Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR358932
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR358932/1
Regeling vervallen per 13-06-2019
Algemene subsidieverordening 2015
Geldend van 26-02-2015 t/m 12-06-2019
Intitulé
Algemene subsidieverordening 2015Verordening
Reg. nr. 4789960
De raad van de gemeente Amersfoort;
heeft het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 27 januari 2015 gelezen;
heeft artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht gelezen;
besluit:
vast te stellen de volgende verordening:
Algemene subsidieverordening 2015
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
incidentele subsidie: subsidie voor activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter;
- b.
structurele subsidie: jaarlijks terugkerende subsidie voor de exploitatiekosten teneinde activiteiten met een voortdurend karakter of jaarlijks terugkerende activiteiten in stand te houden;
- c.
subsidieregeling: nadere regels als bedoeld in artikel 6;
- d.
wet: Algemene wet bestuursrecht;
- e.
prestatievoorstel: gelijk aan het activiteitenplan zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht artikel 4:62;
- f.
rekenkamercommissie: de door de gemeenteraad bij of krachtens verordening ingestelde rekenkamercommissie;
- g.
controleverklaring: accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- h.
controleprotocol: handleiding voor de accountant voor de controle op de besteding van het subsidiebedrag.
- i.
Gelieerde rechtspersoon: onder gelieerde rechtspersoon wordt verstaan een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdrukking komend in één of meerdere van de volgende kenmerken:
- 1.
een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaanvrager een groter bedrag dan € 500 om niet ter beschikking is gesteld, waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;
- 2.
een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden;
- 3.
een rechtspersoon, die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;
- 4.
een rechtspersoon, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen.
- 1.
Artikel 2 Algemene grondslag
Subsidies kunnen worden verstrekt ten behoeve van activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad vastgestelde en in de gemeentebegroting opgenomen programma’s.
Artikel 3 Bevoegdheden college
-
1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.
-
2. Indien de begroting niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd, verleent het college subsidies alleen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
-
3. Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast te stellen.
-
4. Het college is bevoegd in nadere regels af te wijken van het bepaalde in deze verordening.
Artikel 4 Subsidieplafonds
1.De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van
subsidieplafonds.
2.Het college kan binnen de kaders van de begroting subsidieplafonds vaststellen.
Artikel 5 Subsidies op grond van de Awb
-
1. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb.
-
2. Op subsidies die worden verstrekt op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet, zijn de artikelen 7, 8, 9 eerste tot en met derde lid, 10 tot en met 13 onder a tot en met f, 16 tot en met 18, 21 tot en met 23 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
-
3. De artikelen 14 en 15 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van artikel 4:23, derde lid onder c, van de wet.
Artikel 6 Eisen aan een subsidieregeling
Een subsidieregeling bevat tenminste:
- a.
een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;
- b.
het subsidieplafond dan wel de mogelijkheid voor het college een subsidieplafond vast te stellen, tenzij daar geen behoefte aan bestaat;
- c.
de criteria waaraan de subsidieaanvragen worden getoetst;
- d.
voor zover gewenst, de bepaling dat de subsidie zonder voorafgaande verlening wordt vastgesteld
- e.
de verplichtingen die aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden, naast de verplichtingen die op grond van de wet en deze verordening aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden.
Artikel 7 Meerjarige subsidies
-
1. Het tijdvak waarvoor een incidentele of structurele subsidie wordt verleend is maximaal vier jaar.
-
2. Een meerjarige subsidie wordt verleend onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEVERLENING
Artikel 8 Indieningstermijn aanvraag
-
1. Tenzij in de subsidieregeling anders is bepaald, wordt:
- a.
de aanvraag voor een structurele subsidie minimaal vier maanden voor de periode waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft, ingediend;
- b.
de aanvraag voor een incidentele subsidie tenminste drie maanden voor aanvang van de te realiseren activiteit, ingediend;
- a.
-
2. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting om voor een bepaalde datum een subsidieaanvraag in te dienen.
Artikel 9 Eisen aan de aanvraag
- 1.
De subsidieaanvraag vermeldt de naam, adres en woonplaats van de aanvrager en wordt door de aanvrager ondertekend.
- 2.
Indien er een (digitaal) aanvraagformulier beschikbaar is, is de aanvrager verplicht daarvan
gebruik te maken.
- 3.
Tenzij in de subsidieregeling anders is bepaald, wordt:
- a.
bij een eerste subsidieaanvraag van de subsidieaanvrager die een rechtspersoon is overgelegd:
10de statuten of het reglement van de subsidieaanvrager;
20een opgaaf van de bestuurssamenstelling;
30een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel
- b.
bij een aanvraag voor een structurele subsidie overgelegd:
10de exploitatiebegroting over het lopende en het komende jaar;
20bij subsidieaanvragen boven de € 100.000, moet de exploitatiebegroting zijn voorzien van een risicoparagraaf;
30een prestatievoorstel;
40de laatste jaarrekening;
50het laatste jaarverslag.
- c.
bij een aanvraag voor een incidentele subsidie overgelegd:
10een omschrijving van de activiteit;
20een exploitatiebegroting voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
30 bij subsidieaanvragen boven de € 50.000 wordt daarnaast overgelegd:
- -
een investeringsplan;
- -
de laatste jaarrekening;
- -
het laatste jaarverslag;
- -
de aanvragen om subsidie bij andere bestuursorganen en aanvragen om financiële middelen bij andere organisaties.
- -
- a.
- 3.
Indien voor de beoordeling van de aanvraag, aanvullende of andere gegevens of bescheiden nodig zijn, kunnen deze opgevraagd worden.
- 4.
Het overleggen van de genoemde stukken in de onderdelen b. en c. kan achterwege blijven, als deze reeds in bezit zijn van het college.
- 5.
Het overleggen van de laatste jaarrekening en het laatste jaarverslag kan achterwege blijven, als dit in verband met de datum van oprichting niet mogelijk is.
Artikel 10 Wet BIBOB
Het college kan bepalen dat subsidies voor activiteiten op door de raad vastgestelde beleidsterreinen worden geweigerd of dat de verleende subsidies worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 11 Niet subsidiabele kosten
Loonkosten van bestuurders, directie of andere medewerkers van subsidieaanvrager die de in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector opgenomen norm (WNT-norm) te boven gaan, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 12 Beschikking op de aanvraag
-
1. Tenzij in de subsidieregeling anders wordt bepaald, wordt:
- a.
de beschikking op een aanvraag voor een structurele subsidie bekendgemaakt vóór 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;
- b.
de beschikking op een aanvraag voor een incidentele subsidie bekendgemaakt binnen drie maanden nadat de aanvraag is ingediend.
- a.
-
2. Van de termijn waarbinnen de beschikking op een aanvraag bekend gemaakt moet zijn, kan in geval van incidentele en meerjarige subsidies worden afgeweken.
Artikel 13 Weigeringsgronden
Naast de weigeringsgronden in de wet kan de subsidieverstrekking tevens worden geweigerd indien:
- a.
de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;
- b.
de hiervoor benodigde gelden niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen;
- c.
de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet (voornamelijk) is gericht op inwoners van Amersfoort of op de promotie van Amersfoort;
- d.
uit de bij de aanvraag overgelegde bescheiden blijkt dat de aanvrager zelf in de kosten van de activiteit kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, waaronder met de aanvrager gelieerde rechtspersonen;
- e.
de loonkosten van bestuurders, directie of andere medewerkers van subsidieaanvrager de in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT-norm) bedoelde norm overschrijden.
de doelstellingen of middelen van de aanvrager in strijd zijn met de Nederlandse wetgeving of het algemeen belang;dit voortvloeit uit een subsidieregeling.
HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN
Artikel 14 Toestemming voor bepaalde handelingen
-
1.De subsidieontvanger van een structurele subsidie heeft voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college voor:
- a.
het oprichten van, dan wel deelnemen in, een rechtspersoon;
- b.
het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.
- 2.
Het college kan voorschriften aan de toestemming verbinden.
- 3.
Het college beslist binnen vier weken over de te verlenen toestemming.
- 4.
De beslistermijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.
- 2.
- a.
Artikel 15 Meldingsplicht wijzigingen organisaties
De subsidieontvanger doet een mededeling aan het college, binnen één maand na bekendmaking, in geval van bijvoorbeeld:
- a.
het wijzigen van de statuten;
- b.
wijziging van bestuurssamenstelling;
- c.
het ontbinden van de rechtspersoon;
- d.
het doen van aangifte tot faillissement of aanvragen van zijn surséance van betaling.
Artikel 16 Meldingsplicht afwijking activiteiten of verplichtingen
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de
activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, niet zullen worden verricht, gedeeltelijk zullen worden verricht of gewijzigd zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 17 Gelieerde rechtspersonen
Het college kan de subsidieontvanger verplichten een overzicht te verstrekken van de met de subsidieontvanger gelieerde rechtspersonen, alsmede informatie te verstrekken over de aard van deze betrekkingen, de financiële positie en de jaarrekeningen van deze rechtspersonen.
Artikel 18 Overig onderzoek
-
1. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek door het college of de rekenkamercommissie naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de ontvanger.
-
2. Het onderzoek kan zich uitstrekken over meerdere jaren en meerdere gesubsidieerde activiteiten.
Artikel 19 Voorzieningen en vermogensvorming bij structurele subsidies
-
1. Het college kan een ontvanger van een structurele subsidie verplichten tot het vormen van voorzieningen en reserveringen.
-
2. Het college kan een ontvanger van een structurele subsidie verplichten een egalisatiereserve te vormen.
Artikel 20 Vergoeding voor vermogensvorming
-
1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een door het college te bepalen vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.
-
2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en ander vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
-
3. Indien het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijk deskundige aan die de waarde bepaald.
-
4. Het college kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid en besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is dan wel dat het gevormde vermogen mag worden besteed aan bepaalde activiteiten.
Artikel 21 Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 van de wet
Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop de activiteit wordt verricht. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op:
- 1.
gelijke behandeling;
- 2.
toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking;
- 3.
social return on investment;
- 4.
duurzaamheid.
Artikel 22 Controleprotocol
Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een goedkeurende controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het van toepassing zijnde controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.
HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES
Artikel 23 Aanvraag tot subsidievaststelling
-
1. Indien er een (digitaal) formulier voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken.
-
2. De aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie wordt vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend, ingediend.
-
3. De volgende stukken moeten bij de aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie worden overgelegd:
- -
een inhoudelijk verslag;
- -
de financiële verantwoording;
- -
een goedkeurende controleverklaring voor subsidiebedragen groter dan € 50.000.
- -
-
4. De aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie wordt binnen drie maanden na realisering van de activiteit ingediend.
-
5. Voor zover de ontvanger van een incidentele subsidie ook een structurele subsidie ontvangt
geldt voor de aanvraag tot vaststelling van de incidentele subsidie de indieningtermijn als
bedoeld in het tweede lid.
-
6. De volgende stukken moeten bij de aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie
worden overgelegd:
- -
een inhoudelijk verslag;
- -
de financiële verantwoording;
- -
een goedkeurende controleverklaring bij subsidiebedragen groter dan € 50.000.
- -
-
7. Indien voor de beoordeling van de aanvraag andere of aanvullende gegevens of bescheiden nodig zijn, kunnen deze worden opgevraagd.
-
8. Het college kan een meerjarige subsidie jaarlijks vaststellen.
-
9. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting om voor een bepaalde datum rekening en verantwoording af te leggen.
Artikel 24 Beslistermijn vaststelling van de subsidie
Tenzij in een subsidieregeling anders is bepaald, beslist het college:
- a.
op de aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag;
- b.
op de aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.
- c.
voor zover de ontvanger van een structurele subsidie ook een incidentele subsidie ontvangt, geldt in afwijking van het bepaalde onder a dat de incidentele subsidie tegelijk met de structurele subsidie wordt vastgesteld.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 25 Hardheidsclausule
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 26 Intrekking
De Algemene subsidieverordening 2013, zoals vastgesteld op 18 december 2012, wordt ingetrokken.
Artikel 27 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.
Artikel 28 Overgangsbepaling
-
1. Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2013.
-
2. Verwijzingen in de subsidieregelingen naar de artikelen van de Algemene subsidieverordening 2013 worden geacht te verwijzen naar artikelen van deze verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.
-
3. De Algemene subsidieverordening 2013 blijft van toepassing op subsidies die zijn verleend voor inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2015 en op lopende meerjarige subsidies.
Artikel 29 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening 2015.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op
de voorzitter, de griffier,
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Amersfoort 2015
Reg. nr. 4789960
Algemeen
Aanleiding
In de begroting 2012-2015 is aangegeven dat in 2012 het subsidieproces, mede in het licht van de gedachtevorming rond de P&C cyclus, nader wordt onderzocht op o.a. vermindering van administratieve lasten voor betrokkenen, zoals vereenvoudiging van de processen en stroomlijning van verantwoording, mede door gebruik van digitale hulpmiddelen. Middels uitvoering van het project Vereenvoudiging subsidies is aan deze toezegging invulling gegeven.
Doel van het project was het subsidieproces te optimaliseren, te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderen, zowel extern voor de subsidieontvanger als intern voor de ambtelijke organisatie. De verbetermogelijkheden die uit het doorlichten van het subsidieproces naar voren kwamen, hebben gedeeltelijk betrekking op de inrichting van de Algemene subsidieverordening. Met de intrekking van de Algemene subsidieverordening 2008 en de vaststelling van de Algemene subsidieverordening 2012, zijn de uit de doorlichting voortvloeiende verbeterpunten, doorgevoerd. Naar aanleiding van een initiatiefvoorstel (toevoeging artikel 17), is de Algemene subsidieverordening 2012 ingetrokken en opnieuw vastgesteld in 2013. In 2015 is de ASV aangepast aan actuele jurisprudentie en gewijzigde inzichten.
Uitgangspunten Algemene subsidieverordening 2015
Aan de Algemene subsidieverordening 2015 (hierna: ASV 2015) liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:
·vereenvoudiging van de subsidieregelgeving;
Het subsidieproces is zo eenvoudig en helder mogelijk gehouden, zodat bij de uitvoering zo min mogelijk onduidelijkheden ontstaan voor zowel de subsidie-aanvrager, het gemeentebestuur als de betrokken ambtenaren.
·afstemming van de ASV op de eventuele wijzigingen in het proces die voortvloeien uit het project Vereenvoudiging subsidieproces;
Het subsidieproces zoals beschreven in de ASV 2015, sluit aan op het feitelijke besluitvormingsproces zoals dat in de gemeentelijke organisatie verloopt. Zo zijn de indienings- en beslistermijnen afgestemd op de planning- en controlcyclus van de gemeente Amersfoort. Waar mogelijk is ook rekening gehouden met het werkproces bij de subsidieontvanger.
·aandacht voor social return on investment;
De ASV 2015 bevat de mogelijkheid subsidieontvangers een verplichting op te leggen in het kader van social return on investment (artikel 21). Dat betekent dat de subsidieontvanger bijvoorbeeld kan worden verplicht om bij de uitvoering van de prestatieafspraken een percentage van het subsidiebedrag in te zetten voor social return, zoals de inzet van werkzoekenden, stagiaires, of mensen die vallen onder Wsw. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat zo'n verplichting altijd een relatie moet hebben met de middelen waarmee of de wijze waarop de subsidiabele activiteit moet worden uitgevoerd.
