Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Asten 2015

Geldend van 22-07-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Asten 2015

De raad van de gemeente Asten,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 mei 2015;

gehoord het advies van de Commissie Burgers d.d. 15 juni 2015;

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

Besluit:

Vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Asten 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigde: een persoon die een gemeentelijke uitkering ontvangt;

  • b.

    gemeentelijke uitkering: een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW

    of de IOAZ;

  • c.

    tegenprestatie: maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) die door het college aan een uitkeringsgerechtigde met een gemeentelijke uitkering kunnen worden opgelegd en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • d.

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of voor de samenleving;

  • e.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Hoofdstuk 2 Beleid tegenprestatie

Artikel 2 Verslag over beleid

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin kan worden vastgelegd hoe nadere invulling aan de tegenprestatie wordt gegeven.

  • 2. Het college zendt middels de reguliere verantwoordingsverslagen aan de gemeenteraad een verslag over de uitvoering en resultaten van het beleid ten aanzien van de tegenprestatie.

Hoofdstuk 3 Tegenprestaties naar Vermogen

Artikel 3: Doel tegenprestatie

  • 1.

    Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid. Het verrichten van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt.

Artikel 4: Inhoud tegenprestatie

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde met een gemeentelijke uitkering een tegenprestatie opleggen, waarbij het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond plaatsvinden. De werkzaamheden zijn additioneel van aard.

  • 2. Van een uitkeringsgerechtigde wordt verwacht dat hij zelf invulling geeft aan de tegenprestatie en daarvoor met voorstellen komt. Indien nodig kan daarbij ondersteuning worden geboden. Het college beoordeelt deze voorstellen.

  • 3. De tegenprestatie kan als volgt worden ingevuld:

    • a.

      overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden;

    • b.

      het volgen van taal- of beweegtraining;

    • c.

      activeringsprogramma’s;

    • d.

      het met een tijdsbeslag van tenminste 8 uur per week werken aan persoonlijke problemen met als doel het invulling kunnen geven aan één van de hiervoor genoemde vormen van tegenprestatie. Dit kan worden gezien als een eerste fase in het doen van een tegenprestatie.

  • 4. De tegenprestatie is niet bedoeld als re-integratie instrument en mag toeleiding naar de arbeidsmarkt of het verkrijgen van betaald werk niet in de weg staan.

  • 5. De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de arbeidsmarkt.

Artikel 5: Duur en omvang tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt naar vermogen opgedragen voor minimaal 8 uur per week gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar.

  • 2. Bij het opdragen van de omvang en inhoud van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een uitkeringsgerechtigde;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde

    • c.

      de persoonlijke wensen en competenties van een uitkeringsgerechtigde

    • d.

      de tegenprestatie is gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde

    • e.

      het al verrichten door de uitkeringsgerechtigde van maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk

Artikel 6: Ontheffingen

  • 1. Ontheven van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie is:

    • a.

      De uitkeringsgerechtigde die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is.

    • b.

      De alleenstaande ouder die vrijstelling van de arbeidsplicht heeft in verband met de zorg voor (een) kind(eren) in de leeftijd tot vijf jaar

    • c.

      De uitkeringsgerechtigde die zorgtaken verricht als mantelzorger voor tenminste 8 uur per week;

    • d.

      De uitkeringsgerechtigde die voor tenminste 8 uur per week vrijwilligerswerk verricht;

    • e.

      De uitkeringsgerechtigde die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gebruik maakt van een voorziening gericht op individuele begeleiding of groepsbegeleiding

    • f.

      De uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject.

  • 2. Het college kan afwijken van het minimale uren gesteld in lid a, c en d als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3. Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 juli 2015.
De raad voornoemd,
griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
voorzitter,
mr. H.G. Vos

Toelichting

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Helmond 2015

Algemeen

Voor alle uitkeringsgerechtigden is het uitgangspunt, dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet reëel mogelijk is, kan een tegenprestatie worden opgelegd. Het college is bevoegd om een tegenprestatie op te leggen aan alle uitkeringsgerechtigden met een gemeentelijke uitkering (Participatiewet, IOAW, IOAZ).

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet, en in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAW/IOAZ.

Met de tegenprestatie wordt beoogd dat de belanghebbende wat terugdoet voor het krijgen van een uitkering. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De werkzaamheden die de belanghebbende in het kader van de tegenprestatie krijgt opgedragen, kunnen binnen, maar ook buiten de gemeentegrenzen plaatsvinden.

Visie arbeidsmarktregio Helmond-De Peel

De tegenprestatie wordt binnen de arbeidsmarktregio Helmond- de Peel conform de volgende kaders vormgegeven:

  • ·

    De eigen verantwoordelijkheid en zelfregie van de burger staan centraal. Iedereen draagt naar vermogen zijn steentje bij aan de samenleving;

  • ·

    Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande sociale infrastructuur;

  • ·

    Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de wensen, mogelijkheden en intrinsieke motivatie van de betrokkene.

Hierbij streven we met de inzet van de tegenprestatie de volgende doelstellingen na:

  • ·

    Met de tegenprestatie is het mogelijk dat de betrokkene uit zijn isolement en in beweging komt;

  • ·

    Met het doen van de tegenprestatie kan de betrokkene in het kader van wederkerigheid iets terugdoen voor zijn eigen wijk, buurt of gemeente;

.

Verordeningsplicht

De Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering (uitkering op grond van de Participatiewet) of IOAW-of IOAZ uitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6).

Ontwikkelen beleid door college

Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.

Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid. Het verrichten van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt, maar dit betreft geen primair doel. Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet, artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAZ kan het college een tegenprestatie opleggen. Het college legt een tegenprestatie naar vermogen op voor minimaal 8 uur per week gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde, ter beoordeling door het college. Indien uitkeringsgerechtigden reeds mantelzorg, vrijwilligerswerk of dagbesteding verrichten van een bepaalde omvang, hoeven zij daarnaast geen tegenprestatie meer te leveren. WerkwijzeHet college verwacht dat uitkeringsgerechtigden zelf invulling geven aan de tegenprestatie, waarbij rekening wordt gehouden met individuele wensen en mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden. Waar nodig kan het college ondersteuning bieden bij het vinden en invullen van de tegenprestatie. De met een uitkeringsgerechtigde gemaakte afspraken worden waar nodig, vastgelegd in een beschikking. De tegenprestatie kan bestaan uit het doen van vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining, activeringsprogramma’s, of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond zijn. Als er sprake is van individuele omstandigheden (schulden, psychosociale problematiek, huiselijke omstandigheden, zorgtaken, ontbreken van kinderopvang) die het doen van een tegenprestatie belemmeren, kan de tegenprestatie er uit bestaan dat (eerst) wordt gewerkt aan het oplossen van deze problemen. Als er sprake is van individuele omstandigheden die het doen van een tegenprestatie voor korte of langere tijd niet mogelijk maken, kan er een tijdelijke ontheffing worden verleend. Hierbij is het reguliere ontheffingenbeleid van toepassing. Het doen van een tegenprestatie mag re-integratie van de uitkeringsgerechtigden niet belemmeren. Een tegenprestatie is geen re-integratie-instrument, maar kan aanvullend op de re-integratieactiviteiten worden opgelegd door het college.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Tegenprestatie| Tegenprestatie is het doen van maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) en kan plaatsvinden in de vorm van: - vrijwilligerswerk; - mantelzorg; - taal- of beweegtraining; - activeringsprogramma’s; - overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden ter beoordeling door het college; - het werken aan individuele problematiek ter beoordeling door het college (opsomming is niet limitatief) VrijwilligerswerkWerk waarvoor geen loon wordt ontvangen en in georganiseerd verband voor anderen of voor de samenleving uitgevoerd wordt. Het gaat niet om werk dat in loondienst wordt verricht of werkzaamheden die leiden tot inkomsten. Het gaat om additioneel werk dat niet in regulier dienstverband wordt uitgevoerd.MantelzorgBij mantelzorg gaat het om de uitvoering van zorgtaken die als volgt kunnen worden gekenmerkt: Er is een bestaande sociale relatie tussen zorgvragen en zorgverlener. Mantelzorg wordt niet verricht in georganiseerd verband. Het verlenen van mantelzorg is niet afdwingbaar. Het gaat veelal om langdurige zorg en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten of verwanten overstijgt.

UitkeringsgerechtigdenAlle uitkeringsgerechtigden met een door de gemeente ontvangen uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ. Van personen die andere uitkeringen ontvangen wordt geen tegenprestatie gevraagd.

Artikel 2 Verslag over beleid

Artikel 2 Verslag over beleidHet college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Het college stelt daartoe een beleidsplan ten aanzien van de tegenprestatie vast

Het college zendt middels de reguliere verantwoordingsverslagen aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie.

Artikel 3 Doel tegenprestatie

Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid een tegenprestatie te laten verrichten.

Door het verrichten van een tegenprestatie worden sociale contacten vergroot, ontstaat er meer dagritme en bouwen uitkeringsgerechtigden werkervaring op. Dit draagt bij aan de zelfredzaamheidsbevordering en de ontwikkeling van uitkeringsgerechtigden en vergroot – op termijn – de kansen op toeleiding naar betaald werk. Uitstroom naar betaald werk is niet het primaire doel van de tegenprestatie, maar kan door het doen van een tegenprestatie daaraan wel bijdragen. In voorkomende gevallen waarbij mogelijk sprake is van verdringing kan het college besluiten om niet met deze organisaties samen te werken.

Artikel 4 Inhoud tegenprestatie

Uitkeringsgerechtigden kunnen zelf invulling geven aan de tegenprestatie. Die invulling wordt ter beoordeling voorgelegd aan het college. Het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die additioneel van aard zijn en regulier werk niet verdringen. Bij het opleggen van de tegenprestatie moet altijd rekening worden gehouden met de individuele omstandigheden en mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden. Het is dus van belang dat de uitkeringsgerechtigde ook in staat is de werkzaamheden te verrichten.

Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring. Maar ook met het fysieke en psychische vermogen van een uitkeringsgerechtigde. Voorts wordt rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of uitkeringsgerechtigde al maatschappelijke activiteiten verricht. Het moet altijd maatwerk zijn. Daarbij houdt het college ook rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van de uitkeringsgerechtigde.

Het kan gaan om vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining, leefstijlprogramma’s of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die door uitkeringsgerechtigden ter beoordeling aan het college worden voorgelegd. Het werken aan persoonlijke ontwikkeling als tegenprestatie is van tijdelijke aard, zodat daarna de vervolgstap gemaakt kan worden naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk als tegenprestatie.

De tegenprestatie is geen re-integratie-instrument en mag re-integratie en toeleiding naar de arbeidsmarkt niet in de weg staan. Voor alle uitkeringsgerechtigden blijft altijd het uitgangspunt dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet aan de orde is, kan een tegenprestatie worden opgelegd.

Als er individuele problemen zijn die het uitvoeren van een tegenprestatie belemmeren, zoals schulden, sociale problematiek, verslavingsproblematiek, huiselijke omstandigheden of zorgtaken, wordt het planmatig werken aan oplossingen voor deze problematiek aangemerkt als eerste fase in de invulling van de tegenprestatie.

Artikel 5 Duur en omvang tegenprestatie

Het college beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden en voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden de aard, de duur en de omvang van de aan een uitkeringsgerechtigde op te leggen tegenprestatie. De tegenprestatie wordt naar vermogen opgedragen voor minimaal 8 uur per week gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 4.

Artikel 6 Ontheffingen

Geen tegenprestatie

Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De verplichting tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).

Artikel 6 lid 1 onder c van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien een belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijs noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg van minimaal 8 uur per week in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op. Daarnaast regelt dit artikel de vrijstelling voor uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk - voor minstens 8 uur per week - verrichten dat te beschouwen is als een maatschappelijk nuttige activiteit.

Uitkeringsgerechtigden die activiteiten in het kader van een re-integratietraject uitvoeren, zijn tevens vrijgesteld voor het leveren van een tegenprestatie. Het argument hierbij is dat deze uitkeringsgerechtigden al actief zijn. Voorkomen moet worden dat het uitvoeren van een tegenprestatie de re-integratie naar werk in de weg staat. In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de minimale uren die voor respectievelijk mantelzorg, vrijwilligerswerk en dagbesteding.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Artikel 7 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.