Treasurystatuut 2015 gemeente Druten

Geldend van 04-06-2015 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut 2015 gemeente Druten

Gelezen het voorstel van het college van 12 mei 2015;

Gelet op artikel 147, 149 en 212 van de Gemeentewet, de Financiële Verordening van de gemeente Druten

Besluit:

Het Treasurystatuut gemeente Druten 2015 vast te stellen.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 28 mei 2015.

Titeldeel 1 Inleiding

Paragraaf 1.1 Leeswijzer

Dit statuut geeft het kader (de spelregels) van de gemeenteraad voor het college van burgemeester en wethouders over de treasuryfunctie. Het treasurystatuut is opgenomen als hoofdstuk 3 en treedt in de plaats van het treasurystatuut zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 9 december 2010. Het statuut kent de volgende opzet:

- In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de thans voorliggende wijzigingsvoorstellen van het treasurystatuut uit 2010;

- In hoofdstuk 2 wordt een nadere uitleg gegeven van het onderwerp treasury. Hierbij wordt tevens ingegaan op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving;

- In hoofdstuk 3 is het treasurystatuut opgenomen dat door het college aan de gemeenteraad wordt aangeboden ter vaststelling;

- In hoofdstuk 4 is de memorie van toelichting op het treasurystatuut opgenomen.

Titeldeel 2 Treasury en wet- en regelgeving

Paragraaf 2.1 Algemeen

De treasuryfunctie kan worden gedefinieerd als het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op: de financiële vermogenwaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Ingevolge de Wet fido is in de gemeente Druten een tweetal instrumenten werkzaam op het gebied van treasury: allereerst het onderhavige treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen, limieten en administratieve organisatie en interne controle. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante uitvoering van het treasurybeleid en verantwoording achteraf mogelijk. Naast dit treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een financieringsparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarstukken. De financieringsparagraaf geeft de kaders voor de uitvoering van de treasury (begroting) en verantwoordingsinformatie over de uitvoering (jaarrekening).

Paragraaf 2.2 Wet- en regelgeving

Met de invoering van de Wet fido per 1 januari 2001 is in de gemeentewet in artikel 212 opgenomen dat in de financiële verordening de regels over de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie deint te bevatten.

Als gevolg van de evaluatie van de Wet fido is de gemeentewet aangepast op het duale stelsel. Artikel 212 brengt de bevoegdheid over het beheer van de administratieve organisatie van de treasuryfunctie terug bij het college. De raad is en blijft bevoegd om de kaders aan te geven voor het beheer van de treasuryfunctie in het treasurystatuut.

De Regeling uitzetting en derivaten decentrale overheden (ruddo) beperkt zich tot regelgeving over het uitzetten van gelden. Deze wet geeft regels voor eenduidige toepasbaarheid. Decentrale overheden hebben hun eigen verantwoordelijkheid voor het door hen te voeren treasurybeleid. De uniforme regels van de wet zijn desgewenst aan te scherpen in het eigen treasurybeleid.

In het thans voorliggende treasurystatuut is volledig rekening gehouden met de regelgeving zoals opgenomen in de wet fido en de regeling ruddo.

Paragraaf 2.3 Uitgangspunten treasury

Transparantie in beleid en uitvoering

Middels het treasurystatuut wordt inzicht verschaft in de doelstellingen van het treasurybeleid, de inrichting van de treasuryfunctie, de regeling van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden en de informatievoorziening over de uitvoering van het treasurybeleid.

Prudent beheer van gemeenschapsgelden

Bij het aangaan van transacties worden specifieke eisen gesteld aan tegenpartijen, het karakter en het gebruik van instrumenten.

Beheersing van de financiële risico’s

In het treasurystatuut wordt, overeenkomstig de eisen van de wetgever, uitgegaan van een beperking van de financiële risico’s die samengaan met de uitoefening van de treasuryfunctie.

Schatkistbankieren

In december 2013 voerde de rijksoverheid het schatkistbankieren in. Er wordt aan de wet invulling gegeven door indien nodig onze overtollige liquide middelen naar ’s Rijks schatkist over te maken. Hiervoor heeft het Rijk een rekening-courantrekening beschikbaar gesteld. Dit is een rekening waarop de gemeente Druten haar overtollige liquide middelen bij het Rijk aanhoudt. Er kan dagelijks geld naartoe of vanaf worden geboekt. Hiermee wordt gewaarborgd dat het geld beschikbaar blijft voor de publieke taak.

Titeldeel 3 Treasurystatuut

Afdeling Titel 1 Begrippenkader

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Begrotingstotaal

De totale lasten op de begroting;

- Deposito

Tijdelijk uitgezette middelen voor korte termijn;

- Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- Financiële onderneming

Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingdiensten mag verlenen, rechten van een deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden of het bedrijf van een verzekeraar mag uitoefenen;

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

- Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlening

Opname of uitzetting van geldmiddelen voor korte termijn van 1 week tot 12 maanden;

- Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet heeft betrekking op financieringsvormen met een looptijd tot maximaal 1 jaar;

- Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Kortlopend

Termijn kleiner dan 1 jaar;

- Kredietrisico

Het risico dat uitgezette (belegde) middelen niet worden terugontvangen;

- Langlopend

Termijn gelijk aan of groter dan 1 jaar;

- Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitsplanning

Een prognose van inkomende en uitgaande geldstromen ingedeeld per tijdseenheid;

- Liquiditeitsbehoefte

Behoefte aan geldmiddelen;

- Onderhandse lening

Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij worden overeengekomen. Een dergelijke lening is moeilijk verhandelbaar;

- Prudent karakter

Uitzettingen hebben een prudent karakter wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, te weten voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de instrumenten van uitzetting;

- Rating

Kredietwaardigheidsbeoordeling van debiteuren door instituten zoals Moody’s, Standard & Poors (S&P) en Fitch. Een rating is de inschatting van de kans op wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in;

- Rente instrumenten

Afgeleide financiële instrumenten om posities af te schermen of in te dekken, het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met als onderliggende waarde een geldlening of belegging. Niet de geldlening zelf wordt verhandeld, maar bijvoorbeeld het recht deze te kopen of verkopen tegen vooraf bepaalde voorwaarden. Ook het recht om op een toekomstig tijdstip de rente vast te stellen op een bepaalde wijze kan in een contract worden geregeld. Zie ook “Derivaten”;

- Renterisico

Het effect op de financiële resultaten van de gemeente door renteontwikkelingen;

- Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden. De renterisiconorm heeft betrekking op financieringsvormen met een looptijd langer dan 1 jaar;

- Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkelingen;

- Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Risicobeheer

De uitvoering van het risicomanagement;

- Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Solvabiliteitsratio

De solvabiliteitsratio is een maatstaf die de verhouding weergeeft tussen het eigen en het vreemd vermogen. De solvabiliteitsratio is gedefinieerd als het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal.

- Solvabiliteitsratio van 0%

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt ondermeer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties);

- Treasury

Alle activiteiten die zich richten op het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s;

- Treasuryfunctie

Uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

- Treasuryparagraaf

Onderdeel van de programmabegroting en het jaarverslag waarin, voor de uitvoering van de treasuryfunctie, de beleidsplannen respectievelijk de realisatie van deze beleidsplannen voor het begrotingsjaar zijn opgenomen;

- Treasurystatuut

Hierin wordt het treasurybeleid vastgelegd;

- Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

- Vaste schuld

Alle aangegane geldleningen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer bij aangaan van de lening;

- Vlottende schuld

Alle aangegane geldleningen met een looptijd korter dan één jaar, de schulden die in rekening-courant worden aangehouden de voor een periode korter dan één jaar ontvangen waarborgsommen.

Afdeling Titel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

  • 1 De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

    1. Het verkrijgen en handhaven van toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities (financierings- en beleggingsfunctie);

  • 2 2. Het zoveel mogelijk beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals rente-, koers-, krediet-, valuta en liquiditeitsrisico (risicomanagementfunctie);

  • 3 3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4 4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5 5. Het opzetten en onderhouden van een goede en efficiënte financiële infrastructuur voor het beheer van de geldstromen en posities;

  • 6 6. Het realiseren van adequate informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

Titeldeel Titel 3 Risicobeheer

Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

  • 1 Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

    1. De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen;

  • 2 2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3 3. Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Renterisicobeheer

Artikel 4

  • 1 1. De kasgeldlimiet mag conform de Wet fido maximaal twee opeenvolgende kwartalen overschreden worden;

  • 2 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5 5. De rentevisie van de gemeente in de treasuryparagraaf is gebaseerd op de visie van de huisbankier;

  • 6 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Koersrisicobeheer

Artikel 5

  • 1 1. Koersrisico’s worden in de gemeente uitgesloten door alleen financieringen en uitzettingen aan te gaan in euro’s.

  • 2 2. Het uitzetten van financiële middelen is enkel nog mogelijk in de schatkist van het Rijk. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld en deposito’s.

  • 3 3. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Kredietrisicobeheer

Artikel 6

  • 1 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury geldt het volgende uitgangspunt:

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij de schatkist van het Rijk;

  • 2 2. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een actuele liquiditeitenplanning.

Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Titeldeel Titel 4 Financiering, Langlopende uitzettingen en relatiebeheer

Financiering

Artikel 9

  • 1 Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

    1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2 2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4 4. De gemeente vraagt telefonisch offertes op bij minimaal twee instellingen, waaronder de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken. De gemeente legt de telefonisch verkregen offertes vast in een proces verbaal.

Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Door de invoering van schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag) te storten in de schatkist van het Rijk.

Relatiebeheer

Artikel 11

  • 1 De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

    1. Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 2 2. Financiële instellingen dienen ten minste een A-rating te hebben van twee van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA en dienen gevestigd te zijn in landen die voldoen aan de vereisten van Ruddo;

  • 3 3. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarbij een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Titeldeel Titel 5 Kasbeheer

Geldstromenbeheer

Artikel 12

  • 1 Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

    1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2 2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

    Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

  • 1 Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

    1. De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2 2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke kasgeldlimiet. Een overschrijding van meer dan twee kwartalen wordt gemeld bij de toezichthouder;

  • 3 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

Titeldeel Titel 6 Administratieve organisatie en interne controle

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

  • 1 In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

    1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2 2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3 3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    c. de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4 4. Bij afwezigheid van medewerkers treedt een vervangingsregeling in werking om voortgang van de dagelijkse werkzaamheden te garanderen;

Verantwoordelijkheden

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Treasuryfunctie

De portefeuillehouder Financiën

De controller

Adviseur financieel beleid

De budgetbeheerders

Artikel 16 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

1. Betalingen en ontvangsten in pijplijn

Dagelijks

Kassier/ heffings- en invorderingsambt.

Adviseur financieel beleid

2. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Permanent / Incidenteel

Budgetbeheerders

Adviseur financieel beleid

3. Liquiditeitsprognose lange termijn

Jaarlijks

Adviseur financieel beleid

Controller/portefeuillehouder

4. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Adviseur financieel beleid

Gemeenteraad

5. Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Adviseur financieel beleid

Gemeenteraad

6. Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via voor- en najaarsrapportage

Halfjaarlijks

Adviseur financieel beleid

Gemeenteraad

7. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Adviseur financieel beleid

Derden

Titeldeel Titel 7 Slotbepalingen

Inwerkingtreding

Artikel 17

Dit treasurystatuut treedt in werking daags na bekendmaking.

Artikel 18

Op het moment van inwerkingtreding van dit statuut wordt de voorgaande versie van dit statuut, vastgesteld door de raad op 9 december 2010, ingetrokken.

Artikel 19

Dit statuut kan worden aangehaald als “Treasurystatuut 2015 gemeente Druten”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad 28 mei 2015
De raadsgriffier, De voorzitter,
mw. E.E.M. Dreier-Haefkens MSc. drs. L.J.E.M. van Riswijk

Toelichting 1 Memorie van toelichting

Toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dit gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Middels de limieten en richtlijnen wordt het risicoprofiel van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningenportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasury moet waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, valutarisico’s en interne liquiditeitsrisico’s Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de publieke taak waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak en het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “De gemeenteraad bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten wordt gebruik van derivaten niet toegestaan.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. De gemiddelde omvang van de netto vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Indien in drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet wordt overschreden, dient de toezichthouder daarvan op de hoogte te worden gesteld.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren.

Artikel 5 lid 1

Interne koersrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente de overtollige middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet bij het Rijk en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente vervroegd de middelen van een deposito moet opnemen tegen de actuele marktwaarde en dat dat het vervroegd opnemen van een deposit0 kan leiden tot negatieve gevolgen voor de financiële resultaten.

Artikel 5 lid 2

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de hele organisatie zijn gepland.

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team advies en ondersteuning juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag, de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist De gemeente heeft hiervoor een nieuwe rekening bij de BNG geopend, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).

Ge gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente Voor gemeente Druten is het drempelbedrag gelijk aan 0.75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.

Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s. Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarbij een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3 en 4) en verantwoordingsinformatie (punt 5, 6 en 7). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 16 punt 2

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).