Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2014-2020 Noord-Brabant

Geldend van 23-09-2015 t/m 25-11-2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat op 24 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 is vastgesteld om uitvoering te geven aan het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020;

Overwegende dat provinciale cofinanciering op de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 het Noord-Brabantse deel van de door de Europese Commissie gevraagde nationale cofinanciering valideert;

Overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 het Economisch Programma Brabant 2020 hebben vastgesteld en daarin hebben onderkend dat de provincie maximaal gebruik wil maken van de nieuwe Europese fondsen om zodoende ambities uit het Economisch Programma Brabant 2020 te realiseren;

Overwegende dat de regeling is opgebouwd als aanbouwregeling waar op een later moment nieuwe paragrafen aan kunnen worden toegevoegd, onder andere ter zake cofinanciering op andere thema’s uit de Regionale Innovatie Strategie voor Smart Specialisation (RIS3) en het aansluiten op de landelijke en regionale MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);

Overwegende dat de subsidiabele activiteiten van paragraaf 1 breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, achten Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§1 Cofinanciering Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrofood: directe en indirecte agrarische productie, verwerking en distributie van producten en het toeleverende netwerk verbonden aan de primaire sector en voedingsmiddelenindustrie;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • d.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • e.

     gebouwde omgeving: gebied dat door aaneengesloten bebouwing een overwegend woon- , recreatie- of verblijffunctie heeft en daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt;

  • f.

     Human Capital: arbeidskracht;

  • g.

    innovatiesysteem: samenwerking in publieke en private sector waarvan de activiteiten en de interacties hiertussen, nieuwe technologieën initiëren, importeren, veranderen en verspreiden;

  • h.

    MKB: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003-361/EG);

  • i.

     OCPP: Open Charge Point Protocol;

  • j.

     Open Charge Point Protocol: afspraken over universele wijze van communicatie tussen oplaadpaal en een centraal netwerk;

  • k.

     operationele omgeving: omgeving waarin door omstandigheden en condities een innovatie conform de werkelijkheid kan worden getest;

  • l.

     slimme uitrol: testen, demonstreren en eerste toepassing in hun operationele omgeving;

  • n.

    Subsidieregeling OPZuid: Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020;

  • o.

    testfaciliteit: omgeving voor het testen van technologische innovatie of marktinnovatie van nieuwe producten of diensten die zich in het ontwikkelstadium bevinden;

  • p.

    Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

     

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen of rechtspersonen die subsidie hebben aangevraagd op grond van de Subsidieregeling OPZuid.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

     

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    versterking van het innovatiesysteem;

  • b.

    het openstellen en exploiteren van een testfaciliteit agrofood;

  • c.

     duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod op elkaar worden afgestemd;

  • d.

     de slimme uitrol van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten ten gunste van de gebouwde omgeving.

     

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, geweigerd indien subsidie op grond van artikel 1.4, onder b, subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 1.6 Versterking innovatiesysteem

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • 1.

     

    • a.

      de aanvrager behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • b.

      voor het project wordt subsidie verleend op grond van artikel 2.3 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1º.

        ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen of diensten; of,

      • 2º.

        het met concrete faciliteiten ondersteunen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten.

  • 2.

     Een project komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant als bedoeld in het eerste lid, onder c, indien:

    • a.

       meer dan de helft van de subsidiabele kosten wordt gemaakt door deelnemers aan het project die zijn gevestigd in de provincie Noord-Brabant; en,

    • b.

       de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de provincie Noord-Brabant.

  • 3.

     In het projectplan, bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt tevens opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit dit artikel.

Artikel 1.7 Testfaciliteiten agrofood

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • 1.

     

    • a.

      de aanvrager behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • b.

      voor het project wordt subsidie verleend op grond van artikel 2.3 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1º.

        ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen of diensten; of,

      • 2º.

        het met concrete faciliteiten ondersteunen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten;

    • e.

      het project is gericht op agrofood;

    • f.

      het gebruik van de testfaciliteit wordt opengesteld voor andere bedrijven dan de aanvrager, waaronder ten minste het MKB;

    • g.

      onverminderd artikel 2.3 van de Subsidieregeling OPZuid ligt aan het project ten grondslag:

      • 1º.

        een meerjarige exploitatiebegroting over een periode van vier jaren;

      • 2º.

        een reële berekening van het aantal te verwachten benutters van de testfaciliteit uit Brabant en van buiten Brabant, buiten de aanvrager zelf;

      • 3º.

        een berekening van de reële vergoeding bestaande uit een afspiegeling van de kosten voor het gebruik van de testfaciliteit.

  • 2.

     Een project komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant als bedoeld in het eerste lid, onder c, indien:

    • a.

       meer dan de helft van de subsidiabele kosten wordt gemaakt door deelnemers aan het project die zijn gevestigd in de provincie Noord-Brabant; en,

    • b.

       de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de provincie Noord-Brabant.

  • 3.

     In het projectplan, bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt tevens opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit dit artikel.

Artikel 1.7 a Systeemversterking Human Capital

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de aanvrager behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • b.

       voor het project wordt subsidie verleend op grond van artikel 4.3 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • d.

       [Vervallen.]

  • 2  Een project komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant als bedoeld in het eerste lid, onder c, indien:

    • a.

       meer dan de helft van de subsidiabele kosten wordt gemaakt door deelnemers aan het project die zijn gevestigd in de provincie Noord-Brabant; en,

    • b.

       de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de werkgelegenheid in de provincie Noord-Brabant;

  • 3  In het projectplan, bedoeld in artikel 4.3, vierde lid, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt tevens opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit dit artikel.

Artikel 1.7 b Koolstofarme economie

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de aanvrager behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 5.1 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • b.

       voor het project wordt subsidie verleend op grond van artikel 5.3 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • d.

       het project is gericht op:

      • 1°.

         ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen of diensten; of,

      • 2°.

         het met concrete faciliteiten ondersteunen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten;

    • e.

       het MKB maakt aantoonbaar onderdeel uit van het project.

  • 2  Een project komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant als bedoeld in het eerste lid, onder c, indien:

    • a.

       meer dan de helft van de subsidiabele kosten wordt gemaakt door projectpartners die zijn gevestigd in de provincie Noord-Brabant; en,

    • b.

       de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de provincie Noord-Brabant.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, voldoet een aanvraag om subsidie indien het project is gericht op publiek of semi-publiek toegankelijke laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, aan de volgende vereisten:

    • a.

       indien het project laadinfrastructuur voor personenvoertuigen betreft voldoet het project aan het meest recente OCPP; of,

    • b.

       indien geen sprake is van laadinfrastructuur voor personenvoertuigen, bedoeld onder a, is de netbeheerder van het gebied waarin de laadinfrastructuur wordt aangelegd, akkoord met afwijkingen van het OCPP.

  • 4  In het projectplan, bedoeld in artikel 5.3, vierde lid, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt tevens opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit dit artikel.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 is ter zake subsidiabele kosten artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing.

  • 2 In afwijking van artikel 10 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant wordt, indien de aanvrager gebruik maakt van de kostensoorten personeelskosten en indirecte kosten, de berekeningswijze als genoemd in artikel 2.13, tweede en derde lid van de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020 gehanteerd.

     

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van:

    • a.

       1 oktober 2015 tot en met 29 februari 2016, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b;

    • b.

       1 oktober 2015 tot en met 30 november 2015, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder c en d.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tenderperiode genoemd in:

  • a.

     artikel 1.9, onder a, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a, vast op € 4.000.000;

  • b.

     artikel 1.9, onder a, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder b, vast op € 871.000;

  • c.

     artikel 1.9, onder b, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder c, vast op € 2.000.000;

  • d.

     Artikel 1.9, onder b, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder d, vast op € 4.000.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, c en d bedraagt 15% van de subsidiabele kosten.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt 15% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 250.000.

  • 3  Indien de aanvrager minder dan 15% van de subsidiabele kosten, bedoeld in de voorgaande leden, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 4  Onverminderd de voorgaande leden, wordt, indien sprake is van staatsteun en:

    • a.

       het project past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening als bedoeld in de artikelen 2.3, tweede lid, 4.3, tweede lid, of 5.3, tweede lid van de Subsidieregeling OP Zuid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat het van toepassing zijnde percentage uit de algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden;

    • b.

       geen van de vrijstellingen uit onderdeel a van toepassing is, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat voor het totale bedrag aan overheidsbijdragen over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, is artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Ten aanzien van de verplichtingen is artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.14 Vaststelling

  • 1  Onverminderd artikel 1.6 van de Subsidieregeling OPZuid en gelet op de van toepassing zijnde Europese regelgeving ter rechtvaardiging van staatssteun, worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2  Op verzoek van de subsidieontvanger wordt de aanvraag tot vaststelling op grond van de Subsidieregeling OPZuid aangemerkt als aanvraag tot vaststelling voor deze paragraaf.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

 §2 Cofinanciering Europese subsidie

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Agenda van Brabant: programma met ambities voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld door Provinciale Staten op 20 april 2010;

  • b.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • c.

     de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • d.

