Regeling vervallen per 01-01-1999

Ontheffingsregeling verbod vervoer gevaarlijke stoffen bij gladheid, provincie Overijssel

Geldend van 01-09-1994 t/m 31-12-1998

Intitulé

Ontheffingsregeling verbod vervoer gevaarlijke stoffen bij gladheid, provincie Overijssel

Hoofdstuk 1: TOESTAND

1.1. Algemeen

De commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel besluit de Gladheidsregeling voor de provincie Overijssel, zoals vastgesteld bij besluit van 1 oktober 1986 en laatstelijk gewijzigd in december 1990, aan te passen aan de wijzigingen van het Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), zoals vermeld in de beschikking van de minister van verkeer en waterstaat d.d. 16 december 1992, alsmede aan de nieuwe politie-organisatie.

Om meer duidelijkheid te verschaffen over het doel van de regeling is de naam gewijzigd in "Ontheffingsregeling verbod vervoer gevaarlijke stoffen bij gladheid, provincie Overijssel".

- Gezag : commissaris van de Koningin.

- Plaats en datum : Zwolle, september 1994.

- Documenten : Wet gevaarlijke stoffen, Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), bijlage 2, hoofdstuk II.

- Werkingsgebied : de provincie Overijssel.

1.2. Risicodragend object

De doorgaande en secundaire wegen in de provincie Overijssel zijn geheel of ten dele onberijdbaar ten- gevolge van een glad wegdek.

1.3. Omvang van het gebied met berijdbaarheidsbeperkingen

De gehele provincie of delen van de provincie Overijssel.

1.4. Uitvoerende diensten

Intern:

– kabinet van de commissaris van de Koningin;

– Hoofdgroep milieu en waterstaat:

– afdeling beheer;

– afdeling milieu, bureau hinder en veiligheid.

Extern:

– Regiopolitie IJsselland en Regiopolitie Twente;

– Divisie mobiliteit van het Korps landelijke politiediensten (KLPD);

– Rijksverkeersinspectie (RVI) unit Oost.

1.5. Rijverboden

Een rijverbod op grond van artikel 7, lid 1, bijlage 2, hoofdstuk II van het VLG geldt voor:

a. gevaarlijke stoffen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden, bedoeld in randnummer 10.011 van bijlage 1, bij een zicht van minder dan 200 meter en voor

b. gevaarlijke stoffen in transporteenheden met tanks met een gezamenlijk volume van meer dan 3.000 liter, bij een zicht van minder dan 200 meter.

Een rijverbod op grond van lid 2 geldt voor het vervoer van alle gevaarlijke stoffen in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden, bedoeld in randnummer 10.011 ADR:

a. indien door weersomstandigheden, als bedoeld in lid 1, het zicht minder dan 50 meter is en

b. bij glad wegdek.

1.6. Evaluatie van de toestand

Op basis van de beschikbare informatie over de landelijke meteorologische omstandigheden en de situatie op de wegen is te verwachten dat in het gehele land of in nader aangegeven delen van de provincie door gladheid het vervoer van gevaarlijke stoffen op grond van artikel 7, lid 2, bijlage 2, hoofdstuk II, van het Reglement voor vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), langer dan zes uren verboden zal zijn.

1.7. Ontheffing

Mits voldaan aan bepaalde criteria kan volgens artikel 7, lid 3, bijlage 2, hoofdstuk II VLG, een ontheffing van een rijverbod alleen worden verleend bij langdurige gladheid, dus alleen bij een rijverbod op grond van lid 2, sub b.

Hoofdstuk 2: TAAKSTELLING

De voorbereiding van de uitvoering van ontheffingsmaatregelen is zodanig dat – indien er sprake is van een glad wegdek voor naar verwachting langer dan zes uren – binnen één uur na opdracht van de commissaris van de Koningin het verlenen van ontheffingen mogelijk is.

Hoofdstuk 3: UITVOERING

3.1.  Algemeen

Met de uitvoering van de regeling zijn – hiertoe door de commissaris van de Koningin gemandateerd – de korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente belast.

Politieregio-overschrijdend verkeer met een ontheffing wordt gecoördineerd door of namens de korpschef van die regio waar het transport is aangevangen.

Provinciegrens-overschrijdend verkeer met ontheffingen wordt, indien aanvangend in één van de twee politieregio's van Overijssel, gecoördineerd door de korpschef van die regio waar het transport een aanvang nam.

De Divisie mobiliteit van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) treedt hierbij in ondersteunende zin op, door contact te onderhouden met de gemandateerde uitvoerders van de provinciale gladheids-/ ontheffingsregelingen.

De uitvoering van de ontheffingsregeling dient voor het provinciegrens-overschrijdend verkeer te geschieden in overeenstemming met de maatregelen die in de overige provincies getroffen worden.

Vervoerders en andere belanghebbenden kunnen zich voor de uitvoering van artikel 7, lid 3, bijlage 2, hoofdstuk II VLG, wenden tot de korpschef van de regio waar het transport een aanvang neemt, of tot de meldkamer van de Divisie mobiliteit van het KLPD in Driebergen.

Indien het verzoek om ontheffing aan het KLPD is gericht, leidt de Divisie mobiliteit van het KLPD het verzoek door naar de met de uitvoering belaste korpschef. De met uitvoering belaste korpschef is die korpschef in wiens gebied het transport eventueel een aanvang zal nemen.

De meldkamer van de Divisie mobiliteit fungeert hierbij als landelijk meldpunt voor ontheffingsaanvragen en verschaft zowel aan de aanvragers van een ontheffing als aan de provinciale uitvoerders van de regeling de nodige informatie.

De Divisie mobiliteit treedt bemiddelend op ten aanzien van alle onderdelen die de ontheffingsregeling dragen.

Van verzoeken die rechtstreeks bij de commissaris van de Koningin of bij één van de korpschefs van de regiopolitie worden ingediend en tevens politieregio- of provinciegrens-overschrijdend vervoer betreffen, wordt de Divisie mobiliteit op de hoogte gebracht. Deze handelt vervolgens als hiervoor beschreven.

3.1.1.  Leiding en coördinatie

– De korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente worden door de commissaris van de Koningin belast met de uitvoering van deze ontheffingsregeling.

– Bezwaren tegen het weigeren van een ontheffing worden door de commissaris van de Koningin behandeld.

– Interprovinciale bemiddeling wordt verzorgd door de Divisie mobiliteit van het KLPD in Driebergen.

3.1.2.  Bijstandsverlening

Door de (meldkamer van de) Divisie mobiliteit van het KLPD in Driebergen voor:

– de interprovinciale bemiddeling;

– de ontvangst en doorgeleiding van ontheffingsverzoeken;

– de informatieverstrekking aan alle betrokkenen.

Door de korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente voor:

– het verlenen van ontheffingen, overeenkomstig het gestelde in artikel 7, lid 3, bijlage 2, hoofdstuk II VLG.

Door de Rijksverkeersinspectie (RVI) unit Oost voor:

– de advisering over de aard, klasse en gevaarzetting van de te vervoeren gevaarlijke stoffen.

3.2.  Taken korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente

– Zij informeren de commissaris van de Koningin over het van kracht worden van het vervoersverbod ex artikel 7, leden 1 en 2, bijlage 2, hoofdstuk II VLG.

– Zij dragen er zorg voor dat binnen één uur na het in opdracht van de commissaris van de Koningin van kracht worden van deze regeling, de uitvoering ervan gerealiseerd kan worden.

– Zij zorgen voor een 24-uurs bereikbaarheid en de daartoe benodigde personele capaciteit.

– Na het van kracht worden van deze regeling verlenen of weigeren zij naar eigen inzicht en overeenkomstig vermelde criteria de gevraagde ontheffingen (zie toelichting op artikel 7, leden 3 t/m 5, pag. 6 e.v.).

– Zij laten zich daartoe adviseren door de controleur van de RVI unit Oost.

– De korpschef van de politieregio waar het transport een aanvang neemt, coördineert met de Divisie mobiliteit van het KLPD het politieregio- of provinciegrens-overschrijdend verkeer dat een ontheffing heeft gekregen en informeert de Divisie mobiliteit over de aangevraagde en verleende ontheffingen.

– Indien een aanvrager van een ontheffing tegen een weigering bezwaren maakt, verwijzen zij de aanvrager voor verdere afhandeling door naar de commissaris van de Koningin en voorzien hem daartoe van advies.

– Zij informeren de betrokken regionale brandweren, indien specifieke daartoe door de RVI unit Oost aangewezen transporten ontheffingen krijgen.

– Zij rapporteren de commissaris van de Koningin éénmaal per 24 uur over de aangevraagde, verleende en geweigerde ontheffingen.

– Zij zenden de commissaris van de Koningin éénmaal per jaar een totaalrapportage van alle aan deze regeling verbonden activiteiten.

3.3.  Taken divisiehoofd van de Divisie mobiliteit van het KLPD

– Hij richt, zodra in enige provincie de gladheids-/ontheffingsregeling van kracht wordt, binnen één uur in de meldkamer van de Divisie mobiliteit van het KLPD in Driebergen een landelijk meldpunt in waar belanghebbenden hun aanvragen voor ontheffingen kunnen indienen.

– Hij verstrekt relevante informatie aan zowel de aanvragers van ontheffingen als aan de met de uitvoering van deze regeling belaste functionarissen.

– Hij bemiddelt zo nodig tussen de aanvragers van een ontheffing en de met de uitvoering van deze regeling belaste functionarissen in de provincies ten aanzien van de te verlenen ontheffingen en de veilige doorgang van transporten door de betrokken provincies.

3.4.  Taken districtschefs van de politiedistricten in de politieregio's IJsselland en Twente

– In overleg met de korpschef van de politieregio treft elke districtschef maatregelen voor bestemmingsverkeer met gevaarlijke stoffen dat tijdens een periode van gladheid in het district aankomt.

– Zij begeleiden al het doorgaand verkeer met een ontheffing in overleg met de korpschef van de politieregio.

3.5.  Taken unitmanager Rijksverkeersinspectie unit Oost

– Hij stelt, zodra deze regeling van kracht wordt, voor de duur van de uitvoering van deze regeling een controleur RVI ter beschikking van de korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente.

– Deze controleur RVI adviseert de korpschefs gevraagd en ongevraagd bij elke beslissing over een ontheffingsaanvraag.

3.6.  Taken hoofd bureau kabinet commissaris van de Koningin

– Hij draagt zorg voor alle voorbereidingen die aan de uitvoering van deze regeling verbonden zijn.

– Hij draagt zorg, indien het op grond van de weersvooruitzichten te verwachten is dat het vervoersverbod ex artikel 7, bijlage 2, hoofdstuk II VLG, langer dan zes uren van kracht zal zijn, voor een permanente bereikbaarheid.

– Hij brengt, na opdracht van de commissaris van de Koningin daartoe, alle bij deze regeling betrokken instanties op de hoogte van het van kracht worden van de ontheffingsregeling (zie ook punt 5.2.).

– Hij vraagt, voor zover nodig, nadere informatie bij de hoofden van de betrokken provinciale afdelingen (MBE en MMI-H) over de meteorologische toestand, over de mogelijke gevolgen van ongevallen met de in het geding zijnde gevaarlijke stoffen en over de verkeersveiligheidsaspecten van de hoofd- en secundaire wegen in de provincie.

– Hij informeert de kabinetten van de commissarissen van de Koningin in de aangrenzende provincies over de situatie in de provincie Overijssel.

– Hij informeert na het beëindigen van de transportbelemmeringen alle betrokken instanties over de beëindiging van alle in het kader van deze regeling genomen maatregelen.

3.7.  Taken Hoofdgroep milieu en waterstaat, afdeling beheer en afdeling milieu, bureau hinder en veiligheid

– Zij brengen gevraagd en ongevraagd advies uit aan de commissaris van de Koningin naar aanleiding van gegevens, die beschikbaar komen via het gladheidsmeldsysteem en die voor de uitvoering van deze regeling van belang zijn.

– Zij informeren de commissaris van de Koningin op diens verzoek over de lokale meteorologische situatie in de provincie en de te verwachten ontwikkelingen.

– Zij adviseren de commissaris van de Koningin op diens verzoek over de mogelijke gevolgen van ongevallen en de daaraan verbonden gevolgen voor het milieu van de gevaarlijke stoffen zoals genoemd in het VLG.

– Zij informeren de commissaris van de Koningin op diens verzoek over de verkeersveiligheidsaspecten van de verkeersbewegingen bij glad wegdek op de hoofd- en secundaire wegen in de provincie Overijssel.

3.8.  Coördinerende bepalingen

Deze regeling is onmiddellijk van kracht voor wat betreft de voorbereiding, voor wat betreft de uitvoering alleen op aanwijzing van de commissaris van de Koningin.

Hoofdstuk 4: VERZORGING

De verzorging vindt bij 24-uurs bezetting plaats op de locatie door de betrokken dienst zelf.

Hoofdstuk 5: BEVOEGDHEDEN EN VERBINDINGEN

5.1.  Bevoegdheden

– De commissaris van de Koningin heeft ex artikel 7, lid 3, bijlage 2, hoofdstuk II van het VLG, ontheffingsbevoegdheid.

– De korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente hebben van de commissaris van de Koningin het mandaat ontvangen om aangevraagde ontheffingen naar eigen inzicht – met inachtneming van de criteria (zie toelichting) – te verlenen of te weigeren.

5.2.  Verbindingen

– Commissaris van de Koningin tijdens kantooruren (via kabinet) tel.  038-25 16 34/fax  038 - 22 36 19

   uiten kantooruren: 

   semafoonoproep via meldkamer politieregio IJsselland tel. 038 - 97 12 34

   cf. bereikbaarheidsregelingen kabinetten CvdK

– Politieregio's: 

– korpschef IJsselland tel. 038 - 26 39 99 

   meldkamer tel. 038 - 97 12 34 

– korpschef Twente tel. 053 - 30 05 00 

   meldkamer tel. 053 - 30 09 25

– De Divisie mobiliteit KLPD Driebergen tel. 03438 - 3 53 40

   meldkamer tel. 03438 - 3 53 48

– Rijksverkeersinspectie unit Oost:

   tijdens kantooruren tel. 05700 - 7 54 44

   buiten kantooruren: hoofdkantoor Den Haag tel. 070 - 3 63 79 06

– Ministerie van verkeer en waterstaat tel. 070 - 3 51 61 71

Hoofdstuk 6: VLG, BIJLAGE 2, HOOFDSTUK II

Artikel 7. Weersomstandigheden

  • 1

  • 1. Het is verboden, indien het zicht door weersomstandigheden zoals mist, sneeuw en regen minder is dan 200 m, te vervoeren:

    • a.

      gevaarlijke stoffen bedoeld in de artikelen 2 en 3 in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden bedoeld in rn. 10.011 van het ADR;

    • b.

      gevaarlijke stoffen in transporteenheden met tanks met een gezamenlijk volume van meer dan 3.000 liter.

  • 2. Het vervoer van alle gevaarlijke stoffen in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden bedoeld in rn. 10.011 van het ADR is verboden:

    • a.

      indien door weersomstandigheden als bedoeld in het eerste lid het zicht minder is dan 50 m;

    • b.

      bij glad wegdek. 2

  • 3. Bij langdurige gladheid kan namens Onze Minister van het verbod in het tweede lid, onder b, ontheffing worden verleend door of namens de commissaris van de Koningin in de provincie waar het vervoer dient te geschieden. Een ontheffing kan slechts worden verleend indien het spoedeisende karakter van het vervoer kan worden aangetoond. 3

  • 4. Een ontheffing als bedoeld in het derde lid moet worden aangevraagd door de direct belanghebbende. 4

  • 5. Aan een ontheffing kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. 5


Noot
1

[Toelichting: Aan de ontheffingsregeling ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het vervoer van gevaarlijke stoffen bij glad wegdek zoveel risico's met zich meebrengt dat het noodzakelijk is om in het belang van de openbare veiligheid het vervoer te verbieden.

Het beleid is erop gericht om slechts in zeer uitzonderlijke gevallen hiervan af te wijken, nl.:

1. indien het leven van mens en/of dier in het geding is

 en/of

2. indien er sprake is van een ernstige maatschappelijke ontwrichting.

Economische belangen worden derhalve onvoldoende grond geacht om een inbreuk te maken op het vervoerverbod bij glad wegdek. Het is evident dat, indien bij glad wegdek toch vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dit vervoer met de nodige waarborgen dient te worden omgeven.]

Noot
2

[Toelichting: – Welk vervoer is verboden met betrekking tot lid 2, sub b?

Het vervoer van alle gevaarlijke stoffen, die onder het VLG vallen, in hoeveelheden die per transporteenheid groter zijn dan de vrijgestelde hoeveelheden bedoeld in rn. 10.011 van het ADR.

– Wie bepaalt of er sprake is van glad wegdek?

Bij extreme gladheid zal er geen verschil van mening over de kwalificatie van glad wegdek bestaan.

Problemen doen zich slechts voor daar waar het grijze gebied van de twijfel wordt betreden. In een dergelijke situatie blijft het uiteraard in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vervoerder om te beslissen of hij het vervoer kan aanvangen dan wel voortzetten.

Uiteraard kan een transport worden gestopt indien een politieman van mening is dat er wel sprake is van glad wegdek, terwijl de vervoerder het tegendeel beweert. Het is dan uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of al dan niet in strijd met de Wet gevaarlijke stoffen is gehandeld.]

Noot
3

[Toelichting: "Langdurige gladheid"

Van een goed ondernemer mag worden verwacht dat hij bij zijn bedrijfsvoering rekening houdt met redelijkerwijs te voorziene problemen bij de toelevering en de aflevering.

In de winterperiode bijvoorbeeld is het redelijkerwijs te voorzien dat er zich perioden van gladheid, sneeuwval e.d. kunnen voordoen. Als een bedrijf verzekerd wil zijn van voldoende voorraad gedurende de winterperiode zal hij er verstandig aan doen om een buffervoorraad in te calculeren. Dit geldt mutatis mutandis voor elke organisatie die afhankelijk is van toelevering van buitenaf.

Er is van diverse zijden op gewezen dat het begrip "langdurig" niet eenduidig is en derhalve meerdere interpretaties toelaat. Voorgesteld werd het begrip duidelijker af te bakenen, bijvoorbeeld door het invoeren van het criterium van 2 x 24 uur.

Het is ongewenst het begrip "langdurig" nader in te vullen.

Enerzijds moet worden uitgesloten dat een slechte bedrijfsvoering wordt beloond. Anderzijds moet echter ook worden voorkomen dat geen ontheffing kan worden verleend in situaties waarin het leven van mensen op het spel staat.

Er is derhalve besloten dat het beleidsmatig gewenst is het begrip "langdurig" ongewijzigd te handhaven.

"Door of namens de commissaris van de Koningin" (lid 3)

In het derde lid van artikel 7 is de bevoegdheid tot de verlening van een ontheffing formeel bij de commissaris van de Koningin gelegd. Op grond hiervan kan hij zelfstandig overgaan tot ontheffingverlening.

"Spoedeisend karakter" (lid 3)

In de algemene inleiding hierboven is weergegeven wat de beleidsuitgangspunten zijn.

Voorkomen dient te worden dat een slechte bedrijfsvoering of een manco bij de planning wordt beloond.

Niet uit het oog mag worden verloren dat er ernstige risico's verbonden kunnen zijn aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. De kansen op een ongeval worden alleen nog maar vergroot bij glad wegdek.

Het is daarom geboden dat slechts in uiterste noodzaak een inbreuk wordt gemaakt op de algemene regel van een vervoerverbod bij glad wegdek.

Deze noodzaak moet aangetoond worden ten genoegen van de bevoegde instantie i.c. de commissaris van de Koningin (dan wel de gemandateerde korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente). Deze voorwaarde is opgenomen als een extra waarborg ten behoeve van de openbare veiligheid. Hiermee wordt voorkomen dat lichtvaardig door de aanvrager spoedeisendheid en onvoorzienbaarheid worden aangevoerd bij het verkrijgen van een ontheffing.]

Noot
4

[Toelichting: "Direct belanghebbende" (lid 4)

Voor de uitvoering van de ontheffingsregeling is het beter (flexibeler) dat niet alleen de vervoerder maar ook de ontvanger en de verlader als direct belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Dit met het oog op het verkrijgen van een ontheffing van het vervoerverbod. Het is aan de commissaris van de Koningin (dan wel de gemandateerde korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente) om te beoordelen wanneer en in welke gevallen de direct belanghebbende de ontvanger, de verlader dan wel de vervoerder is.

Hierdoor is hij in staat om van geval tot geval te bezien of er daadwerkelijk noodzaak tot vervoer bestaat en wie daarbij als direct belanghebbende moet worden aangemerkt.

In veel gevallen zal het de ontvanger zijn die de noodzaak zal kunnen aantonen en direct belanghebbende is. Bijvoorbeeld als het gaat om noodzakelijke bevoorrading in verband met leven van mens en/of dier.

In andere gevallen kunnen ook de verlader of de vervoerder direct belanghebbende zijn. De verlader bijvoorbeeld als het gaat om eigen vervoer.

De vervoerder komt in beeld bijvoorbeeld omdat het bij noodzakelijke toelevering aan meerdere ontvangers binnen een bepaald gebied, veiligheidstechnisch meer verantwoord is om één vervoerder aan te wijzen als direct belanghebbende en hem het vervoer toe te vertrouwen.

Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat het altijd de vervoerder is die geconfronteerd wordt met de praktische uitvoering van de extra veiligheidsvoorwaarden die aan het vervoer worden gesteld. Hij blijft verantwoordelijk voor de afhandeling van het vervoer. Als zodanig heeft hij een direct belang.

Overigens wordt opgemerkt dat eerst nadat de noodzaak van het vervoer is aangetoond het verlenen van een ontheffing kan worden overwogen.]

Noot
5

[Toelichting: "Voorschriften of beperkingen" (lid 5)

Het is ter beoordeling van de commissaris van de Koningin (dan wel de gemandateerde korpschefs van de politieregio's IJsselland en Twente) welke extra en speciale voorwaarden hij in het belang van de openbare veiligheid noodzakelijk acht.

Dit is gedaan omdat hij geacht wordt goed geïnformeerd te zijn over de toestand in zijn provincie. Van geval tot geval kan worden beoordeeld welke voorwaarden aan het vervoer moeten worden gesteld.]