VERORDENING CAMERATOEZICHT 2015

Geldend van 14-02-2019 t/m heden

Intitulé

VERORDENING CAMERATOEZICHT 2015

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 december 2014, nr. 2014/03/001754;

gelet op de overwegingen van de commissie Bestuur en middelen van 13 januari 2015;

overwegende dat de raad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid kan verlenen om te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is;

gelet op artikel 151c van de Wet Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, vast te stellen:

VERORDENING CAMERATOEZICHT 2015

Artikel 1 Bevoegdheid plaatsen camera's

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van vaste en flexibele camera's voor de duur van maximaal 5 jaar ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen.

Artikel 2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening Cameratoezicht” vastgesteld bij raadsbesluit van 30 november 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de nieuwe verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de strafbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Cameratoezicht”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2015.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting

Toelichting artikel 1

Op grond van artikel 151c van de Gemeentewet kan de gemeenteraad aan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen tot het uitvoeren van cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad kan daarbij bepalen tot welke openbare plaatsen de bevoegdheid zich uitstrekt en voor welke duur de plaatsing van camera's ten hoogste mag geschieden. Volgens de wetgever is hierdoor de toekenning van de bevoegdheid tot het plaatsen van camera's met democratische waarborgen omkleed.

Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera's op een openbare plaats is een besluit van algemene strekking waartegen op grond van de Awb voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaat.

Het kan voorkomen dat beelden worden gemaakt van personen die een pand binnengaan of verlaten. De eigenaren van dergelijke panden zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van de Awb, evenals bijvoorbeeld degenen die in zo'n pand werken of wonen (huurders) of anderszins regelmatige bezoekers van zo'n pand zijn.

Doel van het cameratoezicht

Gemeentelijk cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet mag uitsluitend plaatsvinden voor het handhaven van de openbare orde. Dit begrip omvat ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Dit hoofddoel laat onverlet dat deze vorm van cameratoezicht ook subdoelen mag dienen. Zo biedt artikel 151c lid 7 Gemeentewet de mogelijkheid om de opgenomen beelden te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarnaast mogen camera's worden gebruikt om de politie en andere hulpdiensten efficiënter en effectiever in te zetten. De preventieve werking van cameratoezicht vergroot bovendien hun veiligheid.

Kenbaarheid

In artikel 151c lid 4 Gemeentewet is vastgelegd dat het gebruik van camera's kenbaar moet zijn. Burgers moeten in elk geval in kennis worden gesteld van de mogelijkheid dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het gebied betreden dat valt binnen het bereik van de camera's. Aan het kenbaarheidsvereiste moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden vastgelegd, maar ook als sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt. Door het goed zichtbaar plaatsen van borden, waarop wordt aangeven dat in het betrokken gebied met camera's wordt gewerkt, kan het publiek op deze mogelijkheid worden geattendeerd. Overigens houdt het kenbaarheidsvereiste niet in dat camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de burgers op de hoogte moeten worden gesteld van de precieze opnametijden.

In artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht is de niet-kenbare toepassing van cameratoezicht op voor het publiek toegankelijke plaatsen strafbaar gesteld. De straf kan een hechtenis van ten hoogste twee maanden inhouden of een geldboete van € 4.500.