Regeling vervallen per 01-07-2015

Gemeenschappelijke regeling toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte

De raden van de gemeenten Olst-Wijhe en Raalte, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;

overwegende:

dat toezicht gewenst is van de uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs en als bedoeld in de statuten inzake “De Mare, stichting openbaar basisonderwijs Salland” van 10 december 2014;

gelet op artikel 8, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling “Regeling Toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte” aan te gaan.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    het gemeenschappelijk orgaan: het gemeenschappelijk orgaan in artikel 2 van de regeling;

  • c.

    het bestuur: het algemeen bestuur van het Toezichthoudend Orgaan;

  • d.

    de raden: de gemeenteraden die aan deze regeling deelnemen;

  • e.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel;

  • f.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    de Stichting: De Mare, stichting openbaar basisonderwijs Salland;

  • h.

    de scholen: de openbare scholen die de Stichting in standhoudt.

Artikel 2. Gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Voor de uitvoering van deze regeling is een gemeenschappelijk orgaan ingesteld, genaamd “Toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte”.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan is gevestigd te Wijhe.

Artikel 3. Doelstelling en belang

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan coördineert en oefent bevoegdheden van de raden uit als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs, alsmede in de statuten van de Stichting gelet op het belang te voldoen aan de grondwettelijke plicht zorg te dragen voor voldoend openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde bevoegdheden zijn:

    • -

      benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht van de stichting;

    • -

      inwinnen van inlichtingen en het voeren van besprekingen met het bestuur en de raad van toezicht van de stichting over de algemene gang van zaken binnen de stichting;

    • -

      bespreken van de (meerjaren-)begroting en rekening van de stichting met het bestuur van de stichting;

    • -

      maatregelen te nemen die zij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen indien voor 1 februari van het jaar waarvoor de begroting geldt de begroting van de stichting niet is goedgekeurd;

    • -

      goedkeuring van een statutenwijziging van de stichting;

    • -

      het doen van een voorstel aan de raden tot het treffen van maatregelen en zo nodig ontbinding van de stichting als er sprake is van ernstige taakverwaarlozing door het stichtingsbestuur of functioneren in strijd met de wet. Ontbinding geschiedt na overleg met het stichtingsbestuur.

Artikel 4. Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 4 leden.

  • 2. De raden wijzen elk twee leden uit hun midden aan. De aanwijzing vindt plaats tijdens de eerste vergadering van de raden in de nieuwe samenstelling, na gehouden verkiezingen.

  • 3. De leden van het bestuur worden voor een periode van vier jaar aangewezen met dien verstande dat de zittingsperiode gelijk is aan de zittingsperiode van de raden.

  • 4. Het lid dat ophoudt lid te zijn van één van de raden, houdt tevens op lid van het bestuur te zijn.

  • 5. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. De voorzitter en de raad die hem hebben aangewezen, worden hiervan op de hoogte gesteld.

  • 6. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 5. Taak en bevoegdheden bestuur

Het bestuur oefent de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3 van de regeling uit, voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.

Artikel 6. Ernstige taakverwaarlozing of functioneren in strijd met wet

  • 1. Het bestuur stelt in een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin alle raden vertegenwoordigd zijn, vast dat het bestuur van de Stichting zijn taak ernstig verwaarloost of in strijd met de wet functioneert als bedoeld in artikel 48, elfde lid van de Wet op het primair onderwijs. Voor dit besluit is een twee derde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen nodig.

  • 2. Indien het bestuur heeft vastgesteld dat sprake is van een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 48, elfde lid van de Wet op het primair onderwijs neemt het bestuur de in dat artikel bedoelde maatregelen. Dit besluit vergt twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.

Artikel 7. Taakverdeling en tekenbevoegdheid

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden voor een periode van vier jaar een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

  • 2. De voorzitter en de secretaris tekenen alle stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter, de secretaris en de penningmeester zijn belast met de voorbereiding en de uitvoering van de besluiten van het bestuur, alsmede met het financieel beheer van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1. Het bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee keer en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht.

  • 2. Het bestuur vergadert bovendien indien ten minste twee leden hiertoe schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de voorzitter hun wens daartoe kenbaar maken. De vergadering vindt vervolgens plaats binnen twee weken nadat de voorzitter het verzoek heeft ontvangen.

Artikel 9. Oproeping

  • 1. De voorzitter bepaalt dag, uur en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 3. De oproepingsbriefjes worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste 48 uur voor het houden van de vergadering aan de leden toegezonden. Zij vermelden de zaken waarvoor de vergadering is belegd. Behoudens het bepaalde in het derde lid van artikel 10 kan het bestuur besluiten om ook over andere onderwerpen te beraadslagen en te besluiten.

  • 4. De op de agenda betrekking hebbende stukken worden samen met de oproepingen verzonden aan de leden.

Artikel 10. Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien niet ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2. In geval een vergadering op grond van het bepaalde in het vorige lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen 14 dagen een nieuwe vergadering.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezigen over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Artikel 11. Besluitvorming

  • 1. Tenzij deze regeling anders bepaalt, worden besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Een blanco uitgebrachte stem geldt als een niet uitgebrachte stem.

  • 2. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 3. Indien de stemmen staken bij een stemming, niet een benoeming betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Wordt bij stemming over personen, een benoeming betreffende, de vereiste meerderheid niet verkregen, dan vindt herstemming plaats over de personen die de meeste stemmen op zich verenigd hebben. Indien bij deze stemming de stemmen opnieuw staken, dan beslist terstond het lot.

Artikel 12. Openbaarheid van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van het bestuur zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste twee aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter dit nodig acht. Het bestuur besluit vervolgens op grond van de aard van de aan de orde zijnde aangelegenheid of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 13. Geheimhouding van stukken

  • 1. Het bestuur kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het bestuur worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het bestuur haar opheft.

  • 2. De verplichting tot geheimhouding als bedoeld in het vorige lid vervalt indien de oplegging niet door het bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, waarin blijkens de presentielijst meer dan de helft van de leden aanwezig is, wordt bekrachtigd.

Artikel 14. Informatie en verantwoording bestuur

  • 1. Het bestuur geeft de raden alle informatie die een of meer leden van die raden schriftelijk verlangen.

  • 2. Het lid van het bestuur verschaft aan de raad die hem als lid heeft aangewezen, alle informatie die een of meer leden van die raad verlangen.

  • 3. Het lid van het bestuur is aan de raad die hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. De verantwoording geschiedt volgens door de raad nader vast te stellen regels.

  • 4. De raden kunnen het door hen aangewezen lid van het bestuur uit zijn functie ontheffen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van de raad heeft.

Artikel 15. Ambtelijke secretaris en kostenverdeling

  • 1. Het bestuur wordt in al zijn werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris. De ambtelijk secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig.

  • 2. Het bestuur besluit over de wijze waarop de kosten van de ambtelijk secretaris en de overige uit deze regeling voortvloeiende kosten worden verdeeld over de raden.

Artikel 16. Begroting

  • 1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient;

  • 3. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij door het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het gemeenschappelijk orgaan wordt aangeboden.

  • 5. Nadat deze is vastgesteld, zendt het gemeenschappelijk orgaan de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 17. Wijziging begroting

Bij wijziging van de begroting is in het bepaalde in artikel 16 niet van toepassing. Tot een wijziging van de begroting kan, op voorstel van het bestuur, worden besloten, indien de deelnemers aan de regeling hiermee instemmen.

Artikel 18. Rekening en verantwoording

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Artikel 19. Toetreding en uittreding

  • 1. De raad van een gemeente op wiens grondgebied de Stichting een school in standhoudt, die wil toetreden tot deze regeling dient hiertoe een verzoek in bij het bestuur. Het bestuur informeert de raden en willigt het verzoek binnen een maand na ontvangst in en stelt de toegetreden raad en de Stichting hiervan in kennis.

  • 2. Een raad treedt uit de regeling op het moment dat de Stichting niet langer een school op het grondgebied van die gemeente in standhoudt.

  • 3. Wanneer de raad het voornemen heeft de Stichting overeenkomstig de terzake geldende statutaire bepalingen te verzoeken de instandhouding van een school op het grondgebied van zijn gemeente aan hem over te dragen, stelt deze het bestuur en de overige raden zes weken voor indiening van dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed daarvan in kennis. Het bestuur komt vervolgens binnen twee weken in vergadering bijeen waarin de raden de gelegenheid hebben hun zienswijze over het voorgenomen verzoek naar voren te brengen.

  • 4. Het bestuur regelt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, de financiële gevolgen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 5. Bij toetreding en uittreding kan, al dan niet op verzoek van de betrokken raad, artikel 11 van de wet worden toegepast.

  • 6. Het bestuur zendt een besluit tot toetreding of uittreding aan gedeputeerde staten.

Artikel 20. Wijziging van de regeling

  • 1. Wijziging van deze regeling is slechts mogelijk indien beide aangesloten radenhiermee instemt. Wijziging van de overgedragen bevoegdheden als bedoeld in artikel 3 van deze regeling behoeft de instemming van alle raden.

  • 2. Indien het bestuur voorstelt om de regeling te wijzigen, zendt het bestuur dit voorstel aan de raden, die een besluit nemen en dit terstond aan het bestuur mededelen.

  • 3. Indien een of meer raden voorstellen de regeling te wijzigen, zenden zij dit voorstel aan het bestuur, dat dit vervolgens, voorzien van zijn commentaar, binnen drie maanden aan de raden zendt, waarna verder wordt gehandeld als in het voorgaande lid.

  • 4. Het gemeentebestuur van de plaats van vestiging zendt een wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten.

  • 5. Het bestuur stelt de raden in kennis van het resultaat van de in dit artikel bedoelde voorstellen en besluiten.

Artikel 21. Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt opgeheven indien de Stichting ophoudt te bestaan dan wel indien de Stichting nog slechts in één gemeente openbare scholen in stand houdt.

  • 2. De regeling kan worden opgeheven indien beide aangesloten raden hiermee instemmen.

  • 3. Indien de regeling wordt opgeheven, besluit het bestuur tot liquidatie en stelt hiervoor de nodige regels. Hierbij kan het bestuur van de bepalingen van deze regeling afwijken.

  • 4. Het bestuur stelt het liquidatieplan vast, de raden gehoord.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de raden tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Artikel 22. Inwerkingtreding

De besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, de besluiten tot toetreding of uittreding treden in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de dag van bekendmaking.

Artikel 23. Geschillen

In het geval van een geschil over de toepassing van de regeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de wet, beslissen gedeputeerde staten.

Bestuur en stichting kunnen overeen komen om gezamenlijk een geschillencommissie op te richten die beiden in voorkomende gevallen adviseert.

Artikel 24. Duur van de regeling

De regeling is getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 25. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Het eerste boekjaar loopt van de dag van inwerkingtreding van de regeling tot 31 december daaropvolgend.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 4 van deze regeling worden de leden van het eerste bestuur aangewezen in de eerst volgende vergadering van de raden na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3. In alle zaken de gemeenschappelijke regeling betreffend waarin de regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 26. Naamgeving

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Toezichthoudend Orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door,
De raad van de gemeente Olst-Wijhe, d.d. 1 juni 2015
de griffier,
B.A. (Bart) Duursema,
de voorzitter,
A.G.J. (Ton) Strien
De raad van de gemeente Raalte, d.d. 25 juni 2015
de griffier,
J.B. (Jan Bouke) Zijlstra
de voorzitter,
M.P. (Martijn) Dadema

Toelichting op de gemeenschappelijk regeling voor een toezichthoudend orgaan openbaar onderwijs.

Inleiding.

Plaats en bevoegdheid gemeenschappelijk orgaan.

Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) kunnen de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van twee of meer gemeenten afzonderlijk of tezamen een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een meer bepaalde belangen van die gemeenten.

Deze regeling stelt een gemeenschappelijk orgaan in als bedoeld in artikel 8, tweede lid WGR. Het orgaan oefent de bevoegdheden uit die de wet en de statuten van het stichtingsbestuur aan de gemeenten geven op wier grondgebied een openbare school staat. De gemeenteraden dragen deze bevoegdheden op grond van artikel 10, tweede lid WGR over aan het orgaan en kunnen deze niet meer zelf uitoefenen.

Het orgaan is geen rechtspersoon. Ingevolge artikel 10a, eerste lid WGR zijn de deelnemende gemeenteraden echter verplicht hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van het orgaan neemt. De individuele gemeenteraad kan dus niet een van het orgaan afwijkend besluit nemen of een besluit van het orgaan weigeren uit te voeren.

Individuele gemeenten behouden hun bevoegdheid op de volgende onderdelen:

  • a.

    Het stichtingsbestuur heeft, indien het voortgezet onderwijs betreft, voor een besluit tot omzetting, splitsing en verplaatsing van een openbare school de goedkeuring nodig van de gemeente op wiens grondgebied die school staat.

  • b.

    De verplichting ex art. 48 WPO, elfde lid maatregelen te nemen in het geval van ernstige taakverwaarlozing en handelen in strijd met de wet door het stichtingsbestuur ten aanzien van de openbare school op het grondgebied van de gemeente. De gemeenschappelijke regeling opent wel de mogelijkheid dat het gemeenschappelijk orgaan de maatregelen uitvoert en coördineert. Zie ook de toelichting op artikel 18 van de regeling.

Het uitgangspunt is dat iedere gemeente die de instandhouding van openbare scholen aan het stichtingsbestuur heeft overgedragen deelneemt aan het gemeenschappelijk orgaan. Die gemeente is hiertoe overigens niet verplicht. Dit is een zaak tussen het stichtingsbestuur en die gemeente.

De WGR geeft verscheidene dwingendrechtelijke voorschriften voor de inrichting en organisatie van het gemeenschappelijk orgaan, zoals de terugkerende betrokkenheid van gedeputeerde staten. Wij geven die wettelijk verplichte regeling steeds aan. Ook de totstandkomingsprocedure van de begroting en de rekening en verantwoording is verplicht. Dit heeft bij dit orgaan een onbedoeld effect. Gezien de functie van het orgaan gaat er nauwelijks geld om zodat de omvang en inhoud van de bepalingen naar verhouding te zwaar zijn.

Het gemeenschappelijk orgaan is een bestuursorgaan in de zin van de Awb zodat de daar geldende voorschriften van toepassing zijn.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 Begripsbepaling.

De school is de openbare school die de Stichting in standhoudt op het grondgebied van de gemeente van de raad (onder g).

Niet de raad van de gemeente die de instandhouding van de school aan de Stichting heeft overgedragen houdt wettelijk toezicht op stichtingsbestuur, maar de raad van de gemeente op wiens grondgebied de school ligt. De geografische factor is doorslaggevend. De omschrijving in de regeling van het begrip “school” sluit hierop aan. Deze omschrijving zorgt ervoor dat zodra door verplaatsing, omzetting of opheffing een gemeente geen openbaar onderwijs meer kent, de betrokken gemeenteraad niet meer kan deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling (de uittredingsregeling van artikel 19 is hierdoor eigenlijk niet nodig ware het niet dat artikel 26, vierde lid WGR zo’n voorziening eist).

Op dezelfde manier valt automatisch de “ontvangende” gemeente die niet bij de oprichting van de Stichting betrokken is geweest onder de begripsomschrijving van de regeling en kan deze, indien gewenst, conform artikel 19 van de regeling toetreden.

Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan.

Ingevolge artikel 10, derde lid WGR dient de regeling een plaats van vestiging te bepalen.

Artikel 3 Doelstelling en belang.

Het gemeenschappelijk orgaan coördineert en oefent de toezichthoudende bevoegdheden uit die de raden op grond van de wet en de stichtingsstatuten hebben. Zie uitgebreider de inleiding op deze toelichting.

Artikel 4 Algemeen bestuur.

Organisatie bestuur

De WGR geeft voorschriften voor de organisatie van het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan. Een dagelijks bestuur is niet verplicht (wel bij het openbaar lichaam, dat rechtspersoonlijkheid bezit). Gezien de verwachte beperkte werkzaamheden van het orgaan is alleen gekozen voor een algemeen bestuur. Een ambtelijk secretaris van een der deelnemende gemeenten kan de voorbereiding en de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur behartigen en voor het nodige (formele) financieel beheer zorgen.

Organisatie algemeen bestuur

Het tweede lid van dit artikel is conform artikel 13, eerste lid WGR. Het algemeen bestuur bestaat uit leden die uit het midden van de deelnemende gemeenteraden worden aangewezen. Men kan per gemeente meer dan één lid aanwijzen. De regeling dient dit dan te bepalen.

Artikel 20, eerste lid sub a jo vierde lid WGR bevat een opsomming van met het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbare functies en verboden handelingen. Ingevolge het tweede lid zijn die voor het gemeenschappelijke orgaan beperkter.

Artikel 7 Vergaderfrequentie.

De vergaderfrequentie is beperkt tot twee keer per jaar.

De jaarlijkse bijeenkomst zou kunnen worden gekoppeld aan het jaarverslag dat het stichtingsbestuur aan de individuele gemeenten moet uitbrengen (art. 48 WPO, achtste lid). Het verslag is een goede aanleiding met elkaar de gang van zaken door te spreken. Hierbij bestaat uiteraard de mogelijkheid het stichtingsbestuur uit te nodigen.

Voor het overige zal het algemeen bestuur hoofdzakelijk incidenteel bijeenkomen indien haar toezichthoudende bevoegdheden daarom vragen.

Artikel 14 Ambtelijk secretaris en kostenverdeling.

Een ambtelijk secretaris kan, onder verantwoordelijkheid van de voorzitter, de secretaris en de penningmeester, de lopende werkzaamheden voor zijn rekening nemen. Praktisch is hiervoor een ambtenaar te kiezen die werkzaam is bij de gemeente die het voorzitterschap of het secretariaat bekleedt. De (hoogstwaarschijnlijk zeer geringe) kosten van de secretaris keren terug op de begroting en afrekening als bedoeld in artikel 15 en 18 van de regeling.

Artikel 15 Begroting.

Deze regeling vloeit dwingendrechtelijk voort uit de artikelen 34 en 35 WGR. De uitvoering van deze procedure is een verantwoordelijkheid van de penningmeester en de ambtelijk secretaris.

Artikel 17 Rekening en verantwoording.

De WGR stelt deze procedure verplicht (artikel 34).

Inschakeling van een registeraccountant is niet verplicht.

Artikel 18 Ernstige taakverwaarlozing. Functioneren in strijd met de wet.

De grondwettelijke ratio achter artikel 48 WPO, elfde lid en de verplichtende strekking van die artikelen verhinderen dat het gemeenschappelijk orgaan hier bevoegd is. Alleen de gemeente op wiens grondgebied zich een openbare school van het stichtingsbestuur bevindt kan beslissen of in de wettelijk bedoelde gevallen zonder maatregelen de continuïteit van het openbaar onderwijs niet langer kan worden gewaarborgd. De wetgeving laat niet toe dat andere gemeenten voor die school via meerderheidsbesluitvorming in het algemeen bestuur beslissen of moet worden ingegrepen. Dat is alleen de verantwoordelijkheid van die ene gemeente. De consequentie is dat ook alleen die gemeente de maatregelen kan bepalen.

De in de regeling neergelegde procedure zorgt ervoor dat alle betrokken gemeenten zo spoedig mogelijk op de hoogte zijn van het voornemen van de betrokken gemeente. Dit is in de praktijk waarschijnlijk een formaliteit, de maatregelen zullen immers niet uit de lucht komen vallen. De betrokken gemeente zal pas na herhaaldelijk overleg en aandringen én met inachtneming van de Awb-procedure tot maatregelen kunnen overgaan.

De regeling opent de mogelijkheid dat het orgaan de uitvoering van de maatregelen op zich neemt. Hiervoor is gekozen omdat het orgaan over het algemeen de gesprekspartner is van het stichtingsbestuur en de kans niet uitgesloten is dat de maatregelen niet zonder gevolg zijn voor de andere deelnemende gemeenten. Het hangt van de maatregelen af het orgaan hiervoor in aanmerking komt. Dit is uiteraard niet het geval wanneer de gemeente bijvoorbeeld besluit het bestuur van de openbare scholen opnieuw zelf uit te oefenen. Er is voor een verzwaarde besluitvorming in het algemeen bestuur gekozen om een brede legitimiteit voor de maatregelen te bewerkstelligen.

Artikel 19 Toetreding en uittreding.

Toetreding

Toetreding is aan de orde wanneer een volgende gemeente de instandhouding van haar openbare scholen aan de Stichting overdraagt. De regeling gaat ervan uit dat iedere nieuwe gemeente wordt toegelaten. Er is geen reden om dat niet te doen. Financiële risico’s of vergelijkbare bezwaren zijn niet aan de orde gezien de doelstelling van de gemeenschappelijke regeling (artikel 3). De gemeenten bundelen hun bevoegdheden ten aanzien van het stichtingsbestuur.

Een gemeente die zijn scholen aan het stichtingsbestuur heeft overgedragen is niet verplicht aan het gemeenschappelijk orgaan deel te nemen.

Uittreding

De regeling bevat geen andere grond voor uittreding dan het geval waarin de Stichting geen openbare school meer in stand houdt op het grondgebied van de gemeente.

Ingevolge artikel 11 WGR kan de regeling een termijn aangeven gedurende welke een of meer van de deelnemers is of zijn vrijgesteld van uit deze regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen. De gekozen formulering geeft het algemeen bestuur alle vrijheid in de bepaling van die termijn. Vrijstelling van de rechten lijkt gezien de ratio en het karakter daarvan niet aan de orde.

Gedeputeerde Staten

De betrokkenheid van Gedeputeerde Staten bij de toe- en uittreding van een gemeente volgt uit artikel 26, vierde lid WGR.

Artikel 20 Wijziging van de regeling.

De betrokkenheid van Gedeputeerde Staten bij de wijziging van de regeling volgt uit artikel 26, vierde lid WGR.

Artikel 24 Duur van de regeling.

De onbepaalde duur volgt uit artikel 9 WGR.