     Economisch Programma Brabant 2020: programma vastgesteld door Provinciale Staten op 11 mei 2012;

  • e.

     Europees subsidieprogramma: programma van de Europese Unie om projecten te subsidiëren die zijn gericht op doelstellingen die zijn vastgesteld voor de verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie;

  • f.

     Europese subsidie: subsidie op grond van een Europees subsidieprogramma;

  • g.

     Interreg VA: Europees subsidieprogramma binnen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland en andere lidstaten binnen Europa;

  • f.

     landbouw-de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, Pb L 352/9 van 24 december 2013;

  • h.

     landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 193/1 van 1 juli 2014;

  • i.

     projectpartner: partij die financieel participeert in het project waarvoor subsidie is gevraagd;

  • g.

     visserij- en aquacultuur-de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, Pb L 190/45 van 28 juni 2014.

Artikel 2.2. Doelgroep

Subsidie kan worden gevraagd door natuurlijke personen of rechtspersonen die Europese subsidie aanvragen of hebben aangevraagd.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten waarvoor een Europese subsidie is of wordt gevraagd op grond van Interreg VA.

Artikel 2.5 Vereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       voor het project is of wordt Europese subsidie gevraagd op grond van het Europees subsidieprogramma Interreg VA;

    • b.

       de subsidie is gevraagd als cofinanciering op de Europese subsidie als bedoeld onder a;

    • c.

       de aanvrager behoort tot de doelgroep van het Europese subsidieprogramma waarvoor Europese subsidie is gevraagd;

    • d.

       het project past sluit aan bij het richtinggevend perspectief en de ambities uit de Agenda van Brabant en het Economisch Programma Brabant 2020;

    • e.

       ten minste een van de projectpartners van het project is gevestigd in de provincie Noord-Brabant;

    • f.

       aan het project ligt een definitief project voorstel ten grondslag zoals dit bij de aanvraag om Europese subsidie is of wordt ingediend.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om in aanmerking te komen voor vrijstelling voldaan aan de vereisten van de desbetreffende vrijstelling uit een van de volgende Europese verordeningen:

    • a.

       algemene groepsvrijstellingsverordening

    • b.

       landbouwgroepsvrijstellingsverordening

    • c.

       de-minimisverordening;

    • d.

       landbouw-de-minimisverordening;

    • e.

       visserij en aquacultuur-de-minimisverordening.

Artikel 2.6 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 zijn ter zake de subsidiabele kosten de bepalingen in het Europese programma op grond waarvan Europese subsidie is gevraagd, van overeenkomstige toepassing.

  • 2  Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving voor het desbetreffende programma wordt voor kostensoorten waarvoor in het desbetreffende Europese programma berekeningswijzen zijn bepaald die afwijken van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, de berekeningswijze uit het Europese programma gevolgd.

Artikel 2.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 31 december 2015.

Artikel 2.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode genoemd in artikel 2.7 vast op € 5.000.000.

Artikel 2.9 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie bedraagt 2,5% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Het percentage, genoemd in het eerste lid, wordt tot een maximum van 12,5% verhoogd naar gelang de mate waarin:

    • a.

       het project past binnen het beleid van de provincie Noord-Brabant ten aanzien van de thematische doelstelling van het Europese programma;

    • b.

       publieke cofinanciering of subsidie door een andere overheid wordt verstrekt voor het project.

  • 3  Het percentage, bedoeld in voorgaande leden, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan overheidsbijdragen die aangemerkt worden als staatssteun aan de subsidieontvanger, niet meer bedraagt dan wegens de gekozen Europese verordening ter rechtvaardiging van de staatssteun is toegestaan.

Artikel 2.10 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.11 verplichtingen subsidieontvanger

Ten aanzien van de verplichtingen voor de subsidieontvanger, zijn de bepalingen uit het Europees programma waarvoor Europese subsidie is gevraagd, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.12 Verlening

Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat Europese subsidie op grond van het Europese subsidieprogramma daadwerkelijk wordt verstrekt.

Artikel 2.13 Vaststelling

Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving ter rechtvaardiging van staatssteun, worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 2.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken voor subsidies van € 25.000 en hoger een voorschot van ten hoogste 100% op het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen waarvan de hoogte van de termijnen en de tijdstippen van betaling in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 3.2 Intrekking

De Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s Noord-Brabant 2013-2015 wordt ingetrokken.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2014-2020 Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 24 maart 2015

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2014-2020 Noord-Brabant.

 

Algemeen

Voor de periode 2014-2020 heeft de Europese Commissie € 113 miljoen beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), ten behoeve van de uitvoering van het operationeel programma Zuid-Nederland (OP-Zuid). Het EFRO maakt deel uit van het Europees cohesiebeleid, dat tot doel heeft om de economische groei en werkgelegenheid te bevorderen en klimaatverandering, energieafhankelijkheid en sociale uitsluiting aan te pakken. Voorwaarde voor de Europese subsidie is dat provincies, het Rijk en het bedrijfsleven ook bijdragen aan het programma. Daarmee komt naar verwachting voor de jaren 2014-2020 in Zuid-Nederland in totaal € 321 miljoen beschikbaar voor kansrijke projecten die bijdragen aan een innovatiever, duurzamer en socialer Zuid-Nederland. Deze subsidieregeling valideert het Noord-Brabantse deel van de nationale cofinanciering.

 

In het Economisch Programma Brabant 2020 (Economisch Programma) is beschreven dat de provincie optimaal wil inspelen op de Europese groeistrategie en actief wil samenwerken met andere regio’s in Nederland en in Europa om meer gezamenlijke economische slagkracht te bereiken. In het Economisch Programma is tevens beschreven dat de provincie maximaal gebruik wil maken van nieuwe Europese fondsen, door eigen middelen te benutten als hefboom voor de Europese fondsen. Voor de periode 2014-2020 heeft de Europese Commissie op basis van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) middelen ter beschikking gesteld om Zuid-Nederland tot een sterke en dynamische kenniseconomie te ontwikkelen. Voor de uitvoering in Zuid-Nederland is Gedeputeerde Staten aangewezen als Managementautoriteit. De Managementautoriteit heeft op 25 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 (hierna: Subsidieregeling OPZuid) vastgesteld.

 

Voorwaarde voor de Europese subsidie is dat provincies, het Rijk en het bedrijfsleven ook bijdragen aan het programma. Deze voorwaarde wordt voor de provincie Noord-Brabant ingevuld met de cofinancieringsregeling.

 

Testfaciliteiten Agrofood

In de Uitvoeringsagenda Agrofood Brabant 2020 wordt Brabant stevig neergezet als Innovatieve Agrofoodregio van Noordwest Europa. Het doel is het behouden en uitbreiden van de huidige toppositie. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op verhoging van toegevoegde waarde op crosssectorale samenwerking en op versterking van het innovatieve vermogen van de sector. Een van de barrières tussen innovatie en markt ligt in de beperkte mogelijkheden die de sector heeft om nieuwe vindingen en ideeën te testen in een real-life omgeving. Aan de ene kant is behoefte aan testfaciliteiten, als schakel tussen kennis en markt. Aan de andere kant zijn er binnen Noord-Brabant voldoende (grote) bedrijven en kennisinstellingen die testfaciliteiten en kennis beschikbaar willen stellen om een testfaciliteit te vormen die toegankelijk is voor andere bedrijven en organisaties. Het doel van de subsidie is om bij te dragen in het realiseren van testfaciliteiten en vraag en aanbod aan elkaar te verbinden. Een testfaciliteit is een (fysieke of niet-fysieke) omgeving voor het testen van nieuwe producten of diensten die zich in het ontwikkelstadium bevinden en waarvan de technologische innovatie en/of marktinnovatie getest moet worden. In deze faciliteit worden kleine series nieuwe producten aan een praktijktest onderworpen. Ook worden nieuwe doelgroepen getest. Onder marktinnovatie wordt tevens gedacht aan innovatie in business concepten. Testfaciliteiten versnellen de marktintroductie van nieuwe vindingen. Met de cofinanciering stimuleren en ondersteunen we het opzetten van nieuwe testfaciliteiten die beschikbaar en toegankelijk zijn voor met name het MKB

Opbouw regeling

De regeling is opgesteld als aanbouwregeling. Dit betekent dat de regeling op een later moment kan worden uitgebreid met nieuwe paragrafen ten behoeve van MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT) en INTERREG. Voorts sluit paragraaf 1 direct aan op de Subsidieregeling OPZuid. Dit betekent dat de subsidiabele activiteiten worden aangevuld met de andere thema’s uit de Regionale Innovatie Strategie voor Smart Specialisation (RIS3) onder andere koolstofarme technologie en arbeidsmarkt, zodra deze worden opgenomen in de Subsidieregeling OPZuid. Cofinanciering voor het versterken van het valorisatievermogen van het MKB, zoals nu opgenomen in paragraaf 3 van de Subsidieregeling OPZuid, volgt bij een volgende openstelling.

 

Juridisch kader

De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv) zijn op deze subsidieregeling van toepassing. De Asv is een kaderverordening. De verordening beschrijft op hoofdlijnen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt en bevat verder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. Daarnaast geeft de Asv algemene procedureregels voor subsidieverstrekking. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb en de Asv worden niet herhaald in de regeling. Omdat wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid maar ook vanwege Europese vereisten om eventueel staatssteun te rechtvaardigen, gaat, daar waar de Asv en Europese regelgeving niet op elkaar aansluiten, Europese regelgeving voor.

 

Tot slot heeft het volledig aansluiten bij de Subsidieregeling OPZuid tot gevolg dat onderwerpen die reeds uitputtend zijn geregeld in die regeling, niet zijn opgenomen in de cofinancieringsregeling, zoals weigeringsgronden, subsidiabele kosten en verplichtingen.

 

Staatssteun

Bij subsidieverlening op grond van deze regeling kan sprake zijn van staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is in de zin van het Europese recht en voor het overige voldoet aan de criteria van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in deze regeling gebruik gemaakt van een van de vrijstellingen uit artikelen 25 tot en met 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Per project wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de wet- en regelgeving omtrent staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Indien gebruik wordt gemaakt van de-minimisverordening, is vanuit het Europees recht geen sprake van staatssteun. Omdat de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020, die mede ten grondslag ligt aan de Subsidieregeling OPZuid, een minimum van kosten van € 200.000 als ondergrens voor de totale subsidiabele kosten stelt en deze grens doorwerkt in de cofinancieringsregeling, is de verwachting dat weinig gebruik zal worden gemaakt van de de-minimisverordening.

 

Artikelsgewijs

§1 Cofinanciering Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Onder a

Met deze activiteit wordt volledig aangesloten bij paragraaf 2 van de Subsidieregeling OPZuid. Een van de speerpunten van het OPZuid is innovatiebevordering, onder andere door het versterken van het open innovatiesysteem door in te zetten op het ondersteunen van verdergaande samenwerking in de innovatieketen tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen. In het OPZuid is dit beschreven in paragraaf 2.A.1 van het OPZuid, onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1.B – Specifiek doel 1.B.1’.

 

Onder b

Onder het opzetten en het exploiteren van een testfaciliteit agrofood wordt verstaan het uitbreiden of omzetten van een bestaande testfaciliteit, maar ook het opzetten en exploiteren van een nieuwe faciliteit al dan niet in een bestaande omgeving, dit alles inclusief de aansturing van het project. Met deze activiteit wordt aangesloten bij paragraaf 2 van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Een project dat bestaat uit een testfaciliteit agrofood kan geen subsidie aanvragen onder het subsidieplafond voor de activiteit versterking innovatiesysteem van artikel 1.4 onder a. Testfaciliteiten niet gericht op agrofood worden niet uitgesloten van subsidiering onder artikel 1.4, onder a.

 

Artikel 1.6 Versterking innovatiesysteem

Uit dit artikel blijkt dat volledig wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Wanneer duidelijk is dat subsidie op grond van die regeling wordt verleend omdat voldaan is aan de vereisten, het project is gerangschikt volgens de verdeelcriteria en binnen het subsidieplafond past, kan worden getoetst aan de vereisten voor de cofinanciering. Voorts blijkt uit dit onderdeel op welke paragraaf van de Subsidieregeling OPZuid de subsidiabele activiteiten uit artikel 1.4, onder a, de cofinanciering wordt verstrekt.

 

Onderdeel c

Een project dat ten goede komt aan Zuid-Nederland kan bijvoorbeeld een project zijn dat niet zozeer in Noord-Brabant wordt uitgevoerd maar waar een Brabantse ondernemer of kennisinstelling in participeert en wordt uitgevoerd in Zeeland of Limburg.

 

 

Artikel 1.7 Testfaciliteiten agrofood

 

Onderdeel a- d

Uit deze onderdelen blijkt dat volledig wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Wanneer duidelijk is dat subsidie op grond van die regeling wordt verleend omdat voldaan is aan de vereisten, het project is gerangschikt volgens de verdeelcriteria en binnen het subsidieplafond past, kan worden getoetst aan de vereisten voor de cofinanciering. Voorts blijkt uit dit onderdeel op welke paragraaf van de Subsidieregeling OPZuid de subsidiabele activiteiten uit artikel 1.4 onder b cofinanciering wordt verstrekt.

Voor het openstellen en exploiteren van een testfaciliteit, zijn extra vereisten gesteld, voor zover deze niet in de Subsidieregeling OPZuid zijn afgedekt. Zo is in de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving reeds de duurzame instandhouding voor een periode van drie jaar bepaald (artikel 71 van de Europese verordening 1303/2013), volgt uit de beoordeling voor de Subsidieregeling OPZuid dat de aanvrager de testfaciliteit exploiteert, de testfaciliteit zich in een fase bevindt van investeren en toegankelijk maken voor anderen dan de aanvrager.

 

Onderdeel g

Aan de hand van deze gegevens kan worden onderzocht in hoeverre de activiteit ten goede komt aan Noord-Brabant, in hoeverre de activiteit haalbaar is en de business case reëel is.

 

 

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

Tweede lid

Omdat wordt aangesloten bij de kostensoorten en berekeningswijze van de kostensoorten van de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving, wordt afgeweken van de Asv. Dit betreft alleen de kostensoorten personeelskosten en indirecte kosten.

 

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

Deze paragraaf sluit niet uit dat voor een project meerdere cofinancieringssubsidies worden gevraagd, op basis van deze regeling zelf of van verschillende overheidsorganisaties. Op grond van Europese regels inzake staatssteun zijn de subsidiabele kosten en het maximumpercentage subsidie per project beperkt naar gelang het gekozen vrijstellingsregime uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Het maximumpercentage is veelal beperkt to 50% van de subsidiabele kosten. Voor experimentele ontwikkeling ligt het percentage op 25%. In een enkel geval kunnen deze percentages worden opgehoogd als een aantal eisen wordt voldaan. Hierdoor is reeds voldoende geborgd dat de steun evenredig is ten opzichte van de projectomvang.

Vierde lid

De toets of het project past binnen een van de vrijstellingen op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening vindt reeds plaats in het kader van de Subsidieregeling OPZuid.

 

 

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

Voor het rangschikken van de aanvragen wordt volledig aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Op grond van die regeling worden aanvragen, bij overschrijding van het subsidieplafond, op basis van een aantal criteria gerangschikt door de Deskundigencommissie. Deze rangschikking wordt overeenkomstig, dus zodra het plafond van artikel 1.9 wordt bereikt, toegepast, evenals de loting bij gelijke rangschikking. Overigens kan dit betekenen dat projecten weliswaar binnen het subsidieplafond van de Subsidieregeling OPZuid passen maar niet binnen het subsidieplafond van deze regeling. De begroting is dan niet sluitend en de aanvraag wordt om die reden afgewezen voor beide regelingen.

 

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Naast de verplichtingen in de Asv en de Subsidieregeling OPZuid kunnen in de beschikking verplichtingen worden opgenomen zoals een verplichting om binnen 12 maanden na subsidieverlening het project te realiseren of het binnen drie jaar na subsidieverlening toegankelijk maken van de testfaciliteit voor de benutters. Op grond van artikel 19, derde lid, van de Asv kan een voortgangsverslag worden verlangd indien de periode van uitvoering van activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt. Dit is ook bepaald in de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving en derhalve hier niet nader uitgewerkt.

 

 

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

Voor de bevoorschotting en betaling wordt de systematiek uit de Asv gevolgd. Er is geen reden om af te wijken ondanks dat de Subsidieregeling OPZuid vanwege Europese regelgeving een ander systeem volgt. Dit betekent dat Gedeputeerde Staten ambtshalve in de subsidieverlening de termijnen en hoogte bevoorschotting bepalen.  

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger