Regeling vervallen per 01-01-2024

BOMENVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM 2015

Geldend van 01-06-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

BOMENVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM 2015

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 mei 2015;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Boswet en de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, levend of afgestorven, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 30 cm omtrek op 1,30 meter boven maaiveld;

    • b.

      openbare boom: een boom in de openbare ruimte (eigendom van gemeente, provincie, waterschap, rijk);

    • c.

      particuliere boom: bomen in particulier eigendom;

    • d.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken;

    • e.

      bijzondere boom: houtopstand die vermeld wordt op de lijst met bijzondere bomen zoals vermeld in artikel 11, lid 1 van deze verordening;

    • f.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • g.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • h.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

    • i.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • j.

      bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstanden, op basis van de landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;

  • 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, kappen, met inbegrip van verplanten, snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume, met inbegrip van kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het verbod in lid 1 geldt niet voor openbare bomen met een stamomtrek van minder of gelijk aan 60 centimeter op 1.30 m. hoogte boven het maaiveld. Als een boom meerstammig is, is de omtrek van de dikste stam van doorslaggevende betekenis voor het vellen van de gehele boom.

  • 3. Het verbod in lid 1 geldt niet voor particuliere bomen met een stamomtrek van minder of gelijk aan 120 centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. Als een boom meerstammig is, is de omtrek van de dikste stam van doorslaggevende betekenis voor het vellen van de gehele boom.

  • 4. Het verbod in lid 1 geldt niet voor houtopstanden binnen de bebouwde kom, uitgezonderd:

    • a.

      houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen en een grotere oppervlakte bestaan dan 1000 m2;

    • b.

      openbare bomen met een stamomtrek van meer dan 60 centimeter;

    • c.

      particuliere bomen met een stamomtrek van meer dan 120 centimeter;

    • d.

      bomen die zijn geïnventariseerd en geplaatst op de bijzondere bomenlijst;

  • 5. Het verbod in lid 1 geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom boswet, uitgezonderd:

    • a.

      openbare bomen met een stamomtrek van meer dan 60 centimeter;

    • b.

      particuliere bomen met een stamomtrek van meer dan 120 centimeter;

    • c.

      bomen die zijn geïnventariseerd en geplaatst op de bijzondere bomenlijst.

  • 6. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen, en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, niet gelegen binnen de bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

  • 7. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikel 10 van deze verordening;

    • b.

      houtopstand die moet worden geveld op grond van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid op last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8 van deze verordening;

    • c.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel, ter uitvoering van het reguliere onderhoud, bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • e.

      dunning en ander regulier onderhoud; dunning is een velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

  • 1. De omgevingsvergunning voor de activiteit kappen moet door middel van het aanvraagformulier en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Het college beslist omtrent een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen binnen acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 4: Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan de omgevingsvergunning voor de activiteit kappen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning mede de boomwaarde als motivering hanteren.

  • 3. Geen vergunning om te vellen wordt verleend voor houtopstand voorkomende op de in artikel 11 genoemde lijst van bijzondere bomen, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang of grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid.

Artikel 5: Openbaarmaking

Van een besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad na verzending aan de aanvrager.

Artikel 6: Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het onherroepelijk zijn gebruik is gemaakt.

Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden dat in geval van ruimtegebrek voor herplant ter plaatse het bedrag van de boomwaarde in het bomenfonds dient te worden gestort voor de aanplant van bomen met dezelfde functie elders.

  • 4. Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden waarbij aanwijzingen worden gegeven ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5. Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden dat van de vergunning geen gebruik mag worden gemaakt totdat andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Degene aan wie een verplichting of een voorschrift als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 8: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • -

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • -

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.

  • 4. Degene aan wie een verplichting of een voorschrift met een voorziening als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid van de Boswet.

Artikel 10: Bestrijding van iepziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 11: Bijzondere bomen

  • 1. Het college stelt een lijst op met bijzondere bomen. Op deze lijst wordt vermeld: de plaatselijke aanduiding, de naam van de eigenaar en een beschrijving van de houtopstand met foto’s en een kaart met de exacte situering van de houtopstand.

  • 2. Deze lijst omvat de houtopstanden die voorkomen in het nationale register van monumentale bomen van de landelijke Bomenstichting, lokaal bijzondere bomen en herdenkingsbomen ongeacht hun leeftijd.

  • 3. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst met bijzondere bomen is verplicht het college onmiddellijk mededeling te doen van:

  • - eigendomsoverdracht van de houtopstand;

  • - het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

  • - de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

ARTIKEL 12: Bescherming bomen

  • 1.Het is verboden om houtopstanden, die gemeentelijk eigendom zijn:

  • - te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

  • - daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

    2.Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke voor het wegverkeer het benodigde vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

ARTIKEL 14: Afstand tot erfgrenslijn

De afstand voor het planten van een houtopstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15: Strafbepaling

1.Degene, die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 10, tweede, derde of vierde lid, of in artikel 12, eerste of tweede lid, wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

2.Bij de strafmaatbepaling kan rekening gehouden worden met de boomwaarde.

Artikel 16: Toezichthouders

Met het toezicht houden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 17: Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2015.

  • 2.

    Terzelfder tijd wordt ingetrokken de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2010.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde verordening blijft van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend en waarop op het moment van in werking treden van deze verordening nog niet is beschikt.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem
in zijn vergadering van 28 mei 2015,
griffier voorzitter

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BOMENVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM 2015

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.

    a. Boom: de definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie speelt vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 30 centimeter omtrek is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt de minimumgrootte niet voor aanplant opgelegd in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 30 centimeter omtrek en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van ‘boomgelijke’ struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen. Het begrip ‘afgestorven’ is opgenomen om ook dode bomen te beschermen. Hiervoor zijn verschillende redenen. De eerste reden is dat in het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is. De tweede reden is dat het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen kapvergunning meer nodig is.

  • d.

    Houtopstand: opgenomen is de omschrijving ‘een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken’. Meer algemeen is hier bedoeld: ongesnoeide of slechts weinig gesnoeide, natuurlijk uitgegroeide hagen, die hoger zijn dan 3 meter. Vanwege de grote ecologische en/of landschappelijke waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming van belang. Er staat ‘begroeiing’ in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Evenals voor de houtwal geldt voor een (lint)begroeiing van heesters en struiken dat het om een ‘grotere’ begroeiing, dus ‘van enige omvang’ moet gaan. In ieder geval zijn de lager dan 3 meter, gesnoeide hagen in tuinen of op erven niet bedoeld.

  • e.

    Bijzondere boom: voor nadere omschrijving van de aanwijzingscriteria zie toelichting bij artikel 11 lid 1.

  • f.

    Hakhout: de definitie van hakhout is opgenomen, omdat nog steeds binnen de gemeentegrenzen, zij het sporadisch, dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die een op zich te beschermen waarde vormt. Opgenomen is tevens ‘boomvormers’, ofwel opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard en omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.

  • g.

    Knotten/kandelaberen: deze begripsomschrijving is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. De definitie biedt tevens de mogelijkheid om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 7 sub d. Ook geeft de definitie een vakkundige begrenzing van het begrip ‘geknot’ als vermeld in artikel 1, lid 1, sub g.

  • i.

    Boomwaarde: deze boomwaarde-bepaling is opgenomen om aan te sluiten op de landelijke eenheid in financiële benadering van houtopstand. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) stelt op grond van marktcijfers, CBS-statistiek en rechtspraak jaarlijks richtlijnen vast inzake de methodiek van het taxeren van bomen (www.boomtaxateur.nl).

  • j.

    Bomen effect analyse: waardevolle houtopstanden kunnen (ernstig) beschadigd of vernietigd worden door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of een boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

  • 2.

    Opgenomen is ‘zowel boven- als ondergronds’ om op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Binnen het vakgebied geldt dat bij achterstallige snoei niet meer dan 20% van de bladmassa mag worden gesnoeid. Als noodmaatregel kan eenmalig meer dan 20% gesnoeid (maximaal 30%). Door het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume kan het beeld worden aangetast. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat rigoureus snoeien vergunningplichtig is. Zoals bijvoorbeeld uitgesproken in de zaak ‘Slootjes’, HR 15 december 1992, JBR. Indien in voorkomende gevallen een vergunning wordt verleend, zal afhankelijk van de situatie de term ‘vergunning tot verplanten’, ‘vergunning tot kandelaberen’ of ‘vergunning tot knotten’ gehanteerd worden.

Artikel 2: Kapverbod

  • 6.

    De zinsnede dat het verbod niet geldt voor houtopstanden (artikel 15, lid 2 en lid 3 van de Boswet) is bepalend om vast te stellen of een houtopstand al of niet onder het kapverbod valt.

  • i.

    De term ‘fruitbomen’ wordt hier toegepast, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Het aangeduide artikel doelt in feite op fruitbomen en gaat erom bomen van commerciële fruittelers uit te zonderen. Aangezien in feite alle bomen letterlijk genomen als vruchtbomen beschouwd kunnen worden, is het beter om uit oogpunt van misbruik de term fruitboom te hanteren.

  • 7.

    a. De verwijzing naar de Plantenziektenwet is zinvol voor de handhaving van het Besluit bestrijding bacterievuur en eventuele toekomstige plantenziekten.

  • b.

    Dit lid zorgt ervoor dat in acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, er meteen gehandeld kan worden. Met nadruk geldt dat het om een acute probleemsituatie moet gaan. In geval het acute karakter opgelost kan worden door het treffen van alternatieve (tijdelijke) voorzieningen, is dit lid niet van toepassing.

  • c.

    Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat voor een reguliere onderhoudsmaatregel als het afzetten van hakhout een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen vereist is.

  • d.

    Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen nodig is voor (vakkundig) regulier knotten/kandelaberen van daarvoor geschikte knotbomen als beheermaatregel;

  • e.

    De begrippen ‘dunning’ en ‘ander regulier onderhoud’ kunnen op diverse wijzen worden geïnterpreteerd en bieden de (onbedoelde) mogelijkheid om houtopstanden te kappen om niet-bosbouwkundige redenen. In deze is van belang dat dunning en ander regulier onderhoud worden geïnterpreteerd naar vaste gewoonte (vakliteratuur) en rechtspraak. Met name over dunning is veel rechtspraak. Samenvattende conclusie uit jurisprudentie is dat dunning beschouwd moet worden als een normale onderhoudsregel en de gemeente niet een normale bedrijfshuishouding mag beperken.

Kort gezegd moet het bij interpretatie van dit lid gaan om een in het vak gebruikelijke en vakkundige beheersingreep met als primair doel bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand.

Artikel 4: Weigeringsgronden

1.De weigeringsgronden worden hier met name genoemd. In de aanhef staat ‘onder meer’: de genoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. Eén weigeringsgrond kan voldoende zijn om een vergunning te weigeren. De hier genoemde weigeringsgronden zijn in feite maatschappelijke waarden die aan bomen toegekend worden. Om deze meetbaar te maken, wordt gewerkt met meetbare waarderingscriteria: 1. Plaats in de ruimtelijke structuur; 2. Plaats in de ecologische structuur; 3. Zichtbaarheid; 4. Omvang en/of leeftijd; 5. Cultuurhistorische waarde; 6. Dendrologische waarde; 7. Educatieve waarde; 8. Toekomstverwachting. Deze waarderingscriteria zijn nader uitgewerkt in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’ en kunnen direct gekoppeld worden aan de onderscheiden weigeringsgronden: natuur- en milieuwaarden (2,4,8); landschappelijke waarden (1, 3, 4, 5, 6, 8); cultuurhistorische waarden (5); waarden van stads- en dorpsschoon (1, 3, 4, 5, 6, 8) en waarden voor recreatie en leefbaarheid (3, 4, 5, 6, 7, 8).

Artikel 5: Openbaarmaking

Dit artikel regelt dat derden-belanghebbenden in de gelegenheid gesteld worden eventueel bezwaar en beroep aan te tekenen. Nadere regels omtrent de openbaarmaking zijn vastgelegd in de notitie Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem.

Artikel 6: Vervaltermijn vergunning

Dit artikel is nodig om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder. De model Bomenverordening (1996) gaat uit van een vervaltermijn van 1 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, dus als er niet meer over geprocedeerd kan worden. Gezien de soms lange looptijd van projecten of beperkingen van de periode van kap als gevolg van het bepaalde in de Flora- en faunawet voorkomt een langere periode het onnodig opnieuw moeten aanvragen van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen.

In geval een vergunning na 2 jaar in het geheel niet gebruikt is, dan vervalt de vergunning. In geval de vergunning na 2 jaar slechts ten dele is gebruikt, betekent dit artikel dat na de gestelde termijn van twee jaar voor de resterende bomen een nieuwe aanvraag ingediend moet worden.

Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

3.De gemeente heeft een financiële voorziening ingesteld voor het storten van het bedrag van de boomwaarde en heeft nadere regels geformuleerd voor besteding van deze gelden (Bomenfonds). Deze financiële herplantplicht is praktisch gebleken en toegestaan door de Raad van State.

Artikel 8: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Als herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift wordt gesteld, dan kan iemand aan de oplegging van een herplantplicht ontkomen door zonder vergunning te vellen. Dit lid maakt het mogelijk bij vellingen zonder vergunning een zelfstandige herplantplicht op te leggen. Opgenomen is de zinsnede ‘dan wel op andere wijze is teniet gegaan’, zodat de zelfstandige herplantplicht ruimer toegepast kan worden. Bijvoorbeeld in geval een houtopstand verloren is gegaan door verwaarlozing, een calamiteit (bijv. storm), vellingen ingevolge de Plantenziektewet of in het kader van andere wettelijke bepalingen dan wel op natuurlijke wijze is gestorven.

  • 3.

    Door het opnemen van een instandhoudingsplicht kan opgetreden worden tegen al of niet opzettelijke ernstige bedreigingen die kunnen leiden tot het verloren gaan van een houtopstand. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om ophoging, afgraving, egaliseren van de bodem of het wijzigen van de grondwaterstand. In sommige gevallen kan er discussie ontstaan over het al of niet schadelijk zijn van te plegen c.q. gepleegde handelingen; in dergelijke gevallen kan de eigenaar opgelegd worden een boom effect analyse te overleggen waaruit blijkt dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging die kan leiden tot het verloren gaan van de houtopstand. De instandhoudingsplicht wordt nu expliciet benoemd, om onduidelijkheid hierover te voorkomen.

Artikel 9: Schadevergoeding

De schadevergoeding is bedoeld ter compensatie van kostenderving (houtopbrengst) bij het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen. Op grond van artikel 17 van de Boswet wordt bij weigering van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen op verzoek van de eigenaar of gebruiker een naar redelijkheid te bepalen schadevergoeding uit de gemeentekas toegekend, indien schade wordt geleden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Deze door de Boswet mogelijk gemaakte schadeloosstelling wegens vellen van houtopstand is door de rechter (Kroon), voor zover bekend, zelden of nooit toegekend en lijkt voor een theoretisch geval gedacht. De Boswet schrijft nog steeds opname van dit (schijnbaar overbodige) artikel voor.

Artikel 10: Bestrijding iepziekte

Een apart artikel over de bestrijding van iepziekte is nodig geworden, aangezien het Besluit bestrijding iepziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om op te treden tegen deze ziekte. Optreden tegen deze besmettelijke ziekte is dringend gewenst om de (nog resterende) iepen in de gemeente te behouden.

Belangrijk is de verplichting ter plaatse iepen te ontbasten en het slepen met besmette iepen te voorkomen. Opgenomen is een bijzondere bestuursdwang-bevoegdheid om vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.

Artikel 11: Bijzondere bomen

Dit artikel wijkt af van de modelbomenverordening. De modelbomenverordening geeft een aantal richtlijnen waaraan een lijst met bijzondere bomen moet voldoen, hoe de juridische bescherming verder geregeld kan worden (bijvoorbeeld opname in het bestemmingsplan), welke verplichtingen de gemeente zichzelf oplegt ten aanzien van de instandhouding van aangewezen bomen en een aanbeveling voor het instellen van een bomenfonds voor het onderhoud. Ten aanzien van weigering van een kapvergunning voor een bijzondere boom is wel een bepaling opgenomen in deze verordening ( artikel 4, lid 3).

Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting

Uit oogpunt van volledigheid en duidelijkheid is dit artikel expliciet opgenomen. Het gaat hier met nadruk om het benodigde vrije uitzicht en niet om een volledig vrij uitzicht. Een houtopstand mag het niet onmogelijk maken op een veilige manier verkeersmanoeuvres uit te voeren. Dit artikel is in eerste instantie bedoeld als handvat voor de gemeente om op te treden tegen houtopstanden op particulier terrein maar kan ook gelden voor openbare houtopstanden. In alle gevallen blijft het een beleidsafweging waarin ook andere aspecten dan verkeersveiligheid meewegen.

Artikel 14: Afstand tot de erfgrens

Artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek geeft in lid 2 de vrijheid aan gemeenten om in hun verordening kleinere afstanden vast te stellen dan de daar genoemde twee meter voor bomen en een halve meter voor heesters en heggen. Er zijn verschillende redenen aan te voeren om deze wettelijk bepaalde afstand te verkleinen:

  • -

    in het licht van de steeds kleinere tuinen in de nieuwe stedelijke uitbreidingen is er zodoende een ruimere mogelijkheid om een boom of haag te planten;

  • -

    in sommige gevallen worden gemeentelijke bomen dichter dan 2 meter uit de erfgrens geplant. Met opname van dit artikel wordt op voorhand juridische discussie hierover voorkomen;

  • -

    gezien de grote hoeveelheid van dit soort burengeschillen in ons land is het inperken van het aantal geschillen door verkleining van de afstand waarover geruzied kan worden, een belang op zich. In feite kan dit artikel indirect dus mede bijdragen aan de bestrijding en vermindering van burengeschillen, althans van de juridische aspecten van deze geschillen.

De formulering is verder standaard conform de model-bomenverordening en geldend in vele gemeenten.