Gemeenschappelijke regeling Archeologie Westfriese gemeenten

Geldend van 01-06-2012 t/m 01-06-2018

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Archeologie Westfriese gemeenten

De Raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 6-3-2012

besluit

Gemeenschappelijke regeling Archeologie Westfriese gemeenten

De raden en de colleges van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft

  • -

    gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

  • -

    overwegende dat

  • a.

    de deelnemende gemeenten ter vergadering van 5 februari 2009 te Hoorn hebben ingestemd met de voorstellen gedaan tot het opstellen van een lichte gemeenschappelijke regeling ( artikel 8 lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen) op het gebied van Archeologie en hiermee gemeentelijk de verantwoordelijkheid nemen voor beleid en uitvoering op het gebied van archeologie in hun gemeente;

  • b.

    de deelnemende gemeenten gezien de regionale samenhang van archeologische structuren en verbanden belang hechten aan een regionale benadering van dit beleidsveld;

  • c.

    deze gemeenschappelijke regeling voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, behoudens het in artikel 7 van de deze regeling bepaalde;

  • d.

    ten behoeven van deze regeling bij de gemeente Hoorn een op senior regioarcheoloog blijft aangesteld met gedegen kennis van archeologisch advies, beleid en veldwerk;

  • e.

    de gemeente Hoorn archeologisch – indien nodig- additief archeologisch personeel levert voor de genoemde diensten en projecten. Deze extra inzet telkens met de gemeente per dienst worden gecalculeerd en na goedkeuring en uitvoering zal worden verrekend;

  • f.

    de opgravingsvergunning van de gemeente Hoorn van toepassing is op alle deelnemende gemeenten en de gemeenten in overeenstemming met de daarin gestelde bepalingen handelen;

  • g.

    Hoorn in deze regeling wordt aangewezen als centrumgemeente op grond van artikel 8 lid 23 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

  • -

    gelet op

    - de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Monumentenwet 1988 en de Wijzigingswet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007).

besluiten

de Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese Gemeenten vast te stellen en deze als volgt zal luiden “Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese Gemeenten”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemende gemeenten: de raad en het college van burgemeester en wethouders als bestuursorganen van alle aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • b.

    dienstverlenende gemeente: de raad en het college van burgemeester en wethouders als bestuursorganen van de gemeente Hoorn;

  • c.

    dienstafnemende gemeente: de raad en het college van burgemeester en wethouders van de naast Hoorn aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • d.

    ambtelijke werkgroep: een werkgroep, samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van deelnemende gemeenten;

  • e.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen 1984;

  • f.

    Senior regioarcheoloog: archeoloog met aantoonbare kennis en ervaring in het archeologisch (advies)werk, zoals vastgelegd in de code van de Vereniging van Nederlandse Archeologen (NVvA) en de eisen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE);

  • g.

    Archeologische Monumentenzorg (AMZ): de keten van archeologische monumentenzorg conform de Wet op de Monumentenzorg (1988) en de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz2007);

  • h.

    Rijks archeologie vergunning: Archeologie-vergunning (opgravingsbevoegdheid) van het Rijk verleend aan een gemeente waarin toestemming wordt gegeven tot het doen van alle taken zoals gedefinieerd in de Wamz;

  • i.

    Kwaliteitsnormering Nederlandse Archeologie (KNA): de meest recente versie van het kwaliteitsstelsel voor AMz.

Artikel 2 Bestuursvorm, belang en taken

  • 1. De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec nemen deel aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 1 en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen 1984.

  • 2. De in het vorige lid genoemde bestuursorganen van de gemeente Hoorn verlenen tegen betaling van de kosten diensten aan de bestuursorganen van de overige aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • 3. De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen vanwege de regionale samenhang van archeologische structuren, teneinde archeologisch beleid en uitvoerende werkzaamheden gezamenlijk gestalte te geven, hierbij zullen de dienstafnemende gemeenten gebruik mogen maken van de vergunning voor het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 45 van de Monumentenwet 1988 (opgravingsbevoegdheid) van de gemeente Hoorn.

  • 4. Zonodig kan door een unaniem besluit van de aan deze regeling deelnemende bestuursorganen (gemeenteraad en college) aan de werkingssfeer van deze gemeenschappelijke regeling de uitvoering van andere taken worden toegevoegd.

Artikel 3 Taken van de dienstverlenende gemeente

  • 1. De dienstverlenende gemeente draagt zorg voor het navolgende:

    • a.

      benoeming van een senior archeoloog. De regio-archeoloog functioneert naast de Hoornse gemeente archeoloog, waardoor door de Gemeente Hoorn er minimaal twee archeologen op senior niveau zijn aangesteld.

    • b.

      Het voorzien in de mogelijkheid van een centraal goedgekeurd tussendepot, waarin de vondsten en data die voortkomen uit veldonderzoeken kunnen worden ondergebracht en beheerd. De vondsten van een onderzoek kunnen, na toestemming van de Provincie Noord-Holland, volgens een standaard bruikleenovereenkomsten voor onderzoeks- en publieksdoeleinden aan elke gemeente worden uitgeleend.

  • 2. De dienstverlenende gemeente zal de volgende taken op archeologisch gebeid voor het grondgebied en de waterbodem van de deelnemende gemeenten vervullen:

A. Beleidstaken

  • De beleidstaken omvatten de hele keten van archeologische monumentenzorg: onder andere

    • -

      het inventariseren van archeologische terreinen binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

    • -

      het zoveel mogelijk in de bodem behouden van belangrijke archeologische resten en/of ter plaatse op enigerlei wijze doen markeren van gevonden constructies;

    • -

      het adviseren van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten inzake archeologische waarden en objecten binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

    • -

      het melden van nieuwe vondsten en opgravingen aan het centrale archief (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

    • -

      het opstellen en actualiseren van de archeologische waardenkaart van de deelnemende gemeenten;

    • -

      het adviseren bij ruimtelijke ontwikkelingen c.q. ruimtelijke vergunningen voor zover deze betrekking hebben op activiteiten in een gebied met archeologische waarden of verwachtingen;

    • -

      het opstellen van richtlijnen voor archeologische onderzoek en het toetsen van Programma’s van Eisen van derden;

    • -

      het toezicht houden op archeologisch (veld)onderzoek uitgevoerd door derden binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

    • -

      het plannen van werkzaamheden voor die opgravingen waarvoor de dienstverlenende gemeente opdracht heeft en welke binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten liggen;

    • -

      het toetsen van eindrapportages van gerealiseerd archeologisch onderzoek;

    • -

      adviseren over archeologiebeleid, regiobeleid en erfgoedverordeningen etc;

    • -

      het communiceren met de Erfgoedinspectie (EI) van het Ministerie OCW.

B. Documentatie

    • -

      het documenteren van archeologische vindplaatsen, vondsten en structuren binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

    • -

      het toegankelijk maken, bewerken en in goede staat houden van het archeologisch documentatietarief;

    • -

      het toegankelijk maken, bewerken en in goede staat houden van het gezamenlijk gemeentelijk depot voor archeologische vondsten.

C. Voorlichting

    • -

      het desgewenst geven van voorlichting betreffende archeologische zaken in de deelnemende gemeenten.

D. Uitvoeringstaken

  • Archeologisch veldonderzoek en – rapportage.

Artikel 4 Verplichtingen van de dienstverlenende gemeente

  • 1. De dienstverlenende gemeente verricht archeologische werkzaamheden voor de deelnemende gemeenten en ziet toe op een evenredige verdeling van de diensten.

  • 2. De dienstverlenende gemeente rapporteert en evalueert ten minste halfjaarlijks schriftelijk aan de ambtelijke werkgroep.

  • 3. De dienstverlenende gemeente brengt jaarlijks in januari een jaarverslag over het voorgaande jaar uit. De financiele verantwoording is hierin separaat opgenomen, zoveel mogelijk gespecificeerd naar projecten of algemene zaken.

  • 4. De dienstverlenende gemeente stelt elk aar in oktober een jaarplan voor het komende jaar met begroting en tarifering op. Hierin zijn de wensen van de ambtelijke werkgroep opgenomen.

Artikel 5 Ambtelijke werkgroep

  • 1. De deelnemende gemeenten stellen een ambtelijke werkgroep in die bestaat uit één ambtenaar van elke deelnemende gemeente. De ambtelijke werkgroep bereidt adviezen voor die de dienstverlenende gemeente op grond van haar bevoegdheid binnen de Gemeenschappelijke Regeling kan gaan uitwerken. De werkgroep vergadert ten minste twee maal per jaar en hoogstens vier maal per jaar. Bij excessen kan de werkgroep bijeen worden geroepen op initiatief van een van de deelnemers.

  • 2. De ambtelijke werkgroep kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raden, colleges en het archeologisch Samenwerkingsverband.

Artikel 6 Kostenverdeling

  • 1. De deelnemende gemeenten dragen elk in proportionele delen bij in de kosten die binnen het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden gemaakt (zie toelichting).

  • 2. Jaarlijks presenteert de dienstverlenende gemeente een begroting en een verantwoording van de uitgaven. Deze wordt gestructureerd conform de geldende regels zodat per gemeente hier afdoende accountantscontrole kan plaatsvinden.

Artikel 7 Toe- en uittreding

  • 1. Tot deze regeling kan worden toegetreden, dan wel uitgetreden door middel van besluiten van de daartoe bevoegde bestuursorganen van een deelnemende gemeente, respectievelijk een toetredende gemeente.

  • 2. Uittreding is toegestaan na twee kalenderjaren. Op 1 januari, twee jaar voorafgaand aan de uittreding, dient dit schriftelijk aan de dienstverlenende gemeente kenbaar te worden gemaakt.

Artikel 8 Toezending en publicatie

De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, tweede lid van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, zorg voor de bekendmaking van de inwerkingtreding van de regeling of van besluiten tot wijziging, opheffing, toetreding en uittreding.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De regeling treedt inwerking op de dag, volgend op die van opname van de betreffende besluiten in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij een later tijdstip is bepaald.

Artikel 10 Slotbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Archeologie Westfriese Gemeenten”.

Toelichting gemeenschappelijke regeling

Aanleiding en doel van de regionale samenwerking

Na de implementatie van het Verdrag van Valetta (1992) is de Monumentwet 1988 in 2007 gewijzigd ten gevolge van de vaststelling van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (Wamz 2007 Wijzigingswet). Op grond van de wetgeving mogen archeologische waarden in principe niet worden aangetast.

Dat wil zeggen dat in het ruimtelijk ordeningsbeleid ook deze waarden onderdeel dienen uit te maken van de afwegingen in de besluitvorming. Ten gevolge van bouwen, aanleggen en in bepaalde gevallen ook slopen wordt de bodem echter onvermijdelijk verstoord.

De bevoegdheid tot opgraven als bedoeld in artikel 39 van de Monumentwet 1988 is gebonden aan een vergunning van de Minister die aan gemeenten slechts onder strikte voorwaarden verleend. Het bovenstaande is aanleiding geweest voor gemeenten in West-Friesland om zich te beraden op de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan deze wet.

Op 1-6-2010 is een structurele samenwerking aangegaan met de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec. Zij maken daarbij gebruik van de opgravingsbevoegdheid van de gemeente Hoorn en voldoen aan de wettelijke eisen die worden gesteld ter bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden. De samenwerking is vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling.

Financiële aspecten

Om de doelstelling genoemd in artikel 1 lid 3 van deze gemeenschappelijke regeling te kunnen realiseren en om de andere gemeenten gebruik kunnen laten maken van de opgravingsbevoegdheid van de gemeente Hoorn, is het nodig om een senior regioarcheoloog in dienst te hebben die deze extra taken kan uitvoeren. Primair gaat het hier om adviestaken, secundair om archeologisch veldwerk.

De gemeente Hoorn heeft op rond van artikel 3 van deze regeling op 1-6-2010 een senior regioarcheoloog benoemd. Bij de benoeming zijn de personeelsregelingen van de gemeente Hoorn van toepassing. In 2010 is overeengekomen deze functionaris in schaal 10 te benoemen. Gezien de zwaarte van de functie behoeft dit aanpassing. De kosten die de benoeming van deze archeoloog met zich mee brengt, zullen op grond van artikel 6 van deze regeling in gelijke delen over de deelnemende gemeenten worden verdeeld.

Er zal voor de uitvoering van deze regeling alleen sprake zijn van personeelskosten die betrekking hebben op het uitvoeren van een adviesplicht.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat het bureau Erfgoed van de gemeente Hoorn advies geeft en de bewuste gemeente zelf de benodigde vergunningen dient te verlenen. De archeologische adviseur treedt gemandateerd namens de gemeente op als Bevoegd Gezag. Bij deze gemeenschappelijke regeling is geen sprake van een overheveling van de bestuursbevoegdheid, waar ook het verlenen van vergunningen onder valt.

Onder de kosten genoemd in artikel 6 lid 1 worden tenminste verstaan de kosten van aanstelling, huisvesting, begeleiding, disciplinaire maatregelen, ontslag(vergoeding) en kosten van rechtsbijstand, kosten in- en buiten rechte en interne uren van ambtenaren van de dienstverlenende gemeente als werkgever verbandhoudende met de meer dan normale kosten als bedoeld in lid 3 van dit artikel, van het in dienst hebben van een werknemer.

Naast doelstellingen als een afgestemd erfgoedbeleid en op elkaar aansluitend archeologisch onderzoek dat tot betere inzichten voor de regio leidt, is kostenbeperking een belangrijke doelstelling voor het samenwerkingsverband. Omdat hier geen sprake is van commerciële doelstellingen is transparantie betreffende de kostenstructuur van de diensten een belangrijk uitgangspunt. In de kostprijs die zal worden vastgesteld is kostendekkend en er zijn geen winstmarges en risico-opslagen in meegenomen. In commerciële situaties is dat wel het geval.

Tussen de deelnemende gemeente is afgesproken dat iedere gemeente voor een proportioneel deel bijdraagt aan de regioarcheoloog. De kosten per gemeente fluctueren voor de jaren 2012-2013 tussen de € 10.000,-- en € 25.000,-- per jaar. Dit bedrag is inclusief alle salaris- en overheadkosten en exclusief BTW. Het aantal uren per gemeente is verschillend, maart altijd inclusief 50 uur voor algemene zaken. Dreigt overstijging van het aantal beoogde uren per gemeente, dan wordt hierover direct teruggekoppeld. Bij significant minderwerk (>15%) zal verrekening plaatsvinden. De bijdrage van de Gemeente Hoorn bestaat uit gekapitaliseerde diensten en middelen ten behoeve van de archeologie-regio met een omvang van € 10.000,--, afkomstig uit de reeds bestaande facilitaire middelen en overige diensten.

Is specifieke externe expertise nodig die het taakveld van de archeologisch adviseur overstijgt, dan kan deze na goedvinden van de betreffende gemeente worden aangetrokken.

Hiermee wordt afgeweken van in 2006 vastgestelde uniforme tarifering voor vergoeding van diensten die de gemeente hoorn in regionaal verband uitvoert.

De Raad van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012

Aldus besloten in de vergadering d.d. 17 april 2012

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 17 april 2012

Hoorn, 17 april 2012

de griffier,                             de voorzitter