Reglement van orde dagelijks bestuur waterschap Vechtstromen

Geldend van 13-01-2015 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde dagelijks bestuur waterschap Vechtstromen

Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen;

gezien het advies d.d. 13 januari 2015, kenmerk B2014/u399;

gelet op artikel 14 van het Reglement voor het Waterschap Vechtstromen;

BESLUIT

vast te stellen het Reglement van orde dagelijks bestuur waterschap Vechtstromen

Hoofdstuk 1 Werkverdeling en vervanging

Artikel 1 Werkverdeling

Het dagelijks bestuur verdeelt de werkzaamheden in portefeuilles en verdeelt vervolgens de portefeuilles onder de leden.

Artikel 2 Vervanging

  • 1. Het dagelijks bestuur regelt de onderlinge vervanging in geval van verhindering of ontstentenis van één van de leden, niet zijnde de voorzitter.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de voorzitter in geval van diens verhindering of ontstentenis.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur dat verhinderd is zijn werkzaamheden uit te oefenen, geeft daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

§ 1 Tijdstip, plaats en voorbereiding

Artikel 3 Dag en plaats van de vergaderingen

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert in de regel wekelijks en wel op een in onderling overleg vast te stellen dag en tijdstip en voorts zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of twee leden van het dagelijks bestuur dit verzoeken.

  • 2. De voorzitter bepaalt de dag, de tijd en de plaats van de in het eerste lid bedoelde vergadering.

Artikel 4 Oproep, agenda

  • 1. De voorzitter roept de leden langs elektronische weg en tenminste vier dagen tevoren tot de vergadering op, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De oproeping vermeldt de onderwerpen en voorstellen die in de vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan ter vergadering besluiten de volgorde van de behandeling te wijzigen.

  • 4. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur op voorstel van de voorzitter of een lid van dit bestuur besluiten om onderwerpen of voorstellen die niet in de oproeping staan vermeld terstond in behandeling te nemen.

  • 5. De voorzitter kan na het verzenden van de oproeping zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 18 uur voor aanvang van de vergadering langs elektronische weg aan de leden toegezonden.

Artikel 5 Rol van de portefeuillehouder

  • 1. Alle stukken die aan het dagelijks bestuur voorgelegd moeten worden, worden bij de betreffende portefeuillehouder aangebracht.

  • 2. Indien een voorstel tot meer dan één portefeuille behoort, wordt het stuk achtereenvolgens of gelijktijdig door de betreffende portefeuillehouder behandeld en doorgezonden.

  • 3. Bij de behandeling van een voorstel ter vergadering zorgt de betreffende portefeuillehouder voor de nodige toelichting en verdediging van het voorstel.

§ 2 De gang van zaken tijdens de vergadering

Artikel 6 Vergader- en besluitquorum

  • 1. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. De voorzitter opent de vergadering zodra behalve de voorzitter nog twee leden van het dagelijks bestuur aanwezig zijn, echter niet vóór het vastgestelde uur.

  • 3. De voorzitter schorst of sluit de vergadering zodra behalve de voorzitter minder dan twee leden van het dagelijks bestuur aanwezig zijn, en belegt opnieuw een vergadering onder verwijzing naar dit artikel.

  • 4. Op de vergadering, bedoeld in het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 7 Verhindering

  • 1. Wanneer de voorzitter verhinderd is een vergadering bij te wonen, geeft hij daarvan kennis aan zijn plaatsvervanger alsmede aan de secretaris.

  • 2. Wanneer een lid van het dagelijks bestuur verhinderd is een vergadering geheel of gedeeltelijk bij te wonen, geeft hij daarvan kennis aan de secretaris.

  • 3. Wanneer de secretaris verhinderd is een vergadering geheel of gedeeltelijk bij te wonen, geeft hij daarvan kennis aan de voorzitter, alsmede aan degene die de secretaris vervangt.

