Regeling vervallen per 03-04-2019

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Grevelingengebied 2002

Geldend van 23-12-2006 t/m 15-02-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Grevelingengebied 2002

De raad van de gemeente Goedereede;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2001;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t: vast te stellen de;

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Grevelingengebied 2002.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van op gegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelasting’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat1e indien een voor ten hoogste die maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;2e indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belasting tarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarvoor de belasting wordt geheven.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel,2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet dorden betaal bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Bevoegdheid tot naheffingsaanslag en gebruik wielklem

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wilklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9 Kosten

  • 1. Voor het opleggen van een naheffingsaanslag, het aanbrengen en verwijderen an een wielklem alsmede het overbrengen en in bewaring nemen van een voertuig, worden kosten in rekening gebracht, welke bedragen opgenomen zijn in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Het bedrag van de in rekening te brengen kosten als bedoeld in het eerste lid wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening parkeerbelastingen Grevelingengebied 1995” vastgesteld op 23 maart 1995, laatstelijk gewijzigd op 22 februari 2001 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen Grevelingengebied 2002”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001.

De secretaris, De voorzitter, mr. H. Scholtens C. Sinke

Tarieventabel - Behorende bij de Verordening parkerbelastingen Grevelingengebied 2002

1.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:

a. Voor het eerste uur per 10 minuten of gedeelte daarvan

€ 0,10

b. Voor elk volgens uur of gedeelte daarvan

€ 1,20

met een maximum van

€ 4,00 per dag.

2.

Het tarief voor het parkeren bij parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt voor een vergunning geldende gedurende de periode van 1 april tot 1 november van een kalenderjaar voor één kenteken

€ 35,00.

3.

De kosten als bedoeld in artikel 9 bedragen:

a) voor de naheffingsaanslag

€ 48,00

b) voor het aanbrengen en verwijderen van een wielklem

€ 56,70

c) voor het overbrengen en in bewaring nemen van een voertuig

€ 136,10

d) voor het bewaren van een voertuig per dag of gedeelte van een dag

€ 11,30