Inspraakverordening 2015

Geldend van 20-10-2021 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening 2015

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel R2015.051 van burgemeester en wethouders van 14 april 2015;

overwegende dat de Inspraakverordening uit 2007 niet overeenstemt met de gangbare praktijk;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

besluitvast te stellen de:

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Indien het beleidsvoornemen een aangelegenheid betreft van de gemeenteraad of de burgemeester kunnen deze bestuursorganen de bevoegdheid inzake het verlenen van inspraak aan zichzelf voorbehouden, dan wel aan burgemeester en wethouders kaders meegeven omtrent de inspraak of omtrent situaties waarin en momenten waarop zij zelf een rol willen vervullen in het inspraaktraject.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. [vervallen]

  • 4. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      ten aanzien van beleidsvoornemens met betrekking tot de interne bedrijfsvoering van de gemeentelijke organisatie;

    • f.

      [vervallen]

    • g.

      [vervallen]

    • h.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • i.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn voor het ter inzage leggen van de stukken en het naar voren brengen van zienswijzen vier weken bedraagt.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders geven uitvoering aan de inspraakprocedure, tenzij de gemeenteraad of de burgemeester ten aanzien van hun eigen beleidsvoornemens anders hebben bepaald.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maken burgemeester en wethouders een eindverslag op.

  • 2. Voor zover inspraak is verleend inzake een aangelegenheid van de gemeenteraad wordt het eindverslag gelijktijdig met het raadsvoorstel en conceptbesluit aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 3. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 4. Burgemeester en wethouders maken het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De op 20 september 2007 vastgestelde Inspraakverordening wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 2 juli 2015.
De raad voornoemd,
de griffier,
L.A.J. Dirks
de voorzitter,
mr. A.H.J.M. Swachten

Toelichting bij de Inspraakverordening 2015

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a.Inspraak:

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en dient meerdere doelen. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Er kan nog een derde doel mee worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

b.Inspraakprocedure:

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Afdeling 3.4 Awb wordt van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van deze verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen.

c.Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

De raad legt de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak in beginsel bij het college. De raad en de burgemeester krijgen wel de mogelijkheid om zelf over de eigen onderwerpen de inspraak vorm te geven, hetzij door de inspraak zelf te organiseren óf aan het college kaders mee te geven over de inspraak.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Voorbeelden van deze verplichtingen bestaan thans bij:

  • -

    de voorbereiding van een welstandsnota (art. 12a, lid 2 Woningwet);

  • -

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in art. 12, tweede lid, onder a en b van de Woningwet (art. 12, lid 4 Woningwet);

  • -

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (art. 4.17, lid 3 Wet milieubeheer);

  • -

    onderdelen van de afvalstoffenverordening (art. 10.26, lid 2 Wet milieubeheer);

  • -

    vormgeving van de cliëntenparticipatie ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (art. 42 IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (art. 42 IOAW);

In het derde lid van dit artikel wordt nog een categorie genoemd waarop in elk geval inspraak wordt verleend. Het betreft beleidsvoornemens die ruimtelijke plannen betreffen. Het verlenen van inspraak kan het draagvlak voor de plannen vergroten en eventuele bezwaren reduceren. In het vierde lid, onder f. en g. van dit artikel wordt een voorbehoud gemaakt ten aanzien van bepaalde plannen.

Artikel 2, vierde lid, sub f:

Bij sub f. gaat het om ondergeschikte herzieningen/reparaties van eerder vastgestelde beleidsvoornemens dan wel om noodzakelijke herzieningen als gevolg van onthouding van goedkeuring. Wanneer de partiële herziening betrekking heeft op ruimtelijke beleidsvoornemens vindt er wel inspraak plaats.

Artikel 2, vierde lid, sub g:

De Wet ruimtelijke ordening ( Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo) stellen het voeren van een inspraakprocedure voor nieuwe ruimtelijke plannen niet verplicht. De inspraak in planologische procedures kan voortaan plaats vinden op basis van de gemeentelijke inspraakverordening. Voor ruimtelijke ontwikkelingen van enig belang wordt het belangrijk gevonden voorafgaand aan de wettelijke procedure, een inspraakprocedure te voeren. In de verordening is aangegeven wanneer er in ieder geval sprake is van enig ruimtelijk belang waarover inspraak verplicht wordt gesteld. Wanneer plannen niet meer dan 3 woningen omvatten, is inspraak niet expliciet voorgeschreven. Hierbij is aansluiting gezocht bij een eerder door de gemeenteraad genomen besluit ( R2010.106y), waarin de raad heeft verklaard dat voor bepaalde categorie aanvragen geen verklaring van geen bedenkingen op grond van artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist. Bij bouwplannen met zo’n beperkt aantal woningen biedt inspraak geen meerwaarde, náást de wettelijke mogelijkheid van het indienen van zienswijzen en de eis dat verzoekers gehouden zijn overleg met de buurt te plegen.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Krachtens artikel 3:15 eerste en tweede lid, Awb staat deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure in ieder geval open voor belanghebbenden, maar kan ook aan anderen de gelegenheid worden geboden om aan de procedure deel te nemen. In dat laatste geval moet dit bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan zelf worden bepaald.

De omschrijving van inspraakgerechtigden in dit artikel vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid als hoofdregel afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden ingevolge de Awb gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. Deze termijn is wat lang voor inspraak. In praktijk blijkt dat een termijn van vier weken voor het verlenen van inspraak ruim genoeg is. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid van dit artikel de inspraakprocedure worden aangepast.

Het tweede lid bepaalt dat er ook andere procedures dan die van afdeling 3.4 van de Awb gevolgd kunnen worden. Te denken valt onder andere aan mondelinge en schriftelijke enquêtes, hoorzittingen en het houden van facultatieve referenda (geen beslissende).

Het derde lid maakt nog eens duidelijk dat het college uitvoering geeft aan de inspraak, tenzij de raad of de burgemeester anders heeft bepaald.

Artikel 5 Eindverslag

Op dit onderdeel is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Het tweede lid verplicht het college om het eindverslag van de inspraak gelijktijdig met het raadsvoorstel en conceptbesluit aan de gemeenteraad voor te leggen. De raad zal bij de beoordeling van het voorstel ook de uitgevoerde inspraakprocedure betrekken.

Onder het in het derde lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het vierde lid is bepaald dat het college het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 Inwerkingtreding en artikel 8 Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen toelichting.