Nadere regels kleine evenementen

Geldend van 15-09-2016 t/m 02-01-2019

Intitulé

Nadere regels kleine evenementen

De burgemeester van de gemeente Wijchen,

gelet op artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening zoals vastgesteld op 11 december 2014;

overwegende dat ter vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven volstaan kan worden met algemene regels voor kleine evenementen,

overwegende dat het wenselijk is voorwaarden te verbinden aan het organiseren van een klein evenement in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en bescherming van het milieu,

BESLUIT

vast te stellen de volgende nadere regels kleine evenementen.

Artikel 1 Begrippen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Apv: Algemene plaatselijke verordening;

  • 2.

    evenement: evenement als bedoeld in artikel 2:24 Apv;

  • 3.

    feestdag: een nationale feestdag, carnaval en kermis;

  • 4.

    nadere regels: nadere regels kleine evenementen;

  • 5.

    organisator: degene die het evenement organiseert of laat organiseren.

Artikel 2 Algemene voorschriften

Het verbod zoals bedoeld in artikel 2:25 lid 1 Apv geldt niet voor kleine evenementen die voldoen aan de volgende voorschriften:

  • 1.

    Er is melding ingediend zoals genoemd in artikel 4 van deze nadere regels.

  • 2.

    Het evenement vindt plaats zoals aangegeven op de ingediende plattegrondtekening.

  • 3.

    Het evenement vindt gedurende één dag plaats.

  • 4.

    Er zijn totaal maximaal 250 personen aanwezig bij het evenement.

  • 5.

    Het evenement vindt niet plaats op een locatie in Wijchen, gelegen aan de Vierdaagseroute, op de woensdag van de Nijmeegse Vierdaagse.

  • 6.

    Het evenement is geen vechtsportevenement, motorcross of motorrace evenement of stuntshow voor gemotoriseerde voertuigen.

  • 7.

    Het evenement begint op zondag niet voor 13:00 uur, tenzij ontheffing wordt verleend op grond van de Zondagswet.

    Het evenement begint op overige dagen niet voor 07:00 uur.

  • 8.

    Het evenement eindigt op zondag tot en met donderdag niet later dan 24:00 uur en op vrijdag en zaterdag niet later dan 01:00 uur ‘s nachts. Indien de dag na het evenement een feestdag is dan mag het evenement tot 01.00 uur ’s nachts duren.

  • 9.

    De openbare weg blijft toegankelijk voor al het verkeer. Het evenement vindt niet plaats op de rijbaan of veroorzaakt anderszins geen belemmering voor het verkeer, inclusief voetgangers.

  • 10.

    Parkeren van voertuigen geschiedt alleen op de daarvoor bestemde parkeerplaatsen of op eigen grond.

  • 11.

    Er wordt geen sterk alcoholhoudende drank geschonken.

  • 12.

    Er wordt geen zwak alcoholhoudende drank geschonken, tenzij:

  • 13.

    Er wordt geen tent gebruikt voor meer dan 250 personen.

  • 14.

    Het evenement veroorzaakt geen geluidhinder:

    • er wordt buiten alleen gebruik gemaakt van achtergrondmuziek. Een omroepinstallatie is niet toegestaan; of

    • ontheffing voor geluid wordt verleend op basis van artikel 4:6 APV.

Artikel 3 Veiligheidsvoorschriften

Voor kleine evenementen gelden tijdens het evenement de volgende voorschriften:

  • 1.

    De contactpersoon van de organisatie dient gedurende het gehele evenement bereikbaar te zijn.

  • 2.

    De gebruikte openbare ruimte dient schoon te worden achtergelaten.

  • 3.

    Als er door het evenement schade ontstaat aan de openbare ruimte dan wordt de schade op kosten van de organisator hersteld.

  • 4.

    Omwonenden dienen ten minste 2 dagen van te voren door de organisatie schriftelijk in kennis te worden gesteld van het evenement en de daarmee gepaard gaande hinder.

  • 5.

    De aanwezige bomen en beplanting dienen te worden ontzien en waar nodig te worden beschermd.

  • 6.

    De veiligheid van de bezoekers mag op geen enkele wijze in gevaar worden gebracht.

  • 7.

    Voor de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 4,5 meter waarvan 3,50 meter verhard en een hoogte van 4,2 meter beschikbaar zijn. Gebouwen moeten tot op 10 meter benaderbaar zijn voor hulpverlenende diensten. Eventuele hekwerken of afzettingen moeten gemakkelijk te openen zijn. Er moeten voldoende maatregelen worden genomen om parkeren voor de hekken te voorkomen.

  • 8.

    Brandkranen en andere waterwinplaatsen moeten worden vrij gehouden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.

  • 9.

    De nooduitgangen dienen te allen tijde vrij gehouden te worden en direct zonder het gebruik van hulpmiddelen te openen.

  • 10.

    Er moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn, hierbij is tenminste één goed zichtbare en bereikbare blusmiddel met een inhoud van 6 kg/L per 200 m2 gebruiksoppervlak noodzakelijk. Bij elke (nood)uitgang moet op een goed zichtbare en bereikbare plaats een brandblusapparaat zijn aangebracht met een inhoud van tenminste 6 kg/L. In een tent voor meer dan 50 personen moeten minimaal twee brandblussers aanwezig zijn.

    Aanwezige blusmiddelen mogen niet aan het oog onttrokken worden door versiering of andere obstakels. Blusmiddelen moeten voorzien zijn van een geldig keurmerk conform de NEN 2559.

  • 11.

    Er moet op toegezien worden dat er geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit. De verschillende elektrische toestellen, snoeren en stekkers moeten onbeschadigd zijn.

  • 12.

    Kabels, snoeren, leidingen, lopers, matten en dergelijke moeten zo zijn aangebracht dat vallen en struikelen wordt voorkomen.

  • 13.

    Onverminderd het bovenstaande dienen voorts alle maatregelen getroffen te worden om ontstaan en uitbreiding van brand, het ontstaan van ongevallen of onveilige situaties zo goed als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen.

  • 14.

    De aanwijzingen van functionarissen van de gemeente, brandweer, politie en andere overheidsdiensten moeten stipt en direct worden opgevolgd.

    Voor het gebruik van een tent:

  • 15.

    De constructie van de tent dient voldoende stabiel te zijn.

  • 16.

    De constructiematerialen van een tent inclusief tentdoek, vaste zijpanelen e.d. moeten:

    • a.

      voor het beperken van ontwikkeling van brand, bepaald overeenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de in die norm bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting;

    • b.

      voor het beperken van het ontstaan van rook, bepaald overeenkomstig NEN 6066 geen grotere rookdichtheid hebben dan 10 m-1

  • 17.

    De organisator moet er op toe zien dat er niet meer dan 50 personen in de tent aanwezig zijn.

  • 18.

    De toegangen tot het terrein en de tent moeten worden vrijgehouden van geparkeerde auto’s, (brom)fietsen en overige obstakels.

  • 19.

    De tent moet tot op een afstand van maximaal 30 meter bereikbaar zijn voor hulpverlenende diensten.

  • 20.

    De ligging van de tent moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen e.d. zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is, met een minimale breedte van 3,5 meter, voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de tent naar de openbare weg.

  • 21.

    Open vuur in of nabij de tent is niet toegestaan.

Voor evenementen in tenten en gebouwen :

  • 22.

     De afstand van de tent tot ieder ander bouwsel dient ten minste 10 meter te bedragen. Bij een hoge vuurbelasting in de tent moet de afstand tenminste 15 meter bedragen. Dit geldt eveneens indien de tent naast een brandgevaarlijk of monumentaal pand komt te staan.

  • 23.

     De afstand tussen een opstellingsplaats buiten de tent voor een bak- en braadinrichting of bakwagen dient minimaal 5 meter te bedragen.

  • 24.

     De tent mag geen verdiepingsvloer hebben.

  • 25.

     Het minimum aantal (nood)uitgangen per tent is twee.

  • 26.

     De vrije breedte van een (nood)uitgang is minimaal 90 cm.

  • 27.

     De vrije hoogte van een (nood)uitgang is minimaal 200 cm.

  • 28.

    De vrije hoogte van een gangpad waarvan meer dan 50 personen gebruik moeten kunnen maken, moet over de benodigde uitgangsbreedte minimaal 2 meter bedragen.

  • 29.

     Voor iedere 100 personen is 90 cm aan vrije (nood)uitgang breedte vereist.

  • 30.

     De (nood)uitgangen moeten zover mogelijk van elkaar gelegen zijn, met dien verstande dat de loopafstand tot enige uitgang niet groter dan 30 meter mag zijn.

  • 31.

     De paden naar de (nood)uitgangen moeten over een breedte van minimaal twee meter worden vrijgehouden van obstakels. Dit geldt ook voor de buitenzijde van de tent.

  • 32.

     Een hoogteverschil van meer dan 21 cm tussen de vloer en de tent en het aansluitende terrein ter plaatse van de uitgangen, moet worden overbrugd door een trap of hellingbaan; de breedte moet tenminste gelijk zijn aan de breedte van de uitgang, vermeerderd met 50 cm. De trap of hellingbaan moet steeds voldoende stroef zijn.

  • 33.

     Houten vloeren, vloerdelen en/of podia dienen zodanig te zijn aangebracht dat er geen open naden tussen de vloerdelen ontstaan.

  • 34.

     De (nood)uitgangen moeten met één handeling (zonder gebruik te maken van losse voorwerpen) over de volle breedte te openen zijn en draaien in de richting van de vluchtroute.

  • 35.

     Een deur van een ruimte voor meer dan 100 personen en een deur waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kunnen in de vluchtrichting worden geopend door:

    • a.

      een lichte druk tegen de deur, of

    • b.

      een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002

  • 36.

    Direct boven de (nood)uitgang(en) van de tent moet een transparantverlichting worden aangebracht met pictogrammen conform NEN 6088. De transparantverlichting moet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit overschakelen op een noodstroomvoorziening.

  • 37.

     De transparantverlichting moet goed zichtbaar zijn en permanent branden indien er publiek aanwezig is; bij spanningsuitval moet deze minimaal 30 minuten blijven branden.

  • 38.

     Er moet een noodverlichtingsinstallatie zijn aangebracht die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom die binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende minimaal 30 minuten een verlichtingssterkte kan geven van tenminste 1 lux op de vloer gemeten.

  • 39.

     Voor de verlichting mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van elektrische verlichting.

  • 40.

     De elektrische gloeilampen, schijnwerpers, enz. moeten zodanig zijn opgehangen, geplaatst of beschermd, dat zij onder geen omstandigheid met brandbare goederen of stoffen in aanraking kunnen komen.

  • 41.

     De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in NEN 1010.

  • 42.

     Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden.

  • 43.

     Het is verboden verplaatsbare ruimteverwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen in de tent te doen of laten gebruiken.

  • 44.

     Gasinstallaties dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in NEN1078 en NEN3324.

  • 45.

     Tijdelijke gasinstallaties voor verwarming en kookdoeleinden mogen maximaal 10 meter vanaf een niet vast opgesteld verbruikstoestel worden geplaatst.

  • 46.

     Lopers, matten en dergelijke die in vluchtwegen zijn bevestigd, moeten vast aan de vloer (grond) zijn bevestigd.

  • 47.

    Alle voorschriften van de gebruiksvergunning van het gebouw blijven onverminderd van toepassing.

  • 48.

    In vluchtwegen en in voor ontvluchting bestemde doorgangen en uitgangen mogen geen voorwerpen aanwezig zijn waardoor de benodigde vrije doorgang wordt verminderd of waaraan men zich kan verwonden of die de ontvluchting kunnen verhinderen.

  • 49.

    Blusmiddelen, alarmeringsmiddelen, vluchtwegen en uitgangen moeten altijd goed zichtbaar, bruikbaar en gebruiksgereed worden gehouden.

  • 50.

    Tussen de rijen stands, tafels, kramen en dergelijke moeten doorgangen van ten minste 1,1 meter breedte worden vrijgehouden.

  • 51.

    Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen, eventueel inclusief tafels, een vrije effectieve ruimte aanwezig zijn van tenminste 40 centimeter.

  • 52.

    Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moeten, indien een rij meer dan 4 stoelen bevat en 4 of meer rijen achter elkaar zijn geplaatst, deze zo zijn gekoppeld of aan de vloer zijn bevestigd dat deze door gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

  • 53.

    Een rij zitplaatsen die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.

  • 54.

    Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten:

    • a.

      16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 45 centimeter;

    • b.

      32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter;

    • c.

      50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 centimeter én aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van tenminste 1,10 meter aanwezig is.

  • 55.

    Meubels en voor aankleding of versiering te gebruiken voorwerpen op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer mogen slechts een zodanige ruimte beslaan dat ten minste:

    • a.

      0,25 m² vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;

    • b.

      0,30 m² voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (gekoppelde zitplaatsen);

    • c.

      0,50 m² voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is aangebracht dat deze door gedrang niet kan verschuiven of omvallen (niet-gekoppelde zitplaatsen).

  • 56.

    Alle deuren en ruimten waarin het publiek wordt toegelaten, moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij zonder gebruik te maken van sleutels of andere losse voorwerpen steeds onmiddellijk zijn te openen.

  • 57.

    Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden, met uitzondering van kook/baktoestellen. Verplaatsbare ruimteverwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen zijn niet toegestaan.

  • 58.

    Het is verboden met brandbaar gas gevulde tanks, flessen en ballons en licht ontvlambare vloeistoffen aanwezig te hebben, uitgezonderd gasflessen ten behoeve van kook/baktoestellen.

  • 59.

    Meubelen en voor aankleding of versiering te gebruiken voorwerpen op en op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer, moeten indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,50 m² per persoon bedraagt, zodanig zijn aangebracht dat zij door gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

  • 60.

    De stands, kramen of podia moeten zodanig worden geplaatst dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn.

  • 61.

    Tussen de achterzijde van de stands, kramen of podia en de achterliggende bebouwing moet een strook van ten minste 1 meter breed worden vrijgehouden.

Voor het gebruik van stoffering en versiering:

  • 62.

    Versieringen van papier, dennengroen, weefsels, of andere brandbare stoffen, zijn niet toegestaan.

  • 63.

    Stoffering en versiering mogen niet in contact komen met spots en andere warm wordende apparatuur.

  • 64.

    Gordijnen en andere verticale stofferingen moeten 10 centimeter vrij van de vloer worden gehouden.

  • 65.

    Tussen het vloeroppervlak en de versiering moet een vrije hoogte van minimaal 2,5 meter overblijven. Deze versiering mag niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, in geval van brand mag geen druppelvorming plaatsvinden.

  • 66.

    Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn niet toegestaan.

  • 67.

    Wanneer er meer dan 50 personen aanwezig zijn moet het textiel door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. Het impregneren moet uitgevoerd worden conform de voorschriften van de fabrikant.

Voor het gebruik van kook- en baktoestellen:

  • 68.

    Het gebruik van vetten en oliën is alleen toegestaan in thermisch beveiligde toestellen.

  • 69.

    In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

  • 70.

    Bij het gebruik van pannen of toestellen voor bakken en braden moet een goed sluitende deksel en/of branddeken aanwezig zijn.

Voor het gebruik van een barbecue of grill:

  • 71.

    In de onmiddellijke nabijheid moet een draagbaar brandblusapparaat met een inhoud van minimaal 6 kg/L aanwezig zijn.

  • 72.

    Bij windkracht 5 of hoger mag geen barbecue/grill worden ontstoken.

  • 73.

    Bij inpandig gebruik is uitsluitend een barbecue/grill toegestaan die voorzien is van een gasdetectiesysteem dat bij een defect een geluidssignaal geeft en de gastoevoer automatisch afsluit.

Voor het gebruik van gasflessen:

  • 74.

    Brandbare vloeistoffen en gassen, evenals licht brandbare stoffen, mogen niet in tijdelijke bouwwerken aanwezig zijn. De opslag van deze stoffen moet ten minste 5 meter vanaf het bouwwerk zijn gelegen.

  • 75.

    Het gebruik van andere brandbare gassen dan butaan of propaan is niet toegestaan. Het gebruik van LPG-tanks als brandstofreservoir voor verbruikstoestellen is eveneens niet toegestaan.

  • 76.

    De verbinding tussen gasflessen en verbruikstoestellen moet bestaan uit een koperen leiding of uit een goedgekeurde slang.

  • 77.

    De slangen tussen gasflessen en verbruikstoestellen moeten:

    • a.

      met behulp van deugdelijke slangklemmen zijn bevestigd;

    • b.

      zodanig zijn aangebracht dat deze vrij en niet onder spanning staan;

    • c.

      zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadigingen worden blootgesteld.

  • 78.

    Daar waar het gevaar bestaat dat over gasleidingen gelopen wordt, moeten deze beschermd worden door een stevige afscherming.

  • 79.

    De totale waterinhoud van de aanwezige gasflessen (gevulde en lege flessen gezamenlijk) mag maximaal 110 liter bedragen.

  • 80.

    De gasflessen moeten tegen opwarming door zonnestraling worden beschermd.

  • 81.

    Gasflessen waarvan de goedkeuring niet of meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mogen niet aanwezig zijn.

Artikel 4 Melding

  • 1.

    De organisator dient minimaal 10 werkdagen voor het evenement een schriftelijke melding in bij de burgemeester op het daarvoor bestemde formulier.

  • 2.

    In deze melding staan:

    • a.

      naam en contactgegevens van de organisator;

    • b.

      naam en omschrijving van het evenement;

    • c.

      datum, aanvang- en eindtijd van het evenement;

    • d.

      locatie van het evenement;

    • e.

      verwacht aantal bezoekers van het evenement..

  • 3.

    Bij de melding wordt een gedetailleerde plattegrond van het evenement inclusief te plaatsen objecten ingediend.

  • 4.

    De organisator krijgt een ontvangstbevestiging van de melding. Indien de melding niet voldoet aan de vereisten dan krijgt de organisator bericht dat de melding niet akkoord is, waarna eventueel een evenementenvergunning aangevraagd kan worden.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: ‘Nadere regels kleine evenementen’.

Ondertekening

Vastgesteld op 10 maart 2015
burgemeester, mr. J.Th.C.M. Verheijen

Toelichting

1. Algemeen

1.1 Inleiding

In de gemeente Wijchen vinden door het jaar heen veel evenementen plaats. De evenementen variëren qua omvang van grote dancefeesten zoals Emporium, met 25.000 bezoekers, tot een buurtbarbecue met 40 buren. Dat voor grote evenementen per geval beoordeeld moet worden of het evenement veilig kan plaats vinden, staat niet ter discussie. Maar er is een groot aantal kleine evenementen waarbij de risico’s vaak beperkt zijn. Daarom wordt voor deze categorie evenementen de vergunningplicht afgeschaft. Een melding is voldoende. Dat wordt geregeld met deze nadere regels.

Tot 1 januari 2015 was in de Algemene plaatselijke verordening (Apv) een regeling opgenomen voor kleine evenementen. Voor deze kleine evenementen was geen evenementenvergunning vereist maar was een melding voldoende. De meldingsplicht was beperkt tot evenementen met maximaal 75 personen (en andere criteria zoals het niet blokkeren van wegen). Maar bij iets grotere evenementen is gebleken dat een evenementenvergunning vrijwel altijd probleemloos verleend kan worden, met nagenoeg dezelfde voorwaarden. Daarom is ambtelijk onderzocht of het mogelijk is de categorie meldingsplichtige evenementen te verruimen.

1.2 Juridisch kader

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Dit is opgenomen in artikel 2:25 lid 1 van de Apv. Een evenement is elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Er is een aantal uitzonderingen benoemd, zoals bioscoopvoorstellingen en sportactiviteiten in een sportaccommodatie (artikel 2:24 lid 1 Apv).

Het verbod geldt niet indien een vergunning is verleend. Deze vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu. Deze weigeringsgronden zijn genoemd in artikel 1:8 Apv.

In artikel 2:25 lid 2 Apv is bepaald dat de burgemeester voor evenementen nadere regels kan stellen. Als een evenement onder de reikwijdte van deze nadere regels valt, dan geldt geen vergunningplicht.

1.3 Relatie met andere regelgeving en beleid

Een evenement dat niet voldoet aan de criteria uit deze nadere regels is vergunningsplichtig. Aanvragen worden getoetst aan het evenementenbeleid.

Voor het schenken van zwak-alcoholhoudende drank tijdens een evenement is een ontheffing op basis van de Drank- en horecawet vereist. Dus ook al voldoet een evenement aan de criteria om onder de meldingsplicht te vallen, dan nog moet een ontheffing worden aangevraagd indien alcohol wordt versterkt.

Voor het plaatsen van sandwichborden ten behoeve van het evenement moet de organisatie voldoen aan de nadere regels sandwichborden.

Ook moet voldaan worden aan het bestemmingsplan. Indien op een locatie meer dan incidenteel evenementen worden gehouden dan moet dit in het bestemmingsplan geregeld zijn, of er moet een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan afgegeven worden.

1.4 Overgangsregeling

De afgelopen jaren zijn voor veel evenementen vergunningen afgegeven voor drie jaar. Deze vergunningen worden niet ingetrokken omdat ze een geldigheidsduur hebben van nog maximaal twee jaar en omdat deze nadere regels grotendeels gelijk zijn aan de voorschriften bij de verleende vergunningen.

Bij evenementen die aan de Nadere regels voldoen maar waarvoor, vóór inwerkingtreding van deze Nadere regels, een aanvraag evenementenvergunning is ingediend wordt de aanvraag behandeld als een melding.

Er is een beperkt aantal evenementenvergunningen voor onbepaalde tijd afgegeven. Per geval wordt bekeken of het nodig/wenselijk is de vergunning in te trekken, eventueel met een overgangstermijn.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Een evenement is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Er is een aantal uitzonderingen, deze staan in artikel 2:24 lid 1 Apv. In het evenementenbeleid is toegelicht wat onder een evenement wordt verstaan.

Artikel 2 Algemene voorwaarden

Voor evenementen die voldoen aan de genoemde voorwaarden is geen vergunning vereist. De voorwaarden worden hieronder waar nodig toegelicht.

Lid 3

Meerdaagse evenementen kunnen meer overlast veroorzaken, daarom is hiervoor een vergunning vereist.

Lid 4

Door een maximum aantal bezoekers op te nemen blijft de uitstraling naar en de belasting voor de omgeving beperkt.

Lid 5

De woensdag van de Nijmeegse Vierdaagse is ‘de dag van Wijchen’. Langs de route worden veel standplaatsen ingenomen. De ruimte is beperkt, zeker in het centrum. Voor het toekennen van de standplaatsen is een systeem ontwikkeld. Dit houdt in dat vrijkomende standplaatsen op datum van binnenkomst van aanvragen (en deels in overleg met de aanvrager) toegekend worden. Dit systeem zou ongewenst doorkruist worden indien tot 10 werkdagen voor de Vierdaagse evenementen langs de route gemeld zouden worden. Daarom is deze uitzondering opgenomen.

Lid 6

Sommige evenementen vormen een potentieel gevaar voor de openbare orde en/of openbare veiligheid, ook als aan de voorwaarden qua locatie en omvang wordt voldaan. Daarom zijn deze type evenementen specifiek uitgezonderd. Hierdoor kan per geval beoordeeld worden (aan de hand van een aanvraag evenementenvergunning) of het evenement kan plaats vinden en kunnen specifieke veiligheidsvoorschriften opgelegd worden.

Lid 7 en 8

Op grond van de Zondagswet is het verboden op zondag voor 13.00 uur evenementen te houden, tenzij een ontheffing wordt verleend. De begintijden van de overige dagen en de eindtijden zijn afgestemd op de eindtijden in het evenementenbeleid. In lijn met de sluitingstijden voor horeca mag op vrijdag- en zaterdagavond een evenement een uur langer doorgaan.

Lid 9

Zolang het evenement de openbare weg, inclusief trottoir, niet belemmerd is de verkeersveiligheid niet in het gedrang.

Lid 11 en 12

De Drank- en horecawet verbiedt het schenken van alcoholhoudende drank zonder vergunning. Voor evenementen kan een ontheffing worden verleend, maar alleen voor zwak-alcoholhoudende drank. Voor een besloten feest is geen ontheffing nodig. Een feest is besloten als er een specifieke, afgebakende groep bezoekers is en het feest dus niet toegankelijk is voor anderen.

Indien het evenement in een commerciële horeca inrichting (en niet daarbuiten) met een geldige drank- en horecavergunning gehouden wordt, dan mag op basis van die vergunning alcoholhoudende drank (zwak en sterk) geschonken worden. Dan is een ontheffing niet nodig.

Voor een evenement in een paracommerciële horeca inrichting dat niet past binnen de doelstelling van de organisatie, is een ontheffing op grond van artikel 4 lid 4 Drank- en horecawet vereist.

Lid 13

Indien een tent geplaatst wordt dan mag deze niet voor meer dan 250 personen gebruikt worden.

De grens van 250 personen is in overleg met de brandweer bepaald. Voor dit soort tenten zijn standaard brandveiligheidsvoorschriften voldoende (zie artikel 3). Voor grotere tenten is maatwerk nodig en dat kan niet met een melding. Daarom is voor grotere tenten een evenementenvergunning nodig.

Lid 14

Met ‘achtergrondmuziek’ wordt bedoeld muziek waarbij zonder stemverheffing gepraat kan worden. Versterkte live-muziek of een dj-installatie zijn in ieder geval niet toegestaan. Als de organisator hiervan gebruik wil maken dan moet een ontheffing geluidhinder aangevraagd worden (naast de melding voor het evenement).

Artikel 3 Veiligheidsvoorschriften

In dit artikel zijn veiligheidsvoorschriften opgenomen waar het evenement aan moet voldoen. Als hier niet aan voldaan kan worden dan is alsnog een evenementenvergunning vereist. In het kader van die aanvraag kan beoordeeld worden of andere maatregelen genomen kunnen worden om toch de veiligheid te kunnen waarborgen.

Deze voorschriften komen overeen met de voorschriften die aan een evenementenvergunning verbonden kunnen worden. Bij ieder evenement zal niet ieder voorschrift van toepassing zijn. Dit artikel vormt een opsomming van alle mogelijk van toepassing zijnde voorschriften. Per evenement kan de organisator met behulp van de koppen selecteren welke voorschriften voor het betreffende evenement gelden. Waar nodig zal hier bij de ontvangstbevestiging van de melding nog extra op gewezen worden.

Artikel 4 Melding

Een organisator hoeft geen vergunning aan te vragen. Wel moet het evenement vooraf schriftelijk gemeld worden. Bij de melding moet informatie gegeven worden over de organisatie en het evenement.

De voornaamste reden om wel een melding te eisen is zodat politie en brandweer zicht hebben op welke en hoeveel evenementen gehouden worden om daar hun capaciteit op af te stemmen. Door het indienen van een melding wordt de organisatie geattendeerd op de veiligheidsvoorschriften. Ook vereenvoudigt een melding de handhaving.

Mocht het ooit voorkomen dat twee evenementen gelijktijdig op dezelfde locatie gepland zijn, dan heeft het evenement dat als eerste gemeld is voorrang. Eventueel kunnen de twee organisaties in overleg om de evenementen gezamenlijk te houden.

Door het indienen van een plattegrond is snel duidelijkheid over de precieze locatie van het evenement, de te plaatsen objecten en de activiteiten.

Artikel 5 en 6

Deze bepalingen spreken voor zich.