Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR356652
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR356652/2
Regeling vervallen per 01-01-2017
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone bedrijventerrein Tonisseweg 2012
Geldend van 10-12-2014 t/m 31-12-2016
Intitulé
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone bedrijventerrein Tonisseweg 2012De raad van de gemeente Oostflakkee;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2011,
gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI-zones) en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet; en
gelet op de tussen de gemeente Oostflakkee en Stichting BIZ Tonisseweg gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 11 oktober 2011;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart;
- b.
de wet: de Experimentenwet BI-zones;
- c.
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostflakkee;
- d.
Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Oostflakkee en Stichting BIZ Tonisseweg gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 11 oktober 2011
Artikel 2 Aanwijzing vereniging (Vereniging)
De Stichting BIZ Tonisseweg wordt aangewezen als Vereniging als bedoeld in artikel 7 van de wet.
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
-
1. De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
-
2. De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
-
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
- a.
-
4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig is de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 5 Belastingobject
-
1. Een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
-
2. Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
-
1. De belasting wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.
-
2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 7 Vrijstellingen
-
1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
- a.
ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
- b.
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
- c.
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;
- d.
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
- e.
natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
- f.
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
- g.
waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
- h.
werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
- i.
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
- j.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s , hekken en palen;
- k.
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria;
- l.
kerken en andere onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard;
- m.
Verder zijn uitgesloten van BIZ heffing:
-
a. bouwterreinen
-
b. clubhuizen
-
c. crèches/peuterspeelzalen
-
d. scholen
-
e. dagverblijven
-
f. speeltuinen
-
g. sportterreinen
-
h. trafo’s
-
- a.
-
2. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 8 Belastingtarief
-
1. De belasting bedraagt bij een waarde van:
-
a. € 0 - € 100.000 € 161,81;
-
b. € 101.000 - € 200.000 € 323,62;
-
c. € 201.000 - € 300.000 € 485,44;
-
d. € 301.000 - € 400.000 € 647,25;
-
e. € 401.000 - € 500.000 € 809,06;
-
f. >€ 500.000 € 970,87.
Artikel 9 Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
-
2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder bedraagt dan € 162,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 9 termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Artikel 12 Algemeen
Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Oostflakkee niet van toepassing.
Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen
-
1. De subsidie wordt verstrekt aan de Stichting BIZ Tonisseweg voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.
-
2. De subsidie wordt vastgesteld op de netto te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de geraamde perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst. De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de Stichting BIZ Tonisseweg. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de Stichting BIZ Tonisseweg.
-
3. De subsidie wordt in beginsel betaald in de vorm van voorschotten, bestaande uit twee delen van de verwachte netto opbrengst. De eerste termijn wordt betaald op 1 juni en het tweede deel op 1 oktober van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.
-
4. In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichten van de betaalde voorschotten.
Artikel 14 Intrekken van de verordening
Indien uit een tussentijdse draagvlakmeting, als bedoeld in artikel 6 van de Experimentenwet BI-zones, blijkt dat er onvoldoende steun is, dan dient de verordening te worden ingetrokken.
Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen
-
1. De Stichting BIZ Tonisseweg stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.
-
2. De Stichting BIZ Tonisseweg stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.
Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling
Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip, dat gelegen is op een datum nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 3.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Tonisseweg 2012’.
Ondertekening
Bijlage 1 - kaart bij verordening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl