Regeling vervallen per 01-06-2023

Inspraakverordening Vlissingen 2009

Geldend van 15-03-2009 t/m 31-05-2023

Intitulé

Inspraakverordening Vlissingen 2009

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

a.

inspraak:

het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

b.

inspraakprocedure:

de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

c.

beleidsvoornemen:

het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

d.

interactief beleid:

het zo vroeg mogelijk betrekken van maatschappelijke organisaties, bedrijven, instellingen, belanghebbenden of bewoners bij het voorbereiden of bepalen van het beleid in een open en evenwichtige samenwerking.

Artikel 2. Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Indien inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid wordt dit bekend gemaakt.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

    • g.

      indien het beleid is voorbereid met toepassing van de procedure voor interactief beleid.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5. Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die aanhangig zijn op 14 maart 2009 blijft de Inspraakverordening, vastgesteld op 24 juni 2004, van toepassing tot het moment dat deze inspraakprocedures zijn afgerond.

Artikel 7. Slotbepalingen

  • 1.

    De Inspraakverordening Vlissingen, vastgesteld op 24 juni 2004, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Inspraakverordening Vlissingen 2009’ en treedt in werking op 15 maart 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Vlissingen op 5 maart 2009. de griffier, de voorzitter,
mr. F. Vermeulen drs. W.J.A. Dijkstra

Algemene toelichting

Deregulering

Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. De gemeente heeft gekozen voor een sobere regeling mede met het oog op het door haar ondersteunde dereguleringsstreven van opeenvolgende kabinetten. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb is de verordening gedereguleerd. Nu resteert een bondige en goed leesbare verordening. Bovendien maakt een globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers.

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (via het Reglement van orde voor de raad). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

a.

Inspraak:

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Het tweezijdige element van gedachtewisseling is zo mogelijk wel onder de inspraakprocedure gebracht, omdat hiermee een derde doel kan worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

b.

Inspraakprocedure:

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de verordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

c.

Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

d.

Interactief beleid:

Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan het bestuursorgaan op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

Artikel 2. Onderwerp van inspraak

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is opgenomen dat, indien inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid, dit bekend wordt gemaakt. Publicatie via plaats in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website www.vlissingen.nl . Dat sluit aan bij het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid, Awb (ontwerpbesluit ter inzage).

In het derde lid opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. Het gaat daarbij om onderwerpen die van ondergeschikt algemeen belang zijn of die zich naar hun aard en karakter niet lenen voor inspraak.

Bijzondere wetten

·Inspraak en vooroverleg Wet ruimtelijke ordening

Op 1 juli 2005 is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Op die datum is ook het verlenen van inspraak op de voorbereiding van een bestemmingsplan niet meer vereist. Met het schrappen van artikel 6a WRO (oud) is de verplichting komen te vervallen, maar niet inspraak als zodanig. Het is nu een afweging van het gemeentebestuur om wel of niet inspraak te verlenen op een ruimtelijk plan op grond van de Inspraakverordening.

In de praktijk wordt in de bestemmingsplanprocedure eerst een voorontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hierop kunnen inspraakreacties worden ingediend. De Wro zelf kent het begrip voorontwerp echter niet. In artikel 3:11 van de Awb spreekt men slechts van het ter inzage leggen van een ontwerp van het te nemen besluit, waartegen schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht.

De figuur van het voorontwerp-bestemmingsplan is in de loop der tijd ontstaan om tegemoet te komen aan de toenmalige wettelijke verplichting om inspraak te verlenen bij ruimtelijke plannen. De procedures inzake inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan en het indienen van zienswijzen op het ontwerp-bestemmingsplan lopen synchroon, zodat geen tijdverlies optreedt. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met een bijbehorend complex van wet- en regelgeving in werking getreden. In artikel 3.1.6, onder e, van het Bro is vastgelegd dat burgers worden betrokken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Volgens het Bro kan een termijn worden gesteld aan het indienen van reacties uit het vooroverleg. Daarvoor is na regionaal overleg een uniforme termijn van twee maanden gesteld.

·Inspraak en milieubeleidsplan:

Bij de totstandkoming van het milieubeleidsplan is de inspraakprocedure van toepassing. In artikel 4.17 van de Wet milieubeheer is opgenomen dat het college de ingezetenen en de in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen betrekt bij de voorbereiden van het milieubeleidsplan, op de wijze zoals aangegeven in de inspraakverordening. Concreet houdt dit in dat voor de toepassing van de inspraakprocedure een afzonderlijk besluit moet worden genomen en dat de u.o.v. van toepassing is

·Inspraak en Afvalstoffenverordening:

Artikel 10.26, tweede lid, van de Wet milieubeheer heeft betrekking op de volgende besluiten:

  • -

    Een besluit van de gemeenteraad om huishoudelijk restafval en gft-afval in te zamelen nabij elk perceel.

  • -

    Een besluit van de gemeenteraad om huishoudelijk restafval en gft-afval niet wekelijks in te zamelen (maar bijvoorbeeld alternerend, de ene week gft en de andere week restafval).

  • -

    Een besluit van de gemeenteraad dat gft-afval in de gemeente niet gescheiden wordt ingezameld.

    ·Inspraak ter voorbereiding van een welstandsnota en van besluiten ter uitsluiting van de welstandtoetsing (Woningwet):

Artikel 12a van de Woningwet verplicht de gemeenteraad een welstandsnota vast te stellen, indien zij bouwwerken aan redelijke eisen van welstand wil toetsen. Ingevolge artikel 12a, eerste lid zijn welstandscriteria beleidsregels. Bij de voorbereiding van deze beleidsregels is op grond van artikel 12a, tweede lid Woningwet de inspraakprocedure op grond van artikel 150 Gemeentewet van toepassing verklaard. De gemeenteraad kan ingevolge artikel 12, tweede lid onder a en b van de Woningwet respectievelijk gebieden binnen het gemeentelijk grondgebied en categorieën van bouwwerken uitsluiten van de welstandstoetsing. Het vierde lid van artikel 12 Woningwet schrijft bij de voorbereiding van deze besluiten de inspraakprocedure op grond van artikel 150 Gemeentewet voor.

·Inspraak en Monumentenwet:

De inspraak geregeld in de Monumentenwet is alleen verplicht voor de aanvraag om vergunning op Rijksmonumenten. Hiernaast bestaat een gemeentelijk monumenten regime die voortvloeit uit de eigen beleidsvrijheid van de gemeenten en niet, op welke wijze dan ook, uit de Monumentenwet 1988. Daar is derhalve niet de verplichting om Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren.

Jurisprudentie

  • ·

    Er zijn geen wettelijke beletselen om bij het in procedure brengen van het ontwerpplan af te wijken van het voorontwerp dat aan inspraak onderworpen is geweest. Dit neemt niet weg dat, indien de afwijkingen ten opzichte van het voorontwerp naar aard en omvang zodanig zijn dat een geheel ander plan is ontstaan, dit aanleiding kan zijn de inspraak opnieuw een aanvang te laten nemen. In dit geval oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) dat terecht geen nieuwe inspraak is opengesteld (ABRS 22 januari 2003, inzake nummer 200001851/1, LJN-nummer AF3164).

  • ·

    Het is niet in strijd met de Inspraakverordening of met artikel 2:4 Awb dat de raad eerst zelf de aanvaardbaarheid van de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling heeft onderzocht en in het voorontwerp van het plan de voorkeur voor een bepaalde ontwikkeling heeft laten blijken, alvorens in het kader van de inspraakprocedure de bevolking daarover te raadplegen. De afdeling concludeert dat de gevolgde Inspraakprocedure correct is (ABRS 31 januari 2000, inzake nummer E01.98.0409, LJN-nummer AA5106).

  • ·

    Het al dan niet schenden van een inspraakverplichting heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het bestemmingsplan (ABRS 16 januari 2008, nr. 200700989/1; AB 2008, 69).

Artikel 3. Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb. Jurisprudentie

·In dit geval is het projectdocument uitsluitend aan het wijkoverlegorgaan voorgelegd. De kring van personen die ingevolge artikel 6a WRO moeten worden betrokken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen is ruimer. Conclusie is dat de inspraak die niet overeenkomstig de inspraakverordening is verleend, in strijd is met artikel 6a WRO (ABRS 14 augustus 2002, inzake nummer 200102132/1, LJN-nummer AE6455).

Artikel 4. Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Wanneer het bestuursorgaan de genoemde zeswekentermijn te lang vindt kan deze termijn bij besluit van het bestuursorgaan op grond van het tweede lid worden aangepast..

Jurisprudentie

·Bij de behandeling van het beroep tegen de goedkeuring van een bestemmingsplan wordt door de afdeling niet ingegaan op het bezwaar van appellant tegen de beperking van de spreektijd tijdens de inspraakavond. Appellant had hiertegen een klacht kunnen indienen en heeft dit niet gedaan, aldus de afdeling (ABRS 10 juli 2002, inzake nummer 200103950/1, LJN-nummer AE5107).

Artikel 5. Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.? Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Wij benadrukken dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Tijdens een inspraakavond wordt duidelijkheid omtrent de communicatie gegeven.

In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.

Artikel 6. Overgangsbepaling

Bij de vaststelling van een gewijzigde verordening moet worden nagegaan of het opnemen van overgangsrecht noodzakelijk is. Rekening moet worden gehouden met reeds bestaande rechtsverhoudingen en aangegeven moet worden hoe oude, bestaande situaties beoordeeld gaan worden in verband met de nieuwe normen (rechtszekerheidsbeginsel). Het overgangsrecht kan hierbij uitkomst bieden. Bij het formuleren van overgangsrecht kan worden gekozen voor onmiddellijke werking, uitgestelde werking, eerbiedigende werking of terugwerkende kracht. Op inspraakprocedures die aanhangig zijn op 31 december 2008 blijft de Inspraakverordening, vastgesteld op 24 juni 2004, van toepassing tot het moment dat deze lopende inspraakprocedures zijn afgerond.

Artikel 7. Slotbepalingen

Deze bepalingen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.