Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen

Geldend van 01-08-2015 t/m 30-04-2023

Intitulé

Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten De Wolden en Hoogeveen,

overwegende:

dat het wenselijk is gebleken de ambtelijke organisaties samen te voegen met het doel de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening te optimaliseren, de kwetsbaarheid van de respectievelijke ambtelijke organisaties te beperken en de kosten van de uitvoering van de gemeentelijke taken zo goed mogelijk te beheersen, is besloten de twee ambtelijke organisaties samen te voegen tot één nieuwe publiekrechtelijke ambtelijke organisatie voor beide gemeenten;

dat de Wet gemeenschappelijke regelingen daar met ingang van 1 januari 2015 een nieuwe rechtsvorm voor mogelijk maakt, zijnde de Bedrijfsvoeringsorganisatie;

dat deze rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid bij uitstek geschikt is voor de uitvoering van de ondersteunende en uitvoerende taken van de beide gemeenten;

gelet op:

de toestemmingsbesluiten van de gemeenteraden van Hoogeveen van 2 juli 2015 en De Wolden van 25 juni 2015 en de toepasselijke bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet;

besluiten:

 

de bestaande gemeenschappelijke regeling genaamd “Gemeenschappelijke Regeling Ambtelijke organisatie De Wolden/Hoogeveen” te wijzigen in een gemeenschappelijke regeling in de zin van artikel 8, lid 3 van de Wet, genaamd “Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen”, zijnde een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    Samenwerkingsgebied: het gezamenlijke grondgebied van de deelnemers ;

  • c.

    Bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoonlijkheid bezittende bedrijfsvoeringsorganisatie in de zin van artikel 8, lid 3 van de Wet;

  • d.

    deelnemers: de aan de Regeling deelnemende gemeenten De Wolden en Hoogeveen; gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de Provincie Drenthe;

  • e.

    Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    opdrachtnemer: de bedrijfsvoeringsorganisatie;

  • g.

    begroting: de begroting zoals het bestuur die vaststelt overeenkomstig artikel 35, lid 6 van de Wet;

  • h.

    kostenverrekenmodel: het model volgens welke de kosten van de bedrijfsvoering worden verdeeld tussen de deelnemers;

  • i.

    Raden: de raden van de deelnemers;

  • j.

    Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.

Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie en bestuurssamenstelling

  • 1.

    • Er is een Bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet, genaamd ‘Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen’.

  • 2.

    • De Bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Hoogeveen.

  • 3.

    • Waar in deze Regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt voor de gemeente, het College en of de burgemeester respectievelijk gelezen, de Bedrijfsvoeringsorganisatie, het bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 3 Belang

Het belang waarvoor de Regeling wordt getroffen, is het bewerkstelligen van een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering door de Bedrijfsvoeringsorganisatie van gemeentelijke taken, zoals vastgelegd in de vastgestelde en vast te stellen wettelijke voorschriften, regelingen, beleid, bedrijfsplan, overige besluiten en in de jaarlijks vast te stellen begroting van de deelnemers.

Artikel 4 Taken van de deelnemers

  • 1.

    • De deelnemers laten met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze Regeling door de Bedrijfsvoeringsorganisatie gemeentelijke taken uitvoeren.

  • 2.

    • Dit takenpakket strekt zich in ieder geval uit tot de volgende aspecten:

    • a.

      beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding;

    • b.

      uitvoering van het door de daartoe bevoegde gemeentelijke bestuursorganen vastgestelde beleid;

    • c.

      inkoop- en aanbestedingstrajecten;

    • d.

      uitvoering van door de rijksoverheid aan de deelnemers opgedragen medebewindstaken;

    • e.

      toezicht op en handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering voor zover niet aan anderen opgedragen;

    • f.

      de ter ondersteuning van voormelde taken uit te voeren taken op het gebied van bedrijfsvoering.

    • g.

      en verder al wat nodig is om de taken van de gemeenten De Wolden en Hoogeveen uit te voeren in overeenstemming met de wensen van die gemeenten.

  • 3.

    • De Bedrijfsvoeringsorganisatie voert uitsluitend taken uit voor de deelnemers.

  • 4.

    • De bij aanvang van de Regeling geldende afspraken omtrent werkzaamheden door en voor derden en de daarmee samenhangende verplichtingen worden overgenomen door de Bedrijfsvoeringsorganisatie, mits dat voor de niet bij de afspraken betrokken deelnemer en het Openbaar Lichaam geen financiële gevolgen heeft.

  • 5.

    • De Raden kunnen hun colleges opdracht verstrekken bepaalde voorstellen te doen gericht op de financiële bijsturing binnen de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 6.

    • De deelnemers hebben ieder een planning- en control cyclus. De planning- en control cyclus van de Bedrijfsvoeringsorganisatie wordt hier op af gestemd binnen de grenzen van de Wet.

Artikel 5 Bevoegdheidstoedeling

De bestuursorganen van de deelnemers bepalen in afzonderlijke delegatie-, mandaat- en volmachtbesluiten, welke bevoegdheden worden over- of opgedragen, of toegekend worden aan het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 6 Kostenverdeling

  • 1.

    • Voor de uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 4 van de Regeling zijn de begrotingen van de deelnemers leidend.

  • 2.

    • De kosten van de bedrijfsvoering worden per deelnemer vastgelegd, in overeenstemming met de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in een bij afzonderlijke overeenkomst vast te leggen kostenverrekenmodel, dat als bijlage deel uitmaakt van deze Regeling.

  • 3.

    • De kosten voor de bedrijfsvoering worden conform het kostenverrekenmodel opgenomen in de begroting van de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 4.

    • Op de vaststelling van de begroting van de Bedrijfsvoeringsorganisatie is artikel 19 van de Regeling van toepassing.

  • 5.

    • De Bedrijfsvoeringsorganisatie werkt de uit de begroting voortvloeiende taken en planning uit in een jaarplanning.

Artikel 7 Kwaliteitsborging

  • 1.

    • De Bedrijfsvoeringsorganisatie draagt zorg voor een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering van de taken, zoals vermeld in artikel 4 van deze Regeling.

  • 2.

    • De Bedrijfsvoeringsorganisatie hanteert één of meer kwaliteitssystemen. De directie stelt kwaliteitssystemen vast en legt hierover verantwoording af aan het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 3.

    • In het verlengde van hetgeen bepaald is in lid 1 draagt de Bedrijfsvoeringsorganisatie zorg voor een adequate verzekering van de risico's, die samenhangen met de uitvoering van zijn taken (de bedrijfsvoering) en die niet vallen onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering van de deelnemers.

  • 4.

    • Over de wijze van afhandeling van aan (vertegenwoordigers van) de Bedrijfsvoerings-organisatie toe te rekenen schade die in het kader van de uitvoering van de taken van de Bedrijfsvoeringsorganisatie is ontstaan, maar niet voor vergoeding door een verzekeraar in aanmerking komt, wordt besloten door het bestuur.

Hoofdstuk 3 Het bestuur

Artikel 8 Samenstelling

  • 1.

    • Het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie bestaat uit de collegeleden van de deelnemende gemeenten. De zittingsduur van de leden van het bestuur is gelijk aan die van de leden van de colleges.

  • 2.

    • Een lid van het bestuur kan worden ontslagen door het college dat hem aangewezen heeft indien hij niet meer het vertrouwen van dat college bezit.

Artikel 9 Werkwijze bestuur

  • 1.

    • Het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie vergadert zo vaak als het daartoe besluit, maar ten minste tweemaal per jaar en verder als de voorzitter of één College dit onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. Een verzoek van het College dient te worden gericht aan de voorzitter.

  • 2.

    • Voor de oproeping van de vergaderingen is artikel 19 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Bijeenroeping geschiedt door of vanwege de voorzitter.

  • 3.

    • Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een Reglement van Orde vast, waarin onder meer besluitvormingsaspecten worden uitgewerkt.

  • 4.

    • In het bestuur heeft elk college één stem. Bij staken van de stemmen wordt het voorstel opnieuw geagendeerd voor een volgende vergadering die tenminste 1 week later wordt gehouden. Staken de stemmen dan opnieuw, dan is het voorstel verworpen. Besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening, zoals bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de Regeling, en de besluiten tot benoeming en ontslag van de directie, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1 dienen unaniem genomen te worden.

  • 5.

    • De leden van het bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

  • 6.

    • Op de vergaderingen van het bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 58 Gemeentewet zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    • Voor zover deze Regeling niet anders bepaalt, kan het bestuur zijn werkzaamheden verdelen over de leden. Deze verdeling wordt schriftelijk vastgelegd en aan de deelnemers meegedeeld.

Artikel 10 Bevoegdheden bestuur

  • 1.

    • Aan het bestuur komen alle bevoegdheden toe die aan de Regeling zijn opgedragen.

  • 2.

    • Het bestuur kan over gaan tot de oprichting van rechtspersonen als bedoeld in artikel 31a van de Wet, nadat de Raden in de gelegenheid zijn gesteld over een ontwerpbesluit hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken aan het bestuur.

  • 3.

    • Het bestuur kan de voorzitter, of één of meer leden bevoegdheden toekennen.

  • 4.

    • Het bestuur kan aan de directie bevoegdheden overdragen met uitzondering van:

      • a.

        het vaststellen, dan wel wijzigen van de begroting;

      • b.

        het vaststellen van de jaarrekening;

      • c.

        het vaststellen van de financiële beheerverordening.de controleverordening en de verordening op het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals omschreven in de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet;

      • d.

        het vaststellen van een organisatiereglement en bijbehorende regels.

Artikel 11 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    • Het bestuur of een lid daarvan geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen vier weken aan de Raden de door een of meer leden van die Raden schriftelijke gevraagde inlichtingen, zonodig met toepassing van artikel 23 van de Wet.

  • 2.

    • Het bestuur of een lid daarvan geeft aan de Raden ten minste eenmaal per half jaar ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3.

    • Een lid van het bestuur kan door het college dat hem heeft benoemd tot verantwoording worden geroepen over het door hem in het bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    • De Colleges stellen het bestuur in kennis van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde taken, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 12 De voorzitter van de Bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    • Het bestuur wijst uit zijn midden telkens voor de duur van een jaar een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan, die per jaar afwisselend uit een van de colleges van de deelnemers afkomstig is.

  • 2.

    • De benoeming van de voorzitter geschiedt voor het eerst ingaande 1-1-2016. Tot die datum blijft de huidige voorzitter in functie.

  • 3.

    • Als de voorzitter de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de Bedrijfsvoeringsorganisatie aan een ander opdraagt, doet hij daarvan mededeling aan het bestuur.

Hoofdstuk 4 Organisatie, directie en personeel

Artikel 13 Organisatiereglement

  • 1.

    • Binnen de uitgangspunten van deze Regeling kan het bestuur een Organisatiereglement voor de Bedrijfsvoeringsorganisatie vaststellen.

  • 2.

    • In het Organisatiereglement als bedoeld in het eerste lid legt het bestuur de organisatieprincipes en de organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie vast.

Artikel 14 Organisatiestructuur

  • 1.

    • Op de ingangsdatum van deze Regeling geldt de organisatiestructuur zoals die in een bijlage bij deze Regeling is opgenomen.

  • 2.

    • Vanaf het derde jaar evalueert het bestuur elke vier jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur.

Artikel 15 De directie

  • 1.

    • De directie wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het bestuur.

  • 2.

    • Het bestuur regelt op voorstel van de directie de bezoldiging en de overige rechtspositie van de directie.

  • 3.

    • Het bestuur kan een Directiestatuut voor de directie vaststellen. Het bestuur brengt dit Directiestatuut ter kennis van de deelnemers.

  • 4.

    • De directie is voor het bestuur ambtelijk opdrachtnemer en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 5.

    • De directie verschaft informatie aan het bestuur om het functioneren en de bedrijfsvoering van de Bedrijfsvoeringsorganisatie te kunnen beoordelen.

  • 6.

    • De dagelijkse leiding van de Bedrijfsvoeringsorganisatie berust bij de directie.

  • 7.

    • De directie draagt zorg voor de kwaliteit van personeel en organisatie, beheer en bedrijfsvoering, en voor het zijn van een (aantrekkelijke) werkgever voor de medewerkers van de ambtelijke organisatie.

  • 8.

    • De directie is tevens bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 9.

    • De directie ondersteunt het bestuur.

  • 10.

    • De directie woont de vergaderingen van het bestuur bij, tenzij zijn functioneren aan de orde is. Hij heeft in de vergaderingen van het bestuur een adviserende stem.

Artikel 16 Personeel

  • 1.

    • Het bestuur hanteert bij de regeling van de rechtspositie voor het personeel de CAR/UWO, of daarvoor op grond van de wet in de plaats komende opvolgende regelingen.

  • 2.

    • Het bestuur draagt zorg voor de verdere toepassing en uitvoering van de afspraken tussen de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigingen, zoals die in verband met de oprichting van het Openbaar Lichaam zijn gemaakt.

Hoofdstuk 5 Financiële bepalingen en begrotingscyclus

Artikel 17 Financiële administratie en controle

  • 1.

    • Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212, 213 en 213a Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    • Het bestuur stelt de financiële regels vast die vereist zijn om aan het in het eerste lid bepaalde te kunnen voldoen.

  • 3.

    • Het bestuur stelt een kostenverrekenmodel vast. Voorafgaand aan de totstandkoming van de Gemeenschappelijke Regeling stellen de Colleges voor de eerste twee jaar een kostenverrekenmodel vast.

Artikel 18 Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 19 Begroting

  • 1.

    • Het bestuur zendt de (ontwerp)begroting, tijdig voorafgaand aan het jaar waarvoor de (ontwerp)begroting dient, aan de deelnemers.

  • 2.

    • De in het eerste lid bedoelde ontwerpbegroting is gebaseerd op de begroting van de Bedrijfsvoeringsorganisatie, die voor het lopende dienstjaar is vastgesteld. Het bestuur zendt voor de in de Wet genoemde datum de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de Raden.

  • 3.

    • De Raden kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting het bestuur van hun zienswijze(n) schriftelijk laten blijken.

  • 4.

    • Het bestuur stelt de begroting tijdig vast.

  • 5.

    • De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling door het bestuur aan de Colleges en de Raden toegezonden.

  • 6.

    • Het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval voor de in de Wet genoemde datum, naar gedeputeerde staten.

  • 7.

    • Het bestuur draagt er zorg voor dat de planning- en control cyclus zodanig wordt ingericht dat de wettelijke termijn wordt gehaald.

  • 8.

    • De meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting worden door de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen ter beschikking gesteld. De ter inzage legging en de verkrijgbaarstelling van de stukken wordt openbaar bekend gemaakt.

  • 9.

    • De Raden behouden het recht om - na vaststelling van de begroting –met voorstellen voor begrotingswijzigingen te komen. Het bestuur zal deze voorstellen zo spoedig mogelijk doorrekenen op hun consequenties en daarover besluiten.

  • 10.

    • Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen van dit artikel van overeenkomstige toepassing. Wijzigingen in de vastgestelde begroting welke geen effect hebben op het begrote financiële resultaat van de Bedrijfsvoeringsorganisatie, worden hiervan uitgezonderd. Deze wijzigingen worden door het bestuur vastgesteld.

Artikel 20 Jaarrekening

  • 1.

    • Het bestuur maakt elk jaar de ontwerprekening van baten en lasten van het voorgaande dienstjaar op. Het bestuur zendt de ontwerprekening ter controle naar de daartoe aangewezen accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen. Het bestuur zendt voor de in de Wet genoemde datum de ontwerprekening met de daarbij behorende bescheiden aan de deelnemers.

  • 2.

    • De Raden kunnen binnen acht weken na toezending van de voorlopige jaarrekening het bestuur hun zienswijze schriftelijk doorgeven.

  • 3.

    • Het bestuur stelt de jaarrekening tijdig vast en zendt deze binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor het einde van de wettelijke termijn aan gedeputeerde staten.

Artikel 21 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    • Reserves en voorzieningen worden in overeenstemming met de door het bestuur daartoe uitgevaardigde richtlijnen gevormd. Hiertoe kan door het bestuur een  "Nota reserves en voorzieningen" worden vastgesteld.

  • 2.

    • De nota, als bedoeld in het eerste lid, wordt voor de vaststelling voorgelegd aan de Raden.  De raden kunnen binnen 8 weken hun wensen en bedenkingen kenbaar maken aan het bestuur.

Hoofdstuk 6 Archief

Artikel 22 Archiefbeheer

  • 1.

    • Het bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de Bedrijfsvoeringsorganisatie in overeenstemming met een door het bestuur, met inachtneming van de Archiefwet, vast te stellen regeling.

  • 2.

    • De directie is belast met de bewaring van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid, in overeenstemming met de door het bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3.

    • Bij opheffing van de Regeling worden de archiefbescheiden in een door het bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats geplaatst.

Hoofdstuk 7 Geschillen en klachten

Artikel 23 Geschilbeslechting

  • 1.

    • In geval van een geschil tussen de Bedrijfsvoeringsorganisatie en een van de deelnemers over de uitvoering van de taken, treden het bestuur en het betreffende College meteen met elkaar in overleg, teneinde het geschil verder te verkennen en zo mogelijk op te lossen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past.

  • 2.

    • Met betrekking tot geschillen tussen de deelnemers onderling, dan wel tussen de deelnemers en de Bedrijfsvoeringsorganisatie over de toepassing in de ruimste zin van de Regeling, beslissen, conform artikel 28 van de Wet, gedeputeerde staten.

  • 3.

    • In geval van een geschil binnen het bestuur kan één der partijen het geschil aan een door de deelnemers aangewezen onafhankelijke arbiter voorleggen, indien overleg tussen de partijen niet tot een bevredigende oplossing leidt. Het bestuur en de deelnemers zullen de uitkomst van de arbitrage respecteren. De arbiter doet ook een uitspraak over de verdeling van de kosten van de arbitrage.

Artikel 24 Behandeling klachten

  • 1. De klachtenregeling van de gemeente De Wolden is van toepassing voor de behandeling van de verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Benoeming van de Ombudsman vindt plaats door het bestuur.

Hoofdstuk 8 Toetreding, wijziging, opheffing

Artikel 25 Toetreding

Toetreding tot deze Regeling door andere rechtspersonen is niet mogelijk.

Artikel 26 Uittreding

  • 1.

    • Het college van elke deelnemer kan, na vooraf verkregen instemming van de Raad van die gemeente, besluiten tot uittreding uit deze Regeling. Het college van de andere deelnemer wordt over het besluit geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan niet eerder worden genomen dan na drie jaar na de inwerkingtreding van deze Regeling.

  • 2.

    • Een uittredingsbesluit treedt in werking na publicatie van het besluit overeenkomstig artikel 26 van de Wet doch niet eerder dan twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen.

  • 3.

    • Alvorens de deelnemer tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere deelnemer gevoerd.

  • 4.

    • In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.

  • 5.

    • Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt meteen ter kennis gebracht van het bestuur.

  • 6.

    • Het bestuur regelt de financiële verplichtingen evenals de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7.

    • Van elk besluit tot uittreding van een deelnemer wordt meteen kennis gegeven aan gedeputeerde staten.

Artikel 27 Wijziging en opheffing

  • 1.

    • De Regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    • Wijziging of opheffing van de Regeling vindt plaats indien de Colleges daar, na verkregen instemming van de Raden, gezamenlijk toe besluiten.

  • 3.

    • Indien het bestuur wijziging van de Regeling wenselijk acht, doet het daartoe een voorstel aan de Colleges.

  • 4.

    • In geval van opheffing van de Regeling stelt het bestuur een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de opheffing; de regeling wordt vastgesteld door de Colleges.

  • 5.

    • Het bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    • Zonodig blijft het bestuur functioneren tot de liquidatie voltooid is.

  • 7.

    • De gemeente Hoogeveen maakt het opheffingsbesluit bekend in de Staatscourant overeenkomst artikel 26 van de Wet.

Artikel 28 Richtlijnen ten aanzien van verplichtingen tegenover derden

  • 1.

    • De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de Bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    • Indien aan het bestuur van de Bedrijfsvoeringsorganisatie blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het bestuur meteen aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de art. 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    • De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van de Bedrijfsvoeringsorganisatie een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers, alle rechten en verplichtingen van de Bedrijfsvoeringsorganisatie over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 Bestaande samenwerkingen en deelnemingen

De op het moment van inwerkingtreding van deze Regeling bestaande privaatrechtelijke, dan wel publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de deelnemers afzonderlijk of gezamenlijk met derden, blijven bestaan tot het moment waarop ieder van de Colleges, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het bestuur, besloten heeft welke van de per deelnemer geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende gemeente gehandhaafd, dan wel opgezegd dienen te worden. In geval van opzegging kan een College besluiten de betreffende taken te laten uitoefenen door de Bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 30 Inwerkingtreding en onvoorzienbaarheden

  • 1.

    • De gewijzigde Regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de publicatie als bedoeld in artikel 26 van de wet en kan worden aangehaald onder de titel “Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen”.

  • 2.

    • De deelnemers dragen zorg voor de bekendmaking van deze Regeling op een voor de deelnemer gebruikelijke wijze.

  • 3.

    • Het College van de gemeente Hoogeveen is aangewezen als het gemeentebestuur, bedoeld in artikel 26 van de Wet.

  • 4.

    • In alle gevallen waarin deze Regeling niet voorziet, beslist het bestuur, gehoord de Colleges.  

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen,
de secretaris, de burgemeester,
G.H. de Vries K.B. Loohuis
 
 
Burgemeester en wethouders van de gemeente 
De Wolden,
de secretaris, de burgemeester,
N. Kramer R. de Groot

Nota-toelichting

 

Inleiding

Voor nadere informatie over de argumenten die hebben geleid tot de samenwerking tussen beide gemeenten, wordt verwezen naar voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders van Hoogeveen en De Wolden aan de gemeenteraden van beide gemeenten, die hebben geleid tot richtinggevende uitspraken van beide Raden van 27 juni 2013 om te komen tot ambtelijke samenvoeging tussen beide gemeenten.

De tekst van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) is leidend geweest bij het opstellen van deze Regeling. Artikelen waarvan de inhoud direct te herleiden is tot de tekst van de wet, worden niet nader toegelicht. Nu de wet is gewijzigd, waarbij in het bijzonder de Bedrijfsvoeringsorganisatie mogelijk is gemaakt met een bestuur dat uit één laag bestaat, moet worden bezien op welke wijze die wijziging gevolgen moet hebben. In deze herziene regeling is daar gevolg aan gegeven.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In het eerste lid is een aantal relevante begrippen beschreven die in de tekst van de

Regeling regelmatig voorkomen. Gesproken wordt over bedrijfsvoeringskosten. Dit betreft de kosten die in het kostenverrekenmodel als zodanig zijn vermeld.

Als de organisatie wordt bedoeld, dan worden van gemeenschappelijke regeling of GR gesproken, als de ‘statuten’ van de GR worden bedoeld, dan wordt dit vermeld als: Regeling.

Artikel 2: Bestuurssamenstelling

Er was een Openbaar Lichaam ingesteld, maar dat wordt nu omgevormd tot Bedrijfsvoeringsorganisatie (Bvo). Dat is eveneens rechtspersoon, heeft ambtenaren in dienst en beheert de productiemiddelen. De Bedrijfsvoeringsorganisatie is bij uitstek gericht op het verrichten van uitvoerende en ondersteunende taken voor de deelnemers. Dat doet deze rechtspersoon in het bijzonder. In de taakomschrijving is ook vermeld dat de samenwerkingsorganisatie tot taak heeft om te komen tot beleidsontwikkelingen en beleidsvoorbereiding. Het gaat daarbij niet om eigen beleid van de Bvo, maar om het faciliteren van het beleidsproces van de deelnemers, waarvan de uitkomsten voor de deelnemers ook verschillend kan zijn.

Om praktische redenen zal de Samenwerkingsorganisatie worden gevestigd in Hoogeveen. De wet vergt op grond van art 10, lid 3 dat een vestigingsplaats wordt aangewezen. Dit is louter van juridische betekenis en heeft geen gevolgen voor de feitelijke plaats(en) van vestiging. De Regeling kent, ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr), één bestuursorgaan. Er is niet voorzien in een voorzitter, maar die kan in de Regeling wel worden aangewezen en dat is ook gedaan.

Artikel 3: Belang

Het belangrijkste doel van de Regeling is dat de door de Deelnemers aan de Bvo opgedragen taken, kwalitatief goed en op een doelmatige wijze worden uitgevoerd. Hoe de opgedragen taken uitgevoerd dienen te worden, wordt nader uitgewerkt. Dit betreft vooral de uitvoering van de taken van de beide deelnemende gemeenten. De GR heeft dus geen eigen inhoudelijk takenpakket, anders dan voor zover noodzakelijk om zelf aan de wettelijke eisen te voldoen en om werkgever te zijn..

 

Artikel 4: Taken van de ambtelijke organisatie van de deelnemers

De deelnemers laten in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 van deze Regeling, de

gemeentelijke taken door de Bvo uitvoeren. De intentie is dat de gemeenten de ambtelijke taken (met uitzondering van de taken van gemeentesecretaris en raadsgriffier) door de Bvo te laten uitvoeren.

Doel van lid 4 is te regelen dat wanneer 1 gemeente specifieke verplichtingen is aangegaan, voor werkzaamheden t.b.v. derden de kosten en opbrengsten daarvoor voor die gemeente blijven. Voorbeeld. De bezwaarschriftencommissie van Hoogeveen doet zaken voor werkvoorzieningschap en krijgt daarvoor een vergoeding. Het kan uiteraard alleen aangelegenheden betreffen die niet in de kostenverdeelsleutel zijn verdisconteerd.

De leden 5 en 6 zijn opgenomen om helder te maken dat de Raden ook invloed kunnen aanwenden. De invloed vermeld in lid 4 is gebaseerd op verhouding tussen de bestuursorganen, zoals vermeld in de Gemeentewet.

 

Artikel 5: Bevoegdheidstoedeling

De Raden, de Colleges van B&W en de Burgemeesters houden de bevoegdheden die ze voorafgaand aan de oprichting van de nieuwe ambtelijke organisatie hebben. De Colleges van B&W zullen bepaalde bevoegdheden delegeren of mandateren aan de bestuursorganen van de (nieuwe) ambtelijke organisatie. Daartoe wordt een delegatie, mandaat- en volmachtsbesluit opgesteld waarin de verleende bevoegdheden worden opgenomen. Dit overzicht zal vervolgens periodiek geactualiseerd dienen te worden, zodat regelmatig aanpassingen mogelijk zijn, al dan niet als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving.

Artikel 6: Kostenverdeling

Ingevolge de Wgr dient de begroting van de Bvo vastgesteld te worden voordat de gemeentelijke begrotingen vastgesteld worden. Deze begroting is gericht op de kosten voor de bedrijfsvoering.

Er is een 'kostenverrekenmodel' opgesteld over de wijze waarop de lasten van de Bvo aan de deelnemers worden toegerekend. Dit verrekenmodel maakt vervolgens integraal deel uit van deze Regeling. De Colleges van B&W van de deelnemers zullen beide in moeten stemmen met het model dat gehanteerd wordt. Bij het opstellen van het model is het advies van een onafhankelijke accountant gevraagd.

Omdat de zelfstandigheid van de deelnemers wordt behouden, betekent dit dat de "financiële administratie" van de deelnemers zoveel mogelijk gescheiden gehouden wordt. Er zullen dus 3 financiële administraties naast elkaar bestaan, waarbij die van de deelnemers vooral de programma’s en daarmee gemoeide middelen zullen omvatten en die van de Dvo voor de middelen die gemoeid zijn met de PIOFACH taken.

De planning- & control cyclus van de Bvo wordt zo opgezet, dat de vastgestelde begrotingen van de deelnemers uitgangspunt zijn voor een jaarplanning door de GR. Daarmee vormen de begrotingen van de deelnemers de inhoudelijke sturing op het uit te voeren takenpakket van de Dvo. De jaarplanning zal in de praktijk vorm krijgen als het bedrijfsplan van de Dvo.

Artikel 7: Kwaliteitsborging

Conform artikel 3 dienen de taken binnen de Dvo op een kwalitatief goede en doelmatige wijze uitgevoerd te worden. Door het opstellen van een kwaliteitssysteem kunnen hiervoor normen gesteld worden. Te verwachten is dat dit zich eerst in de loop der tijd zal ontwikkelen. Indien dit niet het geval is meldt de Dvo dat bij de betreffende deelnemer(s). De gemeenten blijven aansprakelijk voor de handelingen die namens hen verricht worden. Het spreekt vanzelf dat omgekeerd de deelnemers aan de GR zullen melden dat zij de dienstverlening als onvoldoende ervaren.

Artikel 8: Samenstelling

Het bestuur van  de Bvo bestaat uit leden vanuit de Colleges. Het aantal deelnemers is beperkt tot 2 gemeenten. De bestuurssamenstelling is bij de Bvo aanmerkelijk vereenvoudigd. In de Regeling is bepaald dat er geen toetreding mogelijk is, want deze GR is in het bijzonder bedoeld voor deze 2 gemeenten. Indien toch toetreding van een andere gemeente wenselijk is, dan zal de GR daarop moeten worden aangepast en zullen de Raden wederom om toestemming gevraagd moeten worden. De zittingsduur van de leden van het bestuur de Dvo is gelijk aan de collegeperiode. Bij tussentijds vertrek van een lid of langdurige afwezigheid, zullen die taken worden overgenomen door een ander lid welke eveneens afkomstig is van de deelnemer die het vertrekkend lid vertegenwoordigd werd. Er is geopteerd voor een bestuur van 6 leden, opdat in het bestuur ook evenwichtigheid tussen de afvaardigingen wordt bereikt.

Artikel 9: Werkwijze bestuur

Gelet op de aanwezige belangen is het noodzakelijk dat de minimale vergaderfrequentie van het bestuur ten minste tweemaal per jaar is. Indien wenselijk kan de voorzitter of één College verzoeken om te vergaderen. Indien één College daartoe verzoekt, zal zij een schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen richten aan de voorzitter.

Elk Collegelid heeft één stem. Besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening, zoals bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de Regeling, en de besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van de directie, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, dienen unaniem genomen te worden, m Bij eventuele staking van de stemmen treden de leden van het bestuur meteen met elkaar in overleg, om zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).

 

Artikel 10: Bevoegdheden bestuur

Nu er nog maar één bestuurslaag is, is het artikel omtrent de bevoegdheidsverdeling aanmerkelijk vereenvoudigd. Alle bevoegdheden komen immers toe aan het bestuur. Het bestuur kan bevoegdheden overdragen aan de directie, hetgeen veelvuldig zal gebeuren om een effectieve werkwijze mogelijk te maken. Dat zal door middel van een delegatie-, volmachts- of mandaatbesluit geschieden. Er zijn enkel cruciale bevoegdheden uitgezonderd.

Tevens is de mogelijkheid om tot oprichting van rechtspersonen opgenomen, maar die oprichting is onderworpen in een zogenoemde voorhangprocedure. De raden moeten in de gelegenheid gesteld worden daar iets van te vinden. Daarmee is de mogelijkheid van de raad om controle uit te oefenen vergroot, want daardoor kunnen er niet ongemerkt op getrapte wijze andere rechtspersonen ontstaan. Een bevoegdheid, die niet meer is opgenomen, want de Wet verbiedt dat, is de mogelijkheid om bij bestuursbesluit het taakveld uit te breiden. Ook dat is bedoeld om de raden grip te laten houden op de over te dragen taken.

Artikel 11:  Informatie- en verantwoordingsplicht

Het bestuur geeft zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken aan de Raden van de deelnemers de door een of meer leden van die Raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, tenzij dit in strijd is met het algemeen belang. Daarnaast verstrekt het bestuur uit eigen beweging periodiek alle inlichtingen aan de Raden die voor een juiste beoordeling van door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. Dat kan heel goed samenvallen met de presentatie van jaarrekening en begroting.

Artikel 12: De voorzitter

Voor een Bvo is niet geregeld dat er een voorzitter is, omdat er van één bestuursorgaan wordt uitgegaan. Niettemin is het zeer voorstelbaar dat het bestuur toch een voorzitter wenst te benoemen, om de vergaderorde en de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan op te dragen. Als daar wel voor gekozen wordt, dan  geschiedt de periodieke benoeming van de voorzitter door en uit het bestuur in de eerste vergadering van elke zittingsperiode. Om de gelijkwaardigheid tussen de beide deelnemers te benadrukken is hier een roulerend voorzitterschap opgenomen. De voorzitter vertegenwoordigt de Dvo in en buiten rechte. Met deze zinsnede wordt bedoeld dat de bevoegdheid zowel betrekking heeft op de formele procesvertegenwoordiging (in rechte) als op vertegenwoordiging bij het verrichten van privaatrechtelijke handelingen (buiten rechte) De procesvertegenwoordiging ziet op civiele rechtsgedingen, strafzaken en administratieve geschillen waarin  de Dvo als rechtspersoon partij is. Tevens is de mogelijkheid opgenomen dat het bestuur een secretaris kan benoemen als daar behoefte aan blijkt te bestaan. In een instructie kan dan diens taak en roo nader worden ingevuld. Niet is bepaald dat de secretaris uit het bestuur afkomstig moet zijn. Het kan ook bijvoorbeeld in de vorm van een meer administratieve secretaris vorm worden gegeven.

 

Artikel 13 en 14: Organisatiereglement en Organisatiestructuur

Het bestuur heeft de mogelijkheid om een organisatiereglement vast te stellen. In dit artikel is dit nu expliciet een bevoegdheid gemaakt en geen verplichting. Daarmee wordt de urgentie minder dwingend. De uitgangspunten van deze Regeling zullen daarbij in acht worden genomen. Door middel van het organisatiereglement stelt het bestuur dan ook de Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie vast. Met een periodieke evaluatie wordt beoogd de werking van de structuur regelmatig te bezien. Gedacht wordt aan een interval van 3 à 5 jaar.

Artikel15: De directie

Dit artikel bepaalt dat de directie de dagelijkse leiding van de Dvo voert. De taken en bevoegdheden van de directie kunnen  worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen Directiestatuut. Het is nu expliciet als een “kan” bepaling geformuleerd, opdat naar behoefte een regeling van worden opgesteld. Een van de taken van de directie betreft de informatieplicht. De directie verantwoordelijk voor het borgen van de beschikbare vakinhoudelijke expertise in de Dvo. Hij draagt zorg voor de kwaliteit van zowel het personeel als de organisatie.

Het bestuur regelt op voorstel van de directie de bezoldiging en de overige rechtspositie van de directie; uiteraard binnen de kaders van de CAR/UWO. In dit artikel wordt bepaald dat het bestuur de directie benoemt. In het directiestatuut kunnen taken, rollen en verhoudingen nader geregeld worden. Er kan uiteraard voor taken en rollen een plaatsvervanger worden benoemd, die dan dezelfde bevoegdheden heeft. Of daar behoefte aan bestaat moet nog blijken. Personele unies met de secretarisfuncties zijn zeker niet uitgesloten. De directie woont de vergaderingen van het bestuur van de Dvo bij. In de vergaderingen heeft de directie een adviserende stem. In lid 4 is vermeld dat de directie voor het bestuur ambtelijk opdrachtnemer is. Daar is niet het bestuur als bestuursorgaan bedoeld, maar betreft het de dagelijkse werkzaamheden; dus zoals het dagelijks bestuur als vermeld in artikel 160 Gemeentewet.

 

Artikel 16: Personeel

De afspraken tussen de vakbonden en de gemeenten (sociaal Statuut) dienden als leidraad bij de overgang van het personeel naar het Openbaar Lichaam. Die afspraken worden nu door het bestuur van de Dvo voor zover nog noodzakelijk uitgevoerd.

 

Artikel 17: Financiële administratie en controle

De artikelen 212 en 213 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het financieel beleid en beheer en op de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop.

Het bestuur zal regels vaststellen om de vereisten zoals opgenomen in het eerste lid en het bepaalde in de artikelen 212 en 213 te kunnen voldoen.

Niet langer is bepaald dat de GR leges mag heffen, omdat dit voor de Bvo niet langer is toegestaan. Dat was in het bijzonder bedoeld voor directe dienstverlening aan burgers; bijvoorbeeld in de vorm van afhandeling van WOB verzoeken; daarvoor zal dus nu een tarievenregeling gehanteerd moeten worden. Dat de begroting en rekening ingericht moeten worden overeenkomstig de voorschriften van artikel 186 tot en 212 Gemeentewet is in artikel 34a van de Wgr geregeld.

 

Artikel 18: Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december omdat gebroken dienstjaren erg inefficiënt zijn. Omdat het hier gaat om een – essentiële – wijziging van de regeling, maar de rechtspersoon in stand blijft is er geen sprake van gebroken boekjaren.

 

Artikel 19 en 20: Begroting en jaarrekening

De wettelijke bepalingen geven aan, dat de begroting en de jaarrekening van de Dvo resp. 1 augustus en 15 juli aan gedeputeerde staten moeten worden gezonden. Het bestuur draagt er zorg voor dat de Planning- en Control cyclus zodanig wordt ingericht dat die datum wordt gehaald, met in achtneming van de wettelijke vereisten zoals deze in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn opgenomen. Uitgangspunt is hierbij, zoals ook uitdrukkelijk is bepaald in artikel 4 lid 4 van de Regeling, dat de planning- en control cyclus van de Deelnemers wordt gevolgd. Door de verlenging van de termijn voor het indienen van de begroting krijgen de raden twee weken langer de tijd een standpunt over de ontwerpbegroting te geven aan de GR.

 

In lid 11 is bepaald dat op wijzigingen van de begroting de voorafgaande bepalingen van dit artikel - met uitzondering van de genoemde data - van overeenkomstige toepassing zijn. Wijzigingen in de vastgestelde begroting welke geen effect hebben op de het begrote financiële resultaat van de Dvo, worden hiervan uitgezonderd. Dat wil zeggen dat de wijzigingen binnen het vastgesteld budget dienen te blijven. Dat kan op grond van art 35, lid 5 van de wet. Deze wijzigingen worden door het bestuur vastgesteld.

Voor de jaarrekening geldt een vergelijkbare procedure. De hier opgenomen procedureregels moeten ertoe leiden dat het bestuur al tijdig kan beschikken over de ontwerpjaarrekening van het afgelopen jaar. Tijdige en actuele informatie is van groot belang. De in de Wgr opgenomen procedure moet ertoe leiden dat de jaarrekening jaarlijks voor 15 juli door het bestuur wordt vastgesteld. Ingevolge het gestelde in artikel 4 lid 4 wordt de planning- en control cyclus van de GR, met inachtneming van de vorenstaande wettelijke voorschriften, zoveel mogelijk afgestemd op de planning- en control cyclus van de deelnemers.

 

Artikel 21: Reserves en voorzieningen

Het bestuur stelt, indien daar behoefte aan is, een “Nota reserves en voorzieningen” vast. Deze nota dient te worden voorgelegd aan de Raden van de Deelnemers. De Reserves en voorzieningen worden overeenkomstig deze richtlijnen gevormd.

Artikel 22: Archiefbeheer

De regels voor het beheer en behoud van archiefbescheiden zoals deze zijn opgenomen in de desbetreffende archiefwetgeving (artikelen 12, 33 en 41van de Archiefwet), zijn van toepassing op de Dvo.

Artikel 23: Geschilbeslechting

Gekozen is voor een geschillenregeling waarin het bestuur en het betreffende College, terstond in overleg treden teneinde het geschil op te lossen. De wettelijke bepaling over de regeling van geschillen tussen deelnemers en bestuur of tussen de deelnemers onderling is van toepassing verklaard. Op instigatie van de Raad van De Wolden is ook een geschillenregeling opgenomen voor geschillen binnen de bestuursorganen van de GR in de vorm van een bindende arbitrage. Het spreekt vanzelf dat partijen eerst zullen trachten in onderling overleg het geschil op te lossen. Er is sprake van een geschil als één der deelnemers stelt dat er een geschil is. Toegevoegd is dat de arbiter een uitspraak doet over de toerekening van de kosten van de arbitrage aan de partijen bij het geschil.

 

Artikel 24: Behandeling klachten

De Dvo moet een bepaling bevatten met betrekking tot de wijze waarop klachten worden behandeld. Op grond van artikel 10, lid 4 van de Wgr moet hiervoor een voorziening in de Regeling worden opgenomen.

Bij de regeling voor het Openbaar lichaam is om efficiencyredenen aangesloten bij de regeling van een der gemeenten (in dit geval De Wolden). De enkelvoudige invulling van de Ombudsmanfunctie met door hem/haar te houden spreekuren waren bepalend voor de keuze. De keuze van de Ombudsman is opgedragen aan het bestuur. Nu de regeling wordt gewijzigd is er voor gekozen dat de Dvo zijn eigen klachtenregeling vaststelt en daarbij blijft kiezen voor een Ombudsman.

Artikel 25: Toetreding

Toetreding is uitgesloten, omdat de Regeling specifiek voor deze vorm van samenwerking tussen deze 2 deelnemende gemeenten is gemaakt. Als anderen belangstelling zouden hebben voor deelneming van de samenwerking en de deelnemers dit wenselijk achten, zou de Regeling toch gewijzigd moeten worden. Dan is het goed om in die situatie een nieuwe Regeling te ontwerpen, die uiteraard zoveel mogelijk op het bestaande zal voortborduren.

 

Artikel 26: Uittreding

Er zijn bij deze Regeling maar twee gemeenten die deelnemen. In plaats van uittreding zal in een dergelijk geval een beroep worden gedaan op artikel 27 van de Regeling, maar de wet schrijft een bepaling als deze voor.

Artikel 27: Wijziging en opheffing

Indien het bestuur het wenselijk acht om tot een wijziging van de Regeling te komen, zal het bestuur een daartoe strekkend voorstel doen aan de betrokken colleges. De Colleges kunnen besluiten tot wijziging of opheffing van de Regeling.

Artikel 28: Richtlijnen ten aanzien van verplichtingen jegens derden

De zorg van kredietverleners betreft vooral de mogelijkheid dat onduidelijkheid bestaat over de verplichting van de deelnemers aan de rechtspersoon tot hun bijdrage in de exploitatie, alsmede het risico dat een zodanige liquidatieregeling zou kunnen worden getroffen dat, na opheffing de Dvo, niemand meer zou kunnen worden aangesproken voor de nagelaten schulden. Om deze zorg weg te nemen is de bepaling opgenomen waarin is vastgelegd dat de deelnemers verplicht zijn de Dvo van de nodige middelen te voorzien en is in deze bepaling geregeld dat de deelnemers instaan voor de afwikkeling van de financiële gevolgen van de opheffing.

Artikel 29: Bestaande samenwerkingen en deelnemingen

Alle bestaande samenwerkingsverbanden blijven bestaan bij inwerkingtreding van deze Regeling. Er zal een inventarisatie volgen van welke samenwerkingsverbanden gehandhaafd dan wel opgezegd dienen te worden.

In geval van opzegging is het aan het betreffende College om te besluiten of zij eventueel de betreffende taken laat uitvoeren door de Dvo.

Artikel 30: Inwerkingtreding en onvoorzienbaarheden

Ingevolge artikel 27, eerste lid van de Wgr houden burgemeester en wethouders een register bij van de gemeenschappelijke regelingen waaraan hun gemeente deelneemt. De deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de Regeling (artikel 26, tweede lid Wgr). De wijziging van de Regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015 en geldt voor onbepaalde tijd, behoudens de mogelijkheden welke zijn genoemd in artikelen 31 en 32. Deze wijziging dient op grond van de gewijzigde Wgr (art 26, lid 2)in de Staatscourant te worden gepubliceerd, overeenkomstig artikel 140 Gemeentewet. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Regeling.

Het gemeentebestuur van de gemeente Hoogeveen is het gemeentebestuur dat is aangewezen om conform artikel 26 Wgr de Regeling toe te zenden aan Gedeputeerde staten en de publicatie te verzorgen.

In alle gevallen waarin de Regeling niet voorziet, is het bestuur bevoegd om te beslissen. Dat kan dus niet betrekking hebben op een uitbreiding van taken. Het bestuur doet dat niet eerder dan na de Colleges te hebben gehoord over het onvoorziene voorval.