Artikel 8 Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De secretaris is in de vergadering van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 2. De secretaris draagt zorg voor al hetgeen binnen de hem opgedragen taak nodig is in het belang van een vlot verloop van de vergadering van het dagelijks bestuur. Hij kan daarbij zo nodig ambtelijk worden ondersteund.

Artikel 9 Deelneming van derden aan de vergadering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan besluiten een ambtelijk medewerker of een derde voor een vergadering uit te nodigen teneinde zijn mening ten aanzien van een onderwerp te geven dan wel een toelichting te verschaffen op een agendapunt.

  • 2. De genodigde, bedoeld in het eerste lid, voert het woord slechts ten aanzien van het onderwerp of het agendapunt waarvoor hij is uitgenodigd.

Artikel 10 Orde van de vergadering, en handhaving

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur mag niet in de rede worden gestoord. Korte interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter anders besluit.

  • 2. De voorzitter kan een lid van het dagelijks bestuur of een andere aanwezige het woord ontnemen, als hij dit nodig oordeelt in het belang van de vergaderorde.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering schorsen.

  • 4. De vergadering wordt na de schorsing hervat op het door de voorzitter te bepalen tijdstip.

  • 5. Indien na de schorsing de orde opnieuw wordt verstoord kan de voorzitter de vergadering sluiten.

Artikel 11 Verslag en besluitenlijst

  • 1. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van een verslag en een besluitenlijst.

  • 2. In het verslag wordt in elk geval aangetekend wie bij de vergadering aanwezig waren.

  • 3. De besluitenlijst bevat in elk geval:

    • a.

      een formulering van de door het dagelijks bestuur genomen besluiten;

    • b.

      als een lid van het dagelijks bestuur daar om vraagt: de stemverhoudingen ten aanzien van een bepaald voorstel;

    • c.

      als zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 12, vierde lid: de naam van het betreffende bestuurslid;

    • d.

      als zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 15: de naam van het betreffende bestuurslid met de toevoeging of het een enkele of een dubbele aantekening betreft.

  • 4. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.

  • 5. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering ter kennisneming gebracht aan het algemeen bestuur en, voor zover de aard en inhoud zich daartegen niet verzetten, openbaar gemaakt door plaatsing op de website van het waterschap.

§ 3 Stemmingen

Artikel 12 Stemmingen, algemeen

  • 1. Indien geen van de leden van het dagelijks bestuur bij het nemen van een besluit stemming vraagt, is het voorstel aangenomen.

  • 2. Indien een lid van het dagelijks bestuur bij het nemen van een besluit stemming vraagt, wordt mondeling gestemd, tenzij artikel 14 wordt toegepast.

  • 3. Wanneer stemming plaatsvindt is ieder lid van het dagelijks bestuur verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur neemt echter niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken.

  • 5. Voor de totstandkoming van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

Artikel 13 Stakende stemmen

  • 1. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken wordt opnieuw gestemd.

  • 2. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 14 Stemmen over personen

  • 1. Indien een lid van het dagelijks bestuur dat verlangt, wordt bij het nemen van een besluit over een benoeming, voordracht of aanbeveling van personen gestemd bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 2. Indien daarbij de stemming beperkt is tot één persoon en de stemmen staken, wordt het voorstel verworpen.

  • 3. Indien in de overige gevallen bij een eerste stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een tweede stemming plaats tussen de twee personen die bij de eerste stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij die eerste stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de tweede stemming zal plaatshebben. Indien bij de tussenstemming of bij de tweede stemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 15 Tegenstemmen

  • 1. Indien een lid heeft tegengestemd, geeft hij direct na de stemming in de vergadering aan de secretaris aan of hij een aantekening van zijn tegenstem op de besluitenlijst verlangt.

  • 2. Indien een lid aantekening van zijn tegenstem verlangt, geeft hij daarbij aan welke aantekening dit betreft:

    • a.

      een enkele aantekening; deze wordt in het vertrouwelijke verslag opgenomen, maar hierover wordt door de bestuursleden geen mededeling naar buiten gedaan;

    • b.

      een dubbele aantekening; deze wordt op de openbare besluitenlijst opgenomen, en kan bekendgemaakt worden.

Artikel 16 Schakelbepaling

In gevallen waarin dit reglement ten aanzien van stemmingen niet voorziet, zijn de bepalingen van het Reglement van orde voor het algemeen bestuur van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Besluiten buiten de vergadering

Artikel 17 Besluiten buiten de vergadering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan buiten de vergadering besluiten nemen langs elektronische weg.

  • 2. Voor besluitvorming langs elektronische weg wordt een conceptbesluit met toelichting elektronisch toegezonden aan de leden van het dagelijks bestuur, met het verzoek om een reactie binnen een termijn van ten minste vijf dagen.

  • 3. Binnen de gestelde termijn kan een lid van het dagelijks bestuur:

    • a.

      uitdrukkelijk aangeven dat bespreking in een vergadering is gewenst, of

    • b.

      verklaren niet akkoord te zijn met het voorstel, of

    • c.

      verklaren akkoord te zijn met het voorstel.

  • 4. Leden van het dagelijks bestuur die niet binnen de gestelde termijn reageren op de toezending van het conceptbesluit, worden geacht niet in te stemmen met het besluit.

  • 5. Als vijf van de zes leden van het dagelijks bestuur akkoord zijn met het voorstel, is het besluit genomen. In alle andere gevallen vindt geen besluitvorming buiten de vergadering plaats.

  • 6. Direct na ontvangst van de vijfde akkoordverklaring dateert de secretaris het elektronische besluit.

  • 7. Het elektronische besluit wordt geacht te zijn genomen op de datum van de dagtekening van de secretaris.

  • 8. Elektronische besluiten worden opgenomen op de besluitenlijst van de eerstvolgende vergadering.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 18 Gedragscode

Bij hun functioneren handelen de leden van het dagelijks bestuur overeenkomstig de gedragscode, vastgesteld door het algemeen bestuur op grond van artikel 33, derde lid van de Waterschapswet.

Artikel 19 Gebruik van dit reglement

  • 1. Bij twijfel omtrent de uitleg van dit reglement en in de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2. Ter vergadering kan het dagelijks bestuur besluiten af te wijken van bepalingen in dit reglement, met uitzondering van artikel 4 van dit reglement.

Artikel 20 Intrekking eerder reglement

Het Reglement van orde voor het dagelijks bestuur 2009, van waterschap Regge en Dinkel wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit reglement treedt direct in werking na vaststelling en kan worden aangehaald als “Reglement van orde dagelijks bestuur waterschap Vechtstromen”.

Algemeen

Artikel 14 van het ‘Reglement voor het Waterschap Vechtstromen bepaalt dat het dagelijks bestuur voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een Reglement van orde vaststelt. Dit Reglement wordt aan het algemeen bestuur toegezonden.

Voorts is in het Reglement voorgeschreven dat voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld worden ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Daarnaast stelt de Waterschapswet in de artikelen 42 en 43 nadere regels omtrent de openbaarheid van de vergaderingen en omtrent het opleggen van een plicht tot geheimhouding.

Artikel 45 bepaalt dat het bepaalde in de artikelen 38 en 39 van overeenkomstig toepassing is ten aanzien van de leden van het college. Hoewel de Waterschapswet naast het Reglement van orde dient te worden gelezen, wordt hieronder nader ingegaan op die artikelen. Daardoor ontstaat een compleet overzicht van de regels die van toepassing zijn op het verloop van de vergaderingen van het college.

Stemmen zonder last, onschendbaarheid

De leden van het bestuur stemmen zonder last, en zijn niet gebonden aan een mandaat van hun kiezers. De leden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle belangen. Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen. (Artikel 45, en 38 Waterschapswet)

Zij die behoren tot het bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het bestuur hebben overgelegd. (artikel 45 en 39 Waterschapswet).

Gesloten deuren

De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald (artikel 42 Waterschapswet).

Anders dan in de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt in het dagelijks bestuur vergaderd over onderwerpen die nog verkeren in het stadium van een (voorlopig) voorstel waarover de gedachtevorming in het bestuur nog moet plaatsvinden.

Dat is de reden dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur in beginsel achter gesloten deuren plaatsvinden. Het dagelijks bestuur kan echter te allen tijde beslissen om (een gedeelte van) een vergadering niet met gesloten deuren te laten plaatsvinden.

Geheimhouding

Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een (besloten) vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering worden overgelegd (artikel 43 Waterschapswet).

Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling aanwezig waren als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

Geheimhouding kan op dezelfde grond ook worden opgelegd door de voorzitter, ten aanzien van de stukken die hij aan het dagelijks bestuur of de leden van dit bestuur overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

Indien het dagelijks bestuur zich terzake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

In het belang van duidelijkheid en bestuurlijke transparantie is het wenselijk dat in het verslag van de betreffende vergadering wordt vastgelegd ten aanzien van welk onderwerp geheimhouding wordt opgelegd en op grond van welke belangen. Op de stukken die het betreft wordt melding gemaakt van de geheimhoudingsplicht.

Ook de opheffing van de geheimhouding (middels expliciete uitspraak van het dagelijks bestuur) dient in het verslag te worden vastgelegd.

De belangen op grond waarvan geheimhouding kan worden opgelegd zijn die van artikel 10 Wob. De absolute belangen uit het eerste lid van artikel 10:

  • a.

    de eenheid van de Kroon;

  • b.

    de veiligheid van de Staat;

  • c.

    vertrouwelijkheid van bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen aan de overheid zijn meegedeeld;

  • d.

    persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

.. en de relatieve belangen van het tweede lid van artikel 10:

  • a.

    de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

  • b.

    de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

  • c.

    de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

  • d.

    inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

  • e.

    de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

  • f.

    het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

  • g.

    het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

Geheimhouding op bovenstaande gronden leidt ertoe dat de betreffende stukken ook echt geheim blijven. Ze behoeven niet te worden verstrekt als daar om wordt verzocht op grond van de Wob.

“Geheim”, zoals boven omschreven, moet worden onderscheiden van “vertrouwelijk”.

Vertrouwelijkheid kan worden toegekend aan elk stuk dat (nog) niet algemeen bekend mag worden, ook als de belangen van artikel 10 Wob niet aan de orde zijn.

Dit betekent dat voor vertrouwelijke stukken (waarvoor niet tevens een geheimhoudingsplicht is opgelegd) geen bijzondere bescherming geldt tegen openbaarmaking. In het kader van de behandeling van een Wob verzoek moeten vertrouwelijke documenten net zo worden behandeld als elk ander (niet-vertrouwelijk) stuk: aan de hand van artikel 10 Wob dienen de betrokken belangen te worden gewogen, alvorens tot openbaarmaking wordt besloten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Onderlinge vervanging

Vervanging van de leden niet zijnde de voorzitter

De Waterschapswet bevat geen regeling voor vervanging van leden van het dagelijks bestuur, het Reglement voor het Waterschap Vechtstromen wel, in artikel 13:

Bij langdurige afwezigheid van een lid, of indien een lid met waarneming van het ambt van voorzitter is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

Voor kortdurende afwezigheid, ook wel aangeduid met “verhindering of ontstentenis”, is geen wettelijke regeling van kracht. In dit reglement wordt daarom expliciet vastgelegd dat het dagelijks bestuur hiervoor afspraken dient te maken.

Vervanging van de voorzitter

In het Reglement van het Waterschap Vechtstromen is niet voorzien in de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter. De vervanging van de voorzitter geschiedt daarom geheel volgens de regels van artikel 51 Waterschapswet:

Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt het ambt van voorzitter waargenomen door een, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, ander lid van dat bestuur.

In dit reglement wordt bepaald dat het dagelijks bestuur hiervoor van tevoren een regeling treft, zodat te allen tijde duidelijk is wie de voorzitter moet vervangen.

Bij verhindering of ontstentenis van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het ambt van voorzitter waargenomen door het oudste lid in jaren van het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur een ander lid met de waarneming belast.

Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter op de dag met ingang waarvan het zittende algemeen bestuur is afgetreden, wordt het ambt waargenomen door een, door de afgetreden leden van het dagelijks bestuur aan te wijzen, afgetreden lid van het dagelijks bestuur, of, bij ontstentenis van alle afgetreden leden van het dagelijks bestuur, door het oudste afgetreden lid in jaren van het algemeen bestuur, een en ander tot in de waarneming overeenkomstig het eerste en tweede lid is voorzien.

Artikel 6 Vergader- en besluitquorum

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf leden.

Om te kunnen vergaderen dienen dus minimaal drie leden van het dagelijks bestuur (incl de voorzitter) aanwezig te zijn.

Als op het vastgestelde uur niet voldoende leden aanwezig zijn kan de vergadering niet worden geopend. En als gedurende de vergadering op enig moment minder dan drie leden aanwezig zijn, dient de vergadering te worden geschorst (als verwacht mag worden dat op zeer korte termijn wel weer voldoende leden aanwezig zullen zijn) of gesloten (als de verwachting is dat dit niet het geval is).

In het vierde lid is een regeling opgenomen om te voorkomen dat een impasse ontstaat waarbij het nemen van besluiten onaanvaardbaar lang zou worden uitgesteld. Daarbij wordt wel gesteld dat, wanneer op een dergelijke verdaagde vergadering minder dan drie leden aanwezig zijn alleen onderwerpen behandeld mogen worden die geagendeerd waren voor de verdaagde vergadering. Zijn op de nieuw belegde vergadering drie of meer leden aanwezig dan mogen wel nieuwe onderwerpen worden besproken. Hierdoor ontstaat een zuiver evenwicht tussen democratische besluitvorming en slagvaardig optreden van het bestuursorgaan.

Artikel 12 Stemmingen algemeen

Minimaal drie bestuursleden dienen aan de stemming deel te nemen waarbij ieder besluit genomen wordt op basis van een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Onder volstrekte meerderheid wordt verstaan de helft plus één van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Bij een hoofdelijke stemming zijn alle uitgebrachte stemmen geldig aangezien ieder bestuurslid mondeling voor of tegen stemt. Bij een schriftelijke stemming zijn niet alle uitgebrachte stemmen per definitie geldig. Hierbij dient dan ook nauwkeurig te worden bepaald hoeveel stemmen geldig zijn en hoeveel stemmen dus nodig zijn wil een voorstel aangenomen zijn.

Niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen niet mee als geldig uitgebrachte stem.

Artikel 13 Stakende stemmen

De voorzitter stemt op grond van artikel 94 van de Waterschapswet mee in de vergaderingen van het dagelijks bestuur. Het tweede lid van artikel 13 voorkomt dat over een voorstel herhaaldelijk geen besluit kan worden genomen.

Artikel 15 Tegenstemmen

Indien een lid aantekening van zijn tegenstem verlangt, geeft hij daarbij aan welke aantekening dit betreft. In geval van een enkele aantekening; wordt hiervan uitsluitend melding gemaakt in het vertrouwelijke vergaderverslag. In het openbare verslag en op de openbare besluitenlijst wordt opgenomen dat ‘het dagelijks bestuur heeft besloten…’.

Alle dagelijks bestuursleden communiceren dat het besluit unaniem is genomen.

In geval van een dubbele aantekening wordt in het vertrouwelijk verslag opgenomen welke leden hebben tegengestemd. In de openbare besluitenlijst wordt bekendgemaakt dat het dagelijks bestuur bij meerderheid een besluit heeft genomen. Hiermee is openbaar dat sprake is geweest van één of meerdere tegenstemmen.