerk & urendeclaratie |
Overschrijding arbeidsduur per jaar |
Cao Amsterdam, art. 5.4 lid 8 |
23. |
Overwerk & urendeclaratie |
Buitendagvenstertoelage (schaal 1 t/m 10a) |
Cao Amsterdam,art. 3.12 |
24. |
Overwerk & urendeclaratie |
Extra werken binnen dagvenster |
Cao Amsterdam,art. 5.4 lid 11 |
25. |
Overwerk & urendeclaratie |
Urendeclaratie oproepkracht |
Cao Gemeenten, art. 2.4 |
26. |
Overwerk & urendeclaratie |
Overwerkvergoeding (schaal 1 t/m 10a) |
Cao Gemeenten,\rt. 3.19 |
27. |
Reizen |
Kilometer vergoeding (dienstreis) |
Cao Amsterdam, art. 3.21. 3.22.4 A’damse regeling horende bij hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaarden buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, art. xx reiskostenvergoeding |
28. |
Reizen |
Kilometer vergoeding (woon-werk) |
art. 2.4.CAO Gemeenten |
29. |
Reizen |
Parkeerkosten |
Cao Amsterdam, artikel 3.21.1 en 3.21.2 en 3.22.4 |
30. |
Reizen |
Taxikosten |
A’damse regeling horende bij CAO Gemeenten art. 3.21.1, resp. 3.22.4 |
31. |
Reizen |
Openbaar Vervoer |
A’damse regeling horende bij CAO Gemeenten art. 3.21, resp. 3.22.4 |
32. |
Reizen |
Belastingvoordeel reiskosten |
Cao Amsterdam, hoofdstuk 4 |
33. |
Studie & cursussen |
Studiekosten |
Cao Amsterdam, artikel 8.9.3 |
34. |
Studie & cursussen |
Congres- of cursuskosten |
Cao Amsterdam, artikel 8.9.3 |
35. |
Verblijfskosten & activiteiten |
Overnachting dienstreis - Binnenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
36. |
Verblijfskosten & activiteiten |
Overnachting dienstreis - Buitenland |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
37. |
Verblijfskosten & activiteiten |
Afdelings- of projectactiviteiten interne locatie |
Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling |
38. |
Verblijfskosten & activiteiten |
Afdelings- of projectactiviteiten externe locatie |
Bedrijfsvoeringskosten ogv budgethoudersregeling |
39. |
Ziektekosten, vaccinatie en Arbo |
Vaccinatie buitenlandse dienstreis |
Cao Amsterdam, art.3.21.4, tegemoetkoming buitenlandse dienstreis. |
40. |
Ziektekosten, vaccinatie en Arbo |
Beeldschermbril |
Personeelsbeleid, Protocol beeldschermbril |
41. |
Ziektekosten, vaccinatie en Arbo |
Medische kosten vanwege werk |
Cao Gemeenten, art. 7.3 lid 6 |
42. |
Ziektekosten, vaccinatie en Arbo |
Vergoeding hoge ziektekosten |
Cao Amsterdam, artikel 3.27.2 – Regeling hoge ziektekosten |
Toelichting bevoegdhedenbesluit
ALGEMENE TOELICHTING
Algemeen
In het Bevoegdhedenbesluit is voor de gemeente Amsterdam de bevoegdhedenoverdracht vastgelegd voor bevoegdheden van het college en de burgemeester aan functionarissen in de ambtelijke organisatie: de gemeentesecretaris, de directeuren van de clusters en van Bestuur & Organisatie, de stadsdeelsecretarissen en de directeuren. Het bevat zowel algemene mandaten, voor bevoegdheden waarover al deze functionarissen moeten beschikken, als mandaten aan bepaalde functionarissen. Bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:1 Awb). Een besluit is volgens de Awb een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Door het nemen van een besluit (in de zin van de Awb) verandert er iets in de verhouding tussen het bestuursorgaan en één of meer anderen, ook wel belanghebbenden genoemd. Met mandaat kan dus een andere functionaris, bijvoorbeeld de gemeentesecretaris of de directeur namens het bestuursorgaan besluiten. Een door de gemandateerde genomen besluit geldt dan als een besluit van het bestuursorgaan (college of burgemeester). Met dit bevoegdhedenbesluit verlenen de bestuursorganen naast mandaat ook privaatrechtelijke volmacht en de machtigingen tot het verrichten van handelingen die geen besluiten zijn in de zin van de Awb en die ook geen privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn. Voor de uitoefening van een feitelijke handeling geldt ook dat deze wordt uitgeoefend namens het college respectievelijk de burgemeester. De bestuursorganen blijven tegelijkertijd ook bevoegd om de gemandateerde bevoegdheden zelf uit te oefenen.
Opbouw van het Bevoegdhedenbesluit
Het bevoegdhedenbesluit bestaat uit een algemeen artikelsgewijs deel en vijf bijlagen. De structuur is als volgt:
0. Het Besluit zelf met een kleine twintig artikelen. Hierin zijn algemene regels gegeven omtrent mandaat en is de hoofdstructuur van de mandatering vastgelegd; namelijk dat bevoegdheden aan de gemeentesecretaris worden gemandateerd. Deze worden automatisch aan directeuren ondergemandateerd. Dit tenzij specifieke functionarissen zijn aangewezen of tenzij een bevoegdheid alleen door de gemeentesecretaris wordt uitgeoefend. De opsommingen van de bevoegdheden waarop dit mandaat en ondermandaat betrekking heeft, zijn te vinden in de bijlagen 1 t/m 5 bij het besluit.
Er zijn in het Besluit ook algemene regels opgesteld over de reikwijdte van het mandaat en instructies over de situaties waarin mandaten niet mogen worden uitgeoefend, bv. wanneer het gaat om zaken met hoge afbreukrisico's of organisatieonderdeel-overstijgende belangen. Dit zijn dezelfde uitzonderingen die worden gebruikt in de bevoegdhedentoekenning aan de bestuurscommissies in de Verordening op de bestuurscommissies.
1. Bijlage 1 bevat een opsomming van de algemene bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris. Een aantal bevoegdheden is benoemd die de gemeentesecretaris niet ondermandateert, zoals bepaalde zware rechtspositionele bevoegdheden.
2. Bijlage 2 betreft een overzicht van algemene bevoegdheden die de gemeentesecretaris rechtstreeks mandateert aan bepaalde functionarissen (zoals lead buyership ICT en huisvesting).
A. Personeelsaangelegenheden
Bijlage 2.A. bevat twee rechtspositionele ondermandaten aan specifieke functionarissen. Bij A.1. gaat het in bijna alle gevallen om bevoegdheden die te maken hebben met de organisatiebrede taken die de directeur Personeel en Organisatieadvies heeft. Zij hebben te maken met de organisatiebrede taken die de directeur Personeel en Organisatieadvies heeft.
In A.2. worden aan de stedelijk directeuren bevoegdheden gemandateerd voor hun leidinggevende taken ten aanzien van de directeur. Zie ook de toelichting op bijlage 1, onderdeel A.2, f.
3. In bijlage 3 staan de algemene bevoegdheden die door directeuren niet ondergemandateerd mogen worden (bv. relatief zware rechtspositionele bevoegdheden).
4. Bijlage 4 bevat de specifieke inhoudelijke bevoegdheden voor beleids-rve's (zoals uitkeringen en subsidies vaststellen) en de directies B&O.
5. Bijlage 5 bevat rechtspositionele ondermandaten aan de afdelingshoofden en teamleiders.
Algemene versus inhoudelijke bevoegdheden
Hierboven zijn twee soorten bevoegdheden onderscheiden, algemene (bijlage 1 tot en met 3) en specifieke (bijlage 4). Deze kunnen als volgt worden toegelicht:
1. de algemene, meer bedrijfsmatige bevoegdheden
a. Het gaat hier om bevoegdheden die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van de organisatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aan het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen, het ondertekenen van stukken, het behandelen van klachten, het besluiten op Wob-verzoeken, etc. Het gaat om bevoegdheden die niet specifiek aan het werk van één organisatieonderdeel is te verbinden. Voor veel van deze bevoegdheden geldt dan ook, dat als ze niet uitsluitend centraal worden uitgeoefend, ze aan alle functionarissen op een bepaald niveau worden toebedeeld: ondermandaat bijv. aan alle directeuren in plaats van aan de directeur van één specifieke rve.
De bevoegdheden waar het hier om gaat, worden aan de gemeentesecretaris gemandateerd en vervolgens is er sprake van ondermandaat aan directeuren, stadsdeelsecretarissen en directeuren. Deze constructie maakt centrale sturing mogelijk.
Zo kunnen bepaalde onderdelen van de bevoegdheden bijvoorbeeld worden voorbehouden aan specifieke functionarissen. Neem bijvoorbeeld de beslissingen die te maken hebben met de huisvesting van het ambtenarenapparaat. Die zijn bij één directeur belegd en dan zodanig, dat de gemeentesecretaris kan sturen op de wijze van uitoefening. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het "leadbuyership" van bepaalde organisaties. Het gaat dan om de verantwoordelijkheid voor de inkoop van bijvoorbeeld een heel cluster (bv. bij het cluster sociaal door de rve Inkoop), of voor de gemeentelijke inkoop van alle ICT (belegd bij de rve ICT).
b. Daarnaast is er een bijzondere categorie algemene bevoegdheden, te weten de rechtspositionele bevoegdheden. Ook deze bevoegdheden worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris die ze vervolgens ondermandateert aan de stedelijk directeuren voor hun clusterstaven, de directeuren en de directeuren van Bestuur & Organisatie.
De stadsdeelsecretarissen krijgen sinds 19 maart 2014 hun rechtspositionele bevoegdheden van het college in plaats van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies. Van deze bevoegdheden wordt met dit besluit dus ook aan hen ondermandaat verleend door de gemeentesecretaris.
2. de inhoudelijke, dienstspecifieke bevoegdheden
De bevoegdheid om bijvoorbeeld uitkeringen of een subsidie vast te stellen is een voorbeeld van bevoegdheden die betrekking op het werkproces van een specifieke rve. Het mandaat van dit soort bevoegdheden is dus ook per rve verschillend.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Definities
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, zoals zij in dit besluit gebruikt worden.
Artikel 2 Overeenkomstige toepassing
Eerste lid
Bepaald is dat waar in het besluit wordt gesproken over "mandaat" daaronder ook volmacht en machtiging wordt verstaan. Daarvoor gelden dus dezelfde regels.
Mandaat, volmacht en machtiging zijn vergelijkbare rechtsfiguren, waarbij centraal staat dat een ander bevoegdheden kan uitoefenen namens en onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan of de gemeente Amsterdam. Bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:1 Awb), bij volmacht om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en bij een machtiging om het verrichten van feitelijke handelingen (die geen besluiten in de zin van de Awb en geen privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn). In artikel 10:12 van de Awb is bepaald dat de in afdeling 10.1.1 van de Awb, opgenomen voorschriften over mandaat, ook van toepassing zijn op volmacht en machtiging. Wie (beslissings)mandaat heeft, ondertekent het besluit dat hij neemt ook. Het ondertekenen is dus altijd in het mandaat inbegrepen.
Tweede lid
Het is denkbaar dat er buiten dit besluit, andere besluiten worden genomen waarin mandaat wordt verleend. Bepaald is dat de algemene bepalingen uit het bevoegdhedenbesluit ook voor die specifieke besluiten gelden tenzij dat uitdrukkelijk wordt uitgesloten. De werking is beperkt tot de functionarissen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het college ingetrokken. Het betreft hier dus niet de mandaatbesluiten van de bestuurscommissies aan stadsdeelsecretarissen of andere functionarissen en ook niet de mandaatbesluiten aan externe organisaties (zoals Haven, Omgevingsdienst of Waternet) of binnengemeentelijke niet-ondergeschikten van het college (zoals de directeur Rekenkamer, de Ombudsman, directeur ACAM of de Raadsgriffier). Voor zover dit besluit wel op hen van toepassing moet zijn, wordt dit apart bepaald.
Derde lid
Met dit lid worden ook allerlei feitelijke handelingen om een bevoegdheid uit te oefenen, betrokken bij het mandaat. Degene die een mandaat heeft, mag dus bijvoorbeeld ook correspondentie voeren over de uitoefening daarvan of zorgen voor publicatie van een in mandaat genomen besluit.
Artikel 3 Ondertekening stukken van het college
Wanneer er ter uitvoering van een in de collegevergadering genomen collegebesluit een stuk moet worden verstuurd, ondertekent ingevolge artikel 59a van de Gemeentewet de burgemeester een dergelijk stuk, samen met de gemeentesecretaris. De burgemeester mag de ondertekening opdragen aan de gemeentesecretaris of andere ambtenaren, mits het college daartoe toestemming geeft. Dit artikel behelst die toestemming.
Artikel 4 Algemene vereisten bij mandaat
Dit artikel geeft een aantal randvoorwaarden voor de uitoefening van het mandaat.
Eerste lid
Het schrijft voor dat de houder van een mandaat deze bevoegdheid alleen mag uitoefenen met inachtneming van een aantal kaders.
Sub a
Het gaat hier om vastgesteld beleid, beleidsregels, verordeningen, ambtelijke instructies, regels en voorschriften etc.
sub b
Dit betreft een algemene beperking. Los van het totale budget dat beschikbaar is gesteld voor bepaalde activiteiten, gelden ook nog specifieke beperkingen voor bepaalde functionarissen en beperkingen voor bepaalde transacties. Deze zijn te vinden in het budgethoudersbesluit en de op grond daarvan vastgestelde maxima.
Sub c
De bevoegdheden in dit besluit zijn nodig voor de dagelijkse bedrijfsvoering van organisatieonderdelen. Degene die daartoe mandaat heeft, benut deze bevoegdheden dan ook alleen ten behoeve van het werkterrein van het eigen organisatieonderdeel. De bevoegdheid om een overeenkomst aan te gaan, beperkt zich bijvoorbeeld tot wat nodig is voor het eigen organisatieonderdeel (zie ook het tweede lid).
sub d
In voorkomende gevallen moet de mandaathouder zich ervan vergewissen dat verplichte externe adviezen zijn ingewonnen en dat interne afstemming heeft plaatsgevonden. Indien er intern geen overeenstemming is, beoordeelt de mandaathouder of, zonodig na overleg met de (onder)mandaatgever, of er gebruik kan worden gemaakt van het mandaat.
sub e
Onder de reikwijdte van dit onderdeel vallen ook bevoegdheden ten opzichte van oud-medewerkers van een organisatieonderdeel (bv. In het kader van een beëindigingsovereenkomst) en aspirant-medewerkers (bv. in het kader van een sollicitatieprocedure).
Tweede lid
Het tweede lid gaat in op bevoegdheden die een financieel gevolg hebben. Het gaat dan niet alleen om het doen van uitgaven, maar ook om het verstrekken van uitkeringen, subsidies, het innen van gelden, het opleggen van een boete of het vaststellen van een erfpachtcanon.
sub a
Alleen wanneer een mandaathouder is aangewezen als budgethouder, mag hij rechtshandelingen verrichten die financiële gevolgen hebben. In of op grond van de budgethoudershoudersregeling worden budgethouders aangewezen.
Sub b
In of op grond van de budgethoudersregeling worden voor rechtshandelingen met financiële gevolgen maxima vastgesteld:
- in het algemeen voor functionarissen (bijvoorbeeld voor de groep "directeuren")
- specifiek voor bepaalde functionarissen (bijvoorbeeld een directeur van een bepaalde rve of een afdelingshoofd van een bepaalde afdeling)
Sub c
Wanneer het gaat om privaatrechtelijke rechtshandelingen mag het mandaat niet worden uitgeoefend, zonder dat een lead buyer is ingeschakeld. Zie hiervoor de toelichting bij bijlage 2.
Artikel 5 Algemene beperkingen bij mandaat
Spreekt voor zich.
Artikel 6 Algemene instructie bij de uitoefening van mandaten, conform art. 10:6 Awb
Deze instructie is gericht tot de functionarissen die een gemandateerde bevoegdheid uitoefenen. Het beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden, en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan wanneer functionarissen geen gebruik mogen maken van de aan hen gemandateerde bevoegdheid. Het is in dit bevoegdhedenbesluit opgenomen, zodat het voor functionarissen kenbaar is in welke gevallen er in ieder geval geen gebruik van een mandaat mag worden gemaakt.
Artikel 7 Algemeen mandaat aan gemeentesecretaris
Dit artikel verwijst naar bijlage 1 waarin de bevoegdheden zijn opgesomd die door het college aan de gemeentesecretaris worden gemandateerd. Het tweede lid geeft de gemeentesecretaris de bevoegdheid om bevoegdheden die aan een bepaalde functionaris zijn toebedeeld, tijdelijk aan een ándere functionaris toe te bedelen in afwachting van de eerstvolgende periodieke wijziging van het bevoegdhedenbesluit.
Artikel 8 Algemeen mandaat aan directeuren, stadsdeelsecretarissen en directeuren
Alle bevoegdheden uit bijlage 1, worden met dit artikel ondergemandateerd aan de directeuren en de directeuren. De stedelijk directeuren krijgen ondermandaat voor zover het de direct onder hen ressorterende clusterstaven en eventuele andere organisatieonderdelen betreft. Tevens krijgen zij ten aanzien van de onder hen ressorterende directeuren ondermandaat voor bepaalde rechtspositionele bevoegdheden. De directeuren krijgen hun ondermandaat rechtstreeks van de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris mag dus aanwijzingen en instructies geven of de bevoegdheden zelf uitoefenen. De stedelijk directeuren hebben in die relatie alleen een rol voor zover dat expliciet is bepaald (bijvoorbeeld met betrekking tot het co-signeren voor bedragen boven bepaalde maxima o.g.v. de budgethoudersregeling).
In bijlage 1 is een aantal bevoegdheden expliciet uitgezonderd van het ondermandaat dat in dit artikel wordt geregeld. Die bevoegdheden blijven dus voorbehouden aan de gemeentesecretaris.
Met onderdeel b van het eerste lid worden de bevoegdheden in bijlage 2 door de gemeentesecretaris rechtstreeks gemandateerd aan specifieke functionarissen. Die bevoegdheden vallen dus niet onder het algemene ondermandaat van de aanhef van het lid. Directeuren en rve managers beschikken dus niet over de bevoegdheden, genoemd in bijlage 2. Het betreft hier bevoegdheden die centrale sturing mogelijk maken op een aantal bedrijfsvoeringsonderwerpen.
Het tweede lid van dit artikel regelt dat de stadsdeelsecretarissen hun arbeidsrechtelijke bevoegdheden rechtstreeks van de gemeentesecretaris ondergemandateerd krijgen. Dit is nodig omdat alle medewerkers die bij de bestuurscommissies werkzaam zijn, in dienst zijn van het college. Er is dus één bevoegd gezag. Om rechtspositionele bevoegdheden te kunnen uitoefenen over de medewerkers bij hun bestuurscommissieorganisaties, moeten de stadsdeelsecretarissen deze bevoegdheid dus krijgen van het college. Door middel van dit tweede lid gebeurt dat via de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris mag dus aanwijzingen en instructies geven of de bevoegdheden zelf uitoefenen. De stadsdeelsecretaris kan besluiten op verzoeken gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur die zijn gerelateerd aan de gemandateerde arbeidsrechtelijke bevoegdheden.
Het derde lid geeft de bevoegdheid om ook leidinggevende functionarissen van zelfstandige organisatieonderdelen die geen rve of directie of stadsdeelorganisatie zijn, de algemene bevoegdheden te geven die noodzakelijk zijn voor de dagelijkse bedrijfsvoering. Te denken valt aan tijdelijke projectorganisaties of een organisatieonderdeel als de het secretariaat van de Kunstraad.
Artikel 9 Bijzonder mandaat voor bepaalde functionarissen
De in bijlage 4 opgenomen bevoegdheden worden door het college rechtstreeks gemandateerd aan bepaalde functionarissen, dus zonder ommekomst van de gemeentesecretaris. Het betreft specifieke bevoegdheden die nodig zijn voor het werkterrein van specifieke organisatieonderdelen.
Artikel 10 Mandaat voor het beslissen op bezwaar
Op grond van het mandaatbesluit is degene die het mandaat heeft om een primair besluit te nemen ook bevoegd om op bezwaar te beslissen De bevoegdheid om te beslissen op bezwaar kan alleen worden uitgeoefend als de (onder)gemandateerde functionaris niet zelf het primaire besluite neemt. Dit zal dus in ondermandaatbesluiten, goed geregeld moeten worden. Er is een aantal beperkingen opgenomen:
Sub a
Vanwege de overgang van de rechtspositie van de ambtenaren van de gemeente naar het arbeidsrecht per 1 januari 2020 is de werking van onderdeel a beperkt tot het behandelen van bezwaren (op grond van de Algemene wet bestuursrecht) tegen ambtenaarrechtelijke besluiten die genomen zijn en bekend zijn gemaakt voor 1 januari 2020.
In dit onderdeel is de bevoegdheid om te beslissen op bezwaren in ambtenaarrechtelijke rechtspositionele kwesties uitgezonderd van (onder)mandaat. De directeur DJZ mag in deze kwesties beslissen, op grond van zijn algemene bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften (bijlage 4). Dit is ingegeven door de wens om uniformiteit te creëren bij dit type beslissingen. Van het mandaat van de directeur DJZ is overigens uitgezonderd het nemen van beslissingen op bezwaren tegen besluiten die de gemeentesecretaris zelf heeft genomen, of die hem betreffen.
Sub b
Dit onderdeel maakt het mogelijk om bij het mandateren van bevoegdheden de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar uit te zonderen.
Artikel 11 Ondermandaat aan afdelingshoofden en andere functionarissen
Eerste lid
Met dit artikel wordt het mogelijk om van de bevoegdheid die bij of krachtens dit besluit zijn verleend, ondermandaat te verlenen:
Sub a
Binnen het eigen organisatieonderdeel
Sub b
binnen de gemeente, maar aan het hoofd van een ander organisatieonderdeel.
Mandaat aan niet ondergeschikten van buiten de gemeentelijke organisatie is niet toegestaan. Dergelijke besluiten moeten worden voorgelegd aan het college, tenzij de
bevoegdheid is opgenomen in bijlage 4.
In de praktijk blijkt behoefte om aan functionarissen die niet werkzaam zijn voor het eigen organisatieonderdeel mandaat te kunnen verlenen om overeenkomsten te kunnen aangaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als een medewerker van PMB of het IBA voor de rve Grond en Ontwikkeling een project uitvoert. Deze medewerkers worden aangesteld als projectleider, projectmanager etcetera. Van hen wordt verwacht dat ze overeenkomsten aangaan met derden om zodoende het project of het programma uit te voeren. Dit artikel maakt het mogelijk om de specifieke bevoegdheid om te besluiten overeenkomsten aan te gaan, aan een functionaris die niet werkt voor het eigen organisatieonderdeel mandaat te verlenen.
De Budgethoudersregeling maakt reeds mogelijk dat deze functionarissen worden aangesteld als budgethouder. Deze functionarissen worden op verzoek van de hoofdbudgethouder (de directeur van d erve) door de gemeentesecretaris aangewezen als deelbudgethouder. De aanwijzing vindt plaats op functie en niet op naam van de betrokken medewerker. Het Bevoegdhedenbesluit voorziet erin dat voor het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijk rechtshandelingen (en alleen voor deze specifieke bevoegdheid) door een directeur een mandaat kan worden verleend. De functionaris moet, om rechtsgeldig overeenkomsten te kunnen aangaan, op grond van artikel 7 van de Budgethoudersregeling door de GS zijn aangewezen als deelbudgethouder (bijvoorbeeld als projectleider, projectmanager of andere functies die daarvoor in aanmerking komen) in de zin van de Budgethoudersregeling en dient daarbij te beschikken over een mandaat van de directeur die de (budgettaire) eindverantwoordelijkheid draagt voor het programma of project. De directeur van de rve stelt de rve FIN in kennis van de aanwijzing van een functionaris als projectleider, programmaleider of programmadirecteur.
Tweede lid
Bepaald is dat bij ondermandaat nadere kaders en beperkingen kunnen worden vastgesteld. Dit dus naast de kaders die al op grond van dit besluit gelden.
In bijlage 5 zijn de bevoegdheden opgenomen die de directeuren en de stadsdeelsecretarissen (voor zover aan hen gemandateerd) direct ondermandateren aan afdelingshoofden en/of teamleiders. Het betreft hier bijvoorbeeld besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Afdelingshoofden en teamleiders hebben op grond van bijlage 5 de bevoegdheid om te besluiten privaatrechtelijke rechtshandelingen aan te gaan. Deze functionarissen zijn conform het organisatiemodel aangesteld als afdelingshoofd of teamleider. Op grond van de Budgethoudersregeling zijn afdelingshoofden en teamleiders aangewezen als deelbudgethouder en kunnen zij in die hoedanigheid verplichtingen aangaan namens het college. In het proces tot het aanwijzen van Budgethouders (vindplaats intranetpagina DMC) wordt uiteengezet hoe controle op deze aanwijzing plaatsvindt.
Tevens zijn in bijlage 5 de bevoegdheden opgenomen die de directeur GGD ondermandateert aan de teammanagers bij de afdelingen Jeugdgezondheidszorg en Infectieziekten van de GGD, onder wie een aantal teamleiders ressorteert. In het personeelssysteem zijn afdelingshoofden en genoemde teammanagers bij de GGD geautoriseerd een aantal besluiten te nemen op grond van de arbeidsrechtelijke regelgeving. Op grond van artikel 11, tweede lid, juncto bijlage 5 van het Bevoegdhedenbesluit beschikken afdelingshoofden en genoemde teammanagers over een toereikend ondermandaat de besluiten te nemen die niet zijn voorbehouden aan het college, de gemeentesecretaris of de rve-directeuren. Afdelingshoofden en genoemde teammanagers hebben niet de bevoegdheid deze besluitvorming aan teamleiders te ondermandateren. Zij wijzen een ander afdelingshoofd respectievelijk een andere teammanager, werkzaam binnen hetzelfde organisatieonderdeel, aan als plaatsvervanger om de besluiten te nemen in het geval van afwezigheid.
Op grond van artikel 11, derde lid, juncto bijlage 5 van het Bevoegdhedenbesluit beschikken teamleiders over een ondermandaat voor een aantal veel voorkomende arbeidsrechtelijke rechtshandelingen, zoals het accorderen van declaraties. Teamleiders hebben niet de bevoegdheid deze besluitvorming aan medewerkers te ondermandateren.’
Artikel 12 Vervangingsregeling gemeentesecretaris
Zoals in de definitiebepalingen is gestipuleerd, heeft de gemeentesecretaris verschillende hoedanigheden. In zijn hoedanigheid van gemeentesecretaris en directeur bestuursdienst wordt hij vervangen door één van de B&O-directeuren. In zijn hoedanigheid van Algemeen Directeur door één van de leden van het GMT.
Artikel 13 Vervangingsregeling overige functionarissen
Spreekt voor zich.
Artikel 14 Wijze van ondertekening
Spreekt voor zich.
Artikel 15 Beheer en wijzigingen Bevoegdhedenbesluit
In dit artikel wordt geregeld dat binnen de gemeente Amsterdam één organisatieonderdeel verantwoordelijk is voor bijhouden en wijzigen van het Bevoegdhedenbesluit. De directie Juridische Zaken van B&O wordt daartoe aangewezen.
Artikel 16 Intrekking vorige besluiten
Met dit artikel worden alle bestaande mandaatbesluiten van het college die bestemd zijn voor functionarissen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het college ingetrokken. Het betreft hier dus niet de mandaatbesluiten van de bestuurscommissies aan stadsdeelsecretarissen of andere functionarissen en ook niet de mandaatbesluiten aan externe organisaties (zoals Haven, Omgevingsdienst of Waternet) of binnengemeentelijke niet-ondergeschikten van het college (zoals de directeur Rekenkamer, de Ombudsman of de directeur ACAM). De bestaande bevoegdhedentoebedeling voor deze functionarissen blijft bestaan en voor zover daar aanleiding toe bestaat, worden aparte besluiten voorbereid in lijn met het onderhavige bevoegdhedenbesluit.
Artikel 16a Overgangsbepaling
Eerste lid
Deze bepaling maakt dat bevoegdheden die per abuis niet in dit bevoegdhedenbesluit zijn opgenomen alsnog op grond van de oude mandaatbesluiten worden gemandateerd. Het mandaat wordt dan geacht aan de meest voor de hand liggende functionaris te zijn verleend..
Tweede lid
Dit artikel geldt alleen voor de overgangssituatie. Op 1 juli 2015 vervalt het artikel.
Artikel 17 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Bijlage 1
A. Arbeidsrechtelijke regelingen en WOR
In onderdeel A staan de rechtspositionele bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan de gemeentesecretaris.
Op de aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden (A.1) worden vier uitzonderingen gemaakt. Bij de eerste drie gaat het om zware bevoegdheden die dermate ingrijpend zijn, dat ervoor wordt gekozen die niet te mandateren. De vierde uitzondering spreekt voor zich.
Bij A.2 staan beperkingen op de bevoegdheid tot ondermandaat door de gemeentesecretaris
Bij a. tot en met d. gaat het om de zwaarte en ingrijpendheid van de bevoegdheid, naast het belang van uniformiteit in de toepassing van de NRGA. Met f. is zichtbaar gemaakt dat de stedelijk directeuren namens de gemeentesecretaris hiërarchisch leidinggevende zijn van directeuren, maar, vanwege de ingrijpendheid van de besluiten en de noodzaak daarbij uniformiteit te betrachten, een aantal bevoegdheden is uitgezonderd. Het betreft samengevat de bevoegdheden rondom het aangaan van een arbeidsovereenkomst en ontslag. De bepaling bij g. spreekt voor zich.
B. Gemeentewet
Het onderdeel betreft enkele bevoegdheden uit de Gemeentewet. Het gaat allereerst om de bevoegdheid tot het besluiten privaatrechtelijke rechtshandelingen aan te gaan, anders dan arbeidsrechtelijke rechtshandelingen. Niet voor alle gevallen wordt aan de gemeentesecretaris dit mandaat verleend. Hij heeft het mandaat niet in het geval er sprake is van:
1. de oprichting of deelneming in een rechtspersoon:
2. het lenen of uitlenen van geld:
3. de borgstelling of garantstelling voor schulden van derden:
In deze gevallen moeten de besluiten door het college zelf worden genomen.
Een tweede bevoegdheid waarvan, in dit geval, machtiging wordt gegeven betreft het vertegenwoordigen van de rechtspersoon de gemeente Amsterdam. In artikel 171, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigt. In het tweede lid van hetzelfde artikel is bepaald dat de burgemeester deze vertegenwoordiging kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. In dit besluit draagt de burgemeester zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid op aan de gemeentesecretaris. De vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op de gevallen waarin de gemeente als rechtspersoon (volgens privaatrecht) aan het maatschappelijk verkeer deelneemt (zie art. 2:1 lid 1 BW). Waar de gemeente een overeenkomst sluit, of voor de rechter verschijnt, is het nodig dat een natuurlijk persoon voor de rechtspersoon optreedt en de nodige (rechts)handelingen verricht. In de combinatie met het hiervoor genoemd mandaat tot het besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen, kan de gemeentesecretaris dus op basis van het Bevoegdhedenbesluit besluiten of de gemeente een overeenkomst aangaat en vervolgens namens de gemeente de overeenkomst ondertekenen.
Het mandaat betreffende bevoegdheden uit de Gemeentewet betreft tenslotte de ondertekening van stukken die van het college uitgaan, Het gaat hierbij om gevallen waarin een besluit wel in de vergadering van het college is genomen, maar de ondertekening niet overeenkomstig de hoofdregel van artikel 59a van de Gemeentewet door burgemeester en gemeentesecretaris plaatsvindt.
C. Algemene wet bestuursrecht
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat onder andere een groot aantal algemene voorschriften over hoe procedures gevoerd moeten worden, met andere woorden over hoe een bestuursrechtelijk besluit tot stand komt. Het gaat bij de bevoegdheden waarvan hier mandaat en machtiging wordt verleend bijvoorbeeld over de voorbereiding van besluiten, en bevoegdheden in het kader van de regeling ‘dwangsom niet tijdig beslissen', bevoegdheden met betrekking tot bestuursrechtelijke geldschulden en de behandeling van klachten.
Bijlage 2
A. Personeelsaangelegenheden
Bijlage 2.A. bevat twee rechtspositionele ondermandaten aan specifieke functionarissen.
Bij A.1. gaat het in bijna alle gevallen om bevoegdheden die te maken hebben met de organisatiebrede taken die de directeur Personeel en Organisatieadvies heeft.
In A.2. worden aan de stedelijke directeuren bevoegdheden gemandateerd voor hun leidinggevende taken ten aanzien van de directeur. Zie ook de toelichting op bijlage 1, onderdeel A.2., f.
B. Privaatrechtelijke rechtshandelingen, onderdeel 1 tot en met 3 (Lead Buyership)
Algemeen
De combinatie van de algemene vereisten bij mandaat met betrekking tot privaatrechtelijke rechtshandelingen (onderdeel twee lid, onderdeel c van het Bevoegdhedenbesluit) met deze bepalingen in bijlage 2 legt de verantwoordelijkheid voor het organiseren van gemeentebrede inkooptrajecten exclusief bij de aangewezen Lead Buyers, voor zover die inkooppakketten aan hen zijn toegewezen. Voor zover een inkooppakket niet aan een Leadbuyer expliciet is toebedeeld, voert Bestuur en Organisatie namens het college de inkooptaken ten behoeve van dat betreffende inkooppakket uit. Het is dus niet toegestaan voor budgethouders om zelfstanding zonder de inschakeling van de aangewezen Lead Buyer inkooptrajecten te organiseren.
Er is een onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke inkooptaak, die wordt toebedeeld aan de Lead Buyer en het daaropvolgende contractmanagement, dat:
a. kan worden toebedeeld aan de budgethouders, of
b. wordt uitgevoerd door de Lead Buyer.
In sommige gevallen vallen Lead Buyer en ambtelijk opdrachtgever samen in één organisatieonderdeel, nl in het geval de Lead Buyer tevens de budgethouder is voor een productgroep. In dat geval selecteert de Lead Buyer zowel de marktpartij en is de Lead Buyer tevens als opdrachtgever verantwoordelijk voor het daaropvolgende contractmanagement van het met de betreffende marktpartij gesloten contract.
Gunning vs. aangaan en ondertekenen van overeenkomsten
Het besluit tot het aanwijzen van de marktpartij waarmee het contract zal worden gesloten -het gunningsbesluit - is een bevoegdheid van de Lead Buyer. Van het gunningsbesluit moet het besluit tot het aangaan van de overeenkomst met die aangewezen marktpartij worden onderscheiden. De bevoegdheid tot het aangaan van de overeenkomst en de ondertekening daarvan komt toe aan de budgethouder. In het geval van een gemeentebrede raamovereenkomst waarbij de Lead Buyer het inkoopproces heeft uitgevoerd heeft de Lead Buyer de bevoegdheid de gemeentebrede raamovereenkomst te ondertekenen. De uitnutting van die raamovereenkomst - het bestellen c.q sluiten van nadere overeenkomsten - vindt dan plaats door de budgethouder.
Handhaving en borging van de inkoopprocessen.
Indien opdrachtgevers, in tegenstelling het ondermandaatbesluit aangeeft, toch zelfstandig op de markt producten of diensten verwerven, wordt dit door de Lead Buyer gesignaleerd op basis van de spendanalyse. DMC Inkoop als onderdeel van Bestuur en Organisatie maakt een totaalanalyse van de gemeentelijke uitgaven en draagt ervoor zorg dat de Lead Buyer een deelanalyse krijgt van de uitgaven met betrekking tot de inkooppakketten waarvoor de Lead Buyer verantwoordelijk is. Indien de Lead Buyer uitgaven signaleert welke buiten de afspraken met de Lead Buyer om of niet door de Lead Buyer zelf zijn gedaan, dan rapporteert de Lead Buyer hierover aan de betreffende directeur.
Bijlage 3
Bijlage 3 bevat een aantal uitzonderingen op de door de directeuren, de stedelijk directeur, directeur B&O en de stadsdeelsecretaris onder te mandateren bevoegdheden. Het betreft zonder uitzondering zware bevoegdheden die zich naar hun aard niet lenen voor doormandatering door deze functionarissen.
Bijlage 4
Bijlage 4 bevat de bevoegdheden die door het college rechtstreeks aan bepaalde functionarissen (grotendeels directeuren) worden gemandateerd.
Deze bevoegdheden zien op de taken die door de rve's en directies op hun specifieke beleidsterreinen worden verricht.
Onder de uitvoering van deze bevoegdheden valt ook de voorbereiding van beleid voor de verschillende taken die tot het beleidsterrein behoren.
Bij de weergave van de bevoegdheden is zoveel mogelijk dezelfde volgorde aangehouden, waarbij eerst de meer algemene bevoegdheden worden genoemd die voortkomen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet, daarna gevolgd door de meer specifieke wetten.
Omwille van de leesbaarheid is geen onderscheid gemaakt tussen mandaat, volmacht en machtiging (zie ook het bevoegdhedenbesluit zelf, artikel 2, eerste lid); in de overzichten wordt alleen de term mandaat gebruikt.
De specifieke bevoegdheden zijn per cluster ingedeeld. Als aan een rve of directie geen specifieke bevoegdheden worden gemandateerd dan is dat met zoveel woorden vermeld.
Een onderdeel algemene bepalingen gaat aan de specifieke bevoegdheden vooraf.
Hierin wordt aangegeven dat het nemen van bepaalde soorten besluiten ook de daarmee samenhangende besluiten omvat. Dat is gedaan om te voorkomen dat iedere keer dat het nemen van bepaalde besluiten wordt gemandateerd ook al deze andere daarmee samenhangende besluiten zouden moeten worden opgenoemd.
Een aantal van de specifieke bevoegdheden wordt (mede) uitgevoerd door een andere rve dan de rve of directie die inhoudelijk voor het beleidsterrein verantwoordelijk is.
Artikel 9 van het algemeen mandaatbesluit maakt het mogelijk om de uitvoering van deze taken te ondermandateren aan een andere directeur, directeur of stadsdeelsecretaris.
Op de begroting van de gemeenteraad worden instellingen genoemd die van de gemeente subsidie krijgen. De naam van de instelling en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld worden op de begroting genoemd. Deze zogenaamde begrotingssubsidies (artikel 4:23 lid 3 onder c) worden op dit moment door het college verstrekt. Aangezien de naam van de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden verleend op de begroting worden genoemd is het onwenselijk het college te belasten deze besluiten te nemen. De directeur van een rve kan deze subsidies verstrekken tot het niveau waarop hij op grond van de Budgethoudersregeling bevoegd is.
In het bevoegdhedenbesluit staan alle subsidieregelingen genoemd die door de rve directeuren worden uitgevoerd. Zij hebben van het college mandaat gekregen om subsidie te vertrekken op basis van de subsidieregeling die tot het werkterrein van de rve behoort. In de praktijk blijkt dat jaarlijks veel nieuwe subsidieregelingen worden vastgesteld en veel subsidieregelingen komen te vervallen. Door in het Bevoegdhedenbesluit een algemene bepaling op te nemen dat de rve directeuren bevoegd zijn subsidie te verstrekken op basis van de subsidieregelingen op hun werkterrein, wordt voorkomen dat per vastgestelde of vervallen subsidieregeling het Bevoegdhedenbesluit moet worden gewijzigd.
De directeur van de rve Metro en Tram kan ingevolge dit mandaat rechtstreeks notarissen machtigen om namens hem privaatrechtelijke rechtshandelingen, bv vastgoedtransacties en het vestigen van zakelijke rechten, te verrichten. In de praktijk blijkt hieraan behoeft. Deze bevoegdheid is ook verleend aan de directeur van de rve Grond en Ontwikkeling en de directeur van de rve Vastgoed. De directeur van de rve Metro en Tram beschikt, vanwege de werkzaamheden van de rve, over dezelfde bevoegdheid.
Bijlage 4, I Bestuur en Organisatie, onderdeel 4: Directeur Juridische Zaken
Voor alle onderstaande bevoegdheden geldt, dat deze kunnen worden ondergemandateerd aan andere functionarissen. Door dit via de directeur DJZ te laten verlopen, is centrale sturing mogelijk, zodat de gemeente Amsterdam als juridische entiteit naar buiten optreedt.
Onderdeel A. Gemeentewet
Onderdelen a t/m c: het gaat hier om procedurehandelingen en procesbesluiten van de gemeente Amsterdam als rechtspersoon. Het gaat dus niet om de juridische procedures die tegen de verschillende bestuursorganen van de gemeente worden gevoerd. Voor de stadsdelen geldt al dat de procesbesluiten niet aan hen zijn gemandateerd of gedelegeerd, maar zijn opgedragen aan de directeur DJZ. Hierdoor is meer centrale regie mogelijk, niet alleen voor wat betreft de inhoud van de procedure en de vraag wanneer een procedure wordt gestart maar ook bijvoorbeeld wie in de procedure als gemachtigde optreedt en of er wellicht voor alternatieve geschillenbeslechting moet worden gekozen.
Onderdeel d: Het gaat hier om een bevoegdheid van de burgemeester om de gemeente feitelijk te vertegenwoordigen. Deze machtigingen zullen voortaan centraal worden bijgehouden door de directeur Juridische Zaken.
Onderdeel C. Algemene wet bestuursrecht
Deze bevoegdheid betreft bezwaren tegen primaire besluiten die zijn genomen en bekendgemaakt vóór 1 januari 2020. Vanaf die datum worden geen primaire ambtenaarrechtelijke besluiten meer genomen. De vanaf dan te verrichten rechtshandelingen vallen onder het arbeids(proces)recht.
Onderdeel a: Het betreft hier een bevoegdheid die bestaat náást de bevoegdheid van andere directeuren om een beslissing op bezwaar te nemen. De directeur DJZ is dus altijd bevoegd een beslissing op bezwaar te nemen. Dat betreft dus ook beslissingen op bezwaar tegen besluiten die door directeuren, directeuren of stadsdeelsecretarissen genomen worden op grond van dit bevoegdhedenbesluit. In ieder geval is de directeur DJZ met uitsluiting van andere functionarissen gemandateerd om beslissingen op bezwaar in rechtspositionele aangelegenheden te nemen, met uitzondering van besluiten die de gemeentesecretaris of de directeur DJZ persoonlijk betreffen.
Onderdeel d: De bevoegdheden genoemd onder sub b) tot en met e) hebben betrekking op de uitvoering van een aantal door Europese regelgeving voorgeschreven administratieve verplichtingen die de gemeente heeft tegenover de Europese Commissie. In de meeste gevallen wordt niet rechtstreeks met het Europese Commissie gecorrespondeerd, maar gaat dat via het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De bevoegdheid om deze handelingen te verrichten berust ingevolge artikel 160 Gemeentewet bij het college. Het is niet wenselijk om alle administratieve handelingen vooraf te laten goedkeuren door het college. De Directie DJZ adviseert over Europees recht waaronder staatssteun en de Dienstenrichtlijn. Het is daarom voor de hand liggend om de Directeur DJZ de bevoegdheid te mandateren om deze handelingen namens het college te laten verrichten.
Sub b), sub c) en sub d)
Artikel 107 van het bedrag Betreffende Europese Unie verbiedt het om staatssteun te verlenen. Op deze hoofdregel zijn een aantal uitzonderingen. Een overheid mag staatssteun verlenen als het een uitzondering betreft die is opgenomen in de Groepsvrijstellingsverordening. In dat geval moet wel een zogenoemde ‘kennisgeving’ worden gedaan bij de Europese Commissie. Daaruit vloeien een aantal administratieve verplichting voort. Sub b) regelt dat de directeur DJZ de feitelijke kennisgeving en de administratieve verplichtingen vervult. Als een overheid staatssteun wil verlenen die niet valt onder het toepassingsbereik van de Groepsvrijstellingsverordening, dan moet vooraf bij de Europese Commissie middels een zogenoemde ‘melding’ toestemming worden gevraagd. Sub c) regelt dat de directeur de feitelijke melding en administratieve verplichtingen vervult. Steun kan bovendien worden verleend als compensatie voor de uitvoering van een zogenoemde Dienst van Algemeen Economisch belang (DAEB). Het college of de raad wijst een DAEB en de uitvoerder daarvan aan. De daaruit voortvloeiende administratieve verplichtingen worden op grond van sub d) vervult door de directeur DJZ.
Sub e)
Sinds 2010 geldt een permanente meldingsplicht (notificatieplicht) van bepalingen die vallen onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn. Dit houdt in dat, wanneer een decentrale overheid nieuwe regels en wetten maakt of bestaande regels en wetten wijzigt, zij moet nagaan of deze wetgeving onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Op grond van sub e) is de directeur DJZ bevoegd om namens het college een aantal notificatieverplichtingen te voldoen die voortvloeien uit de Dienstenrichtlijn.
Op 31 oktober 2017 heeft het college ingestemd met het verlenen van de bevoegdheid aan de directeur van de rve Wonen tot het afgeven van een machtiging tot binnentreden die zowel betrekking heeft op het houden van toezicht als handhaving ten aanzien van taken en bevoegdheden die bij het college en de burgemeester zijn belegd.
De rve Wonen maakt vooral gebruik van de machtiging tot binnentreden voor het bestrijden van woonfraude. Nu wordt daarbij nog één machtiging tot binnentreden verleend die zowel op het toezicht als de handhaving ziet. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 23 augustus 2017 maakt echter duidelijk dat deze praktijk moet worden aangepast en dat er voor het toezicht en de handhaving twee aparte machtigingen nodig zijn. Als de rve Wonen voornemens is een bezoek te brengen aan een pand om na te gaan of er sprake is van woonfraude (toezicht), dan is daarvoor een machtiging tot binnentreden van de burgemeester nodig. Als vervolgens blijkt dat er in het pand sprake is van woonfraude en de wens bestaat te handhaven, dan gebeurt dit op grond van de Huisvestingswet en is er een machtiging tot binnentreden van het college nodig. Dit betekent dat het college een besluit moet nemen en dat kost erg veel tijd en maakt slagvaardig optreden lastig.
Om te voorkomen dat er steeds een expliciet onderscheid moet worden gemaakt tussen toezicht en handhaving, is voorstel daarnaast de burgemeester ook een mandaat te laten verlenen voor het afgeven van een machtiging tot binnentreden bij het houden van toezicht. De directeur van de rve Wonen kan dan zowel de machtiging voor het toezicht als de machtiging ten behoeve van handhaving ondertekenen.
Het college heeft op 31 oktober 2017 mandaat verleend aan de rve directeur Onderwijs, Jeugd en Zorg een aantal bevoegdheden uit te oefenen op grond van de Wet op de Jeugdverblijven.
Op 1 juli 2016 is de Wet op de Jeugdverblijven (hierna: Wet) van kracht geworden. Deze Wet stelt regels om de veiligheid, ontwikkeling en het pedagogische klimaat te bevorderen in jeugdverblijven: instellingen waar vier of meer minderjarigen meer dan de helft van de tijd overnachten. In Amsterdam zijn op dit moment drie Turks-Nederlandse internaten die vallen onder deze wetgeving.
Tot het moment van inwerkingtreding van deze Wet, is met ingang van januari 2014 met het grootste deel van de betrokken gemeenten (waaronder gemeente Amsterdam) en jeugdverblijven vrijwillig toezicht overeengekomen dat is gebaseerd op een tripartiete samenwerking tussen de jeugdverblijven, betrokken gemeenten en de centrale overheid.
Daartoe is een landelijk kwaliteitskader ontwikkeld, waaraan de internaten moeten voldoen. De betrokken internaten hebben dit kwaliteitskader overgenomen. De kwaliteitseisen in dit kader hebben de basis gevormd voor de kwaliteitseisen die in wet- en regelgeving zijn opgenomen. Met deze Wet wordt het toezicht geformaliseerd en krijgen gemeenten de mogelijkheid om te handhaven.
In besprekingen met de betrokken partijen is de wens geuit om bij de uitvoering van deze Wet zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande praktijk in het vrijwillig toezicht. Om deze reden is in de Wet opgenomen dat ambtenaren van de GGD het toezicht uitvoeren, waarbij in de toelichting wordt verwezen naar de ambtenaren die nu al functioneren in de pool van toezichthouders die specifiek met het toezicht op de jeugdverblijven zijn belast of aangewezen. In Amsterdam zijn dit op dit moment twee toezichthouders die tevens voor enkele andere gemeenten het toezicht uitvoeren. Het mandaat van deze toezichthouders is geregeld via het Ondermandaat RVE GGD Amsterdam 2017.
Op 17 oktober 2012 heeft de gemeenteraad de Taxiverordening Amsterdam 2012 vastgesteld en op 1 juni 2013 is deze inwerking getreden. In deze verordening is geregeld dat het een chauffeur verboden is om zonder geldige vergunning van het college (Taxxxivergunning) op de in de bijlage I van de verordening aangewezen delen van de openbare weg taxivervoer aan te bieden.
Chauffeurs die beschikken over een vergunning krijgen een Taxxxiraamkaart, het bewijsstuk van de vergunning, en een keycard voor toegang op de standplaatsen CS, Arena en Leidseplein uitgereikt.
In artikel 3.4 van de verordening is geregeld dat wanneer er sprake is van schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen van de Taxxxivergunning de Taxxxiraamkaart en de keycard onverwijld bij het college dienen te worden ingeleverd.
De praktijk leert dat ondanks uitdrukkelijk verzoek een grote groep chauffeurs de Taxxxiraamkaart en keycard niet inleveren en daarmee in ieder geval naar de toezichthouders op straat en naar de consument de schijn kunnen wekken nog steeds te beschikken over een geldige vergunning. Dit is een ongewenste ontwikkeling en om die reden wordt verzocht de directeur rve Basisinformatie te mandateren tot het kunnen opleggen van een last onder dwangsom ex artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht aan chauffeurs die hun Taxxxiraamkaart en/of keycard niet hebben ingeleverd.
In artikel 82c Wet Personenvervoer 2000 is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd zijn tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de krachtens die paragraaf gestelde verplichtingen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl