Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR372902
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR372902/1
Beleidsregel scholingsplicht voor jongeren gemeente Heerlen 2015
Geldend van 01-07-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015
Intitulé
Beleidsregel scholingsplicht voor jongeren gemeente Heerlen 2015”BELEIDSREGEL SCHOLINGSPLICHT VOOR JONGEREN GEMEENTE HEERLEN 2015”
beleidsregel
Artikel 1
-
1. tekst in kleine letters en normaal gedrukt. De tabs op 1, 2, 3 en 4 cm. Géén opsommingstekens.
-
2. a. tekst
- b.
tekst
- c.
tekst
- b.
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Het college: het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Heerlen;
- b.
De wet: de Participatiewet
- c.
De jongere: de persoon zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid onder c van de wet
- d.
Rijks kas bekostigd onderwijs: definitie zoals omschrijven in artikel
2.1.1 van de Wet educatie beroepsonderwijs en artikel 1.8 van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
- e.
Melding: de melding zoals bedoeld in artikel 44, eerste lid van de
wet.
- f.
De zoektermijn: de termijn zoals opgenomen in artikel 41, vijfde lid
van de wet.
- g.
De documenten: de documenten zoals bedoeld in artikel 41, vijfde lid van de wet.
- h.
De regeling: De beleidsregeling scholingsplicht voor jongeren
gemeente Heerlen.
Artikel 2 Inspanningen college
-
1. Het college informeert de jongere bij de melding dat deze gehouden is
gedurende de zoektermijn te onderzoeken of hij uit het ‘s Rijks
bekostigd onderwijs kan volgen.
-
2. Het college verzoekt de jongere tijdens de melding de documenten,
zoals bedoeld in artikel 3 tijdens de aanvraag te overleggen.
-
3. Bij de melding beoordeelt het college aan de hand van een door het
college opgesteld zelfredzaamheidsmatrix in voorlopige zin in hoeverre
de jongere voldoende zelfredzaam is om uit Rijks kas gefinancierd
onderwijs te volgen.
-
4. Het college legt de hierna in artikel 3 van deze regeling opgenomen
verplichtingen en de verzochte documenten vast in een brief die na het
persoonlijk onderhoud in het kader van de melding aan de jongere
wordt uitgereikt.
-
5. Het college nodigt de jongere na de zoektermijn uit voor een
persoonlijk onderhoud in het kader van zijn aanvraag.
Artikel 3 Inspanningen jongere
De jongere stelt binnen de zoektermijn alles in het werk om te onderzoeken
of hij mogelijkheden heeft om uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs te volgen,
én om daarvoor in aanmerking te komen.
Artikel 4 De aanvraag van de jongere
-
1. De jongere overlegt na de zoektermijn tijdens het persoonlijk
onderhoud in het kader van zijn aanvraag de gegevens.
-
2. Verschijnt de jongere niet tijdens het persoonlijk onderhoud in het
kader van zijn aanvraag kan het college ervan uitgaan dat geen
aanvraag is ingediend.
-
3. Is de jongere niet verschenen voor het persoonlijk onderhoud, maar
meldt deze zich later voor een nieuw persoonlijk onderhoud, wordt de
ingangsdatum van een eventueel recht op bijstand bepaald met
toepassing van artikel 44, derde lid van de wet.
Artikel 5 Beoordeling inspanningen jongere
-
1. Het is aan de jongere om aannemelijk te maken dat hij alles in het
werk heeft gesteld om te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor
uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.
-
2. Het college beoordeelt of de jongere alles in het werk heeft gesteld om
te onderzoeken of het mogelijk is om uit ’s Rijks kas bekostigd
onderwijs te volgen.
-
3. Als de jongere niet alles in het werk heeft gesteld om te onderzoeken
of het mogelijk is om uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs te volgen,
stelt het college een termijn waarbinnen dat verzuim alsnog kan
worden hersteld en wijst daarbij op de op grond van artikel 4:5, eerste
lid Algemene wet bestuursrecht neergelegde bevoegdheid.
-
4. Indien de jongere het in het vorige lid vermelde verzuim niet binnen de
door het college gestelde termijn herstelt, kan de aanvraag buiten
behandeling worden gesteld.
-
5. Indien de jongere het in het derde lid vermelde verzuim naar
tevredenheid van het college herstelt, overweegt het college een
maatregel.
Artikel 6 Onderzoek college mogelijkheden volgen onderwijs
Het college beoordeelt op grond van alle voorhanden zijnde informatie de
zelfredzaamheidmatrix alsmede de door de jongere overgelegde gegevens of
het in redelijkheid van de jongere kan worden verlangd dat deze uit ’s Rijks
bekostigd onderwijs kan volgen.
Artikel 7 De jongere kan in latere fase onderwijs volgen
Artikel 7 De jongere kan in latere fase onderwijs volgen
Indien het college heeft vastgesteld dat van de jongere redelijkerwijs
verlangd kan worden dat deze door het ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs kan
volgen, wordt in geval het onderwijs niet per direct kan worden gestart
bijstand tot de startdatum van het onderwijs verleend.
Artikel 8 De jongere kan tijdelijk geen onderwijs volgen
-
1. Indien het college heeft vastgesteld dat van de jongere tijdelijk niet
kan worden verlangd dat deze door het ‘s Rijks kas bekostigd
onderwijs kan volgen, wordt bijstand verleend.
-
2. Het college stelt met de jongere zoals bedoeld in het eerste lid zo
spoedig mogelijk een plan van aanpak in de zin van artikel 44, vierde
lid van de wet op.
Artikel 9 De jongere kan geen onderwijs volgen
-
1. Indien het college heeft vastgesteld dat van de jongere redelijkerwijs
niet kan worden verlangd dat deze door het ‘s Rijks kas bekostigd
onderwijs kan volgen, wordt bijstand verleend.
-
2. Het college stelt met de jongere zoals bedoeld in het eerste lid zo
spoedig mogelijk een plan van aanpak in de zin van artikel 44, vierde
lid van de wet op.
Artikel 10 Inwerkingtreding
- 1.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juli 2015 onder intrekking van de Beleidsregel scholingsplicht voor jongeren gemeente Heerlen 2014.
- 2.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel scholingsplicht
voor jongeren gemeente Heerlen 2015”.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 7 juli 2015.
gemeentesecretaris, burgemeester,
Algemene toelichting
Naar aanleiding van de WWB 2012 is op 1 juli 2012 de volgende
uitsluitingsgrond voor jongeren in werking getreden:
Artikel 13 lid 2 onderdeel c
Geen recht op algemene bijstand heeft degene die jonger is dan 27 jaar en
uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en:
1°. in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond
van de Wet op de studiefinanciering 2000, dan wel
2°. in verband daarmee geen aanspraak heeft op studiefinanciering en
dit onderwijs niet volgt.
Jongeren die uit Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en daarmee
aanspraak hebben op studiefinanciering komen niet in aanmerking voor
algemene bijstand. De wetgever verwacht van de jongeren dat ze de
mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs volledig benutten. Daarnaast
wordt studiefinanciering gezien als een passende en toereikende
voorliggende voorziening. Studiefinanciering bestaat uit een basisbeurs, een
basislening en een aanvullende beurs/lening. Uit de definitie van het begrip
studiefinanciering valt de lening hier ook onder. Als de jongere geen
aanspraak meer kan maken op de basisbeurs en aanvullende beurs, maar
wel kan lenen bij het DUO dan is de omschrijving “aanspraak maken op
studiefinanciering” zoals opgenomen in art 13 lid 2 onder c Participatiewet ook van toepassing. Als deze mogelijkheid er is dan ziet de wetgever geen reden om algemene bijstand te verstrekken.
Het volgen van uit Rijks kas bekostigd onderwijs is eveneens mogelijk zonder
de jongere aanspraak kan maken op studiefinanciering. Voorbeelden hiervan
zijn het voortgezet onderwijs en BBL. De wetgever stelt als de jongere een
door het Rijk gefinancierde opleiding kan volgen en hij weigert dit of laat dit
na dan is er géén recht op bijstand. Volgt de jongere de opleiding wel maar
kan geen beroep doen op studiefinanciering dan komt de jongere in
aanmerking voor algemene bijstand.
De wetgever heeft niet toegelicht wat hij precies bedoeld met het “ kunnen
volgen” van door het Rijk bekostigd onderwijs. Schulinck gaat ervan uit dat
het kunnen volgen niet alleen het daadwerkelijke inschrijven is, maar ook of
van de jongere dit redelijkerwijs verwacht kan worden. Daarbij kunnen er
allerlei omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat een jongere tijdelijk of niet
in staat is om regulier onderwijs te volgen, zoals fysieke, psychische
beperkingen of de capaciteit ontbreekt.
Als er nog mogelijkheden zijn voor de jongere om regulier onderwijs te
volgen en deze mogelijkheden zijn onvoldoende benut dan moet het college
bijstand weigeren.
Ter beoordeling kan de startkwalificatie een ijkpunt zijn. Het gaat dan over
een HAVO,- VWO of MBO 2 diploma. Heeft een jongere niet over een
startkwalificatie dan wordt van de jongere verwacht dat hij verder studeert.
Maar heeft de jongere wel een startkwalificatie dan moet onderzocht worden
in hoeverre het verder studeren bijdraagt aan het vergroten van de kansen
op de arbeidsmarkt. Wordt door het volgen van de studie de kansen op de
arbeidsmarkt vergroot dan mag je van de jongere verwachten dat hij verder
studeert.
Met deze beleidsregel wordt het “kunnen volgen” van door het Rijk bekostigd
onderwijs gedefinieerd. Middels de zelfredzaamheidsladder en het onderzoek
van het college wordt bepaald of de jongere in staat is om door het Rijk
bekostigd onderwijs te volgen.
Artikelsgewijze toelichting beleidsregel scholingsplicht voor jongeren
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook een
toelichting behoeven.
Artikel 2
Lid1
De jongere meldt zich aan de poort voor een uitkering. Er volgt een gesprek
met een inkomensconsulent en een uitstroomconsulent. De
inkomensconsulent toetst of er gebruik gemaakt kan worden van
voorliggende voorzieningen en recht op bijstand. Aan iedere jongeren wordt
de plicht opgelegd om zich maximaal in te spannen zijn mogelijkheden
binnen het door het Rijk bekostigd onderwijs de te onderzoeken.
Lid 3
In dit eerste gesprek vindt al een eerste check plaats op grond van de
zelfredzaamheidsmatrix met betrekking tot de leefgebieden. Waaronder
inkomen, huisvestiging, geestelijke gezondheidszorg maar ook justitie en
gezinsleven om globaal te zelfredzaamheid ten aanzien van het kunnen
volgen van door het Rijk bekostigd onderwijs vast te stellen.
Lid 4
Als de jongere tijdens dit gesprek aangeeft niet te “kunnen” studeren dan
verzoekt de consulent de jongere om hiervan bewijsstukken te overleggen.
Als uit de eerste check met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix blijkt dat
er belemmeringen zijn ten aanzien van het kunnen volgen van door het Rijk
bekostigd onderwijs dan verzoekt het college de jongere hiervan
bewijsstukken te overleggen.
Lid 5
De jongere krijgt na het gesprek een vervolgafspraak mee. In deze brief
staat de informatie met betrekking tot de informatieplicht, de verwachtingen
van de jongere, opdrachten, te leveren bewijsstukken en de consequenties
bij het voldoen hieraan vermeld. In deze weken krijgt de jongere de
gelegenheid om zijn mogelijkheden binnen het regulier onderwijs te
onderzoeken.
Artikel 3
Artikel 3
Lid 1
Met de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel tot wijziging van de WWB en
samenvoeging van deze wet met de Wij per 1 januari 2012, heeft de
Regering, naast het samenvoegen van de WWB met de Wij (en het als gevolg
daarvan intrekken van de Wij), de verplichtingen voor jongeren tot 27 jaar,
aangescherpt. Voor de jongere tot 27 jaar, is een zoektermijn van 4 weken
ingevoerd (vanaf de datum van melding bij het jongerenloket). In deze
periode dient de jongere aantoonbare inspanningen te verrichten om
algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en zijn mogelijkheden voor de
terugkeer naar regulier onderwijs te onderzoeken.
De jongere wordt uitgelegd wat er van hem verwacht wordt, binnen de 4
weken zoektermijn, met betrekking tot de mogelijkheden om terug te keren
naar uit Rijks kas bekostigd onderwijs. In verband met het mogelijk kunnen
volgen van regulier onderwijs, geldt voor jongeren een extra informatieplicht.
Als zij een aanvraag indienen moeten zij documenten verstrekken die het
college kunnen helpen bij de beoordeling of ze nog mogelijkheden hebben
binnen het uit Rijks kas bekostigde onderwijs (artikel 41 lid 5 Participatiewet).
Artikel 4
Lid 1
De jongere overlegt de gevraagde bewijsstukken aan het college. Gedacht
kan worden aan reeds behaalde diploma’s of certificaten, een verklaring van
een functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten en een bindend studieadvies dat door een onderwijsinstelling
is verstrekt. De jongere overlegt tevens de bewijsstukken van eventuele
belemmeringen die door de jongere worden aangevoerd en eventueel een
advies van VSV of een externe partij.
Tijdens de vervolgafspraak tekent de jongere het aanvraagformulier.
Lid 2
De jongere meldt zich niet meer terug op de vervolgafspraak dat is er geen
sprake van een aanvraag en is een vervolgactie niet aan de orde.
Lid 3
Heeft de jongere zich niet terug gemeld op de afspraak, maar verschijnt op
een later tijdstip dan is de ingangsdatum van het eventuele recht niet de
eerste meldingsdatum. Bijvoorbeeld de jongere meldt zich op 1 februari
2015, verschijnt niet op 28 februari 2015 op de vervolgafspraak maar op 5
maart 2015. Dan is het eventueel recht pas vanaf 5 maart 2015. Dit is de
nieuwe meldingsdatum.
Artikel 5
Lid 1 en 2
Het college beoordeelt of de jongere voldoende inspanningen geleverd heeft
om zijn mogelijkheden binnen door het Rijk bekostigd onderwijs te
onderzoeken en heeft de jongeren voldaan de opgelegde opdrachten en
verwachtingen die hem per brief tijdens de melding zijn overhandigd.
Lid 3 en 4
Indien de jongere zich onvoldoende heeft ingespannen dan biedt het college
een redelijke termijn om het verzuim te herstellen. Herstelt de jongere het
verzuim niet dat wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Artikel 6
De beoordeling van de belemmeringen blijft een verantwoordelijkheid het
college.
Naast de feitelijk informatie moet er ook onderzoek plaatsvinden of er
redelijkerwijs van de jongere verlangd kan worden dat deze terugkeert naar
regulier onderwijs. Middels de zelfredzaamheidsmatrix wordt er een definitief
de zelfredzaamheid getoetst. Waaronder inkomen, huisvestiging, geestelijke
gezondheidszorg maar ook justitie en gezinsleven.
Artikel 7
De jongere kan naar school en uit het onderzoek blijkt dat er geen
belemmeringen zijn om regulier onderwijs te volgen. De school daarentegen
start het volgend schooljaar, bijvoorbeeld februari of september. De jongere
ontvangt ter overbrugging een uitkering over een gesloten periode maar
daarbij wordt de verplichting opgelegd om in de tussentijd op zoek te gaan
naar werk tenzij in de tussentijds wijzigingen voordoen waardoor de
terugkeer naar studie niet mogelijk is. Er worden geen re-integratie activiteiten ingezet wanneer de jongeren tijdelijk een uitkering
ontvangt en terug kan keren naar school.
Start de jongere uiteindelijk niet doordat de jongere besluit niet te willen
gaan dan wordt de uitkering beëindigd of afgewezen op de startdatum van de
studie.
Artikel 8
De jongere kan op grond van de tabel tijdelijk niet naar school. Hierop wordt
een plan van aanpak opgesteld op grond van artikel 44a van de Participatiewet met daarin vermeld de te volgen stappen met een tijdsplanning om de terugkeer naar school mogelijk te maken. Het plan van aanpak wordt regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld met de jongere. Indien de jongere niet meewerkt aan de opgelegde verplichtingen in het plan van aanpak dat wordt er een maatregel beoordeeld op grond van de gemeentelijke afstemmingsverordening.
Artikel 9
De jongere kan op grond van de toets en overig onderzoek niet naar school.
Hierop wordt een plan van aanpak opgesteld op grond van artikel 44a van de
Participatiewet met daarin vermeld de te volgen stappen met een tijdsplanning om de terugkeer naar de arbeidsmarkt of opstart re-integratie mogelijk te maken.
Het plan van aanpak wordt regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld
met de jongere. Indien de jongere niet meewerkt aan de opgelegde
verplichtingen in het plan van aanpak dat wordt er een maatregel beoordeeld
op grond van de gemeentelijke afstemmingsverordening.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl