EILANDSVERORDENING van 5 juli 2012, no. 2 houdende regels met betrekking tot afvalwater (Eilandsverordening afvalwater Bonaire)

Geldend van 25-10-2012 t/m heden

Intitulé

EILANDSVERORDENING van 5 juli 2012, no. 2 houdende regels met betrekking tot afvalwater (Eilandsverordening afvalwater Bonaire).

DE EILANDSRAAD VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE;

Overwegende:

dat het ter bescherming van het milieu noodzakelijk is de belasting daarvan door huishoudelijk afvalwater te beperken en zoveel mogelijk te voorkomen, en daartoe regels te stellen met betrekking tot huishoudelijk afvalwater;

Gelet op:

  • -

    het derde Protocol van de Cartagena Conventie inzake het voorkomen, reduceren en controleren van vervuiling van het mariene milieu door op het land gelegen bronnen en activiteiten;

  • -

    Artikel 4.25, tweede lid van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES;

Gelezen:

het Milieubeleidsplan Bonaire 2003 - 2007;

het Masterplan report, preparatory studies for Bonaire sewage system in de Netherlands Antilles, Dorsch Consult, November 2002.

HEEFT BESLOTEN:

vast te stellen de navolgende eilandsverordening:

Hoofdstuk I. Algemene Bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze eilandsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

  • b.

    grijs water: huishoudelijk afvalwater dat bestaat uit spoel- en waswater uit de keuken, badkamer en wastafels en van wastobbes en wasautomaten;

  • c.

    huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden;

  • d.

    Inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was ondernomen bedrijvigheid die binnen een zeker begrenzing pleegt te worden verricht;

  • e.

    lozen: het brengen van:

    • 1.

      afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;

    • 2.

      afvalwater op of in de bodem;

    • 3.

      afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar afvalwaterstelsel;

    • 4.

      valwater of andere afvalstoffen met behulp van een werk niet zijnde een openbaar afvalwaterstelsel op een zuiveringtechnisch werk;

  • f.

    openbaar afvalwaterstelsel: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij het bestuurscollege of een rechtspersoon die door het eilandsbestuur met het beheer is belast;

  • g.

    openbaar riool: het gedeelte van de riolering dat bij het openbaar lichaam in eigendom en beheer is. Voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, vacuümstations, en putten, pers- vacuümleidingen, en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de aansluitleiding;

  • h.

    riool: een buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater;

  • i.

    voorziening voor het beheer van afvalwater: een openbaar afvalwaterstelsel, een zuiveringstechnisch werk of een zuiveringsvoorziening;

  • j.

    Wet VROM BES: Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (Stb.2012, no,27);

  • k.

    zuiveringstechnisch werk: een voor de zuivering van afvalwater, gebracht in een openbaar afvalwatersysteem, bestemd werk, in beheer bij het bestuurscollege of een rechtspersoon die door het eilandsbestuur met het beheer is belast;

  • l.

    zuiveringsvoorziening: een werk voor het zuiveren van afvalwater dat geen zuiveringstechnisch werk is.

Artikel 2

  • 1. Bij eilandsbesluit, van algemene strekking, kan een exploitant worden aangewezen, die geheel of gedeeltelijk wordt belast met taken die aan het bestuurscollege zijn opgedragen, onderscheidenlijk toegekend. In dat besluit worden de taken genoemd, die aan de exploitant worden opgedragen, onderscheidenlijk toegekend, onder zo nodig in dat besluit gestelde instructies, voorwaarden en beperkingen.

  • 2. Tot exploitant kan uitsluitend worden aangewezen een directie of onderdeel daarvan, of bedrijf van het openbaar lichaam Bonaire dan wel een rechtspersoon, opgericht overeenkomstig het voor het openbaar lichaam Bonaire geldende recht.

Artikel 3

  • 1. Degene die afvalwater loost is verplicht te doen en na te laten wat redelijkerwijs kan worden gevergd ter voorkoming of beperking van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 2. Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a.

      het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van bodemverontreiniging;

    • b.

      het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging van het grondwater;

    • c.

      het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam;

    • d.

      de bescherming van de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater;

    • e.

      het doelmatig beheer van afvalwater;

    • f.

      het gebruik van effluent afkomstig van een zuiveringstechnisch werk.

Hoofdstuk II Inzameling, transport en zuivering van afvalwater

Artikel 4

  • 1.

    Het bestuurscollege stelt tenminste eenmaal in de vijf jaar een afvalwaterplan vast, dat richting geeft aan de in de eerstvolgende vijf jaar te nemen beslissingen ten aanzien van de inzameling, transport en zuivering van afvalwater.

  • 2.

    Het plan bevat tenminste:

    • a.

      een overzicht van de in het openbaar lichaam Bonaire aanwezige openbare voorzieningen voor de inzameling, transport en zuivering van afvalwater en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn;

    • b.

      een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a;

    • c.

      een overzicht van het aantal aansluitingen van in het openbaar lichaam Bonaire gelegen percelen op de voorzieningen, als bedoeld onder a, en van de hoeveelheden, van het op deze voorzieningen geloosde afvalwater;

    • d.

      een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, als bedoeld onder a, worden of zullen worden beheerd;

    • e.

      de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen, als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten;

    • f.

      een overzicht van de hoeveelheid, aard en samenstelling van het afvalwater, dat op andere wijze dan via de openbare riolering wordt ingezameld;

    • g.

      een overzicht van de financiële gevolgen van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de voorzieningen, als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten.

Artikel 5

  • 1. Het bestuurscollege betrekt bij de voorbereiding van het afvalwaterplan de naar zijn oordeel meest relevante belanghebbenden.

  • 2. Het ontwerp van het afvalwaterplan wordt gedurende dertig dagen ter inzage gelegd. Hiervan wordt in ieder geval kennisgeving gedaan in een of meer op Bonaire verschijnende dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. In de kennisgeving wordt in ieder geval melding gemaakt van de inhoud van het afvalwaterplan op hoofdlijnen, de plaats waar het ontwerp van het afvalwaterplan ter inzage is gelegd, de termijn van de ter inzage legging en de mogelijkheden en bevoegdheden tot het inbrengen van bedenkingen.

  • 3. Gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn heeft een ieder de gelegenheid schriftelijk zienswijzen in te brengen tegen het ontwerp.

  • 4. Binnen zestig dagen na afloop van de in het tweede lid bedoelde termijn wordt het ontwerp van het afvalwaterplan in een vergadering van de eilandsraad behandeld.

Artikel 6

  • 1. De gebieden waar inzameling van huishoudelijk afvalwater doelmatig is en waarvan de zorgplicht voor deze inzameling krachtens artikel 4.25 van de Wet VROM BES is toebedeeld aan het bestuurscollege worden aangegeven op bij deze verordening behorende kaart genaamd ‘Zorgplichtgebieden inzameling huishoudelijk afvalwater.

  • 2. Op de kaart, genoemd in het eerste lid, wordt een rioleringsgebied aangewezen. Lozing van huishoudelijk afvalwater die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen dit rioleringsgebied dient verplicht op de openbare riolering plaats te vinden.

Artikel 7

  • 1. Percelen gelegen in het rioleringsgebied zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, van waaruit afvalwater wordt geloosd, zijn verplicht aangesloten op het openbaar riool.

  • 2. De in het vorige lid genoemde verplichting geldt niet voor percelen waarvoor door het bestuurscollege uit oogpunt van doelmatig beheer van afvalwater ontheffing wordt verleend omdat:

    • -

      de lozing aantoonbaar tijdelijk van aard is;

    • -

      de afstand tot het openbaar riool te groot is, of

    • -

      de aansluiting vanwege technische moeilijkheden bovenmatige kosten met zich meebrengt.

  • 3. Bij eilandsbesluit, van algemene strekking, worden regels gesteld over de aanvraag voor, de wijze van en de bekostiging van de aansluiting op de openbare riolering.

Hoofdstuk III Vergunningsplicht en vrijstelling

Artikel 8 [Dit artikel is nog niet in werking getreden]

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege anders dan vanuit een inrichting afvalwater te lozen.

  • 2. Het vereiste van een vergunning op grond van het eerste lid geldt niet voor het lozen van:

    • a.

      afvloeiend hemelwater;

    • b.

      grijs water;

    • c.

      huishoudelijk afvalwater op een voorziening voor het beheer van afvalwater, in de gebieden die staan aangegeven op de kaart genoemd in artikel 6;

    • d.

      huishoudelijk afvalwater buiten de gebieden die staan aangegeven op de kaart genoemd in artikel 6.

  • 3. Bij eilandsbesluit, van algemene strekking houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld ten aanzien van de lozingen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 9 [Dit artikel is nog niet in werking getreden]

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege vanuit een inrichting afvalwater te lozen.

  • 2. Het vereiste van een vergunning op grond van het eerste lid geldt niet voor het lozen van:

    • a.

      afvloeiend hemelwater;

    • b.

      huishoudelijk afvalwater op een voorziening voor het beheer van afvalwater, in de gebieden die staan aangegeven op de kaart genoemd in artikel 6;

    • c.

      huishoudelijk afvalwater buiten de gebieden die staan aangegeven op de kaart genoemd in artikel 6 en indien ten hoogste 10 inwonerequivalenten worden geloosd.

  • 3. Bij eilandsbesluit, van algemene strekking, worden regels gesteld ten aanzien van de lozingen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10

  • 1. De aanvraag om of wijziging van een vergunning, als bedoeld in artikel 8 en artikel 9, wordt schriftelijk ingediend bij het bestuurscollege door de rechthebbende van het perceel.

  • 2. In of bij de aanvraag om of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 8 en artikel 9, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende van het perceel;

    • b.

      een globale omschrijving van de lozing, waarbij in ieder geval wordt vermeld of de lozing continu plaatsvindt, met welke regelmaat lozingen of deellozingen plaatsvinden, de wijze waarop de lozing plaatsvindt en de activiteiten waaruit de lozing vrijkomt;

    • c.

      een aanduiding van het perceel alsmede van de plaats van de lozing met toelichtende tekening;

    • d.

      een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid per tijdseenheid en tijdsduur en herkomst van het afvalwater;

    • e.

      een omschrijving van de constructie en van de werking van een eventuele meet-/controle-en of lozingsvoorziening;

    • f.

      een indicatieve prognose van de te verwachten wijzigingen in de lozingen binnen de komende 5 jaar;

    • g.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de lozing te voorkomen of te beperken, met toelichtende tekening, alsmede de maatregelen die voor dat doel worden getroffen bij definitieve stopzetting van de activiteiten;

    • h.

      een opgave van de periode waarvoor een vergunning wordt gevraagd;

  • 3. De aanvrager van of verzoeker tot wijziging van een vergunning verstrekt desgevraagd aan het bestuurscollege binnen de door het bestuurscollege gestelde redelijke termijn, voor zover hij daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, alle gegevens die het bestuurscollege redelijkerwijs nodig heeft voor het nemen van een besluit op de aanvraag om een vergunning. Tot de ontvangst van deze gegevens wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 4. Indien niet is voldaan aan de te stellen regels kan de aanvraag om of wijziging van een vergunning buiten behandeling worden gelaten. Daarvan wordt de aanvrager dan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 11

  • 1. Aan een vergunning, als bedoeld in artikel 8 en artikel 9, worden voorschriften verbonden ter voorkoming van nadelige gevolgen voor het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar voor de goede werking van voorzieningen voor het beheer van het afvalwater door het lozen van afvalwater.

  • 2. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen voor het milieu en het gevaar voor de goede werking van voorzieningen voor het beheer van het afvalwater niet volledig worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen en dat gevaar, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 3. De aan een vergunning te verbinden voorschriften geven de doeleinden aan, die de vergunninghouder in het belang van de bescherming van het milieu op een door hem te bepalen wijze dient te verwezenlijken. Deze voorschriften kunnen inhouden dat daarbij aangegeven middelen ter bescherming van het milieu moeten worden toegepast.

Artikel 12

  • 1. Een vergunning kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of ambtshalve door het bestuurscollege worden gewijzigd, indien:

    • a.

      de gegevens, verstrekt bij de aanvraag van de vergunning, zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag afwijzend of anders zou zijn beschikt, indien bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften of de beperkingen waaronder de vergunning is verleend niet worden nageleefd, of anderszins niet overeenkomstig de vergunning wordt gehandeld;

    • c.

      zich na de verlening nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan of gebleken is van inzichten, die zouden hebben geleid tot weigering van de vergunning of tot het verlenen daarvan onder andere beperkingen of het verbinden daaraan van andere voorschriften.

  • 2. Een vergunning kan op verzoek van de houder ervan worden gewijzigd, indien het belang van de bescherming van het milieu dan wel de goede werking van voorzieningen voor het beheer van afvalwater zich daartegen niet verzet.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging van de aan een vergunning verbonden voorschriften of de beperkingen waaronder de vergunning is verleend.

Artikel 13

Een vergunning kan worden geweigerd, indien het verlenen daarvan niet in overeenstemming is met het belang van de bescherming van het milieu dan wel de goede werking van de voorzieningen voor het beheer van het afvalwater.

Artikel 14

Bij het verlenen, wijzigen, intrekken of weigeren van een vergunning, bij het stellen van de daaraan te verbinden voorschriften en de daaronder geldende beperkingen wordt rekening gehouden met het afvalwaterplan, als bedoeld in artikel 2 en wordt artikel 3 in acht genomen.

Artikel 15

Bij eilandsbesluit, van algemene strekking, worden regels gesteld omtrent de wijze waarop het publiek wordt betrokken bij de totstandkoming van een beschikking op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8 en artikel 9 dan wel bij de wijziging van een zodanig besluit alsmede omtrent de wijze waarop het besluit bekend wordt gemaakt.

Artikel 16

  • 1. Het bestuurscollege beschikt schriftelijk en gemotiveerd op een aanvraag binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bestuurscollege kan deze termijn eenmaal met ten hoogste dertig dagen verlengen.

Hoofdstuk IV Toezicht, handhaving, strafbepalingen en opsporing

Artikel 17

Het toezicht op naleving van het bij of krachtens deze eilandsverordening bepaalde, wordt opgedragen aan de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren, welke aanwijzing bekend wordt gemaakt in een of meerdere op Bonaire verschijnende dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

Artikel 18

  • 1. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Het in eerste lid genoemde strafbaar gestelde feit is een overtreding.

  • 3. Indien ten tijde van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een veroordeling van de schuldige wegens een gelijksoortige overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis of een geldboete tot het dubbele van het in het eerste lid gestelde maximum worden opgelegd.

Artikel 19

  • 1. Met de opsporing van strafbare feiten zijn naast de ambtenaren bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES belast de bij Besluit buitengewone agenten van politie BES aangewezen ambtenaren. Het bepaalde in artikel 185 van het Wetboek van Strafvordering BES is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De voordracht voor een besluit als bedoeld in het eerste lid geschiedt na overleg met het bestuurscollege.

  • 3. Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Hoofdstuk V Schadevergoeding, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

Aan personen en bedrijven die door de toepassing van deze verordening onevenredig zwaar worden getroffen, kan door het bestuurscollege een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding worden toegekend.

Artikel 21

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze verordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 22

  • 1. Deze eilandsverordening treedt met uitzondering van artikel 8 en artikel 9 in werking op de achtste dag na afkondiging.

  • 2. Artikel 8 en artikel 9 treden in werking op een bij eilandsbesluit, van algemene strekking, vast te stellen tijdstip.

Artikel 23

Deze eilandsverordening wordt aangehaald als: Eilandsverordening afvalwater Bonaire.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de eilandsraad van 5 juli 2012.
De voorzitter, de eilandgriffier,