Regeling vervallen per 01-07-2023

Beleidsregels Voorzieningen Participatiewet 2015

Geldend van 15-09-2016 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 03-05-2016

Intitulé

Beleidsregels Voorzieningen Participatiewet 2015

Gemeenteblad 2015

Beleidsregels Voorzieningen Participatiewet 2015

De concerndirecteur Werk & Inkomen(W&I),

gelezen het voorstel van het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering en Ondersteuning; overwegende, dat het noodzakelijk is beleidsregels op te stellen ter vaststelling van het beleid met betrekking tot de uitvoering van de Participatiewet;

besluit vast te stellen:

de Beleidsregels voorzieningen Participatiewet 2015:

 

1. Vervoersvoorziening

Als een werkzoekende/werknemer met arbeidsbeperking door zijn/haar beperking niet zelfstandig kan reizen en/of niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer, is het mogelijk in het geval de werkzoekende een baan vindt, om bij de gemeente een vervoersvoorziening aan te vragen.

  • 1.
    • 1.

      noodzakelijkheid (de werkzoekende kan door zijn/haar beperking niet zelfstandig reizen en/of niet zelfstandig gebruik maken van het openbaar vervoer);

    • 2.

      alleen voor woon/werk verkeer;

    • 3.

      de persoon is woonachtig binnen de gemeente Rotterdam;

    • 4.

      de persoon behoort tot de doelgroep van de Participatiewet;

    • 5.

      de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek;

    • 6.

      er sprake is van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een vervoersvoorziening kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing (fase vooraf aan arbeidsovereenkomst);

    • 7.

      een eventuele vervoersvergoeding van de werkgever wordt in mindering gebracht op de toe te kennen vervoersvoorziening;

    • 8.

      de persoon kan geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld vervoersvoorziening WMO[1], UWV[2] of via een zorgverzekeraar; en

    • 9.

      de gemeente biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de vervoersvoorziening dienen proportioneel zijn, dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

    • 10.

      de kosten van de vervoersvoorziening;

    • 11.

      de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden/jaren/bepaalde tijd/onbepaalde tijd);

    • 12.

      de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren dat de persoon gaat werken; en

    • 13.

      de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de WMO) in relatie tot de kosten van de vervoersvoorziening.

 

Aan alle bovenstaande voorwaarden dient te worden voldaan.

2. Werkplekaanpassingen

Als een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is voor de werkzoekende/werknemer met een arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren, kan hiervoor een aanvraag worden ingediend bij de gemeente. Voorbeelden van een werkplekaanpassing zijn een rolstoeltoegankelijke werkruimte of een traplift.

  • 1.
    • 1.

      noodzakelijkheid (de werkplekaanpassing is nodig om de werkzoekende/werknemer zijn/haar werk te kunnen laten uitvoeren;

    • 2.

      de persoon is woonachtig binnen de gemeente Rotterdam;

    • 3.

      de persoon behoort tot de doelgroep van de Participatiewet;

    • 4.

      de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek;

    • 5.

      er sprake is van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing gedurende de proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat er zekerheid is dat na de proefplaatsing er een arbeidsovereenkomst volgt;

    • 6.

      er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld een bouwbesluit waaruit blijkt dat de desbetreffende werkgever zelf verantwoordelijk is voor de werkplekaanpassing;

    • 7.

      algemeen gebruikelijke werkplekaanpassingen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren worden ook niet vergoed. Hiervan is sprake indien van de werkgever, op basis van wat gangbaar is in het bedrijfsleven, verwacht mag worden dat hij de investering zelf doet; en

    • 8.

      de gemeente biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel zijn, dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

    • 9.

      de kosten van de werkplekaanpassing;

    • 10.

      de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden/jaren/bepaalde tijd/onbepaalde tijd);

    • 11.

      de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren dat de persoon gaat werken; en

    • 12.

      de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de WMO) in relatie tot de kosten van de werkplekaanpassing.

 

Aan alle bovenstaande voorwaarden dient te worden voldaan. De werkplekaanpassing wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld aan de werkgever. In specifieke gevallen kan besloten worden de werkplekaanpassing in eigendom te verstrekken.

 

3. Meeneembare voorzieningen en doventolk

Als een meeneembare voorziening of een doventolk nodig is voor de werkzoekende/werknemer met een arbeidsbeperking om te kunnen werken, dan kan hiervoor een aanvraag worden ingediend bij de gemeente. Meeneembare voorzieningen en de doventolk zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. Denk bijvoorbeeld aan orthopedische schoenen, voorleesapparatuur, spraakversterkers, een aangepaste bureaustoel of de diensten van een doventolk. De werkzoekende/werknemer met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen en doventolk ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.

Voorwaarden zijn:

 

Algemeen

  • 1.

    noodzakelijkheid (de meeneembare voorziening en/of doventolk is nodig om de werkzoekende/werknemer zijn/haar werk te kunnen laten uitvoeren;

  • 2.

    de persoon is woonachtig binnen de gemeente Rotterdam;

  • 3.

    de persoon behoort tot de doelgroep van de Participatiewet; en

  • 4.

    er sprake is van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een meeneembare voorziening en/of doventolk kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing (fase vooraf aan arbeidsovereenkomst).

 

Specifiek ten aanzien van de meeneembare voorzieningen

  • 1.

    de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek;

  • 2.

    meeneembare voorzieningen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren c.q. algemeen gebruikelijk zijn binnen het bedrijfsleven, worden niet vergoed;

  • 3.

    de gemeente biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de meeneembare voorziening dienen proportioneel zijn, dat wil zeggen dat de investering in de meeneembare voorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

  • 4.

    de kosten van de meeneembare voorziening;

  • 5.

    de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden/jaren/bepaalde tijd/onbepaalde tijd);

  • 6.

    de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren dat de persoon gaat werken; en

  • 7.

    de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de WMO) in relatie tot de kosten van de meeneembare voorziening; en

  • 8.

    de meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld aan de werknemer. In specifieke gevallen kan besloten worden de meeneembare voorziening in eigendom te verstrekken.

 

Specifiek ten aanzien van de doventolk

  • 1.

    de persoon is doof, slechthorend of doofblind;

  • 2.

    er kan een beroep worden gedaan op een tolkvoorziening voor maximaal 15% van de werktijd;

  • 3.

    nadat de toegekende uren zijn verbruikt, kan een onderbouwd beroep worden gedaan op meer uren tolkvoorziening;

  • 4.

    de doventolkvoorziening staat open voor de persoon die een verklaring van de huisarts of behandelend medisch specialist kan overleggen waaruit blijkt dat hij/zij op deze dienstverlening is aangewezen. Dit hoeft slechts éénmaal te geschieden; en

  • 5.

    geen recht bestaat op de doventolk in het kader van de Participatiewet indien de persoon in kwestie:

  • 6.

    recht heeft op de voorziening in het kader van artikel 35 van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen; of

  • 7.

    een Wsw[3]-dienstbetrekking heeft (werkzaam is in een Wsw-bedrijf met een Wsw-indicatie; gedetacheerd is bij een regulier bedrijf vanuit een Wsw-bedrijf of in het kader van begeleid werken met een Wsw-indicatie bij een reguliere werkgever in dienst is). De persoon kan dan een beroep doen op de tolkvoorziening via de Wsw.

 

Aan alle bovenstaande voorwaarden dient te worden voldaan.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de dagtekening van publicatie. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen de beleidsregels genoemd: ‘nazending beleidsregels Participatiewet 2015’, vastgesteld op 2 december 2014 en gepubliceerd in RotterdamBericht week 50.

 

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voorzieningen Participatiewet 2015.

 

Aldus vastgesteld op 9 februari 2015.

 

Namens het college van burgemeester en wethouders,

 

drs. ing. V.J.M. Roozen

 

Concerndirecteur Werk en Inkomen

 

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 16 februari 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

[1] Wet maatschappelijke ondersteuning.

[2] Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

[3] Wet sociale werkvoorziening.