Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verdelen van subsidies ter uitvoering van het programma OP-Zuid (Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020)

Geldend van 21-10-2021 t/m 18-06-2024 met terugwerkende kracht vanaf 23-02-2021

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verdelen van subsidies ter uitvoering van het programma OP-Zuid (Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020)

Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant in de hoedanigheid van managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020,

Gelet op artikel 125, derde lid, van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006; Gelet op artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020;

Overwegende dat het Comité van Toezicht door middel van een schriftelijke beoordeling kennis heeft genomen van de uitgangspunten van de voorliggende regeling;

Overwegende dat de Managementautoriteit wenst te investeren in slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid in de regio Zuid-Nederland en hiertoe het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling inzet;

Overwegende dat de subsidiabele activiteiten van de paragrafen 2 en 3 breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, acht de Managementautoriteit, daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:

 

a. Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

 

b. Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    crossover: samenwerkingsverbanden tussen partijen uit verschillende technologiedomeinen, waarin innovatieve producten en diensten worden ontwikkeld;

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • e.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • f.

     Deskundigencommissie: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 3:5 van de Awb en overeenkomstig artikel 82 van de Provinciewet;

  • g.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

  • h.

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • i.

    gebouwde omgeving: gebied dat door aaneengesloten bebouwing een overwegend woon-, werk-, recreatie- of verblijfsfunctie heeft en daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt;

  • j.

     Human Capital: arbeidskracht;

  • k.

    innovatiesysteem: samenwerking in publieke en private sector waarvan de activiteiten en de interacties hiertussen, nieuwe technologieën initiëren, importeren, veranderen en verspreiden;

  • l.

    internationale topclusters: drie in het OPZuid voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen waarin bedrijfsleven en kennisinstellingen de potentie hebben om internationaal uit te blinken, te weten:

    • 1°.

      High Tech System & Materialen;

    • 2°.

      Chemie & Materialen;

    • 3°.

      Agrofood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen;

  • m.

    kennisinstelling:

    • 1°.

      een onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • 2°.

      een andere dan onder 1º bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • 3°.

      een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • a.

        openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1º;

      • b.

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • 4°.

      een rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder 1º, 2º of 3º direct of indirect:

      • a.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft;

      • b.

        volledig aansprakelijk vennoot is; of,

      • c.

        overwegende zeggenschap heeft;

    • 5°.

      een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder 1º tot en met 4º;

  • n.

     Managementautoriteit: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als managementautoriteit, bedoeld in artikel 123, eerste lid, van verordening 1303/2013 voor het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

  • o.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • p.

    nationale topclusters: vier in het OPZuid voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen die sterk zijn op bovenregionaal niveau en specifieke potenties op internationaal niveau hebben, te weten:

    • 1°.

      Logistiek;

    • 2°.

      Life Sciences & Health;

    • 3°.

      Biobased;

    • 4°.

      Maintenance;

  • q.

    onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • r.

    open innovatie: praktijk van ondernemingen en kennisinstellingen om innovatieve ideeën op basis van samenwerking uit te wisselen en ideeën, kosten risico of capaciteit in onderzoek en ontwikkeling te delen;

  • s.

    Operationeel Programma Zuid 2014-2020: gezamenlijk programma als bedoeld in artikel 96 van verordening 1303/2013, van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, goedgekeurd door de Europese Commissie op 5 december 2014, voor activiteiten die in Zuid-Nederland financiering kunnen ontvangen uit het EFRO;

  • t.

     operationele omgeving: omgeving waarin door omstandigheden en condities een innovatie conform de werkelijkheid kan worden getest;

  • u.

    OPZuid: Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

  • v.

    outputindicatoren: indicatoren als bedoeld in artikel 27, vierde lid, onder b, van verordening 1303/2013 uitgewerkt in paragraaf 2.A.6.5., tabel 5 van het OPZuid;

  • w.

    React-EU: programma van de Europese Commissie dat gericht is op crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en op een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, gebaseerd op Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (PbEU 2020, L437) (React-EU).

  • x.

    REES: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

  • y.

    RIS3: Regionale Innovatie Strategie voor Slimme Specialisaties, vastgesteld op 7 april 2020 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op 14 april 2020 door Gedeputeerde Staten van Limburg en op 21april 2020 door Gedeputeerde Staten van Zeeland.

  • z.

     slimme uitrol: testen, demonstreren en eerste toepassing in een operationele omgeving;

  • aa.

    valorisatievermogen: omzetten van bestaande en nieuwe kennis en kunde naar nieuwe producten, processen of diensten;

  • bb.

    verordening 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) Nr. 1083/2006, Pb L 347/320 van 20 december 2013;

  • cc.

    Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.  

Artikel 1.2 Subsidievorm

Subsidies op grond van deze regeling worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag tenzij in de betreffende paragraaf anders is bepaald.

Artikel 1.3 Weigeringsgronden algemeen

Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 5.2.5, eerste lid, onder a, d en f van de REES wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

     de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    de aanvrager op enigerlei wijze in strijd met algemeen aanvaarde rechtsbeginselen handelt.

     

Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag algemeen

Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

  • a.

    een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Managementautoriteit;

  • b.

    een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door de Managementautoriteit vastgestelde aanvraagformulier;

  • c.

    een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

     

Artikel 1.5 Verplichtingen algemeen

Onverminderd de artikelen 5.2.9 tot en met 5.2.12 van de REES heeft de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting desgevraagd te rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang van de subsidiabele activiteit.

Artikel 1.6 Vaststelling

  • 1 Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde termijn dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij de Managementautoriteit.

  • 2 Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3 Onverminderd het tweede lid, omvat de aanvraag tot vaststelling het volgende, tenzij in de subsidiebeschikking anders is bepaald:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken ter onderbouwing van de gerapporteerde waarde of waarden voor de outputindicatoren;

    • c.

      een financieel verslag;

    • d.

      een rapport van feitelijke bevindingen, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, overeenkomstig het door de Managementautoriteit opgestelde controleprotocol.

       

Artikel 1.7 Betaling en bevoorschotting

  • 1 De Managementautoriteit verstrekt op basis van een daartoe door de subsidieontvanger ingediende betalingsaanvraag als bedoeld in artikel 132 van verordening 1303/2013, voorschotten op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 De subsidieontvanger dient ten hoogste twee keer per jaar een betalingsaanvraag in.

  • 3 Een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 1.5 wordt aangemerkt als betalingsaanvraag.

  • 4 Een betalingsaanvraag bevat tenminste de declaratie van de gemaakte en betaalde kosten.

  • 5 Op de termijn van betaling is artikel 132 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 6 Voor de toepassing van artikel 132, eerste lid, van verordening 1303/2013 gaat, ingeval van onvoldoende beschikbaarheid van middelen uit de initiële en jaarlijkse voorfinanciering en tussentijdse betalingen uit het EFRO als bedoeld in artikel 132, eerste lid, van verordening 1303/2013, bij gelijk indienen van betalingsaanvragen door subsidieontvangers, betaling aan een MKB-onderneming voor op overige subsidieontvangers.

  • 7 Onverminderd het zesde lid, gaan betalingen aan MKB-ondernemers met een hoger bedrag op de betalingsaanvraag, voor op betalingen aan MKB-ondernemingen met een lager bedrag op de betalingsaanvraag.

     

Artikel 1.8 Sanctiebeleid

[vervallen] 

§2 Versterking innovatiesysteem

Artikel 2.1 Doelgroep

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

       

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op versterking van het innovatiesysteem, binnen de technologiedomeinen:

  • a.

    Logistiek;

  • b.

    Maintenance;

  • c.

    Biobased.

Artikel 2.3 Subsidievereisten

  • 1 Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e en artikel 5.2.5, tweede lid van de REES, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland;

    • c.

      het project past binnen:

      • i.

        het Inhoudelijk kader openstelling Logistiek, zoals opgenomen in bijlage 4; of

      • ii.

        het Inhoudelijk kader openstelling Biobased, zoals opgenomen in bijlage 5; of

      • iii.

        het Inhoudelijk kader openstelling Maintenance, zoals opgenomen in bijlage 6.

    • d.

      het project is gericht op een crossover met een of meer internationale of nationale topclusters.

    • e.

      het project levert een bijdrage aan een of meer maatschappelijke uitdagingen uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        gezondheid, demografie en welzijn;

      • 2°.

        voedselzekerheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek en bio-economie;

      • 3°.

        zekere, schone en efficiënte energie;

      • 4°.

        slim, groen en geïntegreerd vervoer;

      • 5°.

        klimaatactie hulpbronefficiëntie;

      • 6°.

        inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen;

      • 7°.

        veilige samenlevingen;

    • f.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren als bedoeld in bijlage 1;

    • g.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        het bevorderen van marktgerichte samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheden; of,

      • 2°.

        het stimuleren van open innovatie en methoden en processen die daarbij aansluiten;

    • h.

      het MKB maakt aantoonbaar onderdeel uit van het project;

    • i.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van het OPZuid;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op startende ondernemingen als bedoeld in artikel 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      het project is grotendeels gericht op industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c.

      het project is gericht op de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur, bedoeld in artikel 26 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • d.

      het project is gericht op de bouw of het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters, bedoeld in artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • e.

      het project is gericht op innovatie en de aanvrager is een MKB-onderneming als bedoeld in artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • f.

      het project is gericht op proces- of organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • g.

      het project is gericht op onderzoek en ontwikkeling in de visserij- en aquacultuursector als bedoeld in artikel 30 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • h.

      het project is gericht op opleiding als bedoeld in artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan een van de vereisten in het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4 Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

       

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

  • 1  Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2  Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid.

Artikel 2.5 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder a en b, worden ingediend binnen de tenderperiode van 3 december 2018, vanaf 09.00 uur tot en met 7 juni 2019, tot 17.00 uur;

  • 2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder c, worden ingediend binnen de tenderperiode van 3 december 2018, vanaf 09.00 uur tot en met 13 maart 2019, tot 17.00 uur;

Artikel 2.6 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.5, vast op:

  • a.

    € 5000.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder a;

  • b.

    € 5000.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder b;

  • c.

    € 5000.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder c.

Artikel 2.7 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000.

  • 2 Indien de aanvrager minder dan 35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van een van de artikelen 25 tot en met 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 2.3, derde lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

     

Artikel 2.8 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.6 te boven gaan, maakt de Managementautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het OPZuid;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

      de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan; en,

    • e.

      de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

  • 2  Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 3 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 2.9 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 voor advies over artikel 2.3, eerste lid, onder h, en artikel 2.8, voor aan de Deskundigencommissie.

§3 Valorisatievermogen MKB-ondernemingen

Artikel 3.1 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    MKB-ondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverband van een of meer ondernemingen onderling of met een of meer kennisinstellingen.

  • 2.

    In het samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder a, neemt tenminste een MKB-onderneming deel.

  • 3.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

  • a.

    wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband die MKB-onderneming is;

  • b.

    draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

     

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van het valorisatievermogen van het MKB.

Artikel 3.3 Subsidievereisten

  • 1 Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e en artikel 5.2.5, tweede lid van de REES, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager is een MKB-onderneming;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland;

    • c.

      het project is grotendeels gericht op experimentele ontwikkeling;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        crossovers tussen internationale topclusters; of

      • 2°.

        crossovers tussen een of meer internationale topclusters en een of meer nationale topclusters;

    • e.

      het project levert een bijdrage aan een of meer maatschappelijke uitdagingen uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        gezondheid, demografie en welzijn;

      • 2°.

        voedselzekerheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek en bio-economie;

      • 3°.

        zekere, schone en efficiënte energie;

      • 4°.

        slim, groen en geïntegreerd vervoer;

      • 5°.

        klimaatactie hulpbronefficiëntie;

      • 6°.

        inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen;

      • 7°.

        veilige samenlevingen;

    • f.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een van de outputindicatoren als bedoeld in bijlage 1;

    • g.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van het OPZuid;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling.

  • 2 Onverminderd de voorgaande leden, wordt indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder b, voldaan aan het vereiste dat samenwerkende ondernemingen geen directe of indirecte financiële of juridische relatie met elkaar hebben, waarbij:

    • a.

      geen van de samenwerkende ondernemingen meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor hun rekening neemt; of,

    • b.

      iedere samenwerkende onderzoeksorganisatie:

      • 1°.

        tenminste 10% van de subsidiabele kosten draagt;

      • 2°.

        het recht heeft de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren, voor zover deze afkomstig zijn van het door die onderzoeksorganisatie uitgevoerde onderzoek.

  • 3 Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

       

Artikel 3.4 Subsidiabele kosten

  • 1 Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing voor zover de genoemde kosten passen binnen artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Artikel 2.5, eerste lid, onder a van de Ministeriële Regeling is niet van toepassing op subsidies op grond van deze paragraaf;

Artikel 3.5 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 juni, 09.00 uur tot en met 30 november 2018, tot 17.00 uur.

Artikel 3.6 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.2, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.5, vast op € 6.108.618.

Artikel 3.7 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.2, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000.

  • 2 Het percentage wordt verhoogd tot 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 750.000, indien subsidie wordt gevraagd door een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder b.

  • 3 De totale subsidie wordt niet versterkt, indien de subsidie die aan het samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder b, toekomt minder dan € 350.000 bedraagt.

  • 4 Indien de aanvrager minder dan 25% respectievelijk 35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste en tweede lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 5 Het percentage, als bedoeld in de voorgaande leden, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun. aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 6 Onverminderd de voorgaande leden, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, van verordening 1303/2013 is toegestaan.

     

Artikel 3.8 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.6, te boven gaan, maakt de Managementautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het OPZuid;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

      de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan; en,

    • e.

      de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

  • 2 Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 3 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

     

Artikel 3.9 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2, voor advies over artikel 3.3, eerste lid, onder g, en artikel 3.8 voor aan de Deskundigencommissie.

Paragraaf 4 Systeemversterking Human Capital

Artikel 4.1 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door:

    • a.

       natuurlijke personen;

    • b.

       rechtspersonen;

    • c.

       samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 4.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod op elkaar worden afgestemd.

Artikel 4.3 Subsidievereisten

  • 1  Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid onder b, c en e en artikel 5.2.5, tweede lid, van de REES, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland;

    • c.

       het project is gericht op de nationale of internationale topclusters uit de Regionale Innovatie Strategie;

    • d.

       het project is gericht op optimaal benutten van het innovatiepotentieel binnen de nationale of internationale topclusters uit de Regionale Innovatie Strategie;

    • e.

       het project is gericht op arbeidsvraag en arbeidsaanbod op HBO- en WO- niveau;

    • f.

       het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een meer van de outputindicatoren als bedoeld in bijlage 2;

    • g.

       het MKB maakt aantoonbaar onderdeel uit van het project;

    • h.

       het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1º.

         het project draagt bij aan de doelstellingen van het OPZuid;

      • 2º.

         het project is innovatief;

      • 3º.

         de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4º.

         het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5º.

         het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling.

  • 2  Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2 in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op het verkrijgen van consultancydiensten en de aanvrager is een MKB-onderneming, bedoeld in artikel 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

       het project is gericht op het deelnemen aan beurzen en de aanvrager is een MKB-onderneming, bedoeld in artikel 19 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c.

       het project is gericht op startende ondernemingen als bedoeld in artikel 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • d.

       het project is grotendeels gericht op industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • e.

       het project is gericht op de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur, bedoeld in artikel 26 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • f.

       het project is gericht op de bouw of het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters, bedoeld in artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • g.

       het project is gericht op innovatie en de aanvrager is een MKB-onderneming als bedoeld in artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • h.

       het project is gericht op proces- of organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • i.

       het project is gericht op opleiding als bedoeld in artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3  Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan een van de vereisten in het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4  Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

       een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

       een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

  • 1  Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2  Kosten voor de aanschaf en bouw van gebouwen komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3  Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 4.3, tweede lid.

Artikel 4.5 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 december 2017, 09.00 uur tot en met 1 juni 2018, 17.00 uur.

Artikel 4.6 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.2, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.5, vast op € 8.606.786.

Artikel 4.7 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.2, bedraagt 35% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Indien de aanvrager minder dan 35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3  Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van de in artikel 4, tweede lid, genoemde vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4  Onverminderd het eerste tot en met derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5  Onverminderd het eerste tot en met het derde lid wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 4.3, derde lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 4.8 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.6 te boven gaan, maakt de Managementautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het OPZuid;

    • b.

       de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

       de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

       de kwaliteit van het projectplan; en,

    • e.

       de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

  • 2  Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 3  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 4.9 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2 voor advies over artikel 4.3, eerste lid, onder h, en artikel 4.8, voor aan de Deskundigencommissie.

Paragraaf 5 Koolstofarme economie

Artikel 5.1 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door:

    • a.

       natuurlijke personen;

    • b.

       rechtspersonen;

    • c.

       samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten waarbij het merendeel van de activiteiten gericht is op de slimme uitrol van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten ten gunste van de gebouwde omgeving.

Artikel 5.3 Subsidievereisten

  • 1  Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid onder b, c en e en artikel 5.2.5, tweede lid, van de REES, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.2 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland;

    • c.

       het project is grotendeels gericht op het testen, demonstreren of de eerste toepassing van innovaties in een operationele omgeving;

    • d.

       het project is gericht op de gebouwde omgeving;

    • e.

       het project is gericht op het aanwenden van koolstofarme technologie in een of meerdere facetten van het energiesysteem;

    • f.

       het project is gericht op verdere implementatie van het product, proces of dienst na afloop van het project;

    • g.

       het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren als bedoeld in bijlage 3;

    • h.

       het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1º.

         het project draagt bij aan de doelstellingen van het OPZuid;

      • 2º.

         het project is innovatief;

      • 3º.

         de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4º.

         het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5º.

         het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling.

  • 2  Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.2 in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op het verkrijgen van consultancydiensten en de aanvrager is een MKB-onderneming, bedoeld in artikel 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

       het project is gericht op het deelnemen aan beurzen en de aanvrager is een MKB-onderneming, bedoeld in artikel 19 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c.

       het project is gericht op startende ondernemingen als bedoeld in artikel 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • d.

       het project is grotendeels gericht op industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • e.

       het project is gericht op de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur, bedoeld in artikel 26 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • f.

       het project is gericht op de bouw of het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters, bedoeld in artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • g.

       het project is gericht op innovatie en de aanvrager is een MKB-onderneming als bedoeld in artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • h.

       het project is gericht op proces- of organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • i.

       het project is gericht op onderzoek en ontwikkeling in de visserij- en aquacultuursector als bedoeld in artikel 30 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • j.

       het project is gericht op opleiding als bedoeld in artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • k.

       het project is gericht op het verhogen van het niveau van milieubescherming of verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming als bedoeld in artikel 36 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • l.

       het project is gericht op vroege aanpassing aan toekomstige Unienormen terzake milieubescherming als bedoeld in artikel 37 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • m.

       het project is gericht op het behalen van energie-efficientie als bedoeld in artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • n.

       het project is gericht op het opzetten of instand houden van een hoogrenderende warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 40 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • o.

       het project is gericht op bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen als bedoeld in artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • p.

      het project is gericht op bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie als bedoeld in artikel 43 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • q.

       het project is gericht op energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling als bedoeld in artikel 46 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • r.

       het project is gericht op milieustudies, met inbegrip van energieaudits, als bedoeld in artikel 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

    • s.

      het project is gericht op de bouw of het upgraden van lokale infrastructuurvoorzieningen als bedoeld in artikel 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3  Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan een van de vereisten in het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4  Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

       een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

       een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 5.4 Subsidiabele kosten

  • 1  Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikel 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2  Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

Artikel 5.5 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 2 december 2019, vanaf 09.00 uur tot en met 25 mei 2020, tot 17.00 uur.

Artikel 5.6 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.2, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 5.5, vast op € 7.781.302.

Artikel 5.7 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.2, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000.

  • 2  Indien de aanvrager minder dan 40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3  Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van een van de in artikel 5.3, tweede lid, genoemde vrijstellingen is toegestaan.

  • 4  Onverminderd het eerste tot en met derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5  Onverminderd het eerste tot en met het derde lid wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 2.3, derde lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 5.8 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 5.6 te boven gaan, maakt de Managementautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het OPZuid;

    • b.

       de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

       de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

       de kwaliteit van het projectplan; en,

    • e.

       de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

  • 2  Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 3  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 5.9 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5.2 voor advies over artikel 5.3, eerste lid, onder h, en artikel 5.8, voor aan de Deskundigencommissie.  

Paragraaf 6 Groen, digitaal, veerkrachtig herstel Zeeland, Noord-Brabant en Limburg

Artikel 6.1 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 6.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Zeeland door middel van:

    • a.

      de ontwikkeling van innovaties voor ondernemingen binnen het domein van het kennis en innovatienetwerk Vrijetijdseconomie, in de vrijetijdssector;

    • b.

      de ontwikkeling van innovaties voor instellingen in de cultuursector, in combinatie met binnenstedelijke innovatie;

    • c.

      de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling;

    • d.

      de ontwikkeling en uitvoering van een innovatieregeling voor de vrijetijdssector;

    • e.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten, die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Industrie en Maintenance, onderdeel Maintenance Procesindustrie, en die de realisatie van innovaties op het gebied van vergroening, digitalisering, en herstel van veerkracht versnellen;

    • f.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten, die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Industrie en Maintenance, onderdeel Smart Delta Resources, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • g.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Agrofood en Seafood, onderdeel Agrofood, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • h.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Agrofood en Seafood, onderdeel Seafood, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • i.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Havens en Logistiek, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • j.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Water en Energie, onderdeel Circulair Bouwen, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • k.

      samenwerking en versterking van crossovers tussen de kennis- en innovatienetwerken, uit pijler 2 van Campus Zeeland.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Noord-Brabant door middel van:

    • a.

      de valorisatie of ontwikkeling van nieuwe digitale diensten door bedrijven of startups, in de domeinen zorg en smart city, die via BrabantRing worden ontsloten en die de realisatie van BrabantRing versnellen;

    • b.

      het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling en opschaling van digitaal platform BrabantLeert;

    • c.

      de ontwikkeling van nieuwe innovatieve digitale diensten en producten die verenigingen van eigenaren en hun beheerders faciliteren in het verduurzamen van bestaand Brabants vastgoed, als bedoeld in de uitvoeringsagenda Energie Noord-Brabant;

    • d.

      innovaties in Brabantse innovatieclusters.

  • 3. Subsidie kan worden versterkt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Limburg door middel van:

    • a.

      de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling;

    • b.

      het valoriseren van kennis en inzichten op het gebied van regeneratieve geneeskunde;

    • c.

      innovaties en toegepast onderzoek voor meetinstrumenten om zwaartekrachtgolven te detecteren, meten en registreren, gericht op vermindering van milieubelasting bij de bouw of op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën uit de RIS3;

    • d.

      innovaties in de agrofoodsector die participeren in het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo.

Artikel 6.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 7 van deze regeling.

Artikel 6.4 Subsidievereisten algemeen

  • 1. Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e, en tweede lid, van de REES, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan:

      • 1°.

        de provincie Zeeland, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, betreft;

      • 2°.

        de provincie Noord-Brabant, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, betreft;

      • 3°.

        de provincie Limburg, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, betreft;

    • b.

      het project levert een bijdrage aan een of meer transities uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        energietransitie;

      • 2°.

        klimaattransitie;

      • 3°.

        grondstoffentransitie;

      • 4°.

        landbouw- en voedingstransitie;

      • 5°.

        gezondheidstransitie;

    • c.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

    • d.

      het project is gericht op MKB-ondernemingen;

    • e.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit; en

      • 4°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke impact; en

    • f.

      het project is uitvoeringsgereed.

  • 2. Onverminderd het eerste wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het bepaalde in, voor zover van toepassing, een van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4. Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 6.5 Aanvullende subsidievereisten Noord-Brabant

  • 1. Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, in aanmerking te komen, voor zover betrekking hebbend op het domein zorg, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      de afstemming en convergentie van regionale zorginformatiesystemen op het niveau van subregio’s;

    • b.

      het leveren van een bijdrage aan de doelstelling om ouderen, zwakkeren of herstellenden zich op afstand te laten verzorgen;

    • c.

      het voorzien van gezondheidsadvies.

  • 2. Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, in aanmerking te komen, voor zover betrekking hebbend op het domein smart city, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      het geven van inzicht in het gebruik van de openbare ruimte door inwoners of gebruikers;

    • b.

      het stimuleren van het vertonen van bepaald gedrag door personen in Brabantse binnensteden.

  • 3. Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op:

    • a.

      hybride leer- en innovatieomgevingen die zijn of worden gevestigd op concrete fysieke locaties in Noord-Brabant;

    • b.

      samenwerking met toonaangevende partners, opleidingsinstituten en bedrijven uit de regio;

    • c.

      de bekwaming van studenten van verschillende studierichtingen en niveaus in cross-sectorale vakgerichte vaardigheden en 21st Century skills;

    • d.

      de vormgeving van hybride onderwijs, gericht op de toenemende tendens van digitalisering en data in de verschillende industriële sectoren;

    • e.

      een versterking van de aansluiting op de arbeidsmarkt van de beroepsbevolking nu en in de toekomst; en

    • f.

      het leveren van een substantiële bijdrage aan het lange termijn groeivermogen in Noord-Brabant.

  • 4. Onverminderd artikel 6.4 wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op:

    • a.

      ontwikkeling door samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder c; en

    • b.

      ontwikkeling in samenwerking met verenigingen van eigenaren uit meerdere gemeenten in Noord-Brabant.

  • 5. Onverminderd artikel 6.4 wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      de ontwikkeling van batterijpakketten en batterijmanagementsystemen voor toepassingen in bouwmachines, bussen, trucks en schepen, en de opschaling hiervan naar assemblage en productie;

    • b.

      de ontwikkeling van robots en datasystemen ten behoeve van verduurzaming en productiviteitsverbetering in de akkerlandbouw, waarbij een sterkere band tussen de hightech- en agrofoodsector blijvend wordt gerealiseerd;

    • c.

      roll-to-roll spatial atomic layer deposition ten behoeve van zonnecel- en batterijproductie;

    • d.

      het verhogen van de digitaliseringsgraad van de toeleveringsketen ten behoeve van verduurzaming van de logistieke sector in Noord-Brabant;

    • e.

      doorontwikkeling van pyrolyse en de uitrol daarvan;

    • f.

      de ontwikkeling van een ruimte voor proefproductie, training en experimenten voor bedrijven, waar faciliteiten voor een cleanroom, electronicaproefproductie en 3D-printen samenkomen;

    • g.

      de ontwikkeling van toepassingen van kunstmatige intelligentie, Virtual Reality en Augmented Reality voor de sector maintenance en services, ten behoeve van verduurzaming van deze sector.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

  • 1. Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2. Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.

Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag

Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 worden ingediend binnen de periode van 29 maart 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 16 april 2021, tot 17.00 uur.

Artikel 6.8 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 6.7, vast op:

  • a.

    € 984.482 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder a;

  • b.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder b;

  • c.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder c;

  • d.

    € 725.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder d;

  • e.

    € 608.821 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder e;

  • f.

    € 624.988 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder f;

  • g.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder g;

  • h.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder h;

  • i.

    € 552.804 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder i;

  • j.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder j;

  • k.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder k;

  • l.

    € 1.110.792,40 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a;

  • m.

    € 5.787.022,06 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder b;

  • n.

    € 1.268.348,25 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c;

  • o.

    €11.833.837,29 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder d;

  • p.

    € 6.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder a;

  • q.

    € 5.500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder b;

  • r.

    € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder c;

  • s.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder d.

Artikel 6.9 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.2, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien de aanvrager minder dan 70% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3. Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5. Onverminderd het eerste tot en met derde lid wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 6.4, derde lid, maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 6.10 Verdeelcriteria

  • 1. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6.8, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • b.

      de kwaliteit van het projectplan; en

    • c.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en de mate waarin het maatschappelijke impact heeft.

  • 4. Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het derde lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 5. Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 6.11 Advies

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, voor advies over de artikelen 6.4, eerste lid, onder b en e, en 6.10, derde lid, voor aan de Deskundigencommissie.

Artikel 6.12 Bevoorschotting

  • 1. De Managementautoriteit verstrekt bij de subsidieverlening ambtshalve een voorschot van 20% van het verleende subsidiebedrag als werkkapitaal.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in één keer uitbetaald.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt verdisconteerd in de voorschotten, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, met dien verstande dat in totaal nooit meer dan 80% van het verleende subsidiebedrag wordt bevoorschot.

Paragraaf 7 Groen, digitaal, veerkrachtig herstel Zuid-Nederland

Artikel 7.1 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken en verbreden van het Zuid-Nederlandse economisch systeem in:

  • a.

    de provincie Zeeland;

  • b.

    de provincie Noord-Brabant;

  • c.

    de provincie Limburg.

Artikel 7.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 6 van deze regeling.

Artikel 7.4 Subsidievereisten

  • 1. Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e, en tweede lid, van de REES, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan:

      • 1°.

        de provincie Zeeland, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder a, betreft;

      • 2°.

        de provincie Noord-Brabant, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder b, betreft;

      • 3°.

        de provincie Limburg, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder c, betreft;

    • b.

      het project levert een bijdrage aan een of meer transities uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        energietransitie;

      • 2°.

        klimaattransitie;

      • 3°.

        grondstoffentransitie;

      • 4°.

        landbouw- en voedingstransitie;

      • 5°.

        gezondheidstransitie;

    • c.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

    • d.

      het project is gericht op MKB-ondernemingen;

    • e.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        digitalisering;

      • 2°.

        vergroening;

      • 3°.

        veerkrachtig herstel van de economie;

      • 4°.

        het bevorderen van marktgerichte samenwerking tussen bedrijven onderling of tussen bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheden; of

      • 5°.

        het stimuleren van open innovatie en methoden en processen die daar bij aansluiten;

    • f.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke impact.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het bepaalde in, voor zover van toepassing, een van de artikelen 18, 19, 22, 25, tweede lid, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan in het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4. Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 7.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2. Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 7.4, tweede lid.

Artikel 7.6 Vereisten subsidieaanvraag

Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 worden ingediend binnen de periode van 26 april 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 28 mei 2021, tot 17.00 uur.

Artikel 7.7 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 7.6, vast op:

  • a.

    € 1.945.246 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder a;

  • b.

    € 3.574.022 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder b;

  • c.

    € 2.382.681 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder c.

Artikel 7.8 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.2 bedraagt 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien de aanvrager minder dan 70% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3. Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5. Onverminderd het eerste tot en met derde wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 7.4, derde lid, maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 7.9 Verdeelcriteria

  • 1. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7.7, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

      de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan; en

    • e.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en de mate waarin het maatschappelijke impact heeft.

  • 4. Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het derde lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 5. Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 7.10 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 voor advies over de artikelen 7.4, eerste lid, onder b en f, en artikel 7.9, derde lid, voor aan de Deskundigencommissie.

Artikel 7.11 Bevoorschotting

  • 1. De Managementautoriteit verstrekt bij de subsidieverlening ambtshalve een voorschot van 20% van het verleende subsidiebedrag als werkkapitaal.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in één keer uitbetaald.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt verdisconteerd in de voorschotten, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, met dien verstande dat in totaal nooit meer dan 80% van het verleende subsidiebedrag wordt bevoorschot.

Paragraaf 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad van Noord-Brabant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 24 februari 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd in hun hoedanigheid als managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1 bij Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Outputindicatoren Versterking innovatiesysteem en Valorisatievermogen MKB-ondernemingen

 

CO01

 

 

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt

 

 

 

CO02

 

 

Aantal ondernemingen dat subsidie ontvangt

 

 

 

CO06

 

 

De private bijdrage in de totale kosten van het subsidieproject

 

 

 

CO27

 

 

De private bijdrage in de totale kosten van het innovatie- of onderzoeks- en ontwikkelingsproject

 

 

 

CO28

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt voor het introduceren van producten die nieuw zijn voor de markt

 

CO29

Aantal ondersteunde ondernemingen dat steun ontvangt bij het introduceren van producten die nieuw zijn voor de onderneming    

 

PS1

Alleen voor Versterking innovatiesysteem:

 

 

 

Aantal ondersteunde nieuwe marktgerichte samenwerkingsverbanden tussen topclusters (crossovers) en tussen MKB, kennisinstellingen en grote bedrijven waarin publieke en private R&D capaciteit met elkaar wordt verbonden (bijv. in de vorm van living labs)

 

Bijlage 2 bij Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Outputindicatoren Human Capital

 

CO01

 

 

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt

 

 

 

CO02

 

 

Aantal ondernemingen dat subsidie ontvangt

 

 

 

CO06

 

 

De private bijdrage in de totale kosten van het subsidieproject

 

 

 

PS2

Aantal ondersteunde nieuw opgezette, uitgebreide of geoptimaliseerde samenwerkingsverbanden gericht op de versterking van de aansluiting van arbeidsmarkt & onderwijs

Bijlage 3 bij Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Outputindicatoren Koolstofarm

 

CO01

 

 

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt

 

 

 

CO02

 

 

Aantal ondernemingen dat subsidie ontvangt

 

 

 

CO06

 

 

De private bijdrage in de totale kosten van het subsidieproject

 

 

 

CO30

 

 

De extra capaciteit van hernieuwbare energieproductie

 

 

 

PS3

Aantal demonstraties gericht op de 'slimme uitrol' van koolstofarme technologie in de gebouwde omgeving     

 

 

 

Bijlage 4 Inhoudelijk kader openstelling Logistiek

Inhoudelijk kader openstelling Logistiek

Doelstelling van de openstelling is het versterken en verbreden van het Zuid-Nederlandse open innovatiesysteem in crossovers tussen de sector logistiek met de overige sectoren uit de regionale innovatie strategie, met een grotere deelname van het MKB daarin. Zuid-Nederland heeft binnen het topcluster logistiek vijffocusgebieden geïdentificeerd (zie bijlage): Cross Chain Control Centers, Service logistiek, Customs Management, Synchromodaliteit en Regierol van knooppunten. Daarnaast zijn er andere thema’s actueel geworden zoals retourlogistiek; of supply chain finance / blockchain in logistiek; of sustainability / green logistics; etc Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven en in de gehele keten. Zuid-Nederland heeft een goede uitgangspositie qua open innovatie en ambieert een positie in de top 3 van meest innovatieve en competitieve regio’s van Europa. Hiertoe staat Zuid voor een aantal uitdagingen, m.n.: Om als innovatieve regio voorop te blijven lopen, dient Zuid blijvend in te zetten op het versterken van het open innovatie ecosysteem. Het versterken van de positie van het MKB in het innovatiesysteem is noodzakelijk om de basis voor innovatie te verbreden.

Beschrijving openstelling Logistiek

In deze onderhavige openstelling wordt gericht op specifieke toepassingsgebieden. In overleg met de sector zijn 2 innovatieve kansen geïdentificeerd:

- Smart logistics

  • toepassing van IT-technologie, als data, AI, VR, AR etc.

  • toepassing van technology als robotisering etc

  • toepassing van mobility concepten als platooning, etc

Digitalisering en toepassen ICT zijn hierbij het uitgangspunt. Er kan gedacht worden aan diverse technieken die hierin kunnen worden uitgewerkt. Technieken die in de high tech en andere sectoren al regulier in gebruik zijn maar voor de logistiek nieuwe mogelikheiden biedt. Deze inzet en toepassingen kunnen juist in de logistiek voor een grote toegevoegde waarde zorgen.

- Sustainable en circular logistics;

Een andere uitdaging voor de logistieke sector is het thema duurzaamheid. Binnen de sector heeft de energietransitie een grote impact. Hierbij valt te denken aan elektrisch en schoner vervoer enerzijds maar ook betere benutting, verdergaande ketenregie, synchromodaliteit, en dergelijke anderzijds. In Zuid kan dmv inzet op 1B1 hier oplossingen voor gezocht worden.

Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven in de topclusters en in de supply chains. Een deelname van het MKB leidt, ceteris paribus, tot hogere uitgaven van onderzoek en ontwikkeling (en dus het inlopen van een deel van de achterstand op de EU2020-doelen hiervoor) en tot meer innovatie die bijdraagt aan inkomen, welzijn en milieu. De projecten die uitgevraagd worden dienen wel aan een bepaald schaalniveau te voldoen en inzicht geven in een business case die binnen afzienbare tijd rendabel is. Daarnaast biedt het project echt meerwaarde als het de gehele keten betrekt en ondersteunende onderwerpen in het systeem zoals human capital en specifiek voor de logistiek thema’s als imago, branding, marketing en acquisitie.

Om een succesvolle invulling te geven aan de beschreven uitdagingen dient (voorwaardelijk) de human capital op niveau te zijn. Ontwikkeling van slimme techniek met kennisinstellingen en bedrijven en de implementatie van deze slimme technieken in het logistieke ecosysteem eist hoog opgeleid personeel.

Type begunstigden: Begunstigden zijn het bedrijfsleven en kennisinstellingen in Zuid-Nederland (en daarbuiten met aantoonbare meerwaarde), mits de acties zijn gericht op crossovers. Binnen de activiteiten bij dit specifieke doel kunnen bijvoorbeeld ook gemeenten en intermediaire organisaties zoals bijvoorbeeld Campussen en ROM’s een ondersteunende rol vervullen, waarmee ook zij kunnen optreden als begunstigden.

Voorbeelden van acties

  • -

    Het ondersteunen van het MKB in de topclusters bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden met grote bedrijven en kennisinstellingen en met MKB-ondernemingen onderling.

  • -

    Ondersteuning voor living labs, proeftuinen e.d. waarin bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties (co-creaties / sharing / bundeling) die bijdragen aan de geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen. Een ideaal project of cluster van projecten omvat een primair domein uit de hoofdlijnen, met een toepassing uit één of meer toepassingsgebieden en maakt gebruik van één of meer systeemversterkende elementen uit de supporting lines.

Bijlage 5 Inhoudelijk kader openstelling Biobased

Inhoudelijk kader openstelling Biobased

Het versterken en verbreden van het Zuid-Nederlandse open innovatiesysteem in crossovers tussen de sector Biobased met de overige sectoren uit de regionale innovatie strategie, met een grotere deelname van het MKB daarin. Uit een consultatie van de markt is het voorstel gekomen om dit thema te verbreden naar de actualiteit. De onderwerpen zijn tot stand gekomen vanuit de sector en maakt hierbij gebruik van de consulaties gedaan nationaal en internationaal. Onderstaande figuur geeft de specifieke hoofdlijnen, toepassingsgebieden en supportlijnen weer:

afbeelding binnen de regeling

Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven en in de gehele keten. Zuid-Nederland heeft een goede uitgangspositie qua open innovatie en ambieert een positie in de top 3 van meest innovatieve en competitieve regio’s van Europa. Hiertoe staat Zuid voor een aantal uitdagingen, m.n.:

Om als innovatieve regio voorop te blijven lopen, dient Zuid blijvend in te zetten op het versterken van het open innovatie ecosysteem. Het versterken van de positie van het MKB in het innovatiesysteem is noodzakelijk om de basis voor innovatie te verbreden.

Beschrijving openstelling Biobased

In deze onderhavige openstelling wordt gericht op de twee hoofdlijnen van het bovenstaande innovatieprogramma:

Hoofdlijn: Biomassa als grondstof

Voor het sluiten van kringlopen is het cruciaal dat er in de toekomst andere bronnen van koolstof dan fossiele grondstoffen worden aangewend. In een biobased economy wordt er intensief gebruik gemaakt van biomassa als grondstof voor de productie van chemicaliën en materialen. Het gebruik van biomassa, suikers, lignine maar ook agrofood reststromen zijn hierbij van groot belang. Dit betreft zowel verse biomassa als biobased reststromen. Relevante technologieën zijn worden ingezet voor de productie van bijvoorbeeld biopolymeren, bio aromaten, eiwitten, farmaceutische verbindingen en toepassing van hernieuwbare grondstoffen in de bouwsector. Dit alles moet bijdragen aan het realiseren van een circulaire economie. De projecten moeten wel heel concreet richting toepassing en/of productontwikkeling gaan.

Hoofdlijn: Koolstof circulariteit in producten

De levenscyclus van polymeren eindigt typisch met verbranding, storten of dispersie in de omgeving en natuur. Het sluiten van de materialenkringloop (circulaire economie) zal een uiterst belangrijke rol spelen in de komende jaren. Uiteindelijk zal fossiel carbon, opgesloten in materialen, in de atmosfeer terecht komen als CO2. Ook microplastics en het lekken van additieven in de natuur zijn onderdeel van de plastic footprint. De transitie naar een circulaire economie vereist een herontwerp van de huidige consumptiepatronen en waardeketen. Design voor recycle en polymeer recycle technologieën zijn hierbij cruciaal.

Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven in de topclusters en in de supply chains. Een deelname van het MKB leidt, ceteris paribus, tot hogere uitgaven van onderzoek en ontwikkeling (en dus het inlopen van een deel van de achterstand op de EU2020-doelen hiervoor) en tot meer innovatie die bijdraagt aan inkomen, welzijn en milieu. De projecten die uitgevraagd worden dienen wel aan een bepaald schaalniveau te voldoen en inzicht geven in een businessclass die binnen afzienbare tijd rendabel is. Daarnaast biedt het project echt meerwaarde als het de gehele keten betrekt. Doel van deze programmatische aanpak is om tot een transitie naar een nieuwe procesindustrie te komen en maximale synergie en meerwaarde te creëren voor betrokken bedrijven, kennisinstellingen, overheden en andere betrokken overige partijen.

Type begunstigden: Begunstigden zijn het bedrijfsleven en kennisinstellingen in Zuid-Nederland (en daarbuiten met aantoonbare meerwaarde), mits de acties zijn gericht op crossovers. Binnen de activiteiten bij dit specifieke doel kunnen gemeenten, waterschappen en intermediaire organisaties zoals bijvoorbeeld ROM’s een ondersteunende rol vervullen, waarmee ook zij kunnen optreden als begunstigden.

Voorbeelden van acties

  • -

    Het ondersteunen van het MKB in de topclusters bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden met grote bedrijven en kennisinstellingen en met MKB-ondernemingen onderling.

  • -

    Ondersteuning voor living labs, proeftuinen e.d. waarin bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties die bijdragen aan de geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen. Een ideaal project of cluster van projecten omvat een primair domein uit de hoofdlijnen, met een toepassing uit één of meer toepassingsgebieden en maakt gebruik van van één of meer systeemversterkende elementen uit de supporting lines. Proeftuinen zijn het ideale condensatiepunt waarin deze laatste fysiek kunnen samenkomen. Op deze wijze worden de verschillende partners uit de waardeketens optimaal met elkaar verbonden, ontstaat er extra synergie en versnelling en wordt de bijdrage vanuit het programma aan de doelstellingen van OP-Zuid of andere stimuleringsprogramma’s vergroot.

Bijlage 6 Inhoudelijk kader openstelling Maintenance

Inhoudelijk kader openstelling Maintenance

Het versterken en verbreden van het Zuid-Nederlandse open innovatiesysteem in crossovers tussen de sector maintenance met de overige sectoren uit de regionale innovatie strategie, met een grotere deelname van het MKB daarin. Zuid-Nederland heeft binnen het topcluster Maintenance vier innovatiehoofdlijnen geïdentificeerd: Maritiem/Water, Infrastructuur & Utilities, Duurzame procesindustrie en Aerospace. Onderstaande figuur geeft de specifieke hoofdlijnen, toepassingsgebieden en supportlijnen weer: 

afbeelding binnen de regeling

Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven en in de gehele keten. Zuid-Nederland heeft een goede uitgangspositie qua open innovatie en ambieert een positie in de top 3 van meest innovatieve en competitieve regio’s van Europa. Hiertoe staat Zuid voor een aantal uitdagingen, m.n.:

Om als innovatieve regio voorop te blijven lopen, dient Zuid blijvend in te zetten op het versterken van het open innovatie ecosysteem. Het versterken van de positie van het MKB in het innovatiesysteem is noodzakelijk om de basis voor innovatie te verbreden.

Beschrijving openstelling Maintenance

In deze onderhavige openstelling wordt gericht op specifieke toepassingsgebieden van het bovenstaande innovatieprogramma. Er zijn 3 toepassingsgebieden geïdentificeerd:

Composiet: onderhoud en gebruik composieten;

Condition based en predictive maintenance: gebruik van IT in maintenance waardoor onderhoud van kritieke (sensorloze) hardware voorspelbaar en onder bepaalde condities kan worden gepleegd. Hierbij kan worden gebruik gemaakt van digital twin, sensoriek, big data, AI, VR en AR technieken. Dit met het oog op lagere onderhoudskosten, alsook nieuwe service business;

Simulatie en robotica: het gebruik maken van simulatie, VR, AR en robotica technieken om invulling te geven aan het onderhoud van de toekomst.

Binnen 1B1 streeft Zuid naar versterking van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven in de topclusters en in de supply chains. Een hogere deelname van het MKB leidt, ceteris paribus, tot hogere uitgaven van onderzoek en ontwikkeling (en dus het inlopen van een deel van de achterstand op de EU2020-doelen hiervoor) en tot meer innovatie die bijdraagt aan inkomen, welzijn en milieu. De projecten die uitgevraagd worden dienen wel aan een bepaald schaalniveau te voldoen en inzicht geven in een businessclass die binnen afzienbare tijd rendabel is. Daarnaast biedt het project echt meerwaarde als het de gehele keten betrekt.

Type begunstigden: Begunstigden zijn het bedrijfsleven en kennisinstellingen in Zuid-Nederland (en daarbuiten met aantoonbare meerwaarde), mits de acties zijn gericht op crossovers. Binnen de activiteiten bij dit specifieke doel kunnen gemeenten, waterschappen en intermediaire organisaties zoals bijvoorbeeld ROM’s een ondersteunende rol vervullen, waarmee ook zij kunnen optreden als begunstigden.

Voorbeelden van acties

  • -

    Het ondersteunen van het MKB in de topclusters bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden met grote bedrijven en kennisinstellingen en met MKB-ondernemingen onderling.

  • -

    Ondersteuning voor living labs, proeftuinen e.d. waarin bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties die bijdragen aan de geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen. Een ideaal project of cluster van projecten omvat een primair domein uit de hoofdlijnen, met een toepassing uit één of meer toepassingsgebieden en maakt gebruik van van één of meer systeemversterkende elementen uit de supporting lines.

Bijlage 7: Inhoudelijk kader openstelling Koolstofarme economie

Inhoudelijk kader openstelling Koolstofarme economie

In het kader van dit specifieke doel stimuleert OPZuid de slimme uitrol van innovatieve technologieën, instrumenten en niet-technologische aspecten, die zijn gericht op het bevorderen of aanwenden van koolstofarme technologieën. De projecten dragen bij aan duurzame energieproductie, energie-efficiëntie en energiebesparing. Zij doen dit als wegbereider en aanjager van een grootschalige toepassing in een later stadium.

OPZuid stimuleert in dit verband innovatie door de toepassing van nieuwe technieken, instrumenten en processen. Daarbij kan ook de (combinatie met) inzet van state-of-the-art technieken en benaderingen in een nieuwe context aan de orde zijn. In alle gevallen betreft het de aanwending of bevordering van de inzet van koolstofarme technologieën.

Deze prioriteit richt zich op het stimuleren van innovatie gekoppeld aan slimme uitrol van koolstofarme technologieën en instrumenten gericht op de gebouwde omgeving.

De doelgroep bestaat uit MKB-ondernemingen, bedrijven, kennisinstellingen, woningbouwcorporaties, gemeenten en energiebedrijven in Zuid Nederland, die zich richten op innovatieve oplossingen in de gebouwde omgeving. De demonstraties zullen plaats moeten vinden bij faciliterende partijen zoals bij woningcorporaties, gemeenten en bedrijven. Voorbeelden van demonstratielocaties c.q. pilotlocaties zijn woonwijken, utiliteitsgebouwen, recreatieparken, bedrijfsterreinen etc. Hierbij kan binnen projecten aandacht worden geschonken aan procesinnovatie, om de slimme uitrol te optimaliseren.

Beschrijving openstelling Koolstofarme economie

In de transitie naar een koolstofarme economie, zijn vernieuwingen van het energiesysteem noodzakelijk om de beoogde toename van duurzame energieopwekking en energie-efficiëntie en uitstootreductie van broeikasgassen te realiseren.

Focus hierbij ligt op de gebouwde omgeving, aangezien hier een groot deel van de totale energieconsumptie plaatsvindt: circa 40% van de totale energieconsumptie in Nederland. De gebouwde omgeving heeft bovendien een groot potentieel voor CO2 reductie, door de introductie van innovatieve technieken en instrumenten voor duurzame energieopwekking, opslag, distributie en besparing. Het gaat daarbij om de gebouwde omgeving in brede zin: het gebouw en de daaraan gekoppelde energiesystemen.

Type begunstigden: begunstigden zijn bedrijven en kennisinstellingen in Zuid-Nederland. Maar ook woningbouwcorporaties en energiebedrijven kunnen aanspraak maken op het budget, waarbij gemeenten partner kunnen zijn.

Voorbeelden van mogelijke acties in het kader van deze investeringsprioriteit zijn onder andere:

  • -

    Het creëren van een living lab voor het demonstreren van technologische - en / of procesinnovaties in duurzame energievoorziening, energie-efficiency en energiebesparing bij MKB- ondernemingen die bijdragen aan de energietransitie;

  • -

    Het uitvoeren van een pilotproject voor het testen en demonstreren van nieuwe concepten voor decentrale energieopwekking en slimme distributie van duurzame energie. De uitvoering van de pilot vindt plaats op het niveau van een wijk of betreft een demonstratieproject op een bedrijventerrein of kantoorpark dat grootschalige opvolging kan krijgen binnen de woningbouw;

  • -

    Het opzetten van een nieuw soort organisatiestructuur ten behoeve van het organiseren en financieren van particuliere investeringen in duurzame energieopwekking en energie-efficiëntiemaatregelen;

  • -

    Het gebruik van innovatieve concepten voor het verduurzamen van een recreatiepark waarbij innovatieve MKB-ondernemingen hand in hand met kennisinstellingen efficiency maatregelen nemen.