Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Intitulé

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN, (5011586);

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 mei 2015;

Gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat

  • -

    zoveel mogelijk mensen moeten worden gestimuleerd om maatschappelijk actief te zijn;

  • -

    mensen met een uitkering die geen re-integratietraject volgen of op andere wijze een maatschappelijke bijdrage leveren, moeten worden gestimuleerd tot het naar vermogen verrichten van vrijwilligerswerk;

  • -

    bij uitkeringsgerechtigden die geen vrijwilligerswerk doen er op wordt aangedrongen naar vermogen een tegenprestatie te verrichten;

  • -

    een vrije keuze van belanghebbende voor een bepaalde activiteit voorop moet staan;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • -

    korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

  • -

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • -

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving

Artikel 2 Inhoud van een tegenprestatie

Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

  • a.

    naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

  • b.

    niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument; en

  • c.

    niet leiden tot verdringing.

Artikel 3 Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen als uiterste activeringsmiddel.

  • 2. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen;

    • d.

      de keuze van belanghebbende voor een door hem aangedragen vorm van tegenprestatie moet zwaar wegen.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. College ziet af van het opleggen van een tegenprestatie indien:

    • a.

      de belanghebbende voor ten minste acht uur per week vrijwilligerswerk verricht;

    • b.

      de belanghebbende deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject of als een aanbod daartoe is gedaan;

    • c.

      de belanghebbende zorgtaken verricht, waaronder mantelzorg, die naar het oordeel van het college noodzakelijk worden geacht;

    • d.

      de belanghebbende een parttime baan heeft.

  • 2. Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 5 Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt ingezet voor de maximale duur van zes weken.

  • 2. De tegenprestatie geldt voor maximaal acht uren per week.

  • 3. De tegenprestatie kan binnen een periode van twaalf maanden slechts één keer worden opgedragen.

  • 4. Op grond van bijzondere omstandigheden kan het college in een individueel geval afwijken van het bepaalde in de voorgaande leden met betrekking tot de duur en omvang van de tegenprestatie.

Artikel 6 Geen werkzaamheden voorhanden

Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2015.
De griffier,  
 
Toon Dashorst.
De voorzitter,
Peter den Oudsten.

Algemene toelichting

Algemene toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting