Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsverordening 1990

Geldend van 24-11-1994 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-1994

Intitulé

Bezoldigingsverordening 1990

De raad van de gemeente IJsselstein;

 

gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders d.d. 31 augustus 1993, nummer 1.989;

 

gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg en de Raadscommissie Financiële en Personele Zaken:

 

BESLUIT:

 

-vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de “Bezoldigingsverordening 199O”

- eerste wijziging m.i.v. 1 september 1993, vastgesteld d.d. 23 december 1993, nummer 3.873;

- tweede wijziging m.i.v. 1 juli 1994, vastgesteld d.d. 24 november 1994, nummer 9407463

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.            ambtenaar       : 1. de ambtenaar in de zin van het Algemeen Ambtenarenreglement;

                                   2. de werknemers in de zin van de Arbeidsovereenkomstenverordening,     

                                       voor zoveel artikel 6, derde lid, van laatstgenoemde 

                                       verordening van toepassing is;

                                   3. de werknemer waarmee een arbeidsovereenkomst naar burgelijk recht is

                                       af gesloten omdat betrokkene een zodanige arbeidstijd heeft dat deze

                                       geen deelnemer aan de IZA-regeling kan zijn;

b.         salaris            :             het salaris, als bedoeld in artikel C1, vierde lid, van het Algemeen

                                   Ambtenarenreglement;

c.         salaris per uur :            het 1/165e deel van het salaris bij een gemiddeld 38-urige werkweek;

d.            salarisschaal:      de schaal als bedoeld in artikel C1, vierde lid, van het Algemeen

  Ambtenarenreglement opgenomen in bijlage A, behorend bij deze

  verordening;

e.             salarisnummer:   een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat

                                   in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

f.      maximumsalaris:    het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door

  jaarlijkse salarisverhogingen;

g.            bezoldiging:      de bezoldiging, als bedoeld in artikel C1, vierde lid, van het Algemeen

  Ambtenarenreglement;

h.  organieke functie:              het totaal van werkzaamheden dat de medewerker krachtens de door of

                                   namens de gemeentesecretaris opgedragen taak moet verrichten;

i.   functiewaardering:    het op systematische wijze inschalen van organieke functies met als

                                   criterium de relatieve zwaarte van het werk;j.   volledige werktijd:     een werktijd welke gemiddeld 38 werk uren per week omvat.

Artikel 2

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3

Wanneer het salaris, een emolument of een toeslag moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4

De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen.

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van functiewaardering, de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling en de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid, de voor de ambtenaar geldende salarisschaal.

  • 2. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in het Algemeen Ambtenarenreglement, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 6

  • 1. Bij aanstelling kennen burgemeester en wethouders de het salaris toe dat:

    a. wanneer hij 22 jaar of ouder is, in de voor hem gelden de salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer 0;

    b. wanneer hij jonger dan 22 jaar is, in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer, bestaande uit het getal, dat overeenkomt met zijn leeftijd.

  • 2. Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 7

  • 1. Het salaris van de ambtenaar wordt met inachtneming van de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling en de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend:

    a. wanneer de ambtenaar 22 jaar of ouder is en hij het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van 1 januari en nadien telkens na één jaar.

    b. wanneer de ambtenaar jonger dan 22 jaar is op 1 januari van het jaar waarin zijn verjaardag valt.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid aan de onder a. bedoelde ambtenaar voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 4. Het salaris wordt, indien de salarisschaal dit aangeeft en wanneer het maximumsalaris is bereikt, voor de eerste maal na vijf jaar en vervolgens om de twee jaar verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 5. De ambtenaar die ingevolge wettelijke verplichting in militaire dienst is, als bedoeld in hoofdstuk C van het Algemeen Ambtenarenreglement, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn.Voor de toekenning van het salaris wordt genoemde tijd als diensttijd in aanmerking genomen.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen met inachtneming van het gestelde in de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid en de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling.

  • 2. Bij de toepassing van het vorig lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

Artikel 9

  • 1. Met inachtneming van het gestelde in de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid en de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat ten aanzien van de ambtenaar salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7, achterwege worden gelaten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10

  • 1. Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

Artikel 11

Het salaris van de ambtenaar met een niet-volledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.

Artikel 12

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijk heeft gegeven van een langdurige bijzondere uitoefening van de functie, kan, met inachtneming van het gestelde in de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid en de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling, een toelage worden toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 8 procent van het salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van dat salaris en die toelage het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal niet overschrijdt.

Artikel 13

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijzondere prestaties in de functie heeft geleverd, kan, met inachtneming van het gestelde in de leidraad met betrekking tot beloningsbeleid en de verordening met betrekking tot methodische personeelsbeoordeling, een tijdelijke toelage worden toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage wordt ineens en ten hoogste één maal binnen een tijdvak van een jaar uitgekeerd. Een ambtenaar kan ten hoogste twee achtereenvolgende jaren voor een tijdelijke toelage in aanmerking komen.

  • 3. De tijdelijke toelage bedraagt maximaal 8% van het jaarsalaris van dé betrokken ambtenaar.

Artikel 14

  • 1. Voor de ambtenaar, werkzaam in een volledige dagtaak, zijn de bij algemene maatregelen van bestuur vastgestelde of vast te stellen regelen omtrent het minimum loon van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voor de ambtenaar met een niet volledige werktijd, wordt het voor de werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 15

  • 1. Aan de ambtenaar, die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage wordt, behoudens het bepaalde in lid 3, berekend overeenkomstig de leden 2 en 3 van artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke

    Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt voor de op 31 juni 1994 in dienst zijnde bode en de beheerders van de sportaccomodaties, 10% van het salaris.

  • 4. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen, welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 16

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 15 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    a. die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen bedoeld in artikel 15, èn

    b. de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 15, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 15, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien:

    - de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 15 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 15 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 17

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen:

a. voor het gebruik t.b.v. de dienst van een eigen rijwiel, bromfiets en auto;

b. voor een tegemoetkoming in de kosten van werkkleding;

c. voor koffievergoeding.

Artikel 18

  • 1. Op het salaris van de ambtenaar wordt een korting toegepast voor het van gemeentewege verstrekte genot van:

    a. woning;

    b. verwarming van de woning;

    c. energie voor kookdoeleinden;

    electrische energie, anders dan voor verwarming van de woning en kookdoeleinden;

    e. leidingwater,

    met dien verstande, dat de voor verstrekkingen bedoeld onder b tot en met e verschuldigde werkelijke kosten in rekening worden gebracht, indien het mogelijk is deze afzonderlijk voor de ambtenaar vast te stellen.

  • 2. Indien de ambtenaar aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de loon- en inkomstenbelasting minder bedraagt dan de op grond van het eerste lid bepaalde korting wegens het genot van woning, wordt deze op het bedrag van die huurwaarde gesteld.

  • 3. De inhoudingen, genoemd in lid 1, geschieden overeenkomstig de rijksregeling.

Artikel 19

Voor de daarvoor in aanmerking komende ambtenaar zal een vergoeding worden toegekend, overeenkomstig door burgemeester en wethouders vast te stellen regels, indien en voor zover de factoren vuil, gevaarlijk en/of zwaar werk, boven de reeds gewaardeerde elementen op de functie van toepassing zijn.

Artikel 20

  • 1. Indien in de salarissen van het burgelijk rijkspersoneel een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt, wordt door burgemeester en wethouders met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

  • 2. Van de wijziging bedoeld in het vorige lid geven burgemeester en wethouders kennis aan de raad.

Artikel 21

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgmeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 22

Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 23

Deze verordening kan worden aangehaald als “Bezoldigingsverordening 1990” en treedt in werking met ingang van 1 januari 1990.

Artikel 24 (overgangsmaatregelen)

  • 1. De op 31 december 1989 in dienst zijnde ambtenaar wiens funktie op grond van de in artikel 5 bedoelde funktiewaarderingsmethode in een lagere schaal is ingedeeld dan volgens welke hij op genoemde datum werd bezoldigd, behoudt de salarisaanspraken op die hogere schaal, met dien verstande dat het maximum van die schaal, zoals die gold op 31 december 1989, aangepast aan de algemene salaris maatregelen, niet wordt overschreden.

  • 2. De op 31 december 1989 in dienst zijnde ambtenaar wiens funktie op 31-12-1989 volgens de op die datum geldende regeling funktiewaardering, is ingedeeld in dezelfde schaal dan volgens welke hij op genoemde datum werd bezoldigd, behoudt het uitzicht op de toeslag als bedoeld in artikel 12.

  • 3. Aan de ambtenaren, die op 31 december 1982 een diplomatoelage genoten, wordt deze toelage gegarandeerd, voor zolang zij bezoldigd blijven volgens de schaal waaraan geen hoger maximum salaris is verbonden.