Inrittenbeleid 2015 gemeente Asten

Geldend van 01-06-2015 t/m heden

Intitulé

Inrittenbeleid 2015 gemeente Asten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

Vergadering d.d. 19 mei 2015;

Besluit vast te stellen:

Inrittenbeleid 2015 gemeente Asten

1 1 Inleiding

Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Voor de leesbaarheid noemen we deze termen in de rest van dit voorstel een ‘inrit’. In deze notitie worden enkel inritten naar ‘bestemmingen’ (bijvoorbeeld woningen, bedrijven) behandeld.

1.1 Aanleiding

In de gemeente Asten is het verboden zonder vergunning een inrit te maken of te veranderen. Op grond van de Wabo in combinatie met de APV, kan hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In de APV zijn voor deze vergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Bovendien kan de gemeente, ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is vereist, voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning. Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan een kader op basis waarvan vergunningsaanvragen voor inritten worden getoetst. Dit beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie).

1.2 Doelstelling

De doelstelling van onderhavig beleid is een helder en formeel kader te scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van inritten zijn vastgelegd.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op het wettelijk kader voor het inrittenbeleid. In hoofdstuk 3 is het beleid nader geformuleerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitvoeringsaspecten en tenslotte in hoofdstuk 5 zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

2 De wettelijke basis

Met betrekking tot het maken of veranderen van een inrit is diverse wet- en regelgeving van belang. Hieronder wordt kort op deze wet- en regelgeving ingegaan.

2.1 Wabo

In de Wabo is in artikel 2.2 lid 1 sub e het volgende opgenomen:

“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

e.een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.”

2.2 Wegenwet

Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg het uitwegen hierop in beginsel gedogen. Ten einde de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in de APV artikel 2:12. “Maken en veranderen van een uitweg” en daarmee de wettelijke basis voor dit inrittenbeleid.

2.3 APV

In de APV wordt in artikel 2:12 lid 1 bepaald dat het verboden is om zonder (omgevings)vergunning van het college van burgemeester en wethouders een inrit naar de openbare weg te maken dan wel deze te veranderen. In artikel 2:12 lid 2 staan criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd.

Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant.

  • 4.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

  • 2.

    4 Bestemmingsplannen

Aanvragen worden altijd getoetst aan het geldende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor een inrit.

3 Weigeringsgronden APV voor inritten

Voor iedere inrit, binnen of buiten de bebouwde kom, moet een vergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag voor een inritvergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden van de APV. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college van burgemeester en wethouders aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen. Afwijking van de beleidsregels is altijd mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.

3.1 Bruikbaarheid van de weg

Dit criterium heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de inrit kan hebben op de functie van de weg.

Een inrit wordt geweigerd indien:

  • a.

    het aanleggen van een inrit ten koste gaat van een of meerdere openbare parkeermogelijkheden. Kader voor afweging vormt het parkeerbeleid binnen het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) en de nota parkeernormen;

  • b.

    de inrit tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of ander obstakel dienen te worden verplaatst, terwijl er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het obstakel is met de eigenaar.

3.2 Doelmatig en veilig gebruik van de weg

Een inrit wordt geweigerd indien de inrit komt te liggen:

  • a.

    op een plaats waar door de inrit de verkeersveiligheid in gevaar komt;

  • b.

    aan een gebiedsontsluitingsweg. Voor een overzicht van de wegencategorisering in de gemeente Asten, zie bijlage 1;

  • c.

    op of nabij een rotonde, kruising of splitsing van wegen;

  • d.

    op of nabij een voetgangersoversteekplaats;

  • e.

    op of nabij een bushalte;

  • f.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • g.

    op een plaats waar de inrit op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat pad moet worden bereden om vanaf de openbare weg het perceel te bereiken;

  • h.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden;

  • i.

    op een plaats waar het zicht vanaf de inrit op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is voor verkeer en er alternatieven zijn of de aanvraag een 2e inrit betreft.

3.3 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Een inrit van een woning wordt geweigerd indien:

  • a.

    aansluitend aan de inrit op eigen terrein geen minimale ruimte van 5 meter lang en / of 2,5 meter breed beschikbaar is;

  • b.

    er minder dan 2,5 meter ruimte is op eigen terrein naast de woning zodat het leidt tot parkeren in de voortuin van de woning;

  • c.

    een inrit afwijkt van de volgende maximale breedtes:

    • o

      voor een enkele particuliere inrit: 4,5 meter, figuur A

    • o

      voor een dubbele particuliere inrit t.b.v. één woning: 6,5 meter, figuur B

    • o

      voor een dubbele particuliere inrit t.b.v. twee woningen: 8 meter, figuur B

    • o

      voor een enkele particuliere inrit buiten bebouwde kom: 8 meter

  • d.

    de aanvraag een tweede inrit of meerdere betreft, tenzij alle inritten benodigd zijn voor een legaal gerealiseerde garage of carport en deze niet via bestaande mogelijkheden te bereiken is, figuur C;

  • e.

    de inrit leidt tot parkeren in de voortuin van tussenwoningen, figuur D;

  • f.

    de inrit in strijd is met het geldende inrichtings-, bestemmings- en/of definitief beeldkwaliteitsplan;

  • g.

    naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

Ad 1) Voor een inrit naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere inrit buiten de bebouwde kom.

Een inrit van een bedrijf wordt geweigerd indien:

  • a.

    een inrit bij bedrijf afwijkt van de maximale breedte van 8 meter.

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op meerdere inritten.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 32 meter wordt maximaal 1 inrit toegestaan. Twee inritten, welke samen een maximale breedte van 8 hebben wordt toegestaan, indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet dan minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig zijn en de kavelbreedte van het perceel bedraagt tenminste 16 meter.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 32 meter worden maximaal 2 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig is.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 64 meter zijn maximaal 3 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen elke inrit aanwezig is.

Ad 1) Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen inritten voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan en de parkeerdruk op straat hiermee wordt verlicht.

Ad 2) Bij inritten buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Voor aan-huis gebonden beroepen gelden dezelfde regels als voor een woning.

3.4 Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

Een inrit wordt geweigerd indien:

  • a.

    schade aan een monumentale boom of aan de groeiplaats van een monumentale boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kap onvermijdelijk is;

  • b.

    schade aan een kapvergunningplichtige boom of aan de groeiplaats van een kapvergunningplichtige boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kap onvermijdelijk is;

  • c.

    de inrit dichter dan 2 meter van de buitenzijde van de stam van een boom ligt;

  • d.

    de inrit gelegen is in de hoofdgroenstructuur;

  • e.

    de inrit reststukken haag (<5 m1) of reststukken groen (< 5 m2) veroorzaakt.

Tenzij het voor de punten b t/m e een eerste inrit betreft en geen alternatief voorhanden is. Er worden dan voorwaarden opgenomen in de vergunning, bijvoorbeeld een smallere inrit of een inrit met technische aanpassingen. Een tweede inrit wordt op deze gronden geweigerd.

4 Uitvoeringsaspecten

Bij het aanleggen van inritten hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in inritten binnen de bebouwde kom onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig en inritten buiten de bebouwde kom.

4.1 Algemeen

Algemene uitgangspunten bij de aanleg van inritten:

  • -

    Voor iedere inrit dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Indien mogelijk dient de vergunning gelijktijdig met de omgevingsvergunning activiteit bouwen te worden aangevraagd;

  • -

    Legeskosten ten behoeve van de vergunning komen voor rekening van de aanvrager;

  • -

    Alle daadwerkelijk gemaakte kosten ten behoeve van de aanleg van de inrit (inclusief eventuele extra maatregelen zoals verplaatsen van een lichtmast, kolken, groenvoorziening en kabels en leidingen) worden in rekening gebracht bij de aanvrager, tenzij:

o er sprake is van een reconstructie of (her)inrichting of

o er sprake is van een nieuwbouwlocatie waarbij de fase woonrijp maken nog niet is afgerond;

  • -

    Onderhoud aan inritten op gemeentegrond geschiedt door de gemeente.

4.2 Binnen de bebouwde kom

Voor inritten binnen de bebouwde kom gelden een aantal specifieke uitgangspunten, onderverdeeld in particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig.

Algemeen:

-De aanleg van een inrit op gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een inrit.

Particuliere inritten:

-De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:

o Inritblokken;

o Verlaagde trottoirbanden;

o Inritblokken (hoekstukken) met tussenliggende betonstraatstenen.

Voor de standaard inritconstructies zie bijlage 3.

Particuliere inritten op nieuwbouwlocaties:

  • -

    In de fase woonrijp maken legt de gemeente uit eigen beweging en op eigen kosten een standaard inrit aan voor woningen met een garage of carport;

  • -

    De exacte locatie van de inrit wordt door de gemeente bepaald aan de hand van het door de gemeente vastgestelde matenplan;

  • -

    Indien een wijziging (tweede inrit of verbreden) van de standaard inrit na de fase woonrijp maken wordt aangevraagd, geldt dat de kosten voor de aanleg van deze wijziging in rekening worden gebracht bij de aanvrager. Hiervoor is dan een nieuwe inritvergunning nodig.

Afmetingen inritbreedte enkele particuliere inrit

Breedte inrit op eigen terrein Maxi. breedte openbaar gebied

2,5 meter 3,5 meter

3,0 meter 4,0 meter

3,5 meter 4,5 meter

4,0 meter 4,5 meter

4,5 meter 4,5 meter

Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit

Breedte inrit op eigen terrein Max. breedte openbaar gebied

5,0 meter 6,0 meter

5,5 meter 6,5 meter

6,0 meter 6,5 meter

6,5 meter 6,5 meter

7,0 meter 6,5 meter

Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit t.b.v. twee woningen

Breedte inrit op eigen terrein Max. breedte openbaar gebied (twee woningen)

5,0 meter 6,0 meter

6,0 meter 7,0 meter

7,0 meter 8,0 meter

8,0 meter 8,0 meter

Bedrijfsmatige inritten:

Kavelbreedte bedrijvenperceel Max. breedte /max aantal

< 32,0 meter 8,0 meter/1 stuk

< 32,0 meter 4,0 meter/2 stuks*

32,0 -64,0 meter 8,0 meter/2 stuks

> 64,0 meter 8,0 meter/3 stuks

* Indien het één in- en één uitrit (beide éénrichting) betreft. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat het twee aparte inritten zijn. De maximale breedte is 8 meter voor beide inritten samen.

De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:

o Fundering van 25 cm;

o Brekerzand 5 cm;

o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;

o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;

o Voor de standaard inritconstructies zie bijlage 3

.

4.3 Buiten de bebouwde kom

Voor inritten buiten de bebouwde kom/inritten naar landbouwpercelen gelden een aantal specifieke uitgangspunten:

  • -

    Voor inritten buiten de bebouwde kom geldt dat de aanvrager de inrit zelf mag (laten) aanleggen voor eigen rekening. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. Als er gegraven wordt moet er een KLIC melding gedaan worden. De KLIC melding kan worden gedaan via www. Kadaster.nl/klic. Voor vragen is het Kadaster telefonisch bereikbaar op telefoonnummer 0800-0080;

  • -

    De constructie bestaat in principe uit:

o Fundering van 25 cm;

o Brekerzand 5 cm;

o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;

o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;

o Er mag geen gesloten verharding (asfalt en of beton) worden aangebracht.

  • -

    De inrit moeten voldoende breed aangelegd worden om zo schade aan de verhardingen, bermen en groenstroken te voorkomen;

  • -

    De eigenaar dient na aanleg zijn inrit goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de inrit en schade zoveel mogelijk te voorkomen;

  • -

    Indien de eigenaar zijn inrit niet goed beheerd wordt de inrit hersteld door de gemeente op kosten van de eigenaar;

  • -

    Bij het verlenen van een inritvergunning in het buitengebied in de buurt van bomen (buitenkant inrit minder dan 3 m van de buitenzijde van de stam) wordt de inrit, net zoals binnen de kom, door de gemeente aangelegd wordt. De kosten voor de aanleg van de inrit zijn dan voor de aanvrager;

  • -

    Ingeval de inrit over een sloot/watergang gaat, dient er tevens een dam met duiker (of een brug) aangelegd te worden. Het kan zijn dat hiervoor een watervergunning aangevraagd moet worden of een melding gedaan moet worden bij waterschap Aa en Maas op basis van de Keur. Informatie hierover is te vinden op www.aaenmaas.nl of www.brabantkeur.nl. Ook kan het zijn dat u toestemming dient te krijgen van de gemeente als eigenaar/aangelande van de sloot/watergang.

4.4 Verplaatsen inrit

Ook hiervoor geldt dat er een vergunning moet worden aangevraagd. De aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden van de APV alsmede aan de uitgangspunten van dit hoofdstuk, waarbij de volgende aanvullende bepalingen tevens in acht worden genomen:

  • a.

    de te vervallen inrit moet worden verwijderd door of in opdracht van de gemeente Asten. De kosten voor het verplaatsen van de inrit zijn dan voor de aanvrager;

  • b.

    de vrijgekomen ruimte van de vervallen inrit dient te worden hersteld naar de omgevingssituatie door of in opdracht van de gemeente Asten. Deze kosten zijn voor de aanvrager.

5 Overgangs- en slotbepalingen

5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad en treden in werking op 1 juni 2015.

5.2 Overgangsbepaling

Vergunningen verleend op basis van de APV juncto Wabo genomen vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels gelden als vergunningen verleend krachtens deze beleidsregels. Ook wanneer een eerder toegestane inrit, in strijd is met het nieuwe beleid, is het nieuwe beleid niet van toepassing.

5.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Inrittenbeleid gemeente Asten 2015.

Bijlage Begrippenlijst Tekeningen en foto

Afkortingen en begrippenlijst

Tekeningen en foto