Algemene Subsidieverordening Nieuwegein 2015

Geldend van 14-07-2015 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Nieuwegein 2015

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2015,

hierna de noemen het college;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • b.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    De-minimisverordening: verordening vastgesteld door de Europese commissie d.d. 18 december 2013;

  • d.

    Egalisatiereserve: reserve gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen, zoals is bepaald in art. 4:72 van de Awb;

  • e.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • f.

    Garantie: een subsidieverlening onder de opschortende voorwaarde dat zich een onzekere gebeurtenis voordoet;

  • g.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • h.

    Subsidie: zoals is bepaald in artikel 4:21 van de Awb;

  • i.

    Subsidieontvanger: een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • j.

    Subsidieplafond: zoals is bepaald in artikel 4:22 van de Awb;

  • k.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college met uitzondering van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag vereist is, als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag vereist is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheden, subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: de subsidieregeling) onder meer vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 3. Met inachtneming van de gemeentebegroting stelt het college in de subsidieregeling subsidieplafonds vast, bepaalt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen en regelt de verstrekking van voorschotten.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld. Bij verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregeling kan bepaald worden dat toepassing wordt gegeven aan een Europees steunkader. In dat geval, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Hoofdstuk II Subsidieverstrekking

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met deze activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      de balans van de aanvrager op 31 december voorafgaand aan het jaar van aanvraag;

    • e.

      de onder d. genoemde gegevens zijn niet vereist wanneer de aanvrager in het kader van de verantwoording van eerder verstrekte subsidies, deze gegevens al verstrekt heeft of wanneer de aanvrager een natuurlijk persoon is;

  • 3. Het college kan als de aanvrager een onderneming is, bepalen dat gegevens en verklaringen worden overgelegd, die nodig zijn voor het bepalen van de toelaatbaarheid van de subsidie in verband met de Europese regels over staatssteun.

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag en de jaarrekening van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5. Bij subsidies van € 100.000 of meer per kalenderjaar is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing.

  • 6. Bij subsidieregeling kunnen andere gegevens dan vermeld in lid 2 en lid 4 worden verlangd.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 12 en 24 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, binnen 12 weken na de uiterste datum van indiening, op voorwaarde dat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval indien:

    • a.

      de subsidieverstrekking in strijd is met het Europees steunkader;

    • b.

      de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren als:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de aanvrager zonder subsidieverstrekking over voldoende eigen middelen of middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te kunnen dekken;

    • c.

      de activiteit niet of onvoldoende bijdraagt aan de realisering van het met de subsidie beoogde doel;

    • d.

      het met de subsidie beoogde doel in voldoende mate op andere wijze dan wel voor een vergelijkbare activiteit wordt nagestreefd en bereikt kan worden;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het voor het betreffende beleidsterrein vastgestelde beleid of daarin onvoldoende prioriteit heeft;

    • f.

      de organisatorische dan wel financiële continuïteit van de aanvrager onvoldoende gegarandeerd is;

    • g.

      voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, onvoldoende middelen op de begroting zijn gereserveerd;

    • h.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • i.

      in de bij de subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 9 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      Beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Indien de subsidieontvanger meer dan € 100.000 subsidie per jaar ontvangt, kan een egalisatiereserve verplicht worden. Bij subsidieregeling wordt bepaald voor welke organisaties en tot welke omvang de egalisatiereserve verplicht is.

  • 4. Bij subsidies van € 100.000 of meer per kalenderjaar is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing.

  • 5. Met inachtneming van lid 4 heeft de subsidieontvanger schriftelijke toestemming nodig van het college voor rechtshandelingen vermeld in art 4:71 van de Awb.

Artikel 10 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger verplichten het bij hem in dienst zijnde personeel gedurende de tijd dat deze voor hem werkzaam zijn te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3. Het college kan verplichtingen stellen met betrekking tot het verwerven van eigen inkomsten door bijvoorbeeld deelnemersbijdragen, sponsoring, fondswerving.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling andere bijzondere verplichtingen opleggen.

Artikel 11 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald in deze verordening en bij subsidieregeling, wordt bij verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 12 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct vastgesteld.

  • 2. Bij vaststellingsbeschikking kan de aanvrager worden verplicht om aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 100.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden baten en lasten door middel van een financieel verslag met toelichting of een jaarrekening, conform het bepaalde in de verleningsbeschikking.

  • 3. Bij subsidieregeling dan wel bij verleningsbeschikking kunnen andere gegevens worden verlangd.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

  • 1.Bij subsidies van meer dan € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

  • a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

  • b. in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

    • 2.

      Bij subsidies van € 100.000 of meer per kalenderjaar is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing.

    • 3.

      Overeenkomstig afdeling 4.2.8 van de Awb bevat de aanvraag tot vaststelling:

  • a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

  • b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden baten en lasten door middel van een financieel verslag met toelichting of een jaarrekening, conform het bepaalde in de verleningsbeschikking;

  • c. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant en overeenkomstig de artikelen 4:78 en 4:79 van de Awb.

    • 4.

      Bij subsidieregeling dan wel bij verleningsbeschikking kunnen andere gegevens worden verlangd.

    • 5.

      Bij subsidieregeling kan het college een controleprotocol vaststellen voor subsidies van meer dan € 100.000 per kalenderjaar.

Artikel 15 Onderzoek

  • 1. Het college controleert de getrouwheid van de in artikel 12, 13 en 14 bedoelde gegevens en kan aanvullend onderzoek (laten) verrichten om een oordeel te krijgen de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie en de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde voorwaarden en verplichtingen.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan een controle zoals bedoeld in dit artikel en verleent inzage in de boekhouding.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 12 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, als bedoeld in de artikelen 13, eerste lid en 14, eerste lid, is gedaan, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen.

  • 3. Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig binnen de hiervoor bepaalde termijn indient, kan het college overgaan tot lagere vaststelling.

Hoofdstuk III Overig

Artikel 17 Garantie

Indien een subsidie verstrekt wordt in de vorm van een garantie, is deze verordening van toepassing.

Artikel 18 Reserves

  • 1. Voor subsidieontvangers is het niet toegestaan om te beschikken over reserves dan wel met subsidiemiddelen reserves te vormen, met uitzondering van reserves die noodzakelijk zijn voor een bestendige uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Bij subsidieregeling dan wel bij verleningsbeschikking bepaalt het college de omvang van de reserves als bedoeld in het vorige lid.

Artikel 19 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel

  • 1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding verschuldigd die bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat aan de subsidieontvanger daartoe wordt uitgekeerd.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, wordt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige verricht.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde partij worden voortgezet en de activa en passiva van de subsidieontvanger met toestemming van het college tegen boekwaarde aan de derde partij worden overgedragen.

Artikel 20 Tarieven en kostenbegrippen

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 22 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. De Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 23 Overgangsrecht

  • 1. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidieverlening is ingediend, maar waarop nog niet tot subsidieverlening of afwijzing is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 2. Ten aanzien van aanvragen waarbij voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening is beslist en de subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de verordening of de regeling op grond waarvan die subsidie is verleend, van toepassing.

  • 3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Nieuwegein 2015

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 juni 2015.
de griffier de voorzitter

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening 2015

INLEIDING

De algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor het verstrekken van subsidies door een bestuursorgaan. Subsidieverstrekking dient in beginsel gebaseerd te zijn op een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, eerste lid, van de Awb). De relevante artikelen uit de Awb zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Deze Algemene subsidieverordening Nieuwegein 2015 is een dergelijk wettelijk voorschrift. Uitgaande van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat deze verordening voorschriften voor de subsidieverstrekking voor de gemeente Nieuwegein.

Deze subsidieverordening is een procesverordening, die de essentiële elementen van het subsidieproces bevat. De basis van de subsidieverstrekking vormen de inhoudelijke kaders die voor verschillende beleidsterreinen door de raad zijn vastgesteld. In artikel 3 van deze verordening krijgt het college de bevoegdheid om in een subsidieregeling de uitvoering van de subsidieverordening nader te regelen.

De uitgangspunten voor deze subsidieverordening zijn:

• vereenvoudiging door geen onderscheid meer te maken in soorten subsidies;

• deregulering door subsidies van beperkte omvang direct vast te stellen en door een accountantsverklaring pas vanaf een subsidiebedrag van € 100.000 verplicht te stellen;

• stroomlijnen van de termijnen voor aanvraag en verantwoording;

• verduidelijking van de financiële verplichtingen;

• staatssteunproof op basis van de Europese wet- en regelgeving.

TOELICHTING PER ARTIKEL

Artikel 1. Begripsbepalingen

a.Aanvrager

In principe worden subsidies verstrekt aan rechtspersonen. Subsidie kan ook verstrekt worden aan een natuurlijke persoon.

c.De-minimisverordening

Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, hebben een beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren dus geen staatssteun op.

Op grond van de reguliere de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van 3 belastingjaren tot 200.000 euro steunen zonder dat dit staatssteun oplevert.

f.Garantie

Subsidie kan ook verleend worden in de vorm van een garantie. Dat is subsidieverlening onder de opschortende voorwaarde dat zich een onzekere gebeurtenis voordoet. Voorbeelden:

• Subsidiabel non-profit evenement voor de inwoners van Nieuwegein met onzekere opbrengst uit deelnemersbijdragen, waardoor de exploitatie vooraf niet sluitend is.

• Wanneer de gemeente rente en aflossing garandeert van een door een bank verstrekt krediet aan maatschappelijke organisatie.

Wanneer de situatie zich voordoet dat de reëel begrote deelnemersbijdragen tegenvallen of de maatschappelijke organisatie de rente en aflossing niet kan betalen, wordt de subsidie verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag vereist is.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag vereist is, is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3. Bevoegdheden, subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

Tweede lid

De verordening wordt vastgesteld door de raad. Het uitvoering geven aan de ASV is een bevoegdheid van het college. De raad verplicht het college om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen.

Derde lid

De raad stelt in de gemeentebegroting de financiële kaders vast. Binnen die kaders stelt het college de subsidieplafonds vast en bepaalt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen. Tevens regelt het college de verstrekking van voorschotten.

Vierde lid

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken.

Artikel 4. Europees steunkader

Eerste lid

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Tweede en derde lid

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Vierde en vijfde lid

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

Artikel 5. Aanvraag

Eerste lid

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Het college maakt gebruik van standaard aanvraagformulieren.

In principe is digitaal aanvragen ook mogelijk. Een digitaal aanvraagproces moet nog ontwikkeld worden.

In het tweede, derde en vierde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Tweede lid onder d en e

Om te kunnen beoordelen of de gevraagde subsidie nodig is, dienen aanvragers door het inleveren van hun balans inzage te geven in hun vermogenspositie. Wanneer eerder is gesubsidieerd én verantwoord, is deze informatie bekend (sub e). Wanneer niet eerder is gesubsidieerd of wanneer de subsidie direct is vastgesteld (aanvragen onder de € 5000 – zie artikel 12), is sub d van toepassing. Voor het geval een natuurlijk persoon subsidie aanvraagt, kan deze eis niet gesteld worden.

Derde lid

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de Europese regels over staatssteun. Zo zal bij subsidie aan ondernemingen veelal worden gevraagd om een de-minimis verklaring. Hierin verklaren ondernemingen welke subsidies zij in de afgelopen 3 belastingjaren hebben ontvangen. Op basis van de de-minimisverordening kan bepaald worden of de subsidie geoorloofde steun is.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

Eerste en tweede lid

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en andere subsidies.

Derde lid

Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij subsidies voor amateurkunst om te voorkomen dat in het eerste kwartaal het gehele subsidiebudget uitgeput raakt.

Vijfde lid

Het college kan in de subsidieregeling andere, waaronder minder, gegevens verlangen dan de gegevens die gevraagd worden in lid 2 en lid 4.

Artikel 7. Beslistermijn

Eerste en tweede lid

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag om subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere subsidies.

Om te kunnen beslissen op de aanvraag moeten de verstrekte gegevens en bescheiden voldoende zijn om te aanvraag te kunnen beoordelen. Wanneer de aanvraag niet volledig is, wordt de beslistermijn opgeschort tot de aanvraag volledig is (conform art. 4:5 Awb).

Derde lid

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 8. Weigerings- en intrekkingsgronden

Eerste lid

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).

Tweede lid

In het tweede lid zijn facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Via de onderdelen a, c, d en e wordt getoetst of de subsidieverstrekking in dienst staat van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, waaronder die van het lokale sociale domein. In de betreffende beleidskaders en de subsidieregeling zijn (en worden) deze doelstellingen nader omschreven en geconcretiseerd.

Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt of kan beschikken. Reserves als bedoeld in artikel 18 van deze verordening tellen hierbij niet mee.

Onderdelen f, g en h spreken voor zichzelf.

Onderdeel i betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).

Onderdeel j geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Vierde lid

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met het Europees steunkader, vordert het college de subsidie met rente terug.

Artikel 9. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Derde lid

Deze bepaling is overeenkomstig artikel 4:72 van de Awb.

Artikel 10. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt.

Derde lid

Subsidie wordt verstrekt in aanvulling op eigen middelen. In dit kader kan van subsidieaanvragers verlangd worden dat zij eigen inkomsten verwerven, bijvoorbeeld: entreegelden of andere deelnemersbijdragen, sponsoring, fondswerving. Met dit artikel wordt het ondernemerschap van subsidieaanvragers bevorderd.

Vierde lid

Zeker bij het opleggen van bijzondere verplichtingen, is sprake van maatwerk. Daarom bepaalt het vierde lid dat het college bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking andere bijzondere verplichtingen kan opleggen. Deze verplichtingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:

• een verklaring omtrent gedrag (VOG-verklaring) voor (vrijwillige) medewerkers die werken met kinderen en/of mensen met een verstandelijke beperking;

• het realiseren van plaatsingen in het kader van sociale wederdienst (social return on investment);

• maatschappelijk betrokken of maatschappelijk verantwoord ondernemerschap;

• governance codes.

Artikel 11. Verantwoording

Behoeft geen toelichting

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Artikel 4:49 van de Awb biedt de mogelijkheid om de subsidievaststelling in te trekken, wanneer niet voldaan is aan de verplichtingen, die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 100.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 100.000 aan het college dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden.

Tweede lid onder a

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag wordt vooraf bij verleningsbeschikking aangegeven op welke manieren het aantonen plaatsvindt. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals een inhoudelijk jaarverslag, bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken.

Tweede lid onder b

De financiële verantwoording wordt gegeven in óf een financieel verslag met toelichting óf in een jaarrekening. Ook hier wordt vooraf bij verleningsbeschikking aangegeven welke informatie is vereist. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Zo wordt het mogelijk om ook af te rekenen op basis van gerealiseerde kosten en baten.

Derde lid

Het college kan in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking andere, waaronder minder, gegevens verlangen.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

Eerste en tweede lid

Ook bij subsidies vanaf € 100.000 wordt uitgegaan van een afrekening op basis van inhoud én op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Naast een financieel verslag of jaarrekening is een controleverklaring opgesteld door een onafhankelijk accountant vereist. Bij verleningsbeschikking wordt aangegeven welke informatie is vereist.

Vierde lid

Het college kan in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking andere, waaronder minder, gegevens verlangen.

Vijfde lid

Als een controleverklaring door een onafhankelijk accountant vereist is, is het van belang dat de subsidieontvanger en de accountant op de hoogte zijn van de beoogde wijze van verantwoorden en over de aspecten die in de controle worden betrokken. Daartoe kan het college een controleprotocol opstellen.

Artikel 15. Onderzoek

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het gemeentelijke subsidiebeleid. Zij toetst bij de subsidieverstrekking de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen. Het college kan besluiten om nader onderzoek te laten doen als zij dit wenselijk acht. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek.

Artikel 16. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. Dan kan de beslistermijn verdaagd worden zoals bepaald is in artikel 4:14 van de Awb.

Tweede lid

Omgekeerd kan het college aan de subsidieontvanger meer tijd geven om de aanvraag tot vaststelling in te dienen.

Derde lid

Het college kan de subsidie lager vaststellen wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig wordt in gediend binnen de gestelde termijn.

Artikel 17. Garantie

Wanneer subsidie verstrekt wordt in de vorm van een garantie zoals omschreven onder artikel 1g, zijn alle bepalingen van deze verordening en van de subsidieregeling van toepassing.

Artikel 18. Reserves

Artikel 8.2.b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt of kan beschikken. Maar voor organisaties kan het noodzakelijk zijn om reserves te hebben om toekomstige tekorten op te vangen of voor een bepaalde bestemming. Het gaat om reserves die zijn opgebouwd met subsidiemiddelen én om andere reserves. Hiervoor kunnen geen algemene regels gesteld worden. Artikel 18 geeft het college de bevoegdheid om regels te stellen over de omvang van reserves die buiten beschouwing blijven bij de subsidieverstrekking. Deze regels worden vastgelegd in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking. Uitgangspunt is dat de subsidieontvanger moet aantonen welke reserves noodzakelijk zijn voor een bestendige uitvoering van de activiteiten.

Daarnaast is in artikel 9 lid 3 bepaald dat het college een egalisatiereserve verplicht kan stellen bij subsidies boven de € 100.000.

Artikel 19 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel

In art. 4:41 Awb is de procedure voor vergoeding bij vermogensvorming door subsidieverstrekking geregeld. In dit artikel is aangegeven dat het college in voorkomende gevallen deze procedure toepast. In de leden 2 en 3 is beschreven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 20. Tarieven en kostenbegrippen

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.