Regeling vervallen per 12-12-2023

Standplaatsenbeleid 2015

Geldend van 15-07-2015 t/m 11-12-2023

Intitulé

Standplaatsenbeleid 2015

Standplaatsenbeleid 2015

Nr.BW15-0275

Evaluatie en herziening

Inhoud

1 Inleiding 2

1.1 Leeswijzer 2

2 Evaluatie en wijzigingen 3

  • 2.

    1 Aanpak evaluatie 3

  • 2.

    2 Opbouw evaluatie 3

2.2.1 Analyse van de huidige situatie 3

2.2.2 Toets vergunningsvoorschriften 5

2.2.3 Deregulering 8

2.2.4 Toezicht en handhaving 9

2.2.5 Leges en gebruik gemeentegrond 9

2.2.6 Interviews standplaatshouders 10

2.3 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 10

3 Evaluatie standplaatslocaties 12

  • 3.

    1 Inleiding 12

  • 3.

    2 Evaluatie 12

  • 3.

    3 Inventarisatie van mogelijke locaties en beoordeling 12

3.3.1 Beoordeling te handhaven standplaatsen 13

3.3.2 Beoordeling nieuwe standplaatsen 16

3.3.3 Standplaatsen die vervallen 18

4 Juridisch kader 20

  • 4.

    1 Algemene plaatselijke verordening 20

  • 4.

    2 Beleidsregels 20

5 Bijlagen 22

  • 5.

    1 Bijlage I – Overzicht standplaatsen Heerhugowaard 23

  • 5.

    2 Bijlage IA – Plattegrond standplaatsen Heerhugowaard 24

  • 5.

    3 Bijlage II - Criteria Screening standplaatsenlocaties (maximumstelsel) 25

5.3.1 Criteria die een rol mogen spelen bij het maken van beleid 25

5.3.2 Aanvullende uitgangspunten 28

  • 5.

    4 Bijlage III Beleidsregels standplaatsen Heerhugowaard 2015 30

  • 5.

    5 Bijlage IV - APV Heerhugowaard 2014 (25-11-2014) 32

  • 5.

    6 Bijlage V – Algemene vergunningvoorschriften 35

  • 5.

    7 Bijlage VI – Vergunningvoorschriften mobiele bakkramen 37

  • 5.

    8 Bijlage VII – Vragenlijst evaluatie standplaatsenbeleid Heerhugowaard 40

  • 1.

    Inleiding

Standplaatsen zoals een bloemenstal, oliebollenkraam, snackwagen of viskraam zijn niet meer weg te denken uit het straatbeeld in

Heerhugowaard. Standplaatsen verlevendigen het straatbeeld. Daarnaast is een standplaats een aanvulling op het winkelaanbod als er producten te koop worden aangeboden die niet in de al aanwezige winkels te koop zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vishandel of snackwagen bij de grote bouwmarkten en mediazaken.

In het kader van vrij ondernemerschap en deregulering is het niet mogelijk de branches te bepalen die een standplaats mogen innemen; marktwerking moet het aanbod reguleren. Wel wordt er naar gestreefd dat de branches een aanvullend karakter hebben op wat de aanwezige winkels te bieden hebben.

Omdat het beleid en de regelgeving na 7 jaar toch wel enigszins gedateerd is, het economisch en bestuurlijk klimaat veranderd is en er in de uitvoering enkele knelpunten en onvolkomenheden naar voren zijn gekomen, is het beleid geëvalueerd. Diverse wet- en regelgeving is veranderd sinds 2007, maar er is ook de nodige jurisprudentie uitgesproken ten aanzien van standplaatsen(beleid). Daarnaast hanteert de gemeente Heerhugowaard voor standplaatsen een zogenoemd maximumstelstel. Dit stelsel betekent dat de aangewezen standplaatsen elke drie jaar geëvalueerd moesten worden. De laatste evaluatie is echter van 2007 zodat een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

De gemeente Heerhugowaard stimuleert het terugbrengen van regelgeving (deregulering), maar regulering van standplaatsen is en blijft gewenst. Reden daarvoor is dat een overdaad aan standplaatsen kan leiden tot aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente en tot verschillende soorten overlast. Het gaat om overlast door geluid, stank, zwerfafval en verkeershinder.

Bij het evalueren en herschrijven is meteen gekeken naar dereguleringsmogelijkheden. In de basis is het nieuwe beleid vrijwel hetzelfde.

1.1.Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de evaluatie van het beleid en de regelgeving opgenomen. Aan het einde van dit hoofdstuk is een samenvatting met voorstellen opgenomen. In hoofdstuk 3 van deze nota zijn de standplaatslocaties (zowel nieuwe als bestaande) beoordeeld. In hoofdstuk 4 is het juridisch kader met het beleid voor standplaatsen in Heerhugowaard opgenomen. In de bijlagen zijn onder andere de nieuwe beleidsregels voor het screenen van het maximumstelsel, de algemene beleidsregels, een nieuw overzicht van de standplaatslocaties en de nieuwe vergunningvoorschriften opgenomen.

2. Evaluatie en wijzigingen

2.1 Aanpak evaluatie

Beleidsevaluatie is het kijken naar gestelde doelen. Het gaat gepaard met een analyse van de succes- en faalmomenten en het levert leerpunten op voor verdere activiteiten. Het is echter niet alleen maar achteraf bekijken of de gestelde doelen zijn gehaald. Het vormt een continue mogelijkheid om de beleids- en besluitvorming te ondersteunen. Het vormt dan ook een integraal onderdeel van de beleidscyclus.

Bij de evaluatie van het standplaatsenbeleid in Heerhugowaard is gebruik gemaakt van de sinds 2007 opgedane ervaringen met het verlenen van vergunningen en het houden van toezicht. Verder is de analyse van Sira (deregulering) als input gebruikt. De Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV), de vervallen standplaatsenverordening en de verleende standplaatsvergunningen zijn gescreend op juridische aspecten. Alle in 2007 volgens het maximumstelsel vastgestelde standplaatsen zijn geanalyseerd en er zijn nieuwe locaties onderzocht. Er zijn interviews gehouden met de vergunningverlener en toezichthouder. Het aanvraag- en beoordelingsproces is opnieuw bekeken. Ten slotte is een korte telefonische enquête gehouden onder een aantal standplaatshouders.

De conclusie is dat het standplaatsenbeleid op punten aanpassing behoeft. In deze nota zijn voorstellen opgenomen voor aanpassing van het standplaatsenbeleid.

2.2 Opbouw evaluatie

De in de vorige paragraaf weergegeven aanpak en onderzochte onderdelen zijn onder te verdelen in de volgende onderwerpen:

Analyse van de huidige situatie (APV en vervallen Standplaatsenverordening)

Toets vergunningsvoorschriften

Deregulering

Toezicht en handhaving

Leges en gebruik gemeentegrond

Interviews standplaatshouders.Elk hierboven genoemd onderwerp is nader uitgewerkt en per onderwerp zijn (deel)conclusies getrokken en verbetervoorstellen gedaan.

2.1.1. Analyse van de huidige situatie

In de APV (laatste wijziging in werking getreden op 25 november 2014) is in hoofdstuk 5, afdeling 4 een paragraaf opgenomen over standplaatsen. Artikel 5:18 lid 1 bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Het verbod geldt zowel voor standplaatsen in de openbare ruimte als op privéterrein.

Uit de evaluatie blijkt dat het niet wenselijk is om het verbod af te schaffen of een meldingenstelsel in te voeren. Zowel maatschappelijk als bestuurlijk bestaat de wens om de standplaatsen te reguleren.

De systematiek van het aanvragen en toetsen van vergunningaanvragen in de APV is geregeld volgens de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG). Deze regeling en de bijhorende toelichting volstaat voor de situatie in Heerhugowaard. Er zijn geen aanvullende regels in de APV nodig.

Deelconclusie

Vergunningplicht voor het innemen van een standplaats behouden en de regeling in APV volstaat.

De gemeente hanteert een maximumstelsel, zoals opgenomen in de “Notitie Actualisatie Standplaatsenbeleid”. De Standplaatsenverordening is ingetrokken nadat, met de aanpassing van de APV aan de modelverordening van de VNG, het vergunnen van standplaatsen in de APV is geregeld. Een deel van de regels uit de Standplaatsenverordening is overgegaan in de APV. De andere bepalingen uit de Standplaatsenverordening fungeren als zogenoemde beleidsregels voor het verlenen en weigeren van aanvragen. Juridisch is dit niet juist, de beleidsregels moeten opnieuw worden vastgesteld door het college, volgens de regeling in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De artikelen 4.81 - 4.84 van de Awb zijn daarvoor van toepassing.

Deelconclusie

Beleidsregels vaststellen als toetsingskader voor het beoordelen van een aanvraag voor een standplaats.

Het hanteren van het maximumstelsel heeft zijn voordelen bewezen. Het creëert duidelijkheid voor aanvragers, bewoners en ondernemers. De plaatsen zijn vooraf beoordeeld op geschiktheid en de mogelijke risico’s voor verstoring van de openbare orde. Het bespaart de gemeentelijke organisatie veel tijd bij het behandelen van aanvragen. Het hanteren van een maximumstelsel is juridisch toegestaan maar houdt wel in dat de locaties zorgvuldig moeten worden geselecteerd en periodiek geëvalueerd moeten worden. In het land is in meerdere gemeenten gekozen voor een screening eens per vijf jaar. Deze keuze leidt tot deregulering en lastenverlichting.

Deelconclusie

Maximumstelsel handhaven en bestaande en potentiële standplaatslocaties één keer per vijf jaar screenen (de wijze van beoordeling van de standplaatsen is opgenomen in bijlage II).

Met het hanteren van het maximumstelsel is ook een systeem met wachtlijsten opgezet. Het systeem met wachtlijsten is niet effectief geweest en heeft geleid tot meer administratieve lasten. Potentiële standplaatshouders stonden op de wachtlijst terwijl het maximum nog niet bereikt was. Veelal kiest de potentiële standplaatshouder vanuit financieel economische motieven om een bepaalde standplaats niet in te nemen maar te “wachten” op een betere locatie. Dit is een onwenselijke administratieve handeling. Het is dus, zolang niet alle standplaatsen ingevuld zijn, aan de ondernemer om regelmatig (op de website) na te gaan welke standplaatslocaties beschikbaar zijn.

In de toelichting op de modelverordening APV is opgenomen dat met een wachtlijst gewerkt kan worden, het is dus niet verplicht.

Deelconclusie

Alleen een wachtlijst instellen op het moment dat alle standplaatsen ingevuld zijn.

Op dit moment zit in het maximumstelsel geen branchering. Het aantal standplaatsen per branche en de locatie mag in beleidsregels worden vastgelegd. Het impliceert echter wel dat indien in een bepaalde branche het maximum bereikt is er weer een wachtlijst moet worden opgesteld. In de toelichting op de Modelverordening APV van de VNG is opgenomen dat een verdere verfijning van het maximum aantal standplaatsvergunningen kan worden bereikt door een onderverdeling naar een aantal branches in te stellen. Per branche kan dan een maximum aantal af te geven vergunningen worden bepaald. Opgemerkt moet worden, dat een dergelijk maximum aantal vergunningen slechts door de rechter wordt toegelaten indien het aantal aanvragen per branche het totaal aantal af te geven vergunningen overtreft. Indien voor een branche niet het maximum aantal vergunningen wordt afgegeven, acht de rechter geen noodzaak tot handhaving van dit stelsel aanwezig. In Heerhugowaard is hier geen sprake van.

Ook op basis van het bestemmingsplan kan nog een beperkte onderverdeling gemaakt worden. De keuze is dan beperkt tussen standplaatsen voor “horeca” en “detailhandel in bepaalde branches”. Het gedetailleerd beperken van het assortiment is niet toegestaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) heeft dit recent in verschillende uitspraken bevestigd. De ABRvS komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen. Gedetailleerde regels over het assortiment mogen dus niet.

Het beschermen van concurrentieverhoudingen mag in beginsel ook niet. Concurrentiebelangen kunnen alleen een rol spelen als er al sprake is van een duurzame ontwrichting én er een dwingende reden is die de ontwrichting rechtvaardigt. Op 18 september 2013 heeft de ABRvS geoordeeld (uitspraak ABRvS 11 december 2013, 201210818/1/A1) dat een duurzame ontwrichting zich alleen maar kan voordoen bij eerste levensbehoeften. Bij niet-eerste levensbehoeften zal er zich dus nimmer een gerechtvaardigde duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau voordoen, die aanleiding mag zijn om de concurrentieverhoudingen te beschermen. In Heerhugowaard is van een dergelijke situatie geen sprake.

Deelconclusie

Verdere aanscherping van het maximumstelsel per branche via de APV of via het bestemmingsplan is niet noodzakelijk.

De vervallen Standplaatsenverordening is deels opgegaan in de APV. Niet alle regels uit de oude verordening zijn opgenomen in de APV. Beoordeeld is of dat alsnog nodig is, of deze regels kunnen vervallen of als beleidsregels moeten worden opgenomen voor het toetsen van aanvragen.

Uit de screening blijkt dat er geen aanvullende bepalingen in APV opgenomen hoeven te worden. Een deel van de voorschriften uit de Standplaatsverordening wordt opgenomen in de beleidsregels en een deel in de voorschriften behorende bij de standplaatsvergunning.

Deelconclusie

Er zijn geen aanvullende bepalingen in de APV noodzakelijk.

2.2.2. Toets vergunningsvoorschriften

Aan de standplaatsvergunning in Heerhugowaard zijn voorschriften verbonden. Deze voorschriften zijn juridisch gescreend (aan de hand van jurisprudentie, de toelichting op de model APV en de Dienstenrichtlijn). Daarnaast zijn de voorschriften beoordeeld op handhaafbaarheid en is gekeken of ze in het kader van deregulering kunnen vervallen.

Voorschriften die aan een vergunning gesteld kunnen (en mogen) worden betreffen:

het vervallen van de standplaats indien gedurende een bepaalde periode geen standplaats is ingenomen;

de soort goederen of diensten die mogen worden aangeboden;

de oppervlakte van de standplaats;

het uiterlijk aanzien van de standplaats;

tijden van opbouw en ontruiming van de standplaats;

eisen over de (brand)veiligheid, afstanden tot bebouwing en regels voor mobiele bakkramen;

opruimen van rommel en schoon achterlaten van de locatie.

In mindere of meerdere mate zijn bovengenoemde voorschriften verbonden aan de vergunning voor het innemen van een standplaats. Enkele onderwerpen zijn nadere bekeken:

  • 1.

    Er bestaat behoefte aan het plaatsen van aanvullende attributen, zoals statafels, luifels aan de zijkanten van de verkoopinrichting, parasols en reclameborden.

  • 2.

    In de huidige voorschriften ontbreekt de oppervlakte van de in te nemen standplaats.

  • 3.

    Uit het toezicht blijkt dat de voorschriften over voorzieningen voor stroom (elektriciteit / aggregaat) een nadere regeling nodig hebben.

  • 4.

    De verplichting dat de standplaats moet worden ontruimd.

De bovengenoemde onderwerpen zijn in de volgende paragrafen verder uitgewerkt.

2.2.2.1. Inrichting en objecten binnen standplaats

Op basis van de oude standplaatsenverordening was het verboden andere attributen en objecten dan de verplichte prullenmand op de standplaatslocatie te plaatsen. Uit de telefonische enquête afgenomen onder huidige standplaatshouders blijkt dat hier wel behoefte aan bestaat. Er bestaan, indien de afmetingen van een standplaats goed worden vastgelegd (zie paragraaf 2.2.2.2), geen redenen om dit verbod te handhaven.

Deelconclusie

Verbodsbepaling plaatsen objecten en attributen niet meer opnemen.

2.2.2.2. Oppervlakte standplaats

Een standplaats moet binnen de maximale afmeting blijven. In huidige situatie ontbreekt echter een oppervlaktemaat en afbakening van de standplaats. Dit leidt tot onduidelijkheid en is daarmee slecht te handhaven. Standplaatsen variëren ook per locatie in oppervlakte, dat is onder andere afhankelijk van de omliggende bebouwing, wegen en stoepen. Onder de maximale afmeting worden de fysieke middelen (kar/kraam/objecten en uitstallingen) gerekend, die van direct belang zijn voor het aanbieden van de goederen of diensten. De auto/vrachtwagen van de standplaatshouder moet worden geplaatst in de daartoe bestemde parkeervakken.

Alle standplaatslocaties worden ingetekend op een GIS-kaart (die via de website beschikbaar is). Daarbij kan de plaats zo ingetekend worden dat er voldoende afstand ten opzichte van de belendingen wordt gehouden, er voldoende ruimte voor het verkeer en hulpdiensten overblijft en brandkranen en (nood)uitgangen vrij blijven. Door de oppervlakte te maximaliseren kan aan de standplaatshouder de vrijheid worden geboden om zijn verkoopinrichting binnen deze oppervlakte in te richten met de verkoopinrichting, luifel(s), parasol(s) en uitstallingen. Bij de verkoop van voedingswaren zijn statafels toegestaan en twee afvalbakken verplicht, bij iedere standplaats is een (driehoeks)reclame-uiting toegestaan.

Voor de afbakening van openbare standplaatsen kan gebruik gemaakt worden van zogenoemde punaises in het straatwerk. Deze werkwijze bevordert de handhaafbaarheid van de regels.

Deelconclusie

Maximaliseer de oppervlakte van iedere standplaats en sta ondernemers toe om de standplaats naar eigen inzicht in te richten volgens het bovenstaande. Leg de standplaats vast op een GIS-tekening en markeer deze met zogenoemde punaises in de openbare ruimte.

2.2.2.3. Stroomvoorziening

Op grond van de oude Standplaatsenverordening is het - behoudens ontheffing van het college - verboden een vaste stroomvoorziening te hebben. Eén ondernemer heeft zelf illegaal een stroomvoorziening aangelegd die niet voldoet aan de technische eisen die daarvoor gelden. Ter voorkoming van overlast is het gebruik van aggregaten ook niet wenselijk. Ook haken potentiële vergunninghouders regelmatig af door het ontbreken van een stroomvoorziening. Van gemeentewege gefaciliteerde stroomvoorzieningen zouden een mogelijke uitkomst bieden. Het is wellicht mogelijk om dit te combineren met een oplaadpunt voor een elektrische auto / fiets.

Deelconclusie

Onderzoek (per locatie) de haalbaarheid van een door de gemeente aan te leggen voorziening voor elektriciteit met, indien technisch en organisatorisch mogelijk, een –extra- oplaadpunt voor elektrische auto’s. Navraag leert dat de gemiddelde kosten voor de aanleg van een stroomvoorziening circa € 2.300,- bedragen. Het gaat in totaal om acht standplaatslocaties. Dit vergt een nadere uitwerking met betrekking tot investeringen, in rekening te brengen kosten en andere aspecten. Voordeel bij eigen stroomkasten is dat wij als gemeente invloed hebben op de installatie, de toegepaste snoeren, de positie, inhoud, kleur, en materiaal van de stroomkast.

2.2.2.4. Ontruiming van de standplaats

In de huidige voorschriften is opgenomen dat na afloop van de verkoop de standplaats moet worden ontruimd. Dat is ook het kenmerkende van een standplaats (een tijdelijke verkoopinrichting). Het blijkt echter dat op sommige locaties de wagens blijven staan. De objecten buiten de verkoopwagens worden wel verwijderd. Dit is vanwege het gevaar dat er kioskvorming ontstaat onwenselijk. Vangnet blijft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). In artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo is opgenomen dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

In de Bouwverordening van Heerhugowaard is opgenomen wat onder een bouwwerk wordt verstaan: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”. Hoewel toepassing van deze definitie op standplaatsen zeer casuïstisch is, is ervan uit de jurisprudentie een belangrijk aanknopingspunt. Algemeen geldt dat indien een object gedurende 30 dagen op één locatie aanwezig is (ondanks dat deze verplaatst kan worden) er sprake is van een bouwwerk. Recent is daarbij een belangrijke uitspraak gedaan over een woonschip, het gaat om het ter plaatse functioneren.

Een deeloplossing dat een standplaats slechts twee achtereenvolgende dagen ingenomen mag worden is niet handhaafbaar. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod. Beoordeling of ontheffing mogelijk is blijft maatwerk.

Deelconclusie

Het permanent innemen van een vaste standplaats is niet toegestaan.

2.2.3. Deregulering

Uit het onderzoek van Sira zijn niet veel mogelijkheden voor deregulering naar voren gekomen. Twee aspecten zijn nader bekeken: de geldigheidsduur en de indieningsvereisten voor het aanvragen van een vergunning.

In Heerhugowaard maken we onderscheid tussen vaste en tijdelijke standplaatsen. Een tijdelijke standplaats betekent dat de locatie wordt aangewezen maar dat deze niet het gehele jaar in gebruik mag zijn. Vaste standplaatsen kunnen het hele jaar ingenomen worden. Een tijdelijke standplaats mag gedurende drie maanden van het jaar worden ingenomen. Het staat de ondernemer vrij om deze termijn aaneengesloten te benutten dan wel periodiek, bijvoorbeeld elk weekend. Uit de aanvraag moet blijken dat de standplaats maximaal drie maanden wordt ingenomen. In het oude beleid werd ook nog gesproken over incidentele standplaatsen (ten hoogste vijf maal een week te vergunnen). Deze categorie is nu vanwege de indeling in tijdelijke en vaste standplaatsen niet meer opgenomen. Afhankelijk van de beschikbaarheid kan in een dergelijk geval gebruik gemaakt worden van een tijdelijke of vaste standplaats.

In de huidige situatie is een vergunning voor een standplaats slecht één jaar geldig. Er bestaan geen bezwaren om de geldigheidsduur te verlengen naar vijf jaar (en daarmee te koppelen aan de evaluatie van de standplaatsen). Meer gemeenten hanteren deze geldigheidsduur en vooralsnog accepteert de rechtspraak deze termijn. De houder van een tijdelijke standplaats moet elk jaar schriftelijk een verzoek tot vernieuwing van zijn vergunning indienen, immers deze moet aantonen dat het ook daadwerkelijk gaat om een tijdelijke standplaats.

Deelconclusie

Geldigheid van vaste standplaatsvergunning verlengen naar 5 jaar.

De APV kent geen specifieke indieningsvereisten voor het aanvragen van een standplaats. Wel is er een formulier vastgesteld waar een aantal zaken worden gevraagd. Naast algemene gegevens worden de volgende zaken gevraagd:

foto’s of tekeningen (gevels en plattegrond) van de verkoopinrichting (kiosk of wagen);

foto’s van de omliggende bebouwing;

een plattegrond van de locatie;

een bewijs van inschrijving van het Centraal Registratiekantoor in Den Haag.

Indien gewerkt wordt met een maximaal in te nemen verkoopplek zijn tekeningen niet meer noodzakelijk. Alleen voor de toetsing aan artikel 5:18 lid 2 sub a van de APV is een foto van wagen vereist. Een weigeringsgrond voor de vergunning is namelijk indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit is een preventieve toets.

2.De welstandsnota van Heerhugowaard kent geen welstandscriteria voor standplaatsen. De welstandsnota bevat wel een zogenoemde excessenregeling en algemene beoordelingscriteria. Een exces is een ‘evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk. Bij die regeling kan voor standplaatsen worden aangesloten.

Deelconclusie

De indieningsvereisten tekeningen, aanzichten en plattegronden schrappen behoudens het aanleveren van een foto van verkoopinrichting en aanvraagformulier aanpassen.

In verband met de opheffing (kabinetsbesluit) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (hierna: HBD) verstrekt het HBD vanaf 1 december 2013 het Bewijs van Registratie niet meer. Er is ook geen vervangende regeling in werking getreden. De eis op het aanvraagformulier kan daarom vervallen. De gemeente controleert de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).

Deelconclusie

Verplichte verstrekking van het bewijs van inschrijving Hoofdbedrijfschap Detailhandel laten vervallen en het aanvraagformulier aanpassen. De gemeente controleert de inschrijving in het handelsregister van de KvK.

2.2.4. Toezicht en handhaving

Een aantal aandachtspunten vanuit handhaving zijn al aan de orde gekomen. Voornaamst aandachtspunt is de voorziening voor elektriciteit. Meldingen van overlast of gevaarlijke situaties (verkeer, brandveiligheid) zijn nauwelijks binnengekomen. Indien die situaties worden aangetroffen dan handelt de toezichthouder direct en worden aanwijzingen ook meestal gelijk opgevolgd.

Behoudens een handhavingstraject vanwege een zonder vergunning ingenomen standplaats zijn geen juridische handhavingsprocedures gevoerd. Jaarlijks stelt het college een integraal handhavingsprogramma vast waarin de toezicht- en handhavingstaken van de gemeente Heerhugowaard worden beschreven voor dat jaar. Dit met als onderlegger de “Kader- en uitvoeringsnota Handhaving 2013 - 2017”. Er bestaat nu geen aanleiding om hierin aanpassingen aan te brengen.

Mocht in de uitvoering blijken dat prioriteiten in de handhaving anders gesteld moeten worden dan is het integraal handhavingsprogramma daarvoor het moment.

Uit het toezicht is gebleken dat soms het afvalwater vanuit een standplaats wordt geloosd op het vuilwaterriool en dat matten over elektriciteitskabels ontbreken. Deze voorschriften kunnen niet vervallen.

Deelconclusie

Bij het innemen en het gebruik van de standplaats moet gecontroleerd worden op de elektriciteitsvoorziening en de wijze waarop afvalwater wordt geloosd.

2.2.5. Leges en gebruik gemeentegrond

De kosten van de behandeling van een aanvraag veranderen niet als de geldigheidsduur van de vergunning van 1 naar 5 jaar gaat. Het is wel aan te bevelen om de kostendekkendheid van dit product nader te onderzoeken. Omdat in de APV meer van dit soort producten staan, er verschillende regels gelden voor “gebruik” van gemeentegrond of voorzieningen (hekken, afzettingen e.d.) en er verschillende tarieven gelden bij particulieren, professionals of verenigingen, verdient een breder onderzoek naar de kostendekkendheid van de gehele APV de voorkeur.

De vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond is wel jaarlijks. Het bedrag is bepaald per m2. De gemeente kent geen verordening precariobelasting. Voor het gebruik wordt wel jaarlijks een rekening gestuurd. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd sinds de vaststelling door het college op 15 november 2005 (BW05.0155, Bezuinigingsofferte 6.2). Het verdient aanbeveling om het gebruik van gemeentegrond op eenduidige wijze in rekening te brengen (dus ook bijvoorbeeld bij het gebruik als terras). Betaling blijft verplicht tot de standplaatsvergunning schriftelijk is opgezegd of van gemeentewege is ingetrokken. Betaling is verplicht voor de gehele oppervlakte van de standplaats zoals vastgelegd door de gemeente op de GIS-tekening.

Deelconclusie

Onderzoek de kostendekkendheid van het product en breng op een eenduidige wijze de vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond in rekening.

2.2.6. Interviews standplaatshouders

Bij de evaluatie is ook een korte telefonische enquête onder een aantal bestaande standplaatshouders afgenomen. Er is een selectie gemaakt van zowel tijdelijke als permanente standplaatshouders die verschillende producten aanbieden. Hen is een aantal vragen gesteld. De vragenlijst is opgenomen in bijlage VII.

Uit de gesprekken blijkt het volgende:

De meeste standplaatshouders zijn tevreden met hun huidige standplaats. Enkelen zouden naar een “betere” locatie willen omdat de omzet op de huidige plaats terugloopt.

De standplaatshouders zijn tevreden met de dienstverlening door de gemeente.

Er is behoefte aan aanvullende objecten op de standplaats zoals statafels, parasols en reclameborden. Ook is een echt terras genoemd.

Er bestaat behoefte aan een goede voorziening voor elektriciteit op de standplaats en men is bereid om daar een marktconforme vergoeding voor te betalen. Voorzieningen als water of een aansluiting op het riool zijn niet noodzakelijk.

De standplaatshouders geven aan op een (verkeers-)veilige plek te staan.

Er bestaat behoefte om de vergunning digitaal te kunnen aanvragen.

Alle standplaatshouders geven aan dat de geldigheidsduur van één jaar te kort is. Men heeft de voorkeur voor een vergunning voor onbepaalde tijd dan wel 3 of 5 jaar of een automatische verlenging tenzij er is opgezegd. Het jaarlijks aanvragen is een administratieve rompslomp.

Men is tevreden over de aan de vergunning verbonden voorschriften en deze zijn goed na te leven.

De door de standplaatshouders gemaakte opmerkingen zijn meegenomen in de aanbevelingen en hebben op onderdelen geleid tot aanpassingen in het standplaatsenbeleid.

Deelconclusie

Maak het digitaal indienen van de aanvraag om standplaatsvergunning mogelijk.

2.3. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Uit het onderzoek en de gehouden interviews blijkt dat het standplaatsenbeleid in Heerhugowaard een goede aanvulling is op het winkelaanbod. Met de huidige regels wordt het algemeen belang voldoende gewaarborgd. Er hebben zich geen noemenswaardige incidenten voorgedaan en overtredingen worden veelal direct door de toezichthouder opgelost.

De regels die gelden voor het aanvragen, innemen en exploiteren van een standplaats voldoen in grote mate. Er zijn wel enkele juridische en praktische verbeterpunten, daarbij rekening houdend met de mogelijkheden voor deregulering, zoals door Sira in 2010 is onderzocht.

Voor het verlenen of weigeren van vergunningaanvragen is de juridische grondslag, door het ontbreken van een besluit waarbij de inhoud van de ingetrokken Standplaatsenverordening als beleid is vastgelegd aan de bepalingen uit de APV, niet meer actueel.

Het doel van de beleidsregels is om bewoners, bedrijven en standplaatshouders duidelijkheid te geven over de criteria en voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het innemen van een standplaats met een verkoopinrichting, hen te informeren over de te volgen procedure en het aanvragen voor het innemen van een standplaats op een zelfde en gelijkwaardige manier te kunnen beoordelen en af te handelen, alsmede de openbare orde en veiligheid te waarborgen, de volksgezondheid, het milieu en het uiterlijk aanzien van de gemeente te beschermen.

De oude standplaatsenverordening is daarom omgezet in beleidsregels en direct gescreend op juridische aspecten, deregulering en aangevuld met de ervaringen opgedaan met het verlenen van vergunningen en houden van toezicht.

Op basis van de evaluatie worden de volgende conclusies getrokken en wijzigingen voorgesteld:

  • (1)

    VERGUNNINGPLICHT VOOR HET INNEMEN VAN EEN STANDPLAATS BEHOUDEN EN DE REGELING IN APV VOLSTAAT.

  • (2)

    BELEIDSREGELS VASTSTELLEN ALS TOETSINGSKADER VOOR HET BEOORDELEN VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN STANDPLAATS.

  • (3)

    MAXIMUMSTELSEL HANDHAVEN EN BESTAANDE EN POTENTIËLE STANDPLAATSLOCATIES ÉÉN KEER PER VIJF JAAR SCREENEN.

  • (4)

    ALLEEN EEN WACHTLIJST INSTELLEN OP HET MOMENT DAT ALLE STANDPLAATSEN INGEVULD ZIJN.

  • (5)

    VERDERE AANSCHERPING VAN HET MAXIMUMSTELSEL PER BRANCHE VIA DE APV OF VIA HET BESTEMMINGSPLAN IS NIET NOODZAKELIJK.

  • (6)

    ER ZIJN GEEN AANVULLENDE BEPALINGEN IN DE APV NOODZAKELIJK.

  • (7)

    VERBODSBEPALING PLAATSEN OBJECTEN EN ATTRIBUTEN NIET MEER OPNEMEN.

  • (8)

    MAXIMALISEER DE OPPERVLAKTE VAN IEDERE STANDPLAATS EN STA ONDERNEMERS TOE OM DE STANDPLAATS NAAR EIGEN INZICHT IN TE RICHTEN. LEG DE STANDPLAATS VAST OP EEN GIS-TEKENING EN MARKEER DEZE MET ZOGENOEMDE PUNAISES IN DE OPENBARE RUIMTE.

  • (9)

    ONDERZOEK (PER LOCATIE) DE HAALBAARHEID VAN EEN DOOR DE GEMEENTE AANGELEGDE VOORZIENING VOOR ELEKTRICITEIT MET, INDIEN TECHNISCH EN ORGANISATORISCH MOGELIJK, EEN –EXTRA- OPLAADPUNT VOOR ELEKTRISCHE AUTO’S. NAVRAAG LEERT DAT DE GEMIDDELDE KOSTEN VOOR DE AANLEG VAN EEN STROOMVOORZIENING CIRCA € 2.300,- BEDRAGEN. HET GAAT IN TOTAAL OM ACHT STANDPLAATSLOCATIES. DIT VERGT EEN NADERE UITWERKING MET BETREKKING TOT INVESTERINGEN, IN REKENING TE BRENGEN KOSTEN EN ANDERE ASPECTEN. VOORDEEL BIJ EIGEN STROOMKASTEN IS DAT WIJ ALS GEMEENTE INVLOED HEBBEN OP DE INSTALLATIE, DE TOEGEPASTE SNOEREN, DE POSITIE, INHOUD, KLEUR, EN MATERIAAL VAN DE STROOMKAST.

  • (10)

    HET PERMANENT INNEMEN VAN EEN VASTE STANDPLAATS IS NIET TOEGESTAAN.

  • (11)

    GELDIGHEID VAN VASTE STANDPLAATSVERGUNNING VERLENGEN NAAR 5 JAAR.

  • (12)

    DE INDIENINGSVEREISTEN TEKENINGEN, AANZICHTEN EN PLATTEGRONDEN SCHRAPPEN BEHOUDENS HET AANLEVEREN VAN EEN FOTO VAN VERKOOPINRICHTING EN AANVRAAGFORMULIER AANPASSEN.

  • (13)

    VERPLICHTE VERSTREKKING VAN HET BEWIJS VAN INSCHRIJVING HOOFDBEDRIJFSCHAP DETAILHANDEL LATEN VERVALLEN EN HET AANVRAAGFORMULIER AANPASSEN. DE GEMEENTE CONTROLEERT DE INSCHRIJVING IN HET HANDELSREGISTER VAN DE KVK.

  • (14)

    BIJ HET INNEMEN EN HET GEBRUIK VAN DE STANDPLAATS MOET GECONTROLEERD WORDEN OP DE ELEKTRICITEITSVOORZIENING EN DE WIJZE WAAROP AFVALWATER WORDT GELOOSD.

  • (15)

    ONDERZOEK DE KOSTENDEKKENDHEID VAN HET PRODUCT EN BRENG OP EEN EENDUIDIGE WIJZE DE VERGOEDING VOOR HET GEBRUIK VAN GEMEENTEGROND IN REKENING.

  • (16)

    MAAK HET DIGITAAL INDIENEN VAN DE AANVRAAG OM STANDPLAATSVERGUNNING MOGELIJK.

3.Evaluatie standplaatslocaties

3.1 Inleiding

De kern van het huidige standplaatsenbeleid is het voeren van een zogenoemd maximumstelsel.

Kort gezegd houdt dit systeem in dat de gemeente vooraf, aan de hand van criteria (voorheen genoemd in de Standplaatsenverordening), de locaties bepaalt waar een standplaats kan worden ingenomen. Deze criteria zijn opgenomen in bijlage II van deze nota.

De voordelen zijn bekend: door vooraf de locaties te bepalen waar een standplaats kan worden ingenomen, bespaart de gemeente tijd bij de afhandeling van aanvragen. Het maximumstelsel is een door de rechter geaccepteerd systeem, waarvan is gebleken dat het goed werkt. Het hanteren van een maximumstelsel wordt door de rechter echter alleen geaccepteerd wanneer dat stelsel goed wordt onderbouwd en actueel wordt gehouden. Een dergelijke actualisatie heeft na 2007 niet plaatsgevonden.

Hoewel de opgenomen driejaarlijkse actualisatie misschien te veel van het goede was, moet de gemeente wel zorgen voor een periodieke herziening. Dit geldt juist voor een gemeente als Heerhugowaard, waar de laatste jaren door herinrichting van wijken enerzijds standplaatslocaties zijn verdwenen, en waar er anderzijds door de bouw van nieuwe wijken mogelijk nieuwe geschikte standplaatslocaties zijn bijgekomen.

Een vijfjaarlijkse herziening is redelijk, met het voorbehoud dat dit wordt vervroegd wanneer zich omstandigheden of ontwikkelingen voordoen waardoor een eerdere herziening noodzakelijk is. Met de nu uitgevoerde evaluatie en actualisatie is er weer sprake van een situatie op basis waarvan aanvragen om vergunningen kunnen worden toegewezen of worden afgewezen.

3.2. Evaluatie

Het maximumstelsel is aan de hand van de criteria in bijlage II opnieuw tegen het licht gehouden. De resultaten ervan zijn in deze notitie verwoord.

Bij de inventarisatie van mogelijk geschikte locaties zijn alle locaties binnen de gemeente in aanmerking genomen, dus ook locaties op privéterreinen, voor zover gebleken is dat de eigenaar interesse heeft voor het ter beschikking stellen van zijn grond voor standplaatsen.

3.3. Inventarisatie van mogelijke locaties en beoordeling

De al in gebruik zijnde locaties en potentiële locaties (op voorstel van geïnteresseerden of het ambtelijke apparaat) zijn onderzocht. Gelet op de criteria die een rol mogen spelen bij de aanwijzing van de locaties en de door de rechter vereiste onderbouwing door de politie, zijn de volgende personen en instanties bij de beoordeling betrokken. Tussen haakjes staan de criteria die zij hebben beoordeeld:

politie (openbare orde, voorkomen of beperken van overlast, verkeersvrijheid en verkeersveiligheid);

verkeerskundige (verkeersvrijheid en verkeersveiligheid);

brandweer (veiligheid);

wegbeheerder (voorkomen of beperken van overlast, verkeersvrijheid en verkeersveiligheid);

afdeling omgevingsvergunning (strijd met bestemmingsplan);

stedenbouwkundige (bescherming van uiterlijk aanzien van de omgeving);

Centrummanager Stadshart (t.a.v. het Stadshart, bescherming van uiterlijk aanzien van de omgeving)

In de volgende paragraaf is aangegeven hoe de geïnventariseerde locaties zijn beoordeeld.

3.3.1. Beoordeling te handhaven standplaatsen

Van de 42 locaties die in 2007 ten behoeve van het vaststelling van het standplaatsenbeleid zijn onderzocht, zijn op 11 december 2007 de volgende standplaatslocaties aangewezen:

  • (1)

    Hoek Stationsplein/N. Mandelastraat

  • (2)

    A.C. op ’t Landtplantsoen

  • (3)

    Stadsplein [1]

  • (4)

    Ingang Middenwaard

  • (5)

    Ingang Middenwaard - Middenweg

  • (6)

    Parkeerplaats tankstation BP Zuidtangent

  • (7)

    St. Annaplein (2X)

  • (8)

    Parkeerplaats Rozenhoutstraat

  • (9)

    Uiterwaard

  • (10)

    Roze Flamingo

  • (11)

    Berckheideplein (2X)

  • (12)

    Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat (2X)

  • (13)

    Raadhuisplein

  • (14)

    Erasmuslaan

  • (15)

    Betje Wolftuin

  • (16)

    Tuincentrum Jaap Kooij Beukenlaan

  • (17)

    Praxis/Gamma J.J.P. Oudweg (2x)

  • (18)

    P-terrein Sporthal De Noord, Zeldenruststraat

  • (19)

    Multimate Middenweg nr. 275, (2 X)

  • (20)

    Intratuin Middenweg A1 (2x)

  • (21)

    Trottoir ter hoogte van Pascalstraat 10a

  • (22)

    Ingang Middenwaard Zuidtangent

Noot 1: ingetrokken bij besluit van 12 januari 2010

De bestaande locaties zijn weer onderzocht aan de hand van dezelfde criteria en de opgedane ervaringen bij het behandelen van vergunningaanvragen en houden van toezicht. Omdat wordt voorgesteld niet meer te werken met een wachtlijst zolang er nog locaties beschikbaar zijn, wordt geadviseerd de niet courante locaties niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats (zie paragraaf 3.3.3).

Met onderstaande standplaatsen zijn goede of geen negatieve ervaringen opgedaan. Voorgesteld wordt dan ook deze met de motivering die destijds tot de aanwijzing heeft geleid, te handhaven als standplaatslocatie. Het gaat om de volgende standplaatsen.

Hoek Stationsplein/N. Mandelastraat

Deze locatie aan de rand van het plein, ter hoogte van Stationsplein 20, is geschikt.

A.C. op ‘t Landtplantsoen

Het brede trottoir voor supermarkt Albert Heijn leent zich goed als standplaatslocatie. De kraam moet zoveel mogelijk richting de trap wordt geplaatst. Op die wijze houden fietsers die van de helling naar beneden komen rijden, goed zicht op voetgangers. In de directe nabijheid is niet veel parkeergelegenheid voor klanten die op de standplaats afkomen, afgezien van de parkeergarage onder de supermarkt. Dit heeft niet tot problemen geleid.

Parkeerplaats BP Zuidtangent

Op de parkeerplaatsen voor de shop van het tankstation aan de Zuidtangent (particulier terrein), werd regelmatig standplaats ingenomen door autoruitgraveerders. Het innemen van een standplaats ter plaatse levert geen problemen op voor de verkeersveiligheid. De locatie is echter niet geschikt voor bakkramen, omdat de gevel van de shop op een afstand van minder dan 5 meter ligt. Deze locatie is daarom niet voor bakkramen.

St. Annaplein

In het centrum van de Noord heeft wel eens een kerstbomenverkoper gestaan, terwijl nu al jaren een visverkoper één maal per week een standplaats inneemt. Rond deze plek is nu al een concentratie van voorzieningen te vinden. Een standplaats vormt hier een aanvulling op het voorzieningenaanbod. Er is voldoende ruimte voor een vaste standplaats en tijdelijke standplaats.

Uiterwaard

Op het trottoir bij het parkeerterrein aan Uiterwaard wordt momenteel standplaats ingenomen. De plaats leent zich goed voor een standplaats. De standplaats geeft een goede aanvulling op de Vomar en de andere kleinschalige voorzieningen rond het plein.

Roze Flamingo

Op de parkeerplaats bij de supermarkt aan de Roze Flamingo is een vaste standplaats mogelijk. Bezoekers van de supermarkt worden hier niet gehinderd. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat de parkeerdruk hier hoog is en zijn de verkeersbewegingen van auto’s in het midden van het parkeerterrein minimaal, doordat automobilisten het parkeerterrein langs twee kanten kunnen verlaten.

Potentiële en de huidige standplaatsvergunninghouder hebben echter verzocht de huidige locatie – op de parkeerplaats naast de supermarkt – te verplaatsen naar de parkeerplaats voor de supermarkt.

Er zijn geen redenen deze suggestie niet over te nemen, maar een overleg met derde belanghebbenden (supermarkt en bewoners) lijkt wenselijk, ook omdat het in gebruik nemen van de huidige standplaats door goed overleg is gelukt en geen klachten oplevert (zie paragraaf 3.3.2. “beoordeling nieuwe standplaatsen”).

Berckheideplein

Bij besluit van 26 januari 2010 heeft het college besloten een vaste standplaatslocatie op het plein aan te wijzen (voor de reclamezuil) in plaats van op de parkeerplaats. Eerder was al een locatie voor een tijdelijke standplaats op het plein aangewezen. De route van de klappaaltjes richting brandkraan moet altijd vrij worden gehouden.

Raadhuisplein

Het trottoir vormt de verbinding tussen de twee delen van het Raadhuisplein en is niet breed. De doorkijk tussen de twee pleinen zou worden belemmerd, wat vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid wordt afgeraden. De locatie is aangewezen als vaste standplaatslocatie, met dien verstande dat op deze locatie geen gebruik mag worden gemaakt van een kraam, maar dat de standplaats een open karakter moet hebben.

Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat

Deze plaats wordt al in gebruik genomen als standplaats. Ter plaatse gevestigde middenstanders menen dat deze locatie minder geschikt is wegens de parkeerdruk op het raadhuisplein, aangezien ten behoeve van de kraam enkele parkeerplaatsen opgeofferd worden. De locatie is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid echter wel geschikt. Vanwege de parkeerdruk is destijds voorgesteld de aangewezen locatie niet meer te situeren op de parkeerplaatsen maar op het daarachter gelegen Raadhuisplein, mits de Vereniging van Eigenaren als eigenaar van de grond akkoord gaat. Praktijk is dat, ondanks de situering van de locatie op het plein, de parkeerplaatsen nog steeds worden opgeofferd. Voorgesteld wordt dan ook de locatie zodanig te verplaatsen richting het plein, dat de parkeerplaatsen alsnog conform de bestemming gebruikt kunnen worden (zie paragraaf 3.3.2. “beoordeling nieuwe standplaatsen”).

Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat

In de directe nabijheid van de al bestaande standplaats, is nog een geschikte locatie, waarvoor geen opoffering van parkeerplaatsen nodig is. Deze locatie is iets van de kruising Bickerstraat/Raadhuisstraat af gelegen, en daarom ook vanuit oogpunt van verkeersveiligheid geschikt.

Aldi ‘t Kruis

In het verleden is er een verzoek geweest om standplaats te mogen innemen op het terrein van supermarkt Aldi in ’t Kruis. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, brandveiligheid, overlast en openbare orde bezien, is dit een geschikte locatie. De Aldi heeft geen behoefte aan een standplaats op haar terrein.

Praxis/Gamma J.J.P. Oudweg

Segesta (eigenaar van het betreffende terrein) heeft de gemeente verzocht of het mogelijk is vergunning te verlenen voor oliebollenverkoop op het parkeerterrein bij de Praxis/Gamma op Beveland. Tegen het innemen van een of meer standplaatsen op deze parkeerplaatsen, bestaan geen bezwaren. Tussen de invalidenparkeerplaats en de bakkraam dient wel minstens 1 parkeerplaats vrijgehouden te worden.

Praxis/Gamma J.J.P. Oudweg

Meerdere plaatsen op het terrein van Segesta nabij de Praxis en de Gamma zijn geschikt voor het innemen van een standplaats. Voor standplaatsen voor autoruitreparatie is deze locatie heel geschikt. Bakkramen zullen echter niet op de plek kunnen staan, omdat een afstand van 5 meter vrij moet worden gehouden tot de glazen gevel.

Multimate Middenweg nr. 275, (2 X)

Nabij Multimate wordt reeds standplaats ingenomen met een viskar, op de parkeerplaats buiten het toegangshek (links). Dit is een vaste standplaats. Ook vindt bij Multimate ‘s winters oliebollenverkoop plaats, aan de overzijde, op het trottoir binnen het hek (rechts). Tegen het innemen van een standplaats op deze locaties bestaan geen bezwaren. De brandweer eist wel dat een bakkraam op de parkeerplaats buiten het hek om redenen van brandveiligheid zoveel mogelijk richting de rijbaan wordt geplaatst, opdat de afstand van de kraam tot de gevel zoveel mogelijk de 5 meter benadert. Meting heeft uitgewezen dat de huidige afstand tussen kraam en gevel hooguit 4,90 m. bedraagt. Dit is voor de brandweer nog acceptabel.

Intratuin Middenweg A1

Op het parkeerterrein van Intratuin werd in het verleden regelmatig een standplaats ingenomen door een autograveerder terwijl jaarlijks een locatie wordt uitgegeven aan een oliebollenverkoper. De locatie is hiervoor geschikt.

Trottoir ter hoogte van Pascalstraat 10a

Een manier om tegemoet te komen aan de gebleken interesse voor een locatie op de caravanboulevard, is de aangewezen locatie ter hoogte van de Pascalstraat 10a (tegenover Theo Stet aanhangwagens). Het trottoir is breed genoeg om, ook met kraam, voldoende ruimte te bieden aan voetgangers en een goed zicht op de kruising te waarborgen. De kraam dient voor de boomspiegel te worden geplaatst, omdat de brandkraan vrij moet worden gehouden. Vervanging van één van de paaltjes door een klappaaltje is noodzakelijk, maar eenvoudig. Voordeel is dat ook hier geen parkeerplaatsen hoeven worden opgeofferd voor de standplaats.

Standplaatsen rond Middenwaard

Het college is van mening dat standplaatsen aanvullend en complementair moeten zijn aan het winkelcentrum. De huidige standplaatsen zijn dit niet. Het college kiest er voor om voor deze huidige standplaatsen een uitsterfbeleid toe te passen en daar geen nieuwe standplaatsen aan te wijzen en te vergunnen. Het betreft de volgende locaties:

Ingang Middenwaard

De zuidwestelijke ingang van Middenwaard aan de Middenweg trekt veel publiek. Rechts van de ingang, direct tegen de gevel, is plaats voor het innemen van een standplaats. Wanneer echter een bakkraam wordt geplaatst, moet deze worden opgesteld op een minimale afstand van 5 meter van de gevel omdat zich hierin ramen bevinden. In dat geval blijft onvoldoende ruimte over. Deze locatie is daarom niet voor bakkramen.

Ingang Middenwaard Zuidtangent

Deze plaats werd in het verleden ingenomen door een bloemenverkoper en incidenteel ook door een oliebollenkraam en een kerstbomenverkoper. De locatie is na de herinrichting van de omgeving van Middenwaard beduidend kleiner geworden, maar nog steeds aantrekkelijk voor standplaatsvergunninghouders, mits de verkoopinrichting klein is.

3.3.2. Beoordeling nieuwe standplaatsen

De afgelopen jaren heeft de gemeente verzoeken ontvangen voor het innemen van een standplaats op “niet aangewezen locaties”. Conform het beleid zijn deze verzoeken aangehouden.

Het betreft de volgende locaties:

  • (1)

    Brandpunt

  • (2)

    Pascalstraat 3 (parkeerterrein bij Pauw)

  • (3)

    Roze Flamingo 98 (verplaatsing standplaatslocatie naar het parkeerterrein voor Albert Heijn)

  • (4)

    Th. Van Doesburgweg 1 (parkeerterrein bij de Mediamarkt)

  • (5)

    Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat (verplaatsing één standplaatslocatie richting plein Vve)

  • (6)

    Plein Buurtcentrum Noord in De Draai

  • (7)

    Tweede standplaats op A.C. op ’t Landtplantsoen

  • (8)

    Parkeerterrein BP/Sportlagune Oosttangent

  • (9)

    Coolplein

De voorgestelde locaties zijn beoordeeld aan de hand van de vastgestelde criteria. Dit heeft geleid tot navolgende aanbevelingen:

Brandpunt

In overleg met wijkbeheer een tijdelijke locatie aanwijzen.

Pascalstraat 3

De door Pauw gewenste locatie op eigen terrein is in het verleden al beoordeeld op veiligheidsaspecten en vergund als standplaats. In die zin kan de locatie zonder meer worden aangewezen. Feit is wel dat de Pascalstraat een behoorlijke parkeerdruk kent en aanvragen van andere ondernemers aldaar om een standplaatslocatie aan te wijzen, op dezelfde merites beoordeeld moeten worden als die van Pauw. Concurrentiebelang is geen mee te wegen belang bij de aanwijzing van locaties, maar verondersteld wordt dat de vergunninghouder van de reeds aangewezen standplaats aan de Pascalstraat, rechtsmiddelen gaat aanwenden tegen de aanwijzing van een tweede locatie aan de Pascalstraat. Gelet op de aangegeven behoefte van Pauw, wordt geadviseerd de locatie als tijdelijke standplaats aan te wijzen.

Roze Flamingo 98

Potentiële en de huidige standplaatsvergunninghouder hebben verzocht de huidige locatie – op de parkeerplaats naast de supermarkt – te verplaatsen naar de parkeerplaats voor de supermarkt. Er zijn geen redenen deze suggestie niet over te nemen, maar een overleg met derde belanghebbenden (supermarkt en bewoners) lijkt wenselijk, ook omdat het in gebruik nemen van de huidige standplaats door goed overleg is gelukt en geen klachten oplevert.

Th. Van Doesburgweg 1

Het gaat om een standplaats op het terrein bij de Mediamarkt. Bij de nabij gelegen bouwmarkten zijn al twee standplaatsen zijn aangewezen. Deze worden verhuurd door Segesta en ook de bij de Mediamarkt gevraagde locatie bevindt zich op grond in eigendom van Segesta. Vanuit ruimtelijke/stedenbouwkundige hoek, wordt geadviseerd op de woonstrip te volstaan met twee standplaatsen en in overleg met Segesta de exacte locaties te bepalen.

Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat

Vanwege de parkeerdruk wordt voorgesteld de aangewezen locatie niet te situeren op de parkeerplaatsen maar de locatie zodanig te verplaatsen richting het plein, dat de parkeerplaatsen alsnog conform de bestemming gebruikt kunnen worden op het daarachter gelegen Raadhuisplein, mits de Vereniging van Eigenaren als eigenaar van de grond akkoord gaat.

Plein Buurtcentrum Noord in De Draai

In verband met de ontwikkeling van De Draai, is de aanwijzing van een standplaatslocatie op het plein “Buurtcentrum Noord”, tussen nu en vijf jaar optioneel.

Tweede standplaats op A.C. op ’t Landtplantsoen

Onderzocht is of de aangewezen locatie geschikt gemaakt kan worden voor twee standplaatsen. Dit is vanwege verkeerstechnische en ruimtelijke argumenten niet mogelijk. Voorgesteld wordt de gevraagde tweede locatie niet aan te wijzen.

Parkeerterrein BP/Sportlagune Oosttangent

De Sportlagune maakt in z’n functie en verschijningsvorm onderdeel uit van het groene karakter van het recreatiegebied Heerhugowaard-Zuid. De voorgestelde standplaatslocatie past niet in het geldende het bestemmingsplan. Voorgesteld wordt de gevraagde locatie niet aan te wijzen.

Coolplein

Gezien de functie en inrichting van het Coolplein wordt geadviseerd geen standplaatslocatie aan te wijzen op het Coolplein.

3.3.3. Standplaatsen die vervallen

Omdat wordt voorgesteld niet meer te werken met een wachtlijst, wordt geadviseerd de niet courante locaties niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats. De onderstaande standplaatslocaties vervallen. De nummers verwijzen naar de oude lijst met standplaatsen.

Ingang Middenwaard Middenweg

De aangewezen standplaatslocatie bij Middenwaard (nummer 5, ingang Middenweg) wordt al enkele jaren niet meer uitgegeven, omdat deze sinds de plaatsing van fietsnietjes niet meer geschikt is. Voorgesteld wordt dan ook de deze locatie niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

Parkeerplaats Rozenhoutstraat

De aangewezen standplaatslocatie op de parkeerplaats aan de Rozenhoutstraat (nummer 8) was en is niet aantrekkelijk voor commerciële standplaatshouders, omdat deze is gesitueerd in een rustige woonwijk. Omdat de locatie wel geschikt is voor diensten van maatschappelijk nut, is zij destijds aangewezen. De locatie is echter nooit gebruikt. Voorgesteld wordt dan ook deze locatie niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

Erasmuslaan

De grondeigenaar van de aangewezen standplaatslocatie aan de Erasmuslaan (nummer 14) heeft laten weten geen toestemming meer te geven voor het gebruik van de grond voor het innemen van een standplaats. De locatie is nooit gebruikt. Voorgesteld wordt de locatie niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

Betje Wolftuin

De aangewezen locatie op de parkeerplaatsen aan de Betje Wolftuin (nummer 15), is door een gewijzigde situatie van de omgeving, in de loop der tijd minder geschikt geworden. Voorgesteld wordt dan ook deze locatie niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

Tuincentrum Jaap Kooij, Beukenlaan

De aangewezen locatie op het terrein van voormalig tuincentrum Jaap Kooij, Beukenlaan (nummer 17), is in het verleden nooit gebruikt. Het tuincentrum is failliet. Hoewel de locatie geschikt is, blijkt deze niet courant. Voorgesteld wordt dan ook om deze locatie niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

P-terrein Sporthal De Noord, Zeldenruststraat

De aangewezen locatie op het parkeerterrein Sporthal De Noord, Zeldenruststraat (nummer 19), is in het verleden gebruikt voor diensten van maatschappelijk nut. Voor die doeleinden zijn inmiddels andere locaties aangewezen en in gebruik. Voorgesteld wordt dan ook deze locatie – die na 2007 niet meer gebruikt is als standplaatslocatie – niet meer aan te wijzen voor het innemen van een standplaats.

Besluitvorming conform voorstellen leidt tot het overzicht van standplaatslocaties zoals deze zijn vermeld in bijlage I.

4. Juridisch kader

4.1 Algemene plaatselijke verordening

De juridische grondslag van deze nota is artikel 5:17 van de APV Heerhugowaard. In dit artikel is bepaald dat het verboden is om een standplaats in te nemen of te hebben zonder vergunning van het college. Bij het verlenen of weigeren van deze vergunningen zijn de algemene artikelen uit hoofdstuk 1 van de APV van toepassing en de bijzondere bepalingen opgenomen in de artikelen 5:17 tot en met 5:21. Een vergunning kan geweigerd worden in het belang van:

de openbare orde (1:8 lid a APV);

de openbare veiligheid (1:8 lid b APV);

de volksgezondheid (1:8 lid c APV);

de bescherming van het milieu(1:8 lid d APV);

redelijke eisen van welstand (5:18 lid 2 sub a APV);

indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt (5:18 lid 2 sub b APV).

Deze nota is een nadere invulling (beleidsregels) van de relevante bepalingen in de APV. Het doel van de beleidsregels is om bewoners, bedrijven en standplaatshouders duidelijkheid te geven over de criteria en voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het innemen van een standplaats met een verkoopinrichting en hen te informeren over de te volgen procedure. Met inachtneming van de beleidsregels worden aanvragen voor het innemen van een standplaats op eenzelfde manier beoordeeld en afgehandeld, wordt de openbare orde en veiligheid gewaarborgd en de volksgezondheid, het milieu en het uiterlijk aanzien van de gemeente beschermd.

4.2. Beleidsregels

Artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. De APV is de meest omvattende gemeentelijke verordening. De bevoegdheid tot vaststelling daarvan is aan de gemeenteraad. Er kunnen ook gemeentelijke verordeningen zijn die kleinere zaken regelen. Een voorbeeld daarvan was de oude Standplaatsenverordening.

In de APV is door de gemeenteraad een verbod ingesteld om een standplaats in te nemen zonder vergunning van het college. De gemeenteraad heeft daarbij ook bepaald wanneer een vergunning geweigerd moet worden.

Met het vaststellen van beleidsregels geeft het college aan hoe het de bevoegdheid om standplaatsvergunningen te verlenen zal uitvoeren. De regels zijn een soort richtlijnen van het college ten behoeve van het scheppen van duidelijkheid naar de burger. De bevoegdheid voor het vaststellen van dit beleid ligt ook bij het college. De grondslag daarvoor is gelegen in artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daarin is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.

In de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Awb zijn de algemene regels opgenomen voor beleidsregels.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op grond van de APV de bevoegdheid standplaatsvergunningen te verlenen. Met het vaststellen van deze beleidsregels geeft het college aan hoe het uitvoering geeft aan deze bevoegdheid.

De belangrijkste bepaling is artikel 4:84 Awb, dat enerzijds bepaalt dat een bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel. Anderzijds bepaalt dit artikel dat van een beleidsregel kan worden afgeweken, als er sprake is van gevolgen van toepassing van de beleidsregel voor één of meer belanghebbenden die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit wordt ook wel als de "inherente afwijkingsbevoegdheid" aangeduid.

Voor de gemeente heeft het werken met beleidsregels een groot voordeel. Bij het nemen van veel voorkomende beslissingen hoeft niet telkens het beleid uitgelegd te worden. Er kan verwezen worden naar de beleidsregel.

5.Bijlagen

5.1. Bijlage I – Overzicht standplaatsen Heerhugowaard

Locatie

Type

Bijzonderheid

Bakken

Beperking i.v.m. markt (<500m)

1.Hoek Stationsplein/N. Mandelastraat

Vast

Stroom

2 .A.C. op ’t Landtplantsoen

Vast

Stroom

3.Ingang Middenwaard

Vast

Niet toegestaan

4.Ingang Middenwaard Zuidtangent

Vast

Stroom

5.St. Annaplein

Vast

Particulier

6.St. Annaplein

Tijdelijk

Particulier

7.Uiterwaard

vast

8.Roze Flamingo

vast

9.Berckheideplein

vast

10.Berckheideplein

Tijdelijk

11.Raadhuisplein

Vast

Open karakter

Niet op maandag

12.Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat

Vast

Stroom

Niet op maandag

13.Hoek Bickerstraat/Raadhuisstraat

Vast

Stroom

Niet op maandag

14.Praxis/Gamma J.J.P. Oudweg

Vast

Particulier

15.Praxis/Gamma J.J.P. Oudweg

Vast

Particulier

16.Multimate Middenweg nr. 275

Vast

Particulier

17.Multimate Middenweg nr. 275

Vast

Particulier

18.Intratuin Middenweg A1

Vast

Particulier

19.Intratuin Middenweg A1

Vast

Particulier

20.Trottoir t.h.v. Pascalstraat 10a

Vast

21.Parkeerplaats BP Zuidtangent

Vast

Particulier

Niet toegestaan

22.Brandpunt

Tijdelijk

23.Pascalstraat 3 (Pauw)

Tijdelijk

Particulier

24.Th. Van Doesburgweg 1 (Mediamarkt)

Optioneel [2]

25.Plein Buurtcentrum Noord in De Draai

Optioneel [3]

Noot 2: optioneel, in plaats van een standplaats bij de Praxis/Gamma

Noot 3: optioneel (te zijner tijd op ambtelijk voorstel aan te wijzen)

5.2 Bijlage IA – Plattegrond standplaatsen Heerhugowaard

afbeelding binnen de regeling

5.3 Bijlage II - Criteria Screening standplaatsenlocaties (maximumstelsel)

Dit document beschrijft de wijze waarop de bestaande en mogelijk nieuwe standplaatslocaties zijn gescreend.

5.3.1. Criteria die een rol mogen spelen bij het maken van beleid

Bij de inventarisatie die de gemeente maakt van mogelijke geschikte locaties, moet er een duidelijke relatie blijven tussen de weigeringsgronden genoemd in de APV en het maximumstelsel. Alleen de aspecten die daar genoemd worden, mogen een rol spelen bij de keuze voor de standplaatslocaties. De gemeente moet zelf onderzoek doen naar mogelijk geschikte locaties en bovendien verlangt de rechter een onderbouwing van de inventarisatie. De weigeringsgronden zijn:

de openbare orde (1:8 lid a APV);

de openbare veiligheid (1:8 lid b APV);

de volksgezondheid (1:8 lid c APV);

de bescherming van het milieu(1:8 lid d APV);

redelijke eisen van welstand (5:18 lid 2 sub a APV);

indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt (5:18 lid 2 sub b APV).

Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop de genoemde aspecten een rol spelen bij het beleid.

Openbare orde, veiligheid en volksgezondheid

Deze weigeringsgronden hangen sterk samen met de weigeringsgronden overlast en verkeersvrijheid of -veiligheid. Bij het bepalen van standplaatslocaties moet rekening worden gehouden met eventuele hinder die kan ontstaan voor omwonenden en in de nabije omgeving gevestigde bedrijven. Bijvoorbeeld door verkeersoverlast, stankoverlast of overlast van weggeworpen verpakkingsmateriaal.

Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben een verkeersaantrekkende werking. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteek-bewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Ook parkerende en geparkeerde auto’s kunnen overlast veroorzaken in de omgeving. Om deze reden zijn woonwijken doorgaans niet geschikt als standplaatslocatie. Brede trottoirs en pleinen, in de nabije omgeving van winkels en andere voorzieningen in wijken, zijn doorgaans wel geschikt. Het ontnemen van openbare parkeerplaatsen voor een standplaats nabij winkelcentra kan echter weer ongewenst zijn op drukke dagen. De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid moet worden gewaarborgd. De verkeersveiligheid is aan te merken als een dwingende reden van algemeen belang. Maar ook is er sprake van een belang dat te scharen valt onder de volksgezondheid als het voorkomen van verkeersslachtoffers het te beschermen belang betreft.

Bij de openbare orde kan ook gedacht worden aan het voorkomen van wanordelijkheden in de vorm van hangjongeren, vandalisme en het beschermen van plaatsen die voor andere doeleinden moeten worden gebruikt.

Deze weigeringsgrond biedt verder de mogelijkheid om een verdeling te realiseren, waarbij de af te geven vergunningen zodanig over de week en de diverse locaties verspreid worden, dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt voorkomen.

Ook is het aan de hand van dit criterium mogelijk om bepaalde type standplaatsen te weren van bepaalde locaties. Gedacht kan worden aan bakkramen die in verband met stankoverlast of brandgevaarlijkheid niet in de directe nabijheid van woningen of andere gebouwen gewenst zijn.

De bescherming van het milieu

Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving en het milieu. Te denken valt aan geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval e.d.

Uiterlijk aanzien van de omgeving

Aan de hand van dit criterium kan het college bepalen dat geen standplaats mag worden ingenomen op plaatsen waar dit het straatbeeld ernstig verstoort. Marktvorming kan hiermee voorkomen worden. Ook kunnen standplaatsen geweerd worden bij monumentale gebouwen en waar dit anderszins vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit kan bijvoorbeeld worden beoordeeld door de welstandscommissie.

Redelijk verzorgingsniveau voor consument

In de rechtspraak is uitgemaakt dat het belang om een redelijk verzorgingsniveau voor de consument te waarborgen, op de volgende manieren een rol speelt bij het aanwijzen van de locaties.

De gemeente kan een distributieplanologisch onderzoek (laten) uitvoeren, om in kaart te brengen wat de minimale voorzieningen moeten zijn in (een deel van) de gemeente. Voor zover uit een dergelijk onderzoek volgt dat er in een wijk onvoldoende verkooppunten zijn voor bepaalde goederen, kan de gemeente besluiten om juist in deze wijk standplaatslocaties aan te wijzen. In een gemeente als Heerhugowaard, waar zich diverse winkelcentra bevinden, zal zich dit niet snel voordoen.

Ook kan de gemeente op grond van de resultaten van een distributieplanologisch onderzoek, besluiten om nieuw opgezette winkelcentra te beschermen tegen concurrentie door standplaatshouders. De rechter heeft namelijk aanvaard dat winkeliers gedurende een bepaalde periode, waarin de aanloopkosten nog hoog zijn, gevrijwaard worden van concurrentie, in het belang van het opzetten van een voldoende voorzieningenniveau voor de consument.

Een laatste manier waarop dit aspect een rol kan spelen, is wanneer een gevestigde ondernemer bezwaar maakt tegen verlening van een standplaatsvergunning, omdat er binnen een bepaald verzorgingsgebied in een bepaalde branche alleen zijn winkel nog is gevestigd en dat die winkel door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan. Dit kan namelijk met zich meebrengen dat het verzorgingsniveau ter plaatse in het gedrang komt, als de standplaatshouder maar een paar dagen per week standplaats inneemt ter plaatse. Een dergelijk scenario kan er in een concreet geval toe leiden dat een standplaatsvergunning moet worden geweigerd, maar is niet van belang bij het op voorhand, in het kader van het maximumstelstel, aanwijzen van standplaatslocaties.

Met deze weigeringsgrond wordt overigens niet bedoeld dat rekening mag worden gehouden met de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier. De rechter heeft uitgemaakt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen geen huishoudelijk belang van de gemeente vormt.

Bestemmingsplan

In de APV van Heerhugowaard is strijd met het bestemmingsplan niet meer als weigeringsgrond opgenomen. Tal van gemeenten toetsen niet aan het bestemmingsplan, waarbij wordt aangevoerd dat regeling van standplaatsen in bestemmingsplannen te detaillistisch is en dat definitieve planologische reservering niet nodig is omdat een standplaats een mobiel en/of tijdelijk karakter heeft. Uit jurisprudentie blijkt echter wel degelijk dat aan de voorschriften van het bestemmingsplan moet worden getoetst. Ook de VNG geeft in haar toelichting op de modelbepaling aan dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een standplaatsvergunning altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien. Tot op heden heeft de gemeente Heerhugowaard aanvragen om standplaatsvergunningen ook steeds getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Bij de beoordeling van de nieuwe situatie zijn alle standplaatsen getoetst aan het bestemmingsplan. Door toepassing van het maximumstelstel en in de beoordeling de planologische toets mee te nemen is het overbodig om deze weigeringsgrond in de APV te handhaven.

Ook de VNG adviseert om, wanneer geschikte standplaatslocaties zijn geïnventariseerd, het innemen ervan planologisch mogelijk te maken, hetzij door middel van bestemmingsplanwijziging, hetzij door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het positief bestemmen van de standplaatslocaties in de bestemmingsplannen is mogelijk, maar verdient niet de voorkeur. Omdat de standplaatslocaties periodiek opnieuw moeten worden vastgesteld, is deze procedure te tijdrovend en kostbaar. Bovendien levert dit zeer detaillistische bestemmingsplannen op. Uit overleg met afdeling omgevingsvergunning is naar voren gekomen dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wel een goede optie is. Wanneer een inventarisatie is gemaakt van alle geschikte standplaatslocaties, kan in één procedure en in een omgevingsvergunning toestemming worden verleend voor alle locaties waarvoor dit nodig is. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente.

Dit is overigens niet nodig voor elk soort standplaats, zoals bijvoorbeeld het innemen van een standplaats gedurende één dag (tijdelijke). In de rechtspraak is nog niet uitgekristalliseerd wanneer niet meer van “tijdelijk” kan worden gesproken. De VNG adviseert daarom per type standplaats na te gaan of systematisch, stelselmatig een standplaats wordt ingenomen. In zo’n geval krijgt het innemen van een standplaats namelijk planologische relevantie. In Heerhugowaard worden zowel de vaste als de tijdelijke standplaatsen getoetst aan het bestemmingsplan en planologisch mogelijk gemaakt.

Naar aanleiding van het vorenstaande is de vraag opgekomen of de gemeente verplicht is om, telkens wanneer zij een aanvraag ontvangt om een standplaatsvergunning voor een locatie die nog niet is aangewezen en ten aanzien waarvan het bestemmingsplan het innemen van een standplaats verbiedt, te onderzoeken of medewerking kan worden verleend. Het voeren van een maximumstelsel betekent namelijk niet dat een afwijzing mag worden gemotiveerd met een enkele verwijzing naar het maximumstelsel. Elke aanvraag moet afzonderlijk worden beoordeeld aan de hand van de weigeringscriteria, omdat er wellicht sprake kan zijn van bijzondere omstandigheden.

De VNG geeft aan dat dit niet het geval is. Wanneer de gemeente vooraf brainstormt over de vraag welke locaties geschikt zijn, alle relevante aspecten, waaronder het ruimtelijke aspect, daarbij in aanmerking genomen, en zij tot een voldoende aanbod van mogelijke standplaatslocaties komt en daarbij zorgt voor voldoende keus en variatie, en dit bovendien periodiek herhaalt, dan is het maximumstelsel voldoende afgebakend en onderbouwd. De gemeente is daarom niet verplicht om bij elke aanvraag om een standplaatsvergunning op een niet aangewezen locatie die in strijd is met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. De overweging of deze locatie geschikt is, heeft namelijk al plaatsgevonden. Dat de wijk of locatie is onderzocht, moet wel blijken uit het onderzoek.

5.3.2. Aanvullende uitgangspunten

Bij de inventarisatie die de gemeente maakt, dienen alle locaties binnen de gemeente in aanmerking te worden genomen die mogelijk geschikt kunnen zijn als standplaatslocatie. Uit jurisprudentie blijkt dat het onvoldoende is, als de gemeente zich beperkt tot de locaties waarvoor tot op heden aanvragen zijn ingediend.

Het spreekt voor zich dat bij het bepalen van de standplaatslocaties allereerst gekeken wordt welke locaties interessant zijn voor standplaatshouders. Dit betreft vooral de locaties die naar verwachting veel publiek trekken.

Uit jurisprudentie blijkt dat de gemeente bij haar inventarisatie overigens ook moet kijken naar mogelijke locaties op privéterrein. Het categorisch uitsluiten van plaatsen als mogelijke standplaatslocaties, om de enkele reden dat deze locaties geen gemeentegrond betreffen, is niet toegestaan. Dit zou namelijk betekenen dat een aanvraag wordt afgewezen op een grond die niet te herleiden is tot een van de weigeringsgronden genoemd in de APV. Strikt genomen zou de gemeente zelfs niet mogen eisen dat de aanvrager van een vergunning een bewijs moet overhandigen waaruit blijkt dat de eigenaar van de grond toestemming geeft voor het gebruik van het betreffende terrein.

De gemeente kan dus op voorhand, zonder dat er een concrete aanvraag ligt, locaties als standplaatslocatie aanwijzen die zich op particulier terrein bevinden. Dit kan er echter toe leiden dat een lijst van locaties wordt samengesteld, waarvan naar verwachting feitelijk geen gebruik kan worden gemaakt omdat de eigenaar geen toestemming zal verlenen. Voor zover particuliere terreinen als standplaatslocaties worden aangewezen, zal de gemeente er daarom verstandig aan doen vooraf te polsen of de eigenaar interesse heeft voor het ter beschikking stellen van zijn grond voor standplaatsen, dan wel na te gaan of uit het verleden kan worden opgemaakt of de eigenaar hier interesse voor heeft. Dit is niet ongeoorloofd, maar juist zorgvuldig. Het voorkomt dat de gemeente een schijn-maximumstelsel krijgt, wat houvast biedt aan de burger noch aan de gemeente. Wanneer de gemeente toestaat dat standplaats wordt ingenomen op particulier terrein, kan het probleem zich voordoen dat sommige particuliere grondeigenaren hun grond alleen beschikbaar willen stellen voor standplaatshouders die specifieke producten verkopen die goed bij hun bedrijf passen, of dat ze hun grond alleen ter beschikking willen stellen t.b.v. bepaalde personen.

Dit wordt voorkomen wanneer de gemeente alleen de particuliere locaties in aanmerking neemt, die beschikbaar worden gesteld voor allerlei standplaatsen en standplaatshouders. Particuliere grondeigenaren kunnen dan bij de gemeente aangeven dat zij graag een standplaats willen op hun terrein. De locatie kan de gemeente vervolgens bij de volgende, vijfjaarlijkse herziening meenemen in de beoordeling of bij gebleken geschiktheid bij wijze van proef tot de eerst volgende herziening worden vergund. Het maximumstelsel betekent namelijk niet dat niet aangewezen locaties nooit voor een vergunning in aanmerking komen. Per geval moet namelijk een afweging gemaakt worden op basis van de vastgelegde criteria. Bij een positieve proef wordt de standplaats bij de eerst volgende herziening officieel aangewezen.

Wanneer voor het innemen van een standplaats op particuliere grond echter een vrijstellingsprocedure is vereist wegens strijd met het bestemmingsplan, dienen de kosten hiervan redelijkerwijs voor rekening te komen van de standplaatshouder c.q. de eigenaar/verhuurder van de grond.

5.Een laatste punt van aandacht is dat bij de inventarisatie van mogelijke standplaatslocaties ook andere privaatrechtelijke kwesties dan eigendomskwesties, geen rol mogen spelen.

5.4. Bijlage III Beleidsregels standplaatsen Heerhugowaard 2015Artikel 1. Toepassingsgebied

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle standplaatsen zoals bedoeld in artikel 5.17 van de Algemene plaatselijke verordening Heerhugowaard.

Artikel 2. Aanwijzing standplaatsen

  • 1)

    Burgemeester en wethouders stellen een maal per vijf jaar - in december - standplaatslocaties vast voor de gemeente, met dien verstande dat vaststelling eerder plaatsvindt wanneer omstandigheden of ontwikkelingen hiertoe nopen. Per locatie kan maximaal één vaste of tijdelijke standplaats worden uitgegeven.

  • 2)

    Onder een vaste standplaats wordt verstaan: een standplaats die voor één of meer dagdelen voor onbepaalde tijd, doch maximaal 5 jaar, wordt toegewezen;

  • 3)

    Onder een tijdelijke standplaats wordt verstaan: een standplaats die voor ten hoogste drie maanden per jaar wordt toegewezen;

  • 4)

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien dringende omstandigheden daartoe aanleiding geven, aan een standplaatshouder tijdelijk een andere standplaats toewijzen.

Artikel 3. Wachtlijst

  • 1)

    Wanneer alle standplaatsen bezet zijn wordt een wachtlijst aangelegd.

  • 2)

    De aanvragen voor een standplaats worden in volgorde van binnenkomst op een wachtlijst geplaatst.

  • 3)

    De inschrijving op de in lid 1 bedoelde wachtlijst wordt doorgehaald:

    • a)

      op verzoek van de ingeschrevene;

    • b)

      bij overlijden van de ingeschrevene;

    • c)

      wanneer aan de ingeschrevene een vaste standplaats wordt toegewezen;

    • d)

      wanneer de ingeschrevene voor een vaste standplaats in aanmerking komt, doch zonder geldige redenen weigert een vaste standplaats te aanvaarden.

Artikel 4. Toewijzing standplaats

  • 1)

    Een standplaatshouder dient elk jaar bij een tijdelijke en elke vijf jaar bij een vaste standplaats schriftelijk een verzoek tot vernieuwing van zijn vergunning te doen (nieuwe aanvraag standplaatsvergunning).

  • 2)

    Voor vrijgekomen standplaatsen komen allereerst de ingeschreven op de in artikel 3 genoemde wachtlijst in aanmerking

  • 3)

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een vrijgekomen standplaats niet meer uit te geven.

Artikel 5. Vervallen van een standplaatsvergunning

Het recht op een standplaats vervalt:

  • 1)

    op eigen verzoek;

  • 2)

    bij overlijden van de standplaatshouder;

  • 3)

    wanneer de standplaatshouder gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedurende zes dagen binnen een tijdvak van drie maanden, geen gebruik heeft gemaakt van de standplaats en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden zoals ziekte, vakantie of andere geldige reden en het college daarvan niet binnen een week schriftelijk op de hoogte is gebracht. Met achtereenvolgende dagen worden bedoeld de achtereenvolgende dagen waarop de standplaatsvergunning geldig is.

Artikel 6. Overschrijving vergunning

Bij het overlijden van de standplaatshouder wordt het recht op de standplaats respectievelijk op de inschrijving op de wachtlijst overgeschreven op de overblijvende echtgenoot/echtgenote of een met de standplaatshouder/ingeschrevene duurzaam samenlevend persoon, indien een daartoe strekkend verzoek binnen twee maanden na het overlijden bij burgemeester en wethouders wordt ingediend.

Artikel 7. Persoonlijk innemen van de standplaats

Een standplaats moet door de houder ervan persoonlijk of een bij hem in dienst zijnde werknemer worden ingenomen. In bijzondere gevallen, zoals bij ziekte en / of vakantie, kan door of namens burgemeester en wethouders aan standplaatshouders, op schriftelijk verzoek, tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn.

Artikel 8. Markt

Binnen een straal van 500 meter van een markt als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet of een evenement als bedoeld in artikel 2.2.4 van de Algemene plaatselijke verordening, worden voor de dag waarop de markt of het evenement wordt gehouden, geen standplaatsen ingenomen.

5.5. Bijlage IV - APV Heerhugowaard 2014 (25-11-2014)

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 binnen twintig weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 3.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1)

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de provinciale wegenverordening Noord-Holland 2010.

  • 2)

    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht [gereserveerd]

5.6. Bijlage V – Algemene vergunningvoorschriften

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 5:18 van de APV worden de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Een standplaats moet binnen de maximale afmeting van de standplaats blijven. Onder de maximale afmeting worden de fysieke middelen (kar, kraam, uitstallingen en objecten) gerekend, die van direct belang zijn voor het aanbieden van de goederen of diensten. De auto/vrachtwagen van de standplaatshouder moet worden geplaatst in de daartoe bestemde parkeervakken.

  • 2.

    De marktmeester of een andere daartoe aangewezen toezichthouder bepaalt de maximale afmeting van de standplaats op het moment dat deze nog niet is vastgelegd in een GIS-tekening dan wel in het straatwerk is gemarkeerd.

  • 3.

    Standplaatsen mogen worden ingenomen van maandag tot en met zaterdag, en op de voor de standplaats geldende koopzondagen, tussen 6.00 uur tot 22:00 uur, gebaseerd op de Winkeltijdenwet en Winkeltijdenverordening Heerhugowaard.

  • 4.

    De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voor de verkoop. De standplaats dient ontruimd te zijn binnen één uur na de verkoop, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Deze vergunning moet u tijdens het gebruik van de standplaats altijd kunnen overleggen; als daarom gevraagd wordt moeten deze voorschriften direct aan daartoe aangewezen toezichthouders en/of de politie ter inzage worden gegeven.

  • 6.

    Aanwijzingen door of vanwege de gemeente, politie en/of de brandweer gegeven, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders behouden zich het recht voor wijziging te brengen in de standplaats, dan wel nadere voorschriften te verbinden aan deze vergunning.

  • 8.

    De houder van de vergunning doet bij voorbaat afstand van alle aanspraken die hij tegenover de gemeente zou kunnen doen gelden wegens schade aan de krachtens deze vergunning aanwezige werken, door welke oorzaak ook ontstaan en vrijwaart de gemeente voor alle vorderingen die derden mochten doen gelden tot vergoeding van schade die met gebruikmaken van deze vergunning enigerlei in verband staan, tenzij de schade is ontstaan door of de vordering voortspruit uit schuld aan de zijde van de gemeente.

  • 9.

    Alle werken of eigendommen van de gemeente die ten gevolge van gebruikmaken van deze vergunning mochten worden beschadigd zullen door de gemeente en op kosten van de houder van de vergunning worden hersteld.

  • 10.

    Kabels en leidingen voor de verkoopinrichting moeten worden afgedekt.

  • 11.

    Indien er afvalwater geloosd moet worden dient dit te gebeuren via het vuilwaterriool.

  • 12.

    De op een standplaats in gebruik zijnde verkoopinrichting mag op geen enkele wijze aan opstallen of vaste voorwerpen zijn verbonden, noch zijn aangesloten op de openbare nutsvoorzieningen zonder dat daarvoor schriftelijk door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

  • 13.

    Een standplaats moet door de houder ervan persoonlijk of een bij hem in dienst zijnde werknemer worden ingenomen; hij mag deze dus niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 14.

    De vergunninghouder of een bij hem in dienst zijnde werknemer mag zich laten bijstaan.

  • 15.

    De werknemer dient een verklaring van de werkgever te kunnen overleggen waaruit het dienstverband blijkt.

  • 16.

    De standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats, dit ter beoordeling aan burgemeester en wethouders, steeds een goed verzorgd aanzien biedt. Hij dient de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan tijdens en na het gebruik vrij te houden van afval en verpakkingsmaterialen.

  • 17.

    Standplaatshouders die op de standplaats eet- en drinkwaren voor de consumptie gereed maken, dienen aan de voorzijde van hun verkoopinrichting twee korven of bakken van voldoende grootte te plaatsen voor het inwerpen van afval. Het is hen toegestaan om binnen de standplaatslocatie statafels en parasols voor het ter plaatse nuttigen van eet- en drinkwaren, alsook een reclame-uiting te plaatsen.

  • 18.

    Het voortijdig beëindigen van het gebruik van de vergunning moet schriftelijk aan burgemeester en wethouders worden meegedeeld.

5.7. Bijlage VI – Vergunningvoorschriften mobiele bakkramen

Plaatsing

  • 1.

    De mobiele bakkramen moeten zijn opgesteld op een afstand van ten minste 5 meter vanaf enig bouwwerk, tenzij in de aangrenzende gevel geen ramen zijn aangebracht.

  • 2.

    De mobiele bakkramen moeten zodanig zijn geplaatst dat alle in- en uitgangen van bedrijven / winkels vrij toegankelijk zijn.

  • 3.

    Ondergrondse brandkranen dienen altijd van obstakels vrijgehouden te worden.

  • 4.

    De mobiele bakkraam c.q. vetwagen moet deugdelijk en goed onderhouden zijn.(voorheen punt 11 bij installatie).

Gasinstallatie

  • 1.

    Bij een bakkraam/bakwagen mogen niet meer losse gasflessen/gastanks aanwezig zijn dan als werkvoorraad voor één dag nodig is.

  • 2.

    De waterinhoud van losse gasflessen/gastanks mag niet groter zijn dan 115 liter.

  • 3.

    De LPG-systemen voor kook- en verwarmingsdoeleinden in bak- en frituurvoertuigen dienen te voldoen aan het gestelde in NPR 2577 (Mobiele verwarmingssystemen – Eisen voor installaties van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen, caravans, bakwagens en andere voertuigen). Waar de richtlijn NPR 2577 conflicteert met de norm NEN-EN 1949 (Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor huishoudelijk gebruik en vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen) geldt de norm.

  • 4.

    Het gebruik van LPG: Het voorhanden hebben en het gebruik van autogas, handelspropaan of –butaan in autogastanks, anders dan voor de tractie van motor voertuigen, is verboden.

  • 5.

    Gasflessen moeten zijn voorzien van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk of het Europese keurmerk PIE (π) volgens de Europese richtlijn 1999/36/EG.

  • 6.

    De aanwezigheid van gasflessen waarvan de goedkeuring volgens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is verboden. Voor Shell-benegas en Primagas flessen is dit 15 jaar.

  • 7.

    Gasflessen en gastanks mogen slechts tot 80% worden gevuld.

  • 8.

    Een lege gasfles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard.

  • 9.

    Afsluiters moeten tegen beschadigen worden beschermd. Als de bescherming uit een afneembare kop bestaat, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn aangebracht.

  • 10.

    Het gebruik van een reduceerventiel (drukregelaar) dat ouder is dan 5 jaar is verboden.

  • 11.

    Een verbruikstoestel mag uitsluitend op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank altijd zijn gesloten.

  • 12.

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn of voorzien van een Gastec QA.

  • 13.

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste leiding van metaal. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden.

  • 14.

    Het gebruik van een gasslang is alleen toegestaan:

voor het aansluiten van een verbruikstoestel op het leidingnet;

als koppelslang tussen een gasfles/gastank en het leidingnet;

als koppelslang tussen een gasfles/gastank en een manifold.

15.Elke verbindingsslang tussen een drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:

voorzien zijn van het opschrift “butaangas of propaangas” en voldoen aan de eisen, gesteld in de normen. NEN-EN 559 / NEN-EN 1763 of NEN 5654

zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen en niet ouder zijn dan twee jaar;

door middel van slangklemmen op slangpilaren zijn bevestigd;

vrij en ongespannen zijn aangelegd;

zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;

zo kort mogelijk zijn gehouden.

De slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag maximaal 10 m bedragen. NB Propaanslangen zijn erin twee uitvoeringen: de oranje/bruin gekleurde, met op de slang het jaar van aanmaak aangegeven en de zwarte slang met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hier ingeponst op de metalen koppeling.

16.Het leidingnet met toebehoren moet iedere twee jaar en zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties), worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende en door de vergunninghouder mede ondertekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn. De keuring en beproeving moeten bevatten:

controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen;

controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren;

beproeving van de installatie met lucht of een inert gas.

17.Het leidingsysteem met toebehoren moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren.

Rijdende Verkoop

  • 1.

    Tijdens de rit moet(en) de deksels van de frituurpannen zijn geblokkeerd en mag alleen de waakvlam branden.

  • 2.

    Aan de deksels moet een kraag van ten minste 10 centimeter zijn aangebracht.

  • 3.

    De hoogte van de olie / vetten in de frituurpannen dient, maximaal gemeten vanaf de bodem, niet meer dan 15 centimeter te zijn.

Blusmiddelen

Nabij ieder verkooppunt waar voedings- en genotmiddelen worden gebakken of gekookt, dient het volgende aanwezig te zijn:

een goedgekeurd handbrandblusmiddel (koolzuursneeuwblustoestel, inhoud 5 kg);

goed passende deksels om de pannen, bij brand, te kunnen afdekken.

De in de bakkraam aanwezige blusmiddelen moeten steeds onbelemmerd bereikt kunnen worden, altijd tot onmiddellijk gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren. Twee jaarlijks moeten zij worden gecontroleerd, volgens het gestelde in NEN-2559, door een door burgemeester en wethouders bevoegd te achten deskundige. Van elke controle moet aantekening worden gemaakt op een bij het apparaat ter inzage aanwezige registratiekaart.

Elektrische installatie

  • 1.

    De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 en de nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf.

  • 2.

    De elektrische installatie moet zijn voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

  • 3.

    De verplaatsbare leiding (verlengsnoer) van een bakkraam/bakwagen naar een aansluitpunt voor elektriciteit moet:

minstens 3 aderig zijn, met een nominale kerndoorsnede van 2½ mm²;

zijn beschermd door een ommanteling van neopreen, die geen beschadigingen of gebreken vertoont.

  • 4.

    De lengte van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) mag ten hoogste 25 m bedragen en moet geheel zijn uitgerold.

  • 5.

    De plaats en de bevestiging van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) moet zodanig zijn, dat er niemand over kan struikelen.

Afvoer van verbrandingsgassen en dampen

  • 1.

    De verbrandingsgassen van bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. Wand- en dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nisbus.

  • 2.

    Binnen een afstand van 0,3 m van een afvoerleiding voor bakdampen en een afvoerleiding voor verbrandingsgassen, mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn, tenzij deze zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal.

  • 3.

    Afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen door één leiding is toegestaan, mits de temperatuur van de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst, niet hoger is 200°C.

  • 4.

    De filters van de luchtreiniginginstallatie moeten zo vaak gereinigd/vervangen worden als voor de goede werking noodzakelijk is.

Algemeen

  • 1.

    Toestemming, voor gebruik van andere dan hier beschreven verwarmingsmedia, kan worden verleend door de gemeente als aan de door haar aangepaste voorwaarden is voldaan.

  • 2.

    Alle aanwijzingen, gegeven door functionarissen van de gemeente, dienen te worden opgevolgd.

Bijlage VII – Vragenlijst evaluatie standplaatsenbeleid Heerhugowaard

Goedendag, u spreekt met NAAM van de gemeente Heerhugowaard. Momenteel zijn wij bezig om het beleid over standplaatsen te evalueren. Uit onze gegevens blijkt dat u een standplaats voor OMSCHRIJVING PRODUCT exploiteert. Ik wil u daarover graag een aantal vragen stellen. Het beantwoorden van de vragen duurt hooguit 10 minuten. Schikt het u?

Bij nee: Kan ik u op een later tijdstip bellen, op welk tijdstip?

Vragen

  • 1.

    Bent u tevreden met uw huidige standplaats?

    a.Zo nee, waarom niet?

  • 2.

    Vindt u uw huidige plaats verkeersveilig?

    a.Zo nee, waarom niet?

  • 3.

    Bent u tevreden over het traject om een standplaatsvergunning aan te vragen?

    • a.

      Zo nee, waarom niet?

    • b.

      Wat kan beter?

    • c.

      Heeft u nog tips om onze dienstverlening te verbeteren?

  • 4.

    Bent u tevreden over de voorschriften verbonden aan uw vergunning?

    a.Zo nee, waarom niet?

  • 5.

    Heeft u behoefte aan het plaatsen van voorzieningen, zoals statafels en/of reclameborden?

    a.Zo ja, welke?

  • 6.

    Heeft u behoefte aan:

    • a.

      Elektriciteitsvoorziening

    • b.

      Water

    • c.

      Bent u bereid om voor deze voorzieningen te betalen?

  • 7.

    Bent u tevreden met de geldigheidsduur van de vergunning?

    a.Zo nee, waarom niet en welke geldigheidsduur vindt u redelijk?

  • 8.

    Heeft u verder nog aanvullende vragen of opmerkingen, idee of tips?

Ik dank u voor uw tijd en uw medewerking. Een hele fijne dag nog. Tot ziens.