Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene Aanvullende Subsidieverordening 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

Algemene Aanvullende Subsidieverordening 2008

Algemene Aanvullende Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2008.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen.

Deze verordening verstaat onder:

gemeente: de gemeente Sint-Michielsgestel;

Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

instelling: elke organisatie of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor de plaatselijke bevolking erkent;

subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21, eerste lid van de Awb;

activiteiten: bezigheden van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling;

subsidieprogramma: een jaarlijks door burgemeester en wethouders vast te stellen programma waarin de subsidiebedragen, -grondslagen en -voorwaarden voor welzijnsinstellingen zijn opgenomen;

subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb.

Artikel 2: Subsidieverstrekking.

Subsidie wordt verstrekt op grond van het subsidieprogramma wat betrekking heeft op de terreinen van welzijn, zorg, cultuur en sport.

Artikel 3: Subsidieplafond.

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 2. De verdeling van het beschikbare subsidiebudget wordt opgenomen in het subsidieprogramma.

Artikel 4: Subsidieaanvraag.

  • 1. De aanvraag om subsidie van een instelling die niet is opgenomen in het subsidieprogramma dan wel de aanvraag voor subsidie van nieuwe activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling, moet vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden overgelegd:

    • a.

      een opgave van de activiteiten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde eis, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

  • 4. De in het eerste lid gestelde datum is niet van toepassing voor aanvragen die betrekking hebben op het Welzijnsfonds.

Artikel 5: Weigeringsgronden.

De subsidieverstrekking kan naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 6: Subsidieverlening.

  • 1. Voor aanvang van het betreffende subsidiejaar dan wel de activiteit(en) wordt een beschikking omtrent de subsidieverlening afgegeven.

  • 2. De subsidie wordt toegekend onder de voorwaarde dat de nodige gelden op de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 7: Vergoeding vermogensbeheer.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid van de Awb, een vergoeding van vermogensvorming vorderen.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald naar redelijkheid. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 8: Subsidievaststelling.

  • 1. Vóór 1 april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft dient door de subsidieontvanger te worden aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden conform de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit gebeurt door toezending van:

    • a.

      een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten, een balans, alsmede een toelichting daarop.

  • 2. Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is, kan een verklaring van een registeraccountant dan wel van een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid worden gevraagd.

  • 3. Na ontvangst van de in het eerste lid genoemde gegevens wordt de subsidie door burgemeester en wethouders binnen 2 maanden vastgesteld.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen uitstel verlenen van de verplichting uit artikel 1.

  • 5. De in het eerste lid gestelde verplichting is niet van toepassing voor subsidieontvangers die in het subsidiejaar waarvoor subsidievaststelling geldt, een subsidie lager dan € 500,00 hebben ontvangen.

Artikel 9: Betaling en terugvordering.

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de wijze van het bepalen van voorschotten vermeld.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, binnen een maand na de subsidievaststelling betaald / teruggevorderd.

  • 3. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het subsidieprogramma wordt de subsidie naar evenredigheid teruggevorderd.

Artikel 10: Aanpassing subsidiebedragen.

De gemeenteraad stelt vierjaarlijks vast welke onderdelen van het subsidieprogramma worden geïndexeerd en de wijze waarop wordt geïndexeerd. De gemeenteraad stelt daarbij tevens vast het indexpercentage voor elk van de te indexeren onderdelen. Indexering is geregeld in het subsidieprogramma.

Artikel 11: Delegatie.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten op subsidieaanvragen, voor zover daarmee het subsidieplafond (artikel 3) niet wordt overschreden.

Artikel 12: Citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene Aanvullende Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2008".

  • 2.

    Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3.

    Bij het in werking treden van deze verordening komt te vervallen de "Algemene Aanvullende Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2004".

Ondertekening

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2007;
gelet op de desbetreffende wettelijke bepalingen; B E S L U I T :
het “Subsidieprogramma 2008 t/m 2011” vast te stellen;
de Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2008” vast te stellen;
het subsidieplafond voor 2008 vast te stellen op € 2.175.035,00.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 8 november 2007.
De raad voornoemd.
de griffier, de voorzitter

Nota-toelichting

Toelichting op de Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2008.

1. Algemeen.

De citeertitel van de subsidieverordening wordt "Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2004". In hoofdstuk 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het subsidieproces geregeld. De Awb bevat veel dwingende bepalingen, waardoor regeling van diverse zaken in een gemeentelijke subsidieverordening niet mogelijk of noodzakelijk is. De Awb maakt in feite een (het gehele subsidieproces omvattende) algemene subsidieverordening overbodig. Het gaat hierbij om veelal procedurele zaken.

Voor een beperkt aantal onderwerpen is op grond van de subsidietitel nadere regeling in een gemeentelijke verordening nodig. Het gaat daarbij uitsluitend om aanvullende bepalingen van de Awb.

2. Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1

In artikel 1 zijn enkele begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het gehele subsidieprogramma. Begripsomschrijvingen die slechts van toepassing zijn op onderdelen van het subsidieprogramma zijn in het programma bij de betreffende onderdelen opgenomen.

Artikel 2

Aangegeven wordt op welke terreinen de Algemene aanvullende subsidieverordening betrekking heeft. Deze afbakening is noodzakelijk, omdat aanvragen op andere terreinen anders ook van toepassing zouden kunnen zijn op deze verordening.

Artikel 3

Het instellen van een subsidieplafond wordt een wettelijke regeling als deze in de verordening is opgenomen. Deze mogelijkheid wordt in de verordening aangehaald, omdat deze veel duidelijkheid schept en een maximering betekent voor de gemeentelijke uitgaven op het subsidiegebied voor welzijnszaken. Indien het bedrag van het subsidieplafond namelijk bereikt wordt en er dus geen financiële middelen meer zijn, moet een aanvraag worden afgewezen met als motivering, het bereiken van het subsidieplafond. Een overschrijding van het subsidieplafond is een expliciete weigeringgrond.

Vaststelling van het subsidieplafond vindt plaats door vaststelling van de gemeentebegroting door de gemeenteraad. De verdeling van het subsidiebudget wordt opgenomen in het subsidieprogramma, dat jaarlijks door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Artikel 4

Een groot deel van hetgeen gesteld in hoofdstuk 4.1 Awb (de procedure van aanvraag tot en met de beslissing) is van toepassing is op de aanvraagprocedure voor subsidies. Enkele facultatieve zaken zijn in de subsidieverordening geregeld. Het betreft de vereiste, dat de aanvraag in bepaalde gevallen vóór 1 april moet worden ingediend. Deze vereiste is gesteld om tijdig zicht te krijgen in de extra aanvragen voor enig jaar (boven de reguliere subsidies).

Tevens wordt aangegeven welke stukken in ieder geval bij de aanvraag dienen te worden overgelegd. Dit is geen limitatieve opsomming. Het kan voorkomen dat het van belang is om tevens andere zaken te overleggen (bijvoorbeeld; een toelichting op de begroting, de rekening en verantwoording over het voorgaande jaar met toelichting, de balans op de laatste dag van het voorgaande jaar, de oprichtings- of stichtingsakte, een exemplaar van de statuten en/of het huishoudelijk reglement, een opgave van de bestuurssamenstelling). Ten aanzien van de te overleggen stukken bij de aanvraag bestaat geen ontheffingsvereiste. Het aantal te overleggen zaken is slechts beperkt in aantal en wezenlijk voor de beoordeling van een aanvraag.

Het opvragen van deze aanvullende gegevens zal veelal beperkt blijven tot aanvragen van instellingen, waarvan onvoldoende gegevens bekend zijn. Het zal hierbij vooral gaan om nieuwe instellingen.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het tijdstip van indiening. Het komt voor, dat instellingen pas recent vóór de aanvang van de activiteit(en) definitief weten of en hoe deze doorgang kunnen vinden. Om de nodige flexibiliteit in te kunnen bouwen, dient ontheffing van de indieningvereiste mogelijk te zijn.

De indieningtermijn zoals genoemd is in het eerste lid, is in ieder geval niet van toepassing op aanvragen uit het Welzijnsfonds.

Artikel 5

In artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb zijn weigeringsgronden genoemd, waarbij geweigerd moet worden. Deze genoemde gronden kunnen worden aangevuld met weigeringsgronden die gebaseerd zijn op beleidsmatige gemeentelijke overwegingen. Deze weigeringsgronden worden nader uitgewerkt in het subsidieprogramma.

Artikel 6

Het afgeven van een beschikking voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar of de activiteit(en) is ter verhoging van de rechtszekerheid voor de instelling.

Het is de bedoeling de instellingen die zijn opgenomen in het subsidieprogramma jaarlijks een beschikking te geven waarin de hoogte van de subsidie voor het betreffende jaar aangegeven is. Voor overige zaken, zoals bevoorschotting, uit te voeren activiteiten, verdeelregels en dergelijke wordt verwezen naar het subsidieprogramma.

Hetgeen gesteld is in het tweede lid (het begrotingsvoorbehoud), is enkel van toepassing in die gevallen, dat een instelling een beschikking tot subsidieverlening in een vroegtijdig stadium nodig heeft. In alle overige gevallen, wordt op een aanvraag beschikt vóór de aanvang van het subsidiejaar of de activiteit(en).

Artikel 7

Ingeval van bijvoorbeeld ontbinding van de instelling of beëindiging van de activiteiten door de instelling, kan een vergoeding van de vermogenswaarden worden geëist. In dit artikel wordt het vorderen van een vergoeding van vermogensvorming mogelijk gemaakt.

De achterliggende gedachte is, dat een instelling (mede) een vermogen heeft kunnen opbouwen door het verstrekken van subsidie. In de in artikel 4:41 Awb genoemde gevallen wordt het redelijk geacht, dat de subsidieverstrekker (een gedeelte van) de subsidie terug moet kunnen vorderen.

De hoogte van de vergoeding wordt van geval tot geval bekeken; niet alle instellingen zijn namelijk hetzelfde te benaderen. Zodra er sprake is van een vereniging met leden, hebben deze leden ook bijgedragen tot een positief saldo. In een dergelijk geval zal de terugvordering aanzienlijk lager zijn dan bij een instelling zonder leden, en dus minder andere inkomsten dan subsidies heeft.

Artikel 8

Door de instelling moet verantwoording worden afgelegd ten aanzien van het uitvoeren van de activiteiten. Door het toezenden van het activiteitenverslag kan gemakkelijk gecontroleerd worden of de activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

Het toezenden van de rekening van baten en lasten en de balans wordt noodzakelijk geacht, om zicht te hebben op het financiële beleid van een instelling. Ambtshalve wordt niet op de stoel van de penningmeester plaatsgenomen, maar dit inzicht is vooral nodig in relatie tot enerzijds de (gedeeltelijke) terugvordering van vermogen (zie artikel 7) en anderzijds om samen met een instelling problemen tijdig te kunnen signaleren en hierop in te springen.

In bepaalde gevallen (tweede lid) moet het mogelijk zijn om een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid te vragen ten aanzien van de rekening van baten en lasten, de balans of andere onderdelen die van belang zijn voor de subsidievaststelling. Dit dient echter beperkt te blijven tot die gevallen van subsidiëring van een professionele instelling of indien verwacht mag of kan worden, dat het financiële beleid van een instelling niet geheel correct in de financiële stukken zal worden opgenomen of daar waar het anders onmogelijk is om de subsidie vast te kunnen stellen.

De vaststelling van de subsidie kan lager uitvallen dan in de beschikking tot subsidieverlening is aangegeven, indien bijvoorbeeld de activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd.

In enkele gevallen is het indienen van de jaarstukken vóór 1 april voor een instelling niet mogelijk, omdat de algemene ledenvergadering, waar de jaarstukken worden vastgesteld, pas na deze datum is gepland. Gelet hierop, moet de mogelijkheid bestaan om in deze gevallen een uitstel te verlenen.

In het laatste lid worden instellingen die een subsidie lager dan € 500,00 hebben ontvangen, vrijgesteld van de verplichting om jaarstukken in te leveren. Definitieve vaststelling van deze subsidies blijft dan ook achterwege.

Artikel 9

In dit artikel wordt onder andere de betaling van voorschotten en het restantbedrag geregeld. Om het betalen van voorschotten mogelijk te maken, dient dit (conform de Awb) in de verordening geregeld te zijn.

Het tweede lid geeft aan, dat het verschil tussen de hoogte van de vastgestelde subsidie en de betaalde voorschotten, aan de subsidieontvanger wordt uitbetaald / teruggevorderd.

Artikel 10

Aangegeven wordt dat de gemeenteraad besluit tot een indexmatige verhoging van subsidies. Met de vaststelling van het meerjarensubsidieprogramma, is de indexering voor vier jaren vastgelegd. De wijze en mate van indexeren bij die onderdelen die wel worden geïndexeerd is aangegeven in het subsidieprogramma bij de betreffende onderdelen.

Artikel 11

De mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om een subsidiebesluit te kunnen nemen, is in de verordening opgenomen.

Artikel 12

Dit is de citeertitel, inwerkingtreding en het vervallen van bestaande verordening geregeld.

Raadsvergadering van 8 november 2007.

Punt 7 Bijlage 066

Onderwerp: vaststelling Subsidieprogramma 2008 t/m 2011 en subsidieverordening.

Samenvatting:

De huidige subsidieperiode (2004 t/m 2007) loopt af en voor de komende subsidieperiode van 4 jaren moet een nieuw subsidieprogramma worden vastgesteld (periode 2008 t/m 2011). Voor het jaar 2008 moet ook het subsidieplafond worden vastgesteld. Daarnaast dient tevens de subsidieverordening opnieuw teworden vastgesteld.

Inleiding:

De looptijd van het subsidieprogramma voor de jaren 2004 tot en met 2007 verstrijkt binnenkort en voor de volgende periode van vier jaren moet een nieuw subsidieprogramma worden vastgesteld. Met het huidige subsidiebeleid hebben we een weg ingeslagen die meer gericht is op subsidiëring van jeugdleden en jeugdactiviteiten.

Naar onze mening zijn we hiermee nu op de goede weg en dit beleid willen wij dan ook vervolgen in de nieuwe subsidieperiode.

In het collegeprogramma hebben wij ook al aangegeven geen voorstander te zijn van een geheel nieuw beleid. Het nieuwe subsidieprogramma dient dan ook gezien te worden als een “update” van het bestaande beleid.

Een enquête onder de gesubsidieerde instellingen heeft ons gesterkt in ons idee. De enquête leverde een respons op van 60%, waarbij we een gemiddeld rapportcijfer kregen van 6,3%. Ongeveer 85% van de geënquêteerden vond het belangrijk dat we als gemeente investeren in de jeugd, hetgeen we ook proberen te bereiken door de nadruk te leggen op (subsidiëring van) jeugd(activiteiten).

Wat willen wij bereiken?

Het doel van het subsidiebeleid is om in aanvullende/ondersteunende zin maatschappelijke activiteiten (mede) mogelijk te maken. De vier jaar geleden ingeslagen weg willen wij blijven volgen, maar op onderdelen moet de subsidieverordening en het subsidieprogramma worden aangepast. De belangrijkste wijziging in het subsidieprogramma betreft de subsidie voor bibliotheek de Meierij.

Het subsidiebeleid ligt, functioneel verspreid, verankerd in de begroting over de posten van functies 511 (kunstzinnige vorming) tot en met 710 (gezondheidszorg) en functie 922 (subsidiebudgetten). Met ingang van 2008 is er ook een koppeling met de post voor Wmo.

Wat gaan wij daarvoor doen?

De volgende aanpassingen/aanvullingen op het bestaande beleid worden ingevoerd.

Aanpassingen Algemene aanvullende subsidieverordening.

  • 1.

    Artikelen 7 en 10 van de verordening zijn in elkaar geschoven; deze behandelden dezelfde materie (de vergoeding voor vermogensvorming van een instelling). Artikelen 11 tot en met 13 worden vernummerd en artikel 13 wordt opnieuw geredigeerd.

  • 2.

    Naar aanleiding van een controle op de financiële rechtmatigheid van subsidiebeschikkingen, werd gesignaleerd, dat met enige regelmaat de termijn van het indienen van jaarstukken niet werd gehaald. Aan deze instellingen wordt normaliter uitstel verleend, maar deze mogelijkheid is niet expliciet vermeld in de verordening. Deze mogelijkheid wordt nu in de verordening vastgelegd onder artikel 8, lid 4.

  • 3.

    In het bestaande subsidiebeleid hebben alle verenigingen de verplichting om jaarstukken in te dienen (na afloop van het subsidiejaar), zodat de subsidie definitief kan worden vastgesteld. Bij instellingen die slechts een beperkte subsidie ontvangen, is de vraag gerezen of een dergelijk laag bedrag nog uitbetaald zou moeten worden of dat we bij lagere bedragen af zouden moeten zien van het toesturen van een beschikking tot vaststelling. Het voordeel van het niet meer uitbetalen van lage subsidiebedragen is, dat de subsidielijst wordt ingekort, maar dit weegt ons inziens niet op tegen het voordeel van het wèl uitbetalen. We spreken dan een waardering uit over een initiatief en ondersteuning van deze activiteiten is naar onze mening wel wenselijk. In de gevallen van beperktere subsidie betreft het veelal koren, gildes, enkele sportverenigingen en bovenlokale gehandicaptensportverenigingen. Deze verenigingen stellen echter ook een relatief klein bedrag op prijs. Dit heeft ons doen besluiten om u voor te stellen om instellingen die een subsidiebedrag ontvangen tot € 500,00 vrij te stellen van de verplichting om jaarstukken in te dienen. Deze subsidie is relatief laag en de kosten zijn relatief hoog waardoor ontheffing van deze verplichting te rechtvaardigen valt. Dit moet echter wel expliciet in de verordening worden vermeld. Hiertoe hebben wij artikel 8 van de verordening aangevuld met een lid 5.

In de beschikking tot subsidieverlening (voorafgaand aan het subsidiejaar) wordt direct aangegeven, dat de verplichting tot het indienen van de jaarstukken voor die instelling niet verplicht is; met de subsidieverlening wordt de subsidie tegelijkertijd definitief vastgesteld.

Aanpassingen Subsidieprogramma 2008 t/m 2011

  • 4.

    De mogelijkheid van subsidiëring van jubileumactiviteiten voor instellingen wordt ingebed in het subsidiebeleid. De reeds door ons college vastgestelde beleidsregel is in de beschrijving van het Welzijnsfonds geïntegreerd. Het moet daarbij wel expliciet gaan om een publieksactiviteit en geen receptie of iets dergelijks.

  • 5.

    Met de invoering van het bestaande subsidiebeleid is het Welzijnsfonds ingesteld. Dit heeft tot doel om bijzondere (eenmalige of opstart)activiteiten op het maatschappelijk vlak te ondersteunen. Vanaf het begin van de invoering van het Welzijnsfonds zijn er behoorlijk veel aanvragen ontvangen en hebben we verschillende belangrijke initiatieven kunnen ondersteunen. Het aantal aanvragen, toekenningen en subsidiebedragen waren in de jaren 2004 tot en met 2007 als volgt:

Jaar

Aantal

aanvragen

Toegekende

aanvragen

Toegekende

Subsidie (tot.)

2004

16

10

€ 11.940,00

2005

13

8

€ 15.085,00

2006

16

11

€ 8.660,00

2007

19

13

€ 22.675,00

Totaal

64

42

€ 58.360,00

We mogen concluderen, dat het Welzijnsfonds in de periode van 4 jaren het bestaansrecht al ruimschoots heeft aangetoond; een groot aantal instellingen heeft de weg naar het Welzijnsfonds al gevonden. Het verdient dan ook aanbeveling om het Welzijnsfonds voort te zetten.

  • 6.

    Met de totstandkoming van het huidige subsidiebeleid (periode 2004 tot en met 2007) was ervoor gekozen om de G.O.C.’s (Gezamenlijke Oranje Comités) geen subsidie meer te verstrekken maar een bijdrage. Wij willen de bekostiging van de activiteiten van de G.O.C.’s opnieuw opnemen als subsidies in het subsidieprogramma. Reden hiervan is, dat we de G.O.C.’s meer duidelijkheid en zekerheid willen bieden qua bekostiging. Van een subsidie gaat meer zekerheid uit, met waarborgen die ook in de Algemene wet bestuursrecht zijn verankerd. Deze actie gebeurt budgettair neutraal, omdat de uitgaven al verantwoord waren in de begroting.

  • 7.

    Koren ontvingen tot op heden een bedrag per lid van ± € 3,75. Hierin weken deze verenigingen af van soortgelijke instellingen (toneelverenigingen) die een bedrag van € 11,85 per lid ontvingen (bedrag 2007). De zes koren ontvingen een subsidie variërend van € 80,00 tot € 200,00. Wij willen voorstellen om het subsidiebedrag per lid van de koren gelijk te stellen aan die van toneelverenigingen. Deze verenigingen hebben soortgelijke kosten en het bevordert de gelijke behandeling van de instellingen. De subsidieverhoging voor alle koren betekent een structurele jaarlijkse verhoging van ± € 1.325,00.

  • 8.

    De laatste tijd zijn de activiteiten van de bonden van ouderen meer verschoven van recreatief naar informerend en ondersteunend voor leden en ouderen in het algemeen. Wij willen dan ook de in het verleden verleende subsidie aanvullen met een subsidiebedrag per lid ter ondersteuning van de inzet van de ouderenadviseurs/medewerkers STOP (senioren tref- en ondersteuningspunten). Ze zorgen voor de ondersteuning van senioren bij aanvragen van regelingen, producten en diensten. Wij kiezen daarbij voor een bedrag per lid van een bond, omdat de inzet (uren) van de adviseurs te relateren is aan het aantal leden. Subsidiëring van het aantal adviseurs van een bond wil niets zeggen over de totale inzet; 2 adviseurs van 40 uren per week zetten zich efficiënter in dan 10 adviseurs van 4 uren per week. Deze subsidieverhoging per lid voor alle bonden voor ouderen betekent een structurele jaarlijkse verhoging van ± € 2.585,00.

  • 9.

    Een tweetal deelsubsidieregelingen van de subsidieregeling W.M.O. heeft het karakter van reguliere subsidie, conform het Subsidieprogramma, en wordt ook aan specifieke instellingen verstrekt. Het gaat om de Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg (CVTM) en de Collectieve preventie GGZ (CPGGZ). Het subsidiedeel van CVTM wordt verstrekt aan het Steunpunt Mantelzorg, een nieuw initiatief van de gezamenlijke S.W.O.’s en de CPGGZ-middelen wordt verstrekt aan de Reinier van Arkelgroep. De verordening W.M.O. verzet zich ook niet tegen het opnemen/verantwoorden van deze middelen via een (deze) afzonderlijke subsidieregeling.

Aangezien beide subsidiestromen van het Rijk het karakter hebben van een reguliere subsidie, willen wij u voorstellen om deze twee regelingen te laten vallen onder het subsidieprogramma. Deze twee regelingen zijn in een apart cluster vermeld, te weten cluster 7.

10.Als gevolg van de vaststelling van de beleidsnota “Met het oog op de jeugd” door uw raad op

11 januari 2007, is een aantal subsidiebedragen structureel verhoogd. Dat zijn de subsidies voor de stichting Speelband (€ 30.000,00) en de stichting Juvans (€ 10.000,00).

Subsidie bibliotheek de Meierij

Door bibliotheek de Meierij is de begroting voor de periode 2008 - 2011 ingediend. Deze begroting en de begeleidende brief liggen voor uw raad ter inzage. De directie van de bibliotheek dient twee verzoeken in:

  • 1.

    Bezuiniging van € 38.000,00

    In 2004 besloot de toenmalige raad om, in tegenstelling tot de andere professionele instellingen, geen bezuiniging van 15% op te leggen aan de bibliotheek. De achtergrond van dit besluit was gelegen in het feit dat hiermee geen belemmering werd opgeworpen voor de vorming van de regionale basis-bibliotheek De Meierij vanaf 2005. In drie jaren tijd zou de bibliotheek een bezuiniging van € 38.000,00 moeten realiseren. Het bestuur heeft deze gedeeltelijk gevonden (voor een bedrag van € 10.000,00). Om de verdere bezuiniging van € 28.000,00 toch mogelijk te maken zouden de openingstijden met 11 uren ingekrompen moeten worden. Hiervoor zijn 2 scenario’s denkbaar namelijk;

    • a.

      beide vestigingen in Sint-Michielsgestel en Berlicum met 5½ openingsuren inkrimpen, waarmee beide nog net voldoen aan de brancheformule voor de certificering (minimaal 15 uren per week geopend) of;

    • b.

      van de vestiging in Berlicum een servicepunt maken wat nog 10 uur open is waardoor een aantal activiteiten voor bijvoorbeeld de scholen komt te vervallen.

      Bibliotheek de Meierij verzoekt ons om af te zien van de verdere bezuiniging van € 28.000,00 zodat bovengenoemde maatregelen niet nodig zijn.

  • 2.

    Verruiming openingstijden

    Bibliotheek de Meierij heeft bij alle deelnemende gemeenten een verzoek ingediend om structureel extra subsidie toe te kennen voor verruiming van de openingsuren. Dit kan worden bereikt door het invoeren van zelfbediening waarvoor bepaalde apparatuur dient te worden aangeschaft. Van onze gemeente wordt een bijdrage gevraagd van € 28.302,00 per jaar.

Wij vinden het van belang dat de bibliotheek als laagdrempelige basisvoorziening in onze gemeente op niveau blijft. De kosten van twee volwaardige vestigingen zijn niet hoger dan in de andere gemeenten die één centrale vestiging hebben. Gezien dit gegeven en het belang van de bibliotheekvoorziening voor onze inwoners stellen wij voor om af te zien van de eis aan de bibliotheek om nog een bedrag van € 28.000,00 te bezuinigen. Dit brengt met zich mee dat het totale subsidiebudget met € 28.000,00 verhoogd wordt. Voor 2008 kan dekking gevonden worden door aanwending van de egalisatiereserve subsidies. De subsidie voor de bibliotheek komt dan op totaal € 399.130,00.

In de voorjaarsnota 2008 zullen zowel dit onderwerp als de kosten van verruiming van de openingstijden worden ingebracht op de wensenlijst voor structurele dekking. Afweging ten opzichte van andere voorstellen kan dan integraal plaatsvinden.

Wat gaat het kosten?

Voor de jaren 2008 tot en met 2011 zijn de benodigde financiële middelen (het subsidieplafond) als volgt:

Jaar

Subsidieplafond

2008

€ 2.175.035,00

2009

€ 2.170.791,00

2010

€ 2.210.301,00

2011

€ 2.250.681,00

De bedragen vermeld onder de kolom “Subsidieplafond” is het totaalbedrag dat (maximaal) in enig jaar uitgegeven gaat worden aan welzijnssubsidies. Voor het jaar 2008 is het subsidiebedrag al definitief berekend en het subsidieplafond voor 2008 dient uw raad vast te stellen op € 2.175.035,00. Voor de volgende jaren is de berekening slechts een raming, omdat de subsidies van instellingen die per (jeugd)lid worden berekend, jaarlijks kunnen fluctueren. Ook zijn een paar subsidies geraamd met een indexpercentage dat momenteel nog niet helemaal definitief is.

Overschotten en tekorten worden respectievelijk gestort en onttrokken aan de egalisatiereserve gemeentelijke subsidies.

Voor de bedragen met betrekking tot het subsidieplafond en de dekking verwijzen wij u graag naar de bijlage van het Subsidieprogramma 2008 t/m 2011, waarin de financiële berekening en verantwoording is opgenomen.

Voorstel college:

Wij stellen u voor om:

  • ·

    het “Subsidieprogramma 2008 t/m 2011” vast te stellen;

  • ·

    de Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2008” vast te stellen;

  • ·

    het subsidieplafond voor 2008 vast te stellen op € 2.175.035,00.