Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland (Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland)

Geldend van 13-01-2010 t/m 26-02-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 19 februari 2003 en van Noord-Holland van 10 februari 2003 tot vaststelling van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland (Prov. Blad van Zuid-Holland van 2003, nr. 13 en Prov. Blad van Noord-Holland van 2003, nr. 43,) gewijzigd bij besluit van 16 december 2009 (Prov. Blad 2010, nr. 3A)

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:a. waterkeringen: zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem- of polderwater.b. wateren: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden naar functie onderscheiden in:

  • 1. primaire wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

  • 2. overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

c. kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap;d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord- Holland, tenzij anders is aangegeven.e. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Hoofdstuk 2. Gebied, taken en onderhoudsverplichtingen.

Artikel 2.

1. De begrenzing van het gebied waarin de onderscheidene taken, bedoeld in artikel 3 worden uitgeoefend, is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de begrenzing zonodig nader in detail te bepalen.2. Een gewaarmerkt exemplaar van de in het eerste lid bedoelde kaart berust bij de provincies Zuid- Holland en Noord-Holland en bij het hoogheemraadschap.

Artikel 3.

1. Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

2. Deze taak omvat de zorg voor het watersysteem en de zorg voor de zuivering van afvalwater, daaronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap.

3. Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

4. De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

Artikel 4.

1. Het onderhoud van waterkeringen berust bij het hoogheemraadschap, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel.

2. Het onderhoud van primaire wateren berust bij het hoogheemraadschap.

3. Het onderhoud van kunstwerken berust bij het hoogheemraadschap, tenzij een derde daartoe wettelijk verplicht is, of, indien zodanige verplichting ontbreekt of niet bekend is, bij de zakelijk gerechtigde tot het kunstwerk.

Artikel 5.

1. De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

2. In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

3. Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.

vervallen

Hoofdstuk 3. Zetel en bestuur.

Artikel 7.

De zetel van het hoogheemraadschap is gevestigd te Leiden.

Artikel 8.

Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een algemeen bestuur, aangeduid onder de benaming verenigde vergadering, een dagelijks bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 9.

1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

  • a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

  • b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

  • d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet.

2 a. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht word geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied.

b. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en de Fabrieken Amsterdam, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 10.

vervallen

Artikel 11.

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden.

2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet.

Artikel 12.

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 13.

1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

2. Schorsing van en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing van, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 14.

vervallen

Hoofdstuk 4. Bevoegdheden en verplichtingen bestuur

Artikel 15.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 16.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 17.

1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen commissies instellen die hen van advies dienen over onderwerpen die het belang van het hoogheemraadschap betreffen.

2. In het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden, indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het eerste lid, regels gesteld omtrent de benoeming, de zittingsduur, de adviestaken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

3. Indien adviescommissies worden ingesteld ten behoeve van het algemeen bestuur, is op die commissies artikel 35 van de Waterschapswet van toepassing.

Artikel 18.

Artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet blijft ten aanzien van de daarin genoemde beslissingen van het dagelijks bestuur buiten toepassing.

Artikel 19.

vervallen

Artikel 20.

De eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, wordt door de voorzitter afgelegd ten overstaan van de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 5. Toezicht.

Artikel 21.

Het toezicht op het hoogheemraadschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 22.

Voor de toepassing van artikel 3.12 van de Waterwet wordt de aanwijzing gegeven door gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied in hoofdzaak het besluit betrekking heeft.

Artikel 23.

Het dagelijks bestuur zendt onverwijld aan Gedeputeerde Staten:

  • g. besluiten tot vaststelling of wijziging van de leggers waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken moeten voldoen, als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet;

  • h. ontwerpbesluiten tot vaststelling van een peilbesluit, als bedoeld in artikel 4.2 van de Waterverordening Rijnland;

  • i. ontwerpbesluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van een vergunning voor het permanent onttrekken van grondwater of permanent infiltreren van water in een milieubeschermingsgebied voor grondwater, als bedoeld in artikel 5.3 van de Waterverordening Rijnland;

  • j. ontwerpbesluiten tot vaststelling of wijziging van een keur, als bedoeld in artikel 80, eerste lid van de Waterschapswet;

  • k. besluiten tot vaststelling van een calamiteitenplan, als bedoeld in artikel 5.29, eerste lid van de Waterwet;

  • l. besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon.

Artikel 24.

vervallen

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen.

Artikel 25.

Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn bevoegd tot besluitvorming omtrent wijzigingen van dit reglement indien en voorzover deze van beperkte strekking zijn.

Artikel 26.

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Artikel 27.

vervallen.

Ondertekening

Den Haag, 19 februari 2003

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

J.FRANSSEN, voorzitter

M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, griffier 

 

Haarlem, 10 februari 2003

Provinciale Staten van Noord-Holland,

H.C.J.L. BORGHOUTS, voorzitter

H.W.M. OPPENHUIS-DE JONG-griffier

Bijlage behorende bij het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland

Kaart