·duurzaamheid;
De ASV 2015 moet de komende jaren weer een duidelijk kader bieden waarbinnen subsidieaanvragen worden behandeld. Een duurzame verordening betekent dat de verordening vooral algemene bepalingen bevat, zodat veel verschillende situaties eronder kunnen worden geschaard en niet om de haverklap een wijziging van de verordening noodzakelijk is.
In de subsidieregelingen zijn de subsidiabele activiteiten en specifieke bepalingen opgenomen. In deze verordeningen mag worden afgeweken van de ASV (artikel 3, vierde lid), maar uitgangspunt is dat de algemene bepalingen in de ASV voor de meeste subsidies bruikbaar zullen zijn.
Reikwijdte Algemene subsidieverordening
De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht de gemeente bij wettelijk voorschrift - dus in subsidieverordeningen - aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verkregen (artikel 4:23, eerste lid). De ASV 2015 geeft op grond van artikel 2 dat subsidie kan worden verstrekt voor onderwerpen van de programma's die de gemeenteraad jaarlijks vaststelt en die zijn opgenomen in de gemeentebegroting. In feite zijn dit de beleidsterreinen waarop subsidies kunnen worden verstrekt; de subsidieregelingen benoemen de concrete activiteiten waarvoor een subsidie kan worden ontvangen. De subsidiabele activiteiten die in de subsidieregelingen worden genoemd, moeten dus altijd terug te voeren zijn op één van de programma's.
Inhoud en opbouw ASV 2013
De ASV 2013 bestaat uit vijf hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Subsidieverlening
Hoofdstuk 3 Verplichtingen
Hoofdstuk 4 Vaststelling subsidies
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Korte toelichting per hoofdstuk
Hoofdstuk 1, de algemene bepalingen, omvat onder meer de begripsbepalingen, de reikwijdte van de verordening en bepalingen waarin bevoegdheden worden toebedeeld aan het college. Onder andere delegeert de gemeenteraad in artikel 3, derde lid, de bevoegdheid om bijzondere subsidieverordeningen vast te stellen aan het college. De term die voor regelgeving krachtens delegatie wordt gehanteerd is meestal 'nadere regels'. Vandaar dat die term wordt gebruikt in het derde lid. In de begripsbepalingen is opgenomen dat met de term subsidieregeling deze nadere regels worden bedoeld.
In Hoofdstuk 2 zijn de bepalingen over het indienen van en beslissen op aanvragen om subsidies opgenomen waaronder het gebruik van een aanvraagformulier, in te dienen gegevens en indienings- en beslistermijnen en weigeringsgronden.
Hoofdstuk 3 bevat de verplichtingen die worden of kunnen worden opgelegd. Niet-naleving van deze verplichtingen kan leiden tot het intrekken, wijzigen of lager vaststellen van de subsidie. De verplichtingen maken het mogelijk een goed zicht te krijgen of te houden op het verloop van de gesubsidieerde activiteiten en de (financiële) ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 gaat over de vaststelling van de subsidie en dus ook over het afleggen van rekening en verantwoording door de subsidieontvanger. Op grond van de Awb moet iedere subsidie worden vastgesteld. In dat kader wordt rekening en verantwoording afgelegd over de al dan niet verrichte activiteiten. Bij de vaststelling wordt nagegaan of, en in welke mate, de activiteiten zijn verricht en de verplichtingen zijn nagekomen. Als de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de verlening, dan wordt de subsidie vastgesteld op het verleningsbedrag. Zijn er echter minder activiteiten uitgevoerd, dan kan de subsidie op een lager bedrag worden vastgesteld. Welk bedrag dat is hangt af van de wijze waarop de subsidie wordt berekend en hoe duidelijk de relatie is tussen de omvang van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de subsidie. De situatie kan zich ook voordoen dat de activiteiten wel zijn verricht, maar dat niet aan de verplichtingen is voldaan die aan de subsidieverlening zijn verbonden, zoals het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie of het verrichten van activiteiten onder deskundige begeleiding. Ook in die situatie kan de subsidie lager worden vastgesteld. De omvang van de verlaging hangt af van het belang van de verplichting.
Hoofdstuk 5 bevat de gebruikelijke slotbepalingen zoals de intrekking van de bestaande subsidieverordening, de datum van inwerkingtreding van de ASV 2015 en de citeertitel.
Verhouding Algemene wet bestuursrecht
Titel 4.2 van de Awb bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op subsidies. De bepalingen uit de Awb gelden naast de ASV 2015 en de subsidieregelingen. Sommige bepalingen uit de Awb bieden de mogelijkheid eigen regels te stellen, andere hebben een dwingend karakter. Zo ligt de definitie van een subsidie bijvoorbeeld vast (artikel 4:21 Awb). Volgens deze bepaling wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Iedere financiële relatie tussen de gemeente en een burger of instelling die voldoet aan de kenmerken van deze definitie, is een subsidie. Ook wanneer die relatie wordt vormgegeven als opdracht of overeenkomst. Ook bevat de Awb een regeling voor de situaties waarin een subsidie lager vastgesteld, ingetrokken, gewijzigd of beëindigd mag worden. Daarom zijn over deze onderwerpen geen regels in de ASV 2015 opgenomen.
Artikelsgewijze toelichting
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
Overeenkomstig de uitgangspunten voor het opstellen van regelgeving zijn in de begripsbepalingen alleen de noodzakelijke begrippen en de gebruikte afkortingen opgenomen. Begrippen als subsidie of subsidieplafond zijn daarom niet opgenomen. Deze begrippen zijn gedefinieerd in de Awb en moeten daarom niet in de ASV nog worden omschreven. Net als in de ASV 2008 worden incidentele en structurele subsidies onderscheiden. De incidentele subsidies kunnen alleen betrekking hebben op activiteiten die zich maar één keer voordoen of die als experiment starten en in een latere fase mogelijk structureel worden. De structurele subsidies zien op voortdurende activiteiten zoals het bibliotheekwerk dan wel op jaarlijks terugkerende activiteiten.
De aanhef van het artikel is zo geformuleerd dat wanneer de begrippen in de subsidieregelingen worden gebruikt, daaronder hetzelfde moet worden verstaan als in deze ASV 2015. De begrippen hoeven dus niet opnieuw in de subsidieregelingen in de begripsbepaling worden opgenomen; dat houdt de regelgeving overzichtelijk en eenduidig.
Artikel 2 Algemene grondslag
Zoals hiervoor aangegeven bepaalt artikel 2 de reikwijdte van de ASV. Activiteiten die vallen onder de door de gemeenteraad vastgestelde programma’s kunnen worden gesubsidieerd.
Artikel 3 Bevoegdheden college
Het college is belast met de uitvoering van de ASV 2015. Dat betekent dat het college niet alleen bevoegd is de beslissen om aanvragen om subsidie en vaststelling van subsidies, maar deze ook mag intrekken, wijzigen en dergelijke en alle andere bevoegdheden mag uitvoeren die voortvloeien uit de Awb en de ASV 2015 voor zover de raad deze niet aan zichzelf heeft gehouden.
Mocht de situatie zich voordoen dat wordt beslist op een aanvraag om subsidie voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd, dan moet het college de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld (het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 4:34 Awb).
Verder delegeert de raad op grond van artikel 156, eerste lid, Gemeentewet, de bevoegdheid aan het college om ter uitvoering van de ASV 2015 nadere regels vast te stellen. Het college stelt dus de subsidieregelingen vast waarin de concrete subsidiabele activiteiten worden opgenomen (de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb). Deze nadere regels bevatten algemeen verbindende voorschriften en hebben dezelfde status als een verordening.
Hoewel het de bedoeling is dat de ASV een uniforme regeling biedt voor alle wettelijke subsidies in Amersfoort is het denkbaar dat voor het goed regelen van een specifieke subsidie, afwijking van de ASV gewenst is. Deze mogelijkheid heeft het college op grond van het vierde lid.
Artikel 4 Subsidieplafonds
De gemeenteraad is bevoegd om bij vaststelling van de begroting subsidieplafonds in te stellen.
Omdat het in voorkomende gevallen om ‘algemene’ bedragen gaat die niet zijn uitgesplitst per subsidiabele activiteit, kan het nodig zijn dat er na vaststelling van de begroting nadere besluitvorming plaatsvindt over de subsidieplafonds. In dat geval is het college subsidieplafonds in te stellen. Vanzelfsprekend dient het college zich daarbij te houden aan de budgetten die de raad in zijn algemeenheid voor een bepaald programma op de begroting beschikbaar heeft gesteld.
Artikel 5 Subsidies op grond van de Awb
Artikel 4:23, eerste lid, Awb schrijft voor dat er alleen subsidie mag worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. In Amersfoort is dat een artikel in een subsidieregeling. Het derde lid van artikel 4:23 Awb geeft echter enkele uitzonderingen op deze regel: dat zijn de zogenaamde buitenwettelijke subsidies. In de volgende situaties hoeft er geen wettelijk voorschrift te zijn dat regelt dat een activiteit subsidiabel is:
- a.
in afwachting van de totstandkoming van een wettelijke voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;
- b.
indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement, en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;
- c.
indien de begroting de subsidie-ontvanger het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of
- d.
in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.
De bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om buitenwettelijke subsidies wordt in artikel 5 aan het college overgedragen. Daarnaast worden diverse bepalingen uit de ASV 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard op deze subsidies, zodat duidelijk is welke procedure geldt in geval van buitenwettelijke subsidies. Alleen de toepasselijke bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. De artikelen 14 en 15 zijn alleen van overeenkomstige toepassing op subsidies die op basis van een begrotingspost worden verstrekt, omdat het niet voor de hand ligt of niet nodig zal zijn deze verplichtingen op te leggen bij de andere buitenwettelijke subsidies.
Artikel 6 Eisen aan een subsidieregeling
Artikel 6 schrijft voor welke onderwerpen tenminste moeten worden geregeld in een subsidieregeling. Het zijn de volgende onderwerpen:
- a.
een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;
Dit is het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb dat regelt voor welke activiteit een subsidie kan worden verstrekt.
- b.
het subsidieplafond dan wel de mogelijkheid voor het college een subsidieplafond vast te stellen, tenzij daar geen behoefte aan bestaat;
Een subsidieplafond is alleen toegestaan wanneer dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is geregeld. De bevoegdheid om een plafond vast te stellen is in artikel 4 ASV 2015 geregeld, maar of ten aanzien van een specifieke activiteit ook daadwerkelijk een subsidieplafond kan worden ingesteld, wordt geregeld in de afzonderlijke subsidieregelingen. In die regelingen wordt het bedrag van het plafond opgenomen of er wordt geregeld dat het college - bijvoorbeeld jaarlijks - een subsidieplafond vaststelt. Het is ook denkbaar dat er geen behoefte bestaat aan een subsidieplafond. In dat geval hoeft de subsidieregeling daarover ook niets te bepalen.
- c.
de criteria waaraan de subsidieaanvragen worden getoetst;
In de subsidieregeling worden de voor die subsidie specifieke voorwaarden en weigeringsgronden opgenomen.
- d.
voor zover gewenst, de bepaling dat de subsidie zonder voorafgaande verlening wordt vastgesteld;
Een subsidie kan worden vastgesteld zonder dat een verleningsbeschikking daaraan voorafgaat. Per subsidiabele activiteit beoordeelt het college welk systeem het hanteert: wel of niet verlenen. Het gekozen systeem wordt in de subsidieregeling vastgelegd.
- e.
de verplichtingen die aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden, naast de verplichtingen die op grond van de wet en deze verordening aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden.
Het kan gewenst zijn een specifieke verplichting op te leggen bij het uitvoeren van een bepaalde activiteit. Welke verplichtingen dit zijn wordt vastgelegd in de subsidieregelingen.
Artikel 7 Meerjarige subsidies
Uit de Awb blijkt dat het mogelijk is een subsidie te verlenen voor een tijdvak dat langer is dan een jaar. In artikel 7 is vastgelegd dat in Amersfoort de subsidies voor een tijdvak van maximaal vier jaren worden verstrekt.
Voor meerjarige subsidies willen we een onderscheid maken tussen:
- -
meerjarig incidentele subsidies, die betrekking hebben op jaaroverschrijdende projecten of projecten waarvoor een meerjarig programma is vastgesteld (voorbeeld van een meerjarig programma is de Lokale Educatieve Agenda);
- -
meerjarig structurele subsidies, wanneer de structurele subsidie geraamd is in de begroting en er geen beleidswijzigingen worden verwacht die leiden tot wijziging in financiën. Het is mogelijk een meerjarige structurele subsidie parallel te laten lopen aan de zittingsperiode van het college.
Aangezien niet altijd kan worden overzien of er voldoende geld beschikbaar zal blijven, moet het college een meerjarige subsidie altijd verlenen onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEVERLENING
Artikel 8 Indieningstermijn aanvraag
Met de ASV 2015 wordt onder meer beoogd een eenvoudig en duurzaam subsidieproces te realiseren dat op zo veel mogelijk subsidies van toepassing is. Daarom zijn ook de uniforme indienings- en beslistermijnen opgenomen:
- -
vier maanden voor aanvang van de periode waarop de subsidie betrekking heeft, wordt een aanvraag om een structurele subsidie ingediend;
- -
drie maanden voor aanvang van de subsidiabele activiteiten wordt een aanvraag om een incidentele subsidie ingediend.
Het college kan uitstel verlenen van de indieningsdatum, maar alleen in bijzondere gevallen.
Artikel 9 Eisen aan de aanvraag
Artikel 9 regelt welke gegevens bij een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan bepalen dat minder gegevens of juist meer of andere gegevens kunnen of moeten worden overgelegd (tweede en derde lid). Deze artikelonderdelen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat alleen de voor de aanvraag noodzakelijke gegevens worden opgevraagd. Naast de eisen regelt de Awb een aanduiding van de beschikking bevat die wordt gevraagd (artikel 4:2 Awb). Een aanvraag moet bovendien schriftelijk worden gedaan (artikel 4:1 Awb)
Er is in de ASV niet uitgesloten dat een natuurlijk persoon een subsidie kan aanvragen. Naast rechtspersonen kunnen ook natuurlijke personen een subsidieaanvraag indienen.
Met behulp van een aanvraagformulier wordt gestuurd op de wijze waarop de benodigde informatie en gegevens worden aangeleverd. Ook zal een aanvraagformulier vaker leiden tot het indienen van een complete aanvraag. Zowel voor de aanvrager als voor het bestuursorgaan vereenvoudigt het formulier de aanvraagprocedure. Voor zover een aanvraagformulier aanwezig is, is de aanvrager verplicht hier gebruik van te maken (eerste lid). Gebruikt de aanvrager het formulier niet of wordt een incomplete aanvraag ingediend, dan krijgt hij op grond van artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid om alsnog binnen een bepaalde termijn de aanvraag via het aanvraagformulier in te dienen of de ontbrekende gegevens aan te leveren. Voldoet de aanvrager niet (geheel) aan dit verzoek binnen de gestelde termijn, dan het college besluit de aanvraag buiten behandeling te laten. Dit besluit moet worden genomen binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 10 Wet Bibob
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) maakt het mogelijk een subsidie te weigeren wanneer ernstig gevaar bestaat dat de subsidie zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbaar voordelen te benutten of om strafbare feiten te plegen.
De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoewel er plannen bestaan de vereiste toestemming af te schaffen).
Het college krijgt in dit artikel de bevoegdheid te bepalen ten aanzien van welke subsidies van de weigeringsgrond gebruik mag worden en impliciet om de daarvoor benodigde goedkeuring te vragen.
Artikel 11 Niet subsidiabele kosten
Op grond van de uitspraak van de ABRvS van 25 juni 2014 dient artikel 16 uit de ASV 2013 te worden geschrapt, omdat de Afdeling in die uitspraak oordeelde dat het niet is toegestaan om als verplichting bij de subsidieverlening op te nemen dat subsidieontvangers zich dienen te houden aan de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Wel kan worden geregeld dat loonkosten die de WNT-norm te boven gaan niet voor subsidie in aanmerking komen of dat subsidieaanvragen op die grond kunnen worden geweigerd. Dit artikel dient ter bepaling dat loonkosten boven de WNT-norm niet worden gesubsidieerd.
Artikel 12 Beschikking op de aanvraag
Artikel 12 bevat de beslistermijnen. Deze zijn gekoppeld aan het moment van bekendmaken:
- a.
de beschikking op een aanvraag voor een structurele subsidie wordt bekendgemaakt vóór 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;
- b.
de beschikking op een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt bekendgemaakt binnen drie maanden nadat de aanvraag is ingediend.
Van deze termijnen kan worden afgeweken in geval van incidentele subsidies en meerjarige subsidies.
Artikel 13 Weigeringsgronden
De Awb bevat verschillende gronden voor het weigeren van een subsidie: het overschrijden van een subsidieplafond en de gronden genoemd in artikel 4:35 Awb. Andere algemene weigeringsgronden zijn opgenomen in dit artikel. Ten opzichte van de ASV 2013 zijn de weigeringsgronden uitgebreid met de mogelijkheid subsidie te weigeren op grond van het feit dat de loonkosten van bestuurders, directie of andere medewerkers van subsidieaanvrager de WNT-norm overschrijden. Zie toelichting bij artikel 11.
Uit onderdeel g blijkt dat ook in de subsidieregelingen voorwaarden waaraan moet zijn voldaan of weigeringsgronden kunnen worden opgenomen.
HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN
Artikel 14 Toestemming voor bepaalde handelingen
Het college moet grip kunnen houden op ingrijpende ontwikkelingen bij de subsidieontvanger. Daarom is geregeld dat voor die ontwikkelingen vooraf toestemming nodig is van het college. Het gaat om
- a.
het oprichten van, dan wel deelnemen in, een rechtspersoon; en
- b.
het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.
Artikel 15 Meldingsplicht wijzigingen organisaties
In diverse situaties gaat het te ver om een subsidieontvanger te verplichten vooraf toestemming te vragen aan het college, maar is het wel van belang dat het college op de hoogte is van zaken. Daarom geldt er in de volgende situaties een meldingsplicht:
- a.
het wijzigen van de statuten;
- b.
wijziging van bestuurssamenstelling;
- c.
het ontbinden van de rechtspersoon;
- d.
het doen van aangifte tot faillissement of aanvragen van zijn surséance van betaling.
Artikel 16 Meldingsplicht afwijking activiteiten of verplichtingen
Wanneer er afwijkingen gaan ontstaan in de feitelijke uitvoering ten opzichte van de subsidieverlening is het noodzakelijk dat het college hierover geïnformeerd wordt. Het college is dan in staat tussentijds te beoordelen of het verantwoord is de subsidie ongewijzigd voort te zetten dan wel of er aanleiding bestaat de subsidieverlening in te trekken of te wijzigen ten nadele van de subsidieontvanger op grond van de artikelen 4:48 Awb. De subsidieontvanger moet het daarom direct bij het college melden, wanneer aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet, geheel niet of gewijzigd zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 17 Gelieerde rechtspersonen
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om de subsidieontvanger te verplichten inzage te geven in de financiële positie van gelieerde rechtspersonen. Hiermee wordt beoogd dat onder andere het vermogen van de aan de aanvrager gelieerde rechtspersonen kan worden betrokken bij de beoordeling van de subsidie.
Artikel 18 Overig onderzoek
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door het college of de rekenkamercommissie. Het onderzoek kan meerdere subsidietijdvakken of meerdere activiteiten beslaan. Een onderzoek kan gewenst zijn wanneer bijvoorbeeld vraagtekens rijzen bij de bedrijfsvoering van een subsidieontvanger en in relatie daarmee met de wijze waarop subsidies zijn besteed.
Artikel 19 Voorzieningen en vermogensvorming bij structurele subsidies
Dit artikel bepaalt dat het college kan bepalen dat een structurele subsidieontvanger, voorzieningen en reserves vormt. Het college heeft deze mogelijkheid, omdat deze posten jaarlijks worden gevoed door subsidiegelden.
Artikel 20 Vergoeding voor vermogensvorming
Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Artikel 4:41 Awb geeft aan dat een subsidieontvanger kan worden verplicht het met de subsidie opgebouwd vermogen te vergoeden in bepaalde situaties die in artikel 4:41, tweede lid omschreven zijn. Het opleggen van de plicht tot vermogensvergoeding is alleen mogelijk wanneer een wettelijk voorschrift dit bepaald (of wanneer dit in de verleningsbeschikking wordt bepaald in geval van een buitenwettelijke subsidie) en daarbij aangeeft hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. Daarom is artikel 20 opgenomen. Het artikel regelt dat een vermogensvergoeding verschuldigd is en dat bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en ander vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijk deskundige aan die de waarde bepaald.
Het is denkbaar dat de gemeente meer baat heeft bij het verrichten van extra activiteiten dan bij het ontvangen van een vergoeding. In dat geval of om andere redenen kan het college afzien van het eisen van een vergoeding en bepalen dat het gevormde vermogen mag worden besteed aan bepaalde activiteiten.
De omstandigheden waarin een vergoeding voor opgebouwd vermogen kan worden geëist staan in het tweede lid van artikel 4:41 Awb en zijn de volgende:
- a.
de subsidie-ontvanger vervreemdt, bezwaart of wijzigt de bestemming van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
- b.
de subsidie-ontvanger ontvangt een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
- c.
de gesubsidieerde activiteiten worden geheel of gedeeltelijk beëindigd;
- d.
de rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden.
Artikel 21 Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 van de wet
De Awb onderscheid als het ware drie soorten verplichtingen: de standaardverplichtingen (artikel 4:37), de overige doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38) en de niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). De standaardverplichtingen zijn verplichtingen waarvan de wetgever heeft gedacht dat een subsidieverstrekker ze vrijwel altijd zal willen opleggen. Omdat ze zo gebruikelijk zijn, is het toegestaan ze op te leggen bij de subsidieverlening zonder dat de subsidieverordening of -regeling daarover iets bepaalt. Het gaat om verplichtingen met betrekking tot:
- a.
aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
- b.
de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
- c.
het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
- d.
de te verzekeren risico's;
- e.
het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
- f.
het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
- g.
het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
- h.
het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
Naast verplichtingen met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 4:37, zegt artikel 4:38 Awb dat ook andere verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, kunnen worden opgelegd. Dit kan echter alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift, wanneer het om wettelijke subsidies gaat. Voor zover het gewenst is andere doelgebonden verplichtingen op te leggen dan in de ASV 2013 genoemd, moeten deze verplichtingen in de subsidieregelingen worden opgenomen. Een voorbeeld is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies, kunnen ook de overige doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd.
Wat betreft de niet-doelgebonden verplichtingen eist de Awb dat deze bij wettelijk voorschrift worden geregeld. Het zijn verplichtingen die erop gericht zijn een ander beleidsdoel te realiseren dan het doel dat het bestuursorgaan met de subsidie voor ogen heeft. De ASV 2013 bepaalt dat in Amersfoort niet-doelgebonden verplichtingen kunnen worden opgelegd die betrekking hebben op gelijke behandeling,
toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking, social return on investment en
duurzaamheid.
Artikel 22 Controleprotocol
De subsidieontvanger die verplicht is een goedkeurend accountantverklaring over te leggen bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, ontvangt bij de subsidieverlening het controleprotocol. Het protocol bevat de handleiding voor de accountant over de wijze waarop hij moet toetsen of de activiteiten zijn uitgevoerd en eventueel de verplichtingen zijn nageleefd. In dit artikel wordt de ontvanger verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle aan de accountant ter beschikking te stellen. Er zijn 2 verschillende controleprotocollen: een controleprotocol voor subsidies in het sociale domein, en een controleprotocol voor andere subsidies.
HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES
Artikel 23 Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 23 regelt wanneer een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend en welke gegevens en bescheiden daarbij worden overgelegd. Ook hier geldt weer - net als bij de aanvraag om subsidie - dat wanneer een aanvraagformulier is vastgesteld, daarvan gebruik moet worden gemaakt. De eisen die aan de aanvraag worden gesteld, worden groter naarmate het subsidiebedrag groter is. In geval van structurele subsidies wordt een goedkeurende controleverklaring geëist bij structurele en incidentele subsidies van meer dan € 50.000,-.
Met het vijfde lid van artikel 23 wordt geregeld dat structurele subsidierelaties gelijktijdig met de structurele verantwoording, de verantwoording van de incidentele subsidies gelijktijdig kunnen indienen.
In geval van meerjarig subsidies kan de vaststelling na afloop van het subsidietijdvak plaatsvinden, maar kan het college ook bepalen dat de subsidie jaarlijks wordt vastgesteld (achtste lid). Jaarlijkse vaststelling kan bijvoorbeeld gewenst zijn wanneer het om grote subsidiebedragen gaat en het gewenst is tussentijds zicht te hebben op het verloop van de activiteiten en het bedrag waar werkelijk recht op bestaat.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 29 Overgangsbepaling
Uitgangspunten van het overgangsrecht zijn:
- -
voor subsidieregelingen: bestaande subsidieregelingen moeten blijven werken onder de nieuwe ASV;
- -
voor subsidies: datum verlening is bepalend voor toepasselijke ASV. Hiermee is sprake van rechtszekerheid voor subsidieontvangers; de subsidieontvanger mag er op vertrouwen dat de condities waaronder de subsidie is verleend ook van toepassing zijn bij de vaststelling van de subsidie.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl