Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Altena, Bergen op Zoom, Breda, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert houdende regels omtrent de GGD West-Brabant (Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant)

Geldend van 31-12-2019 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Altena, Bergen op Zoom, Breda, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert houdende regels omtrent de GGD West-Brabant (Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant)

De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk,Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht, en Zundert;

Overwegende dat

  • -

    ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de gemeenten zorgen voor de instellingen instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten;

  • -

    de gemeenten een hechte samenwerking bij de publieke gezondheid wenselijk vinden;

  • -

    de gemeenten daartoe een openbaar lichaam willen instellen waaraan zij bevoegdheden willenoverdragen en middelen ter beschikking willen stellen;

  • -

    door het bestuur en het beheer van het openbaar lichaam de gemeentebesturen zoveelmogelijk betrokken moeten blijven bij die belangenbehartiging;

  • -

    de financiële risico’s voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering zo laag mogelijkmoeten blijven;

  • -

    gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN:

onder gelijktijdige intrekking van de Regeling Openbare Gezondheidszorg West-Brabant vast testellen de

Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • -

      publieke gezondheidszorg: de gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderendemaatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen hetvoorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten;

    • -

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • -

      regeling: Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant;

    • -

      gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten;

    • -

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • -

      raad: raad van een gemeente;

    • -

      gedeputeerde staten: college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant;

    • -

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst West-Brabant;

    • -

      geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening zoals bedoeld in artikel 1 vande Wet veiligheidsregio’s;

    • -

      basistaken: de taken die de gemeenten wettelijk verplicht zijn af te nemen van de GGD ende taken die de gemeenten collectief willen afnemen zoals het algemeen bestuur die heeftaangewezen;

    • -

      aanvullende taken: taken die een gemeente boven de basistaken kan afnemen op basisvan afspraken met de GGD.

  • 2. Waar de regeling artikelen van de Gemeentewet of een andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing verklaart, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam: de GGD West-Brabant, gevestigd te Breda.

Hoofdstuk 2 Doel en taken

Artikel 3 Doel

  • 1. Het doel van deze regeling is: het behartigen van de belangen van de gemeenten op het gebiedvan de publieke gezondheid.

  • 2. De gemeenten houden de GGD in stand en zo nodig andere vormen van organisatie op hetgebied van de publieke gezondheid.

Artikel 4 Taken

  • 1. De gemeenten dragen aan de GGD de uitvoering op van gemeentelijke taken in de Wetpublieke gezondheid en van de toezichtstaken in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen.

  • 2. Gemeenten of derden kunnen aan de GGD de uitvoering opdragen van taken voor degeneeskundige hulpverlening en van andere taken.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt tenminste een maal per vier jaar de basistaken vast.

  • 4. De aanvullende taken zijn zo beschreven dat een gemeente op basis hiervan kan besluiten totafname op contractbasis.

Hoofdstuk 3 De bestuursorganen

Artikel 5 Het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten. Iedere gemeentewordt door één lid vertegenwoordigd.

  • 2. Elk college wijst dit lid uit zijn midden aan, zo spoedig mogelijk na de benoeming van dewethouders na de verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de wethouders van degemeente aftreden, als bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.

  • 4. Als een lid van het algemeen bestuur ophoudt lid van het college te zijn, eindigt ook zijnlidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college voorziet zo spoedig mogelijk in devacature en deelt de voorzitter dit binnen één week mee.

  • 5. Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van toepassing.

  • 6. Het college waarvan het algemeen bestuur een lid aanwijst als lid van het dagelijks bestuurheeft het recht een tweede lid van het algemeen bestuur aan te wijzen. Het bepaalde in deleden 3 tot en met 5 van dit artikel is van toepassing op deze leden.

  • 7. Wanneer het in lid 6 genoemde eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van hetdagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuuraan te wijzen.

  • 8. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 6 Het dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter en tenminste drie andere leden vanhet dagelijks bestuur aan. De voordracht van deze leden gebeurt:

    • -

      voor een lid: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van de gemeenten metmeer dan 100.000 inwoners;

    • -

      voor een lid: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van de gemeenten met 40.000 tot 100.000 inwoners;

    • -

      voor twee leden: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van gemeenten met minder dan 40.000 inwoners.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat naast de leden genoemd in lid 1 van dit artikel uit twee leden diehet algemeen bestuur aanwijst op grond van hun deskundigheid op het terrein van de publiekegezondheidszorg en/of financiën en bedrijfsvoering. Deze twee leden zijn geen lid van hetalgemeen bestuur of het bestuur van een gemeente en kunnen, als het algemeen bestuurdaartoe besluit, een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in dekosten ontvangen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen als ditlid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 4. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt ook op lid van het dagelijks bestuurte zijn.

  • 5. Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeenbestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel en van lid 4 van artikel 5 blijft hij die geenlid meer is van het dagelijks bestuur zijn zetel waarnemen totdat zijn opvolger die heeftaanvaard.

  • 7. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 7 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitteraan.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordigingopdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het openbaar lichaam uitgaan.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan desecretaris.

Hoofdstuk 4 Werkwijze

Artikel 8 Het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als devoorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig vindt of tenminste drie leden dit schriftelijkverzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij elk lid één stem heeft. Geen stemrecht hebben de leden van het dagelijks bestuur waarvan degemeenten een tweede lid als bedoeld in artikel 5, lid 6 aanwijzen.

  • 3. Voor het vaststellen van de begroting is daarnaast een meerderheid nodig van de leden die intotaal tenminste de helft vertegenwoordigen van het aantal inwoners van de gemeentenwaarvan de leden een stem uitbrengen.

Artikel 9 Het dagelijks bestuur

  • 1. Aan het dagelijks bestuur behoren alle bevoegdheden behalve de volgende bevoegdheden vanhet algemeen bestuur:

    • -

      het besluiten over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing, zoals bedoeld in hoofdstuk7;

    • -

      het vaststellen van de jaarrekening en het vaststellen en/of wijzigen van de begroting ende basistaken;

    • -

      het besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen,vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als devoorzitter dit nodig vindt of tenminste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijkverzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, waarna de vergadering binnenveertien dagen plaatsvindt.

  • 3. De artikelen 56 en 58 van de Gemeentewet over de werkwijze bij en het stemmen tijdens devergaderingen zijn van overeenkomstige toepassing. Elk lid heeft in de vergadering van hetdagelijks bestuur één stem.

  • 4. De stemming in het dagelijks bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één van deleden verzoekt om schriftelijke stemming.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden mandateren aan dedirectie en houdt daarop toezicht. Een organisatieverordening beschrijft de relatie tussen hetdagelijks bestuur en de directie.

Artikel 10 Verantwoording en inlichtingen

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuurverantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuurvoor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het algemeen bestuur is verplicht de colleges en/of de raden desgevraagd en in ieder gevalbinnen zes weken te informeren en inlichtingen te geven over alle zaken over deze regeling.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd om, gevraagd of ongevraagd, aan een of meer colleges en/ofraden advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig vindt.

  • 5. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn verplicht de door een of meerleden van de raad van een gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Zij verstrekkendeze inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat daarom is gevraagd.

  • 6. Elk lid van het algemeen bestuur is daarnaast verplicht de door een of meer leden van hetcollege of de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt dezeinlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd.

  • 7. Elk lid van het algemeen bestuur is aan het college en de raad van de gemeente waarvan hetcollege hem als lid heeft aangewezen verantwoording schuldig voor het door hem in hetalgemeen bestuur gevoerde beleid. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadathet college of de raad hem daarom heeft gevraagd.

Artikel 11 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies, commissies ter behartiging van bepaaldebelangen en klantenpanels instellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt de werkwijze van deze commissies en klantenpanels.

Hoofdstuk 5 Organisatie

Artikel 12 De directie

  • 1. De GGD heeft een directie die belast is met de dagelijkse leiding en het beheer van de dienst.Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directie.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van deorganisatie, de medische verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden van de directie ende wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten om een tweehoofdige directie aan te stellen.

  • 4. De directie is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 5. Bij een tweehoofdige directie functioneert de door het dagelijks bestuur aangewezen directeurals secretaris.

  • 6. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuuren heeft daarin een adviserende stem.

Artikel 13 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt voor het archief, op basis van het bepaalde in de Archiefwet.

  • 2. De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

Hoofdstuk 6 Financiën

Artikel 14 Financiën

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgen dat de GGD altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen, mits de GGD binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders blijft.

  • 2. Als aan het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet hij onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij of krachtens de Financiële verordening en een Nota reserves en voorzieningen, beiden vastgesteld door het Algemeen Bestuur, nadere regels voor de financiële administratie van het geldverkeer.

Artikel 15 Meerjarenbeleidsplan, kaderbrief en begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt vierjaarlijks, bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode, een meerjarenbeleidsplan vast waarin de financiële en inhoudelijke vooruitzichten worden uiteengezet. Het stelt voorafgaand aan die vaststelling de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid hun zienswijze op het beleidsplan in te dienen. De jaarlijkse begroting dient te passen binnen deze kaders.

  • 2. Het in het vorige lid genoemde meerjarenbeleidsplan is samen met de jaarrekening de basis om de resultaten van de gemeenschappelijke regeling over een periode van vier jaar te evalueren.

  • 3. Jaarlijks vóór 1 februari zendt het dagelijks bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten een brief met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders. In deze brief zijn de door de deelnemende gemeenten gegeven richtlijnen verwerkt. Afwijken van deze richtlijnen kan alleen als het algemeen bestuur hiertoe besluit. Daarnaast bevat de kaderbrief de belangrijkste opgaven voor het komende jaar. Voorstellen voor nieuw beleid, die niet door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen in de richtlijnen, worden in deze kaderbrief gedaan en expliciet vermeld als nieuw beleid.

  • 4. Jaarlijks uiterlijk 15 april zendt het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar, vergezeld van een toelichting, aan de leden van het algemeen bestuur en de raden van de deelnemende gemeenten met het verzoek aan de raden om hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen.

  • 5. Als de raming van de door elke gemeente verschuldigde bijdrage(n) is gebaseerd op het aantal inwoners, is dit het aantal inwoners per 1 januari van het jaar vóór het kalenderjaar conform de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 6. De zienswijzen van de raden dienen uiterlijk 1 juli door de gemeenschappelijke regeling te zijn ontvangen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het algemeen bestuur. Daarna stelt het algemeen bestuur de begroting vast.

Artikel 16 De jaarrekening

Het dagelijks bestuur stelt de jaarrekening op over het voorgaande jaar. Hij stuurt deze naar degemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het accountantsrapport uitte brengen.

Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 17 Toetreding

  • 1. Voor de toetreding van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente.Die toetreding heeft de instemming nodig van het algemeen bestuur.

  • 2. Aan de toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

Artikel 18 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uittreden doordat het college een daartoe strekkend besluit stuurt aan hetalgemeen bestuur. Voor deze uittreding geldt een opzegtermijn van een kalenderjaar en zijtreedt in werking op de datum die het besluit aangeeft.

  • 2. De uittredende gemeente is gedurende de drie jaren na afloop van het begrotingsjaar waarin deuittreding plaatsvindt een bijdrage verschuldigd van respectievelijk 100%, 66% en 33%.

  • 3. Aan de uittreding kan het algemeen bestuur verdere voorwaarden verbinden.

Artikel 19 Wijziging

  • 1. Zowel het dagelijks bestuur als een college kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen overhet wijzigen van deze regeling. Het algemeen bestuur kan ook zelfstandig besluiten tot een voorstel tot wijziging.

  • 2. Wanneer het algemeen bestuur instemt met een voorstel tot wijziging, stuurt het dagelijks bestuur dit als voorstel naar de colleges.

  • 3. Deze regeling wordt gewijzigd als tenminste drie vierde van de colleges van de deelnemende gemeenten daarmee heeft ingestemd.

  • 4. Indien in een wijziging niet is bepaald wanneer deze in werking treedt, gaat de wijziging in op de eerste dag na die van bekendmaking in de Staatscourant door het gemeentebestuur van de gemeente Breda.

Artikel 20 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven, wanneer de colleges van tenminste drievierde van de gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. Bij opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie, gehoord de colleges.

  • 3. Bij opheffing blijven de organen van het openbaar lichaam zo nodig in functie totdat deliquidatie is beëindigd.

Hoofdstuk 8 Slot

Artikel 21

  • 1. Deze regeling heet: Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant en geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het gemeentebestuur van de gemeente Breda draagt zorg voor bekendmaking van het besluit tot vaststelling van de regeling, van de besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling en van de besluiten tot toetreding en uittreding in de Staatscourant en stuurt deze besluiten naar gedeputeerde staten.

  • 3. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Ondertekening

Aldus besloten door
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg, d.d. 16 december 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, d.d. 14 oktober 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau d.d. 23 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, d.d. 11 november 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, d.d. 16 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, d.d. 2 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, d.d. 29 oktober 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, d.d. 25 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, d.d. 30 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, d.d. 7 oktober 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, d.d. 9 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, d.d. 12 augustus 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, d.d. 9 september 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam, d.d. 7 oktober 2014;
het college van burgemeester en wethouders v an de gemeente Woensdrecht;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, d.d. 21 juli 2014;
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, d.d. 16 december 2014.

Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant - toelichting

Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingenen/of de Gemeentewet. Waar die bepalingen verplicht zijn, staan ze meestal niet in deze regeling.Hieronder volgt een toelichting op enkele artikelen en nadere informatie over enkele puntennadere. Overal waar in de regeling 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.

Aanhef

De wet zegt dat gemeenten een gezondheidsdienst instellen en in stand houden voor de uitvoeringvan een aantal taken en dat ze dit doen samen met andere gemeenten. Daarom stellen degemeenten deze gemeenschappelijke regeling vast. De regeling sluit aan bij de Wet publieke

gezondheid (hierna: de wet), die in de plaats kwam van o.a. de Wet collectieve preventie volkgezondheid.

De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dat kader aan.

De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn:

  • -

    gemeenten voeren de regie en moeten de GGD zo nodig direct kunnen inzetten.

  • -

    er moet ruimte zijn voor gemeenten om de GGD individueel en gezamenlijk aan te sturen;

  • -

    de GGD functioneert binnen die kaders als een zelfstandige, professionele organisatie;

  • -

    gemeenten moeten kunnen ingrijpen als de GGD de taken niet goed uitvoert.

De GGD moet dus genoeg keuzevrijheid bieden en flexibel aansluiten op de lokale wensen. Hijmoet ook werken met een slagvaardige bedrijfsvoering, die leidt tot het behalen van de doelen.Daarbij kunnen de gemeenten, via het algemeen bestuur, inhoudelijke kaders stellen en toezichthouden op het beheer van de GGD. Het algemeen bestuur zal zich daarbij vooral richten op debeleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op het toezichtop de directie.

Artikel 4 Taken

Artikel 4 van de regeling sluit aan bij de wettelijke taken en de bepalingen in artikel 14 van de wet:

Artikel 2

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

    • a.

      het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking;

    • b.

      het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie;

    • c.

      het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;

    • d.

      het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering;

    • e.

      het bevorderen van medisch milieukundige zorg;

    • f.

      het bevorderen van technische hygiënezorg;

    • g.

      het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen;

    • h.

      het geven van prenatale voorlichting aan aanstaande ouders.

(…)

Artikel 5

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

    • a.

      het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,

    • b.

      het ramen van de behoeften aan zorg,

    • c.

      de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voorkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma,

    • d.

      het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,

    • e.

      het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

(…)

Artikel 6

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:

    • a.

      het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,

    • b.

      het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,

    • c.

      bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26. (…)

Artikel 14

  • 1.

    Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken dragen de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s, via het treffen van een gemeenschappelijke regeling zorg voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst in die regio.

(…)

  • 4.

    Met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, staat het het college van burgemeester en wethouders vrij om de uitvoering van de taken of onderdelen van taken, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, onder h, en 5, tweede lid, onder a tot en met d, over te laten of mede over te laten aan een ander dan de gemeentelijke gezondheidsdienst.

Uit lid 4 van artikel 14 van de wet blijkt een gemeente de jeugdgezondheidszorg ook (mede) kan overlaten aan andere organisaties dan de gemeentelijke gezondheidsdienst. In West-Brabant gebeurt dit in een aantal gemeenten ook, voor de zorg voor de 0- tot 4-jarigen. Voor de andere wettelijke taken staat de koppeling met de GGD in lid 1 van artikel 14. Het algemeen bestuur bepaalt de omvang en de inhoud van het pakket bij de vaststelling van de basistaken en in de (jaarlijkse) begroting.

Artikel 8 Het algemeen bestuur

Dit artikel beschrijft onder andere de besluitvorming in het algemeen bestuur. Het streven is: besluiten in consensus, maar toch is, als dat niet lukt, een nauwkeuriger beschrijving nodig. De algemene regel (in lid 2) is gelijk aan de besluitvorming in de gemeenteraad: het algemeen bestuur besluit met (absolute) meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Voor het vaststellen van de begroting moeten die stemmen daarnaast ook de meerderheid vertegenwoordigen van de inwoners van de gemeenten (waarvan de leden hun stem uitbrachten). Daardoor weegt in die besluiten ook het financieel belang van elke gemeente mee.

Artikel 11 Commissies

Bij een besluit over het instellen van een commissie volgt het algemeen bestuur de daarvoor geldende (wettelijke) regels (Wet gemeenschappelijke regelingen).

Artikel 14 Middelen

Artikel 194 en 195 van de Gemeentewet luiden:

Artikel 194

  • 1.

    Indien de raad weigert verplichte uitgaven op de begroting te brengen, doen gedeputeerde staten dit.

  • 2.

    Indien de raad bovendien weigert in voldoende dekking van in het eerste lid bedoelde uitgaven te voorzien, verminderen gedeputeerde staten daartoe hetzij het bedrag voor onvoorziene uitgaven, hetzij indien dit bedrag niet toereikend is, overige niet-verplichte uitgaven.

Artikel 195

Gedeputeerde staten dragen zo nodig aan de bevoegde gemeenteambtenaar de betaling op ten laste van de gemeente van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

Artikel 15 De begroting

Vóór de begroting stelt het algemeen bestuur een kadernota vast. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april. Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen. Daarnaast stelt het dagelijks bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten