Regeling vervallen per 16-12-2010

Algemene subsidieverordening 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 15-12-2010

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2008

Raadsbesluit

Gemeente Tytsjerksteradiel

Raadsvergadering d.d. 10 januari 2008, agendapunt

De Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel:

overwegende dat:

·het tegen de achtergrond van rechtmatigheid en deregulering gewenst is de Algemene Subsidieverordening 1998 te herzien

gelezen de voorstellen van het College hieromtrent;

gelet op het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende subsidieverordening:

Algemene subsidieverordening 2008

HOOFDSTUK 1: ALGEMENENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen. Voorzover er sprake is van inzet van personele en materiële middelen wordt per activiteit de benodigde inzet aangegeven.

activiteitenverslag: een verslag dat de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend vermeldt, de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen vergelijkt en een toelichting geeft op de verschillen.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel

financieel verslag: het financieel verslag beschrijft de uitgaven die met een subsidie zijn gedaan, vergelijkt deze met de bij de subsidie-aanvraag ingediende begroting en geeft een toelichting op de verschillen.

incidentele subsidie: een subsidie voor een activiteit die een eenmalig karakter heeft.

structurele subsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die gedurende een geheel of een gedeelte van een kalenderjaar worden verzorgd of gedurende meerdere kalenderjaren.

subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies binnen een afzonderlijk beleidsonderdeel of voor een aantal onderdelen gezamenlijk.

uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de wet tussen de subsidie-ontvanger en het college kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking.

wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden ontplooid, tenzij bij of krachtens een besluit van de raad anders is bepaald.

  • 2. In de deelverordeningen die bij deze verordening horen, kan van het in deze verordening bepaalde worden afgeweken.

Artikel 3 Bevoegdheid

Tenzij in de verordening anders is bepaald, is het college belast met de uitvoering van deze verordening en het nemen van besluiten op grond van deze verordening.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

  • 1. Het college kan jaarlijks per beleidsveld een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het subsidieplafond geldt voor het betreffende subsidiejaar.

  • 3. Bij de vaststelling van het subsidieplafond als bedoeld in lid 1 bepaalt het college hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

HOOFDSTUK 2: SUBSIDIE-AANVRAAG

Artikel 5 Aanvraag structurele subsidie

  • 1. De aanvraag voor de verlening van een structurele subsidie moet vóór 1 mei voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden bij het college worden ingediend.

  • 2. Indien er sprake is van een bestaande subsidierelatie en er voor het nieuwe subsidiejaar geen sprake zal zijn van een, ten opzichte van het lopende jaar, (financieel) afwijkende aanvraag, trendmatige aanpassingen uitgezonderd, kán de aanvraag met bescheiden, in afwijking van lid 1, uiterlijk voor 1 september voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden bij het college worden ingediend. Instellingen met beroepskrachten dienen, wanneer zij hier gebruik van maken,, dit voor 1 mei schriftelijk aan het college te melden.

  • 3. Bij de indiening van de aanvraag moeten de volgende gegevens worden overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting met inkomsten en uitgaven van de aanvrager voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4. Bij een eerste aanvraag voor verlening van een structurele subsidie overlegt de aanvrager die een rechtspersoon is met volledige rechtsbevoegdheid daarnaast

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon, dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en

    • b.

      een verslag van de financiële positie.

  • 5. Wanneer er een aanvraagformulier beschikbaar is, dient de aanvrager hier gebruik van te maken.

Artikel 6 Aanvraag incidentele subsidie

  • 1. De aanvraag voor een incidentele subsidie moet tenminste acht weken voordat met de activiteit of het project een begin wordt gemaakt worden ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag moeten de volgende gegevens worden overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan

    • b.

      een begroting met inkomsten en uitgaven van de aanvrager voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3. Wanneer er een aanvraagformulier beschikbaar is, dient de aanvrager hier gebruik van te maken.

HOOFDSTUK 3: SUBSIDIEVERLENING

Afdeling 3.1 De verleningsbeschikking

Artikel 7 Verlening structurele subsidie

  • 1. Het college neemt vóór 15 november voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden een besluit op de aanvraag van een structurele subsidie.

  • 2. Een structurele subsidie kan voor maximaal vier jaren worden verleend.

  • 3. De verleningsbeschikking bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het bedrag van de subsidie en het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verleend;

    • c.

      een aanduiding van de op grond van artikel 14 opgelegde verplichtingen;

    • d.

      indien er een uitvoeringsovereenkomst op grond van artikel 13 wordt gesloten, een verwijzing naar deze overeenkomst;

    • e.

      een aanduiding van het tijdstip of de tijdstippen en de manier waarop de subsidie wordt uitbetaald.

Artikel 8 Verlening incidentele subsidie

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor een incidentele subsidie boven de € 1000,- binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Op de beslissing op de aanvraag van incidentele subsidies tot en met € 1000,- is artikel 19 van toepassing.

  • 3. De verleningsbeschikking bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het bedrag van de subsidie;

    • b.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • c.

      een beschrijving van de op grond van artikel 14 opgelegde verplichtingen;

    • d.

      een aanduiding van het tijdstip of de tijdstippen en de manier waarop de subsidie wordt uitbetaald

Afdeling 3.2 Weigeringsgronden

Artikel 9 Weigeringsgronden

De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gronden worden geweigerd wanneer gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, of de openbare orde;

  • d.

    de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • e.

    de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

HOOFDSTUK 4: VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10 Administratie

  • 1. De subsidie-ontvanger richt zijn administratie zo in, dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de besteding van de subsidie in relatie tot de gesubsidieerde activiteit(en).

  • 2. De subsidie-ontvanger verleent aan de door of namens het college aangewezen ambtenaren of deskundigen inzage in de administratie, wanneer dit naar het oordeel van het college nodig is voor het vormen van een oordeel over de besteding van de verstrekte subsidie.

  • 3. Bij structurele subsidies met een bedrag van € 100.000 of méér per jaar moet de subsidie-ontvanger de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaren in leesbare vorm bewaren.

Artikel 11 Informatieplicht

Een subsidieontvanger licht het college onmiddellijk in over:

  • a.

    feiten en ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de gesubsidieerde activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

  • b.

    een wijziging in de aard en omvang van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 12 Toestemming rechtshandelingen

De subsidieontvanger van een structurele subsidie heeft toestemming van het college nodig voor de in artikel 4:71 van de wet genoemde rechtshandelingen, met uitzondering van de rechtshandelingen genoemd in lid 1 sub h.

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. De ontvanger van een structurele subsidie kan in de verleningsbeschikking worden verplicht tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De uitvoeringsovereenkomst geeft in elk geval aan op welke manier het toekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 3. In de uitvoeringsovereenkomst wordt bepaald dat de subsdie-ontvanger verplicht is de prestatie te leveren waarvoor de subsidie is verleend

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen

Het college kan de subsidie-ontvanger bij de verlening van subsidie ook andere verplichtingen dan de in dit hoofdstuk en in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen opleggen, wanneer deze strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

HOOFDSTUK 5: SUBSIDIEVASTSTELLING

Afdeling 5.1: De aanvraag tot vaststelling

Artikel 15 Aanvraag vaststelling structurele subsidie

  • 1. De ontvanger van een structurele subsidie dient uiterlijk vóór 1 april na afloop van het kalenderjaar waarvoor een structurele subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Wanneer een structurele subsidie voor meerdere jaren is verleend, dient de ontvanger jaarlijks een aanvraag overeenkomstig het eerste lid in.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 4. Het college kan ook andere dan in het vorige lid genoemde gegevens verlangen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 5. Wanneer er een formulier voor de aanvraag tot vaststelling beschikbaar is, dient de aanvrager hiervan gebruik te maken.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling incidentele subsidie

  • 1. Ontvangers van een incidentele subsidie van meer dan € 1000,- dienen binnen twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 3. Het college kan ook andere dan in het vorige lid genoemde gegevens verlangen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 17 Accountantsverklaring

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een subsidie met een bedrag van € 100.000 of méér per jaar bevat, naast de in artikel 15 dan wel 16 genoemde gegevens, een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. De accountant doet onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van het financieel verslag of de jaarrekening en legt de uitslag van zijn onderzoek vast in de schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de verlening van de subsidie kan worden bepaald, dat de opdracht aan de accountant tevens strekt tot een onderzoek van de naleving van verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn en de doelmatigheid van de bestedingen. In dat geval wordt bij de verlening van de subsidie aanwijzingen gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle. De accountant legt de uitslag van dit onderzoek vast in een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het eerste lid.

Afdeling 5.2: De subsidievaststelling

Artikel 18 Vaststellingsbeschikking

  • 1. Het college beslist binnen acht weken op een aanvraag tot vaststelling van een subsidie.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld wanneer:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op aanvraag zou hebben geleid, of;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

    • e.

      Ingeval artikel 17 van toepassing is: indien de accountantsverklaring daartoe aanleiding geeft.

Artikel 19 Vaststelling zonder voorafgaande verleningsbeschikking

  • 1. Bij de aanvraag van een incidentele subsidie tot en met € 1000,- volstaat het college met het geven van een beschikking tot subsidievaststelling, zonder dat daar een besluit tot subsidieverlening aan voorafgaat. Het college beslist binnen zes weken op de aanvraag.

  • 2. De vaststellingsbeschikking bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het bedrag van de subsidie;

    • b.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor een subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      een beschrijving van de verplichtingen die aan de subsidie-ontvanger worden opgelegd;

    • d.

      de wijze van uitbetaling van de subsidie.

  • 3. De artikelen 9 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6: UITBETALING

Artikel 20 Voorschotten

Het college kan voorschotten verlenen op verleende subsidies. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven of en op welke manier voorschotten uitbetaald worden.

Artikel 21 Uitbetaling

De subsidie wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK 7: INTREKKING, WIJZIGING EN TERUGVORDERING

Artikel 22 Intrekken en wijzigen subsidie

Naast het bepaalde in de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet kan het college de subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen wanneer:

  • a.

    beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger;

  • b.

    de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard of dit is aangevraagd of aan hem surseance van betaling is verleend;

  • c.

    de activiteit of een deel van de activiteit in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen.

Artikel 23 Terugvordering

Het college kan, met inachtneming van artikel 4:57 van de wet, reeds betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terug vorderen, wanneer onjuiste inlichtingen zijn verstrekt waarvan de verzoeker wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze van invloed waren op de hoogte van de subsidie.

HOOFDSTUK 8: SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, voorzover de toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 25 Overgangsbepaling

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Tytsjerksteradiel 1998.

Artikel 26 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Tytsjerksteradiel 2008”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Subsidieverordening Tytsjerksteradiel 1998 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel van 24 januari 2008.

De Raad voornoemd,

de griffier

mr. S.K. Dijkstra

de voorzitter

G.J. Polderman

Toelichting Algemene Subsidieverordening

Algemene toelichting

In 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden, waaronder titel 4.2 over subsidies. Deze titel geeft een expliciet wettelijk kader voor subsidieverstrekkingen. Veel van de bepalingen uit deze verordening zijn gebaseerd op de Awb-bepalingen. De subsidietitel bevat vier soorten bepalingen: bepalingen van dwingend, regelend, facultatief en aanvullend recht.

Dwingend recht

Van deze bepalingen mag in de gemeentelijke verordeningen en in de gemeentelijke besluiten niet worden afgeweken. Een voorbeeld hiervan is artikel 4:21lid 1:

“Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.”

Regelend recht

De bepalingen die tot deze categorie behoren zijn in de regel van toepassing. Een voorbeeld is artikel 4:24:

“Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt tenminste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. “

Wanneer in een gemeentelijke verordening niets anders is bepaald, geldt dus in alle gevallen de termijn van vijf jaren.

Facultatief recht

Deze regels zijn alleen van toepassing, als de raad ze in een verordening- dan gelden ze voor alle gevallen-, of het bestuursorgaan ze bij een ander besluit van toepassing verklaart. Bijvoorbeeld artikel 4:25 over de vaststelling van een subsidieplafond:

Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens een wettelijk voorschrift worden vastgesteld. “

Aanvullend recht

De Awb kent een aantal “kan” bepalingen. Van de daarin aangewezen bevoegdheden kan rechtstreeks op grond van de wet gebruik worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is artikel 4:37 Awb:

Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot a t/m g”.

Met deze verordening wordt beoogd helder uiteen te zetten welke eisen er bij de verstrekking van subsidies gelden. In verschillende hoofdstukken worden de achtereenvolgende fasen van de subsidieverstrekking behandeld, te weten de verlening, vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

Waar mogelijk, is de verordening gedereguleerd. Zo is er een bepaling opgenomen dat bij bepaalde kleine subsidies volstaan kan worden met een aanvraag en beschikking tot vaststelling. De verleningsfase kan in die gevallen worden overgeslagen. Tenslotte is de verordening geactualiseerd. Zo is de verordening aangepast aan de dualisering.

Toelichting per artikel

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de belangrijkste definities terug te vinden van termen die in de verordening worden gebruikt. Ook de begripsbepalingen van de verschillende soort subsidies zijn in artikel 1 opgenomen.

Bij de definitie van een activiteitenverslag is opgenomen dat voorzover er sprake is van inzet van personele en materiële middelen per activiteit de benodigde inzet wordt aangegeven. Bij de aanvaag van bijvoorbeeld kleine incidentele subsidies zal er vaak geen duidelijke splitsing zijn tussen de inzet van personele en materiële middelen. In zulke gevallen houdt een activiteitenplan een beschrijving van de activiteit(en) en de nagestreefde doelen in.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Onder deze algemene subsidieverordening hangen een aantal deelverordeningen. Hierin staan aanvullende bepalingen die voor een bepaalde soort subsidie gelden. Een specifieke subsidie, vraagt soms om specifieke bepalingen die afwijken van de algemene regels. Dit artikel opent de mogelijkheid daarvoor.

Deze algemene subsidieverordening heeft niet alleen betrekking op subsidies die op grond van een deelverordening worden verleend, maar ook op subsidies die daarbuiten vallen

Artikel 3 Bevoegdheid

Sinds de dualisering is het college belast met het dagelijks bestuur van de gemeente. De bevoegdheidsverdeling/- toekenning in de verordening is hieraan aangepast.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

De regeling over het subsidieplafond wordt hier in een eigen artikel ondergebracht. Volgens artikel 4:25 Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 2: SUBSIDIE-AANVRAAG

In dit hoofdstuk wordt geregeld aan welke eisen een aanvraag voor subsidieverlening moet voldoen. De eisen voor de aanvraag van structurele en incidentele subsidies worden in aparte artikelen geregeld.

Artikel 5 Aanvraag structurele subsidie

Op grond van het derde lid onder a moet een activiteitenplan worden overgelegd. De definitie hiervan is terug te vinden in artikel 1 van de verordening.

Bij de eerste aanvraag van een structurele subsidie door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid moeten extra gegevens worden overgelegd, zodat de subsidieverstrekker een beeld krijgt van de organisatie en financiële positie van de rechtspersoon.

Er is gekozen voor differentiatie in aanvraagtermijnen m.b.t. subsidieverlening tussen subsidieaanvragers waarbij er geen sprake is van (financiële) afwijkingen in de aanvraag ten opzichte van het voorgaande jaar (behoudens trendmatige aanpassingen) en de nieuwe aanvragers c.q. aanvragers waarbij wel sprake is van een afwijking. Hiermee is nakoming van de verplichtingen uit de verordeningen beter haalbaar. Gebleken is nl. dat sommige instellingen, met name de kleinere, moeite hadden om de datum van 1 mei te halen, daar op dat moment nog niet bekend is wat de activiteiten voor het volgende jaar zullen zijn.

Lid 5 geeft de subsidieverstrekker een instrument om het gebruik van een aanvraagformulier verplicht te stellen.

Artikel 6 Aanvraag incidentele subsidie

Ook bij de aanvraag van een incidentele subsidie moet een activiteitenplan als bedoeld in artikel 1 worden overgelegd.

Het derde lid geeft de subsidieverstrekker de mogelijkheid om een aanvrager te dwingen gebruik te maken van een aanvraagformulier.

HOOFDSTUK 3: SUBSIDIEVERLENING

Op de subsidieverlening is afdeling 4.2.3 van de Awb van toepassing. Deze afdeling bestaat vooral uit bepalingen die aangeven wat er in de verleningsbeschikking moet staan. De bepalingen zijn niet allemaal in de verordening overgenomen. Met name de volgende artikelen uit deze afdeling zijn van belang:

Artikel 4:30 Omschrijving gesubsidieerde activiteiten

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31 Vermelding subsidiebedrag

  • 1.

    De beschikking tot subsidievermelding vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

(Omdat in deze verordening geen van lid 2 afwijkende bepaling is opgenomen, is het in lid 2 bepaalde hier van toepassing.)

Er moet op gelet worden dat een verleningsbeschikking slechts een voorwaardelijk karakter heeft. Pas na de vaststelling van de subsidie wordt de aanspraak op financiële middelen definitief. Op het moment van de subsidieverlening is het immers nog niet zeker of de activiteiten waarvoor subsidie is gevraagd daadwerkelijk zullen plaatsvinden en of de aanvrager zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden.

Dat de subsidieverlening voorwaardelijk is, wil niet zeggen dat dit vrijblijvend is. De verleningsbeschikking is bindend voor subsidieverstrekker en subsidie-ontvanger.

De subsidieverstrekker is gebonden door de regel dat de subsidie in beginsel moet worden vastgesteld en uitbetaald. Voor de subsidie-ontvanger is de beschikking bindend in die zien dat deze tegenover hem formele rechtskracht krijgt: als tegen de verleningsbeschikking geen bezwaar of beroep is ingesteld, kunnen tegen de vaststellingsbeschikking geen bezwaren meer worden ingebracht die tegen de subsidieverlening ingebracht hadden kunnen worden.

Artikel 7 Verlening structurele subsidie

De verplichting dat de beschikking het tijdvak moet vermelden waarvoor de subsidie wordt verleend, vloeit ook al voort uit artikel 4:32 Awb. Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 4:32 Duursubsidies

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Volgens sub e moet de verleningsbeschikking aangeven op welk tijdstip en op welke manier de subsidie wordt uitbetaald. Het kan zijn dat er op grond van artikel 20 van de verordening voorschotten worden verleend. Als dat het geval is, geeft de verleningsbeschikking het bedrag van de voorschotten of het voorschot aan, dan wel de manier waarop de hoogte ervan wordt berekend. Op grond van artikel 4:53 Awb kan de subsidie in termijnen worden uitbetaald. In dat geval moet bij de subsidieverlening worden aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijstippen zij worden betaald.

Naast de in lid 3 genoemde gegevens, kan de verleningsbeschikking ook nog andere gegevens bevatten.

Artikel 8 Verlening incidentele subsidie

Bij de verstrekking van incidentele subsidies tot en met € 1000,- wordt geen verleningsbeschikking meer afgeven. Op de aanvraag van een dergelijke subsidie volgt gelijk een vaststellingsbeschikking.

Lid 3 geeft aan welke gegevens een verleningsbeschikking in ieder geval moet bevatten. Naast de genoemde gegevens kan de beschikking dus ook nog andere gegevens bevatten.

Artikel 9 Weigeringsgronden

De weigeringsgrond van artikel 4:25 Awb houdt in dat de subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 4:35 Awb luidt als volgt:

Artikel 4:35 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of;

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

HOOFDSTUK 4: VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIE-ONTVANGER

De Awb bevat aparte paragrafen met verplichtingen van de subsidie-ontvanger: de artikelen 4:37 t/m 4:41 en 4:68 t/m 4:72 Awb hebben allen betrekking op verplichtingen van de subsidie-ontvanger. De artikelen 4:68 t/m 4:72 zijn alleen van toepassing wanneer deze uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard. De belangrijkste verplichtingen uit de Awb worden hier aangestipt. Voor het overige wordt volstaan met een verwijzing naar de Awb.

Artikel 10 Administratie

Dit artikel vormt een aanvulling op/ precisering van de artikelen 4:37 eerste lid onder b Awb.

Lid 2 geeft het college beoordelingsruimte. Het kan worden gezien als een “vage bepaling”, maar het biedt het college de ruimte om te beoordelen of het nodig is om bepaalde gegevens in te zien.

Artikel 11 Informatieplicht

Geen toelichting

Artikel 12 Toestemming rechtshandelingen

Artikel 4:71 Awb luidt als volgt:

Artikel 4:71 Toestemming bestuursorgaan voor rechtshandelingen subsidie-ontvanger

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie- ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bewaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegeleden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

      (...)

    • h.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • i.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst

Op grond van dit artikel kan ter uitvoering van een verleningsbeschikking een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. In de verleningsbeschikking kan de subsidie-ontvanger worden verplicht dat hij meewerkt aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst. Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:33 sub a en 4:36 Awb.

De uitvoeringsovereenkomst kan nóóit in de plaats komen van een verleningsbeschikking of met deze beschikking in strijd zijn. De overeenkomst kan, zoals de naam al zegt, uitsluitend ter uitvoering van een verleningsbeschikking worden gesloten. Dit betekent dat de essentiële onderdelen van de subsidieverstrekking in de verleningsbeschikking moeten staan, zoals een aanduiding van de activiteiten, eventuele verplichtingen, het subsidiebedrag of berekeningswijze van dit bedrag. Het is wel mogelijk om deze elementen meer in algemene zin in de verleningsbeschikking op te nemen en ze in de uitvoeringovereenkomst verder uit te werken.

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen

Artikel 4:37 Awb bevat de standaardverplichtingen die ieder subsidiërend bestuursorgaan desgewenst aan subsidie-ontvangers kan opleggen. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 4:37 Standaardverplichtingen

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3* en 4:4 ** van overeenkomstige toepassing.” (*Betreft eventueel achter te houden gegevens, **betreft een eventueel door het college vast te stellen aanvraagformulier.)

Naast artikel 4:37 is ook artikel 4:38 Awb hier van belang. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 4:38 Overige doelgebonden verplichtingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 14 van deze verordening geeft het college de bevoegdheid als in bovenstaand artikel, om nadere doelgerichte, op het concrete geval toegespitste verplichtingen op te leggen bij de subsidieverlening.

HOOFDSTUK 5: DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Afdeling 4.2.5 (artikel 4:42 t/m 4:47) van de Awb heeft betrekking op de subsidievaststelling. De bepalingen van deze afdeling hebben vooral een dwingend karakter.

Afdeling 5.1: De aanvraag tot vaststelling

Artikel 4:44 Awb bepaalt dat, wanneer een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie-ontvanger, behoudens de daar genoemde uitzonderingen, na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet indienen.

Volgens artikel 4:45 Awb moet de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling aantonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen en moet de aanvrager rekening en verantwoording afleggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

In deze verordening worden de aanvragen voor de verschillende subsidies in aparte artikelen geregeld. Op deze manier is in één opslag duidelijk, welke eisen voor welke subsidiesoort gelden.

Artikel 15 Aanvraag vaststelling structurele subsidie

Volgens het tweede lid moet bij een structurele subsidie die voor meerdere jaren is verleend, jaarlijks een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Er moet dan dus niet alleen het laatste jaar een aanvraag tot vaststelling worden gedaan, maar elk jaar.

Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de aanvraag tot vaststelling vergezeld moet gaan van een activiteitenverslag en financieel verslag. De definities hiervan zijn terug te vinden in artikel 1. Artikel 15 vormt een invulling van de verplichting tot rekening en verantwoording van artikel 4:45. Bij grote subsidies kunnen de eisen waaraan het activiteiten- en het financieel verslag moeten voldoen zwaarder aangezet worden dan bij de kleine subsidies.

Lid 4 geeft het college de mogelijkheid extra gegevens van de aanvrager te eisen. Op deze manier kan de rekening- en verantwoordingsplicht van subsidie-ontvanger worden aangepast op de soort en grootte van de subsidie.

Ook kan het college op grond van lid 5 een subsidie-ontvanger verplichten voor de aanvraag tot vaststelling gebruik te maken een aanvraagformulier.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling incidentele subsidie

Ook bij de aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie moet een activiteitenverslag en een financieel verslag worden overgelegd. Bij kleine subsidies zullen de eisen die aan deze verslagen gesteld worden lager mogen zijn dan bij grotere subsidies. Zie ook de toelichting bij artikel 15.

Wanneer de subsidie vóór aanvang van de activiteiten is vastgesteld, hoeft geen aanvraag tot vaststelling ingediend te worden. Artikel 19 regelt deze gevallen.

Artikel 17 Accountantsverklaring

Voor subsidies van € 100.000,- of meer geldt de eis van een accountantsverklaring in de zin van artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek. De accountantsverklaring vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van de verstrekte subsidiegelden. Volgens het derde lid kan van de subsidie-ontvanger worden gevergd dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan alle dan wel bepaalde subsidieverplichtingen is voldaan.

Ingeval er sprake is van een negatieve accountantsverklaring, dan wel een accountantsverklaring waarin de nodige opmerkingen worden gemaakt, kan artikel 18 van toepassing worden verklaard, e.e.a. naar de beoordeling van het college (zie ook de toelichting bij artikel 18).

Afdeling 5.2: De subsidievaststelling

Op de subsidievaststelling zijn de artikelen 4:46 en 4:47 Awb van toepassing. Vooral artikel 4:46 is hier van belang. Dit artikel wordt in artikel 18 grotendeels overgenomen. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 4:46 Vaststelling subsidiebedrag

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast;

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Pas bij de subsidievaststelling wordt de aanspraak op financiële middelen definitief. Met de vaststellingsbeschikking wordt de bij de subsidieverlening gegeven aanspraak omgezet in een onvoorwaardelijke aanspraak op betaling van het subsidiebedrag.

Artikel 18 Vaststellingsbeschikking

Dit artikel luidt bijna hetzelfde als artikel 4:46 Awb. Toegevoegd is lid e: indien de inhoud van de accountantsverklaring daartoe aanleiding geeft. In artikel 18 gaat het om de vaststelling van een subsidie nadat er een correcte aanvraag is gedaan tot vaststelling. Naast de vaststelling op aanvraag kent de Awb de ambtshalve vaststelling. Artikel 4:47 Awb bepaalt wanneer een bestuursorgaan de subsidie ambtshalve kan vaststellen.

Artikel 19 Vaststelling zonder voorafgaande verleningsbeschikking

Volgens dit artikel worden incidentele subsidies tot en met € 1000,- direct vastgesteld, zonder dat daar een verleningsbeschikking aan voorafgaat. De Awb biedt deze ruimte. Deze bepaling is vooral met het oog op deregulering opgenomen. In plaats van twee beschikkingen, geeft het college nu maar één beschikking af. Artikel 4:43 Awb is hier van toepassing.

Het derde lid verklaart artikel 9 en 14 van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 geeft aan wanneer de subsidie kan worden geweigerd, terwijl artikel 14 het college de mogelijkheid geeft verplichtingen aan de subsidie-ontvanger op te leggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

HOOFDSTUK 6: UITBETALING

Op de uitbetaling van subsidies is afdeling 4.2.7 van de Awb (artikel 4:52 t/m 4:57) van toepassing.

Artikel 20 Voorschotten

Volgens artikel 4:54 Awb kan een bestuursorgaan voorschotten verlenen aan de subsidie-ontvanger, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Artikel 20 verleent deze bevoegdheid aan het college.

Volgens het tweede lid van artikel 4:54 Awb moet de beschikking tot voorschotverlening het bedrag vermelden van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55 Awb bepaalt vervolgens dat voorschotten overeenkomstig de voorschotverlening worden betaald en dat de voorschotten binnen vier weken na de voorschotverlening worden betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald. Wanneer er bij de voorschotverlening dus geen termijn is bepaald over de uitbetaling, moeten de voorschotten op grond van artikel 4:55 Awb binnen vier weken worden betaald.

Artikel 21 Uitbetaling

Op de uitbetaling van de subsidie is artikel 4:52 van toepassing. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 4:52 Betaling subsidiebedrag

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

De termijn van vier weken uit het wetsartikel is voor de duidelijkheid in artikel 21 van de verordening overgenomen.

HOOFDSTUK 7: INTREKKING, WIJZIGING EN TERUGVORDERING

Afdeling 4.2.6 van de Awb gaat over de intrekking en wijziging van subsidies. Afdeling 4.2.7 gaat deels over de terugvordering van subsidiebedragen.

Artikel 22 Intrekken en wijzigen subsidie

De artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 geven gronden om een subsidieverlening of vaststelling met of zonder terugwerkende kracht in te trekken of te wijzigen. De hier genoemde gronden worden daaraan toegevoegd, om het college extra handvatten te geven om ongewenste en ongerechtvaardigde subsidieverstrekkingen tegen te gaan. De artikelen waarnaar verwezen wordt, luiden als volgt:

Artikel 4:48 Intrekkingen wijziging subsidieverlening ex tunc

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidievaststelling zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsdie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49 Intrekking of wijziging subsidievaststelling ex tunc

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn versteken sedert de dag waarop zij is bekend gemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50 Intrekking en wijziging lopende subsidieverlening ex nunc

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in ander bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 23 Terugvordering

In deze bepaling wordt verwezen naar artikel 4:57 Awb. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 57 Terugvordering onverschuldigde betalingen

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

HOOFDSTUK 8 SLOT-EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

Dit artikel biedt de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van de bepalingen uit deze verordening af te wijken. De zinsnede “onbillijkheid van overwegende aard ” geeft aan dat er niet snel van de bepalingen uit de verordening kan worden afgeweken. Slechts wanneer de toepassing van de verordening onrechtvaardig uitpakt, kunnen bepalingen buiten toepassing blijven.

Artikel 25 Overgangsbepaling

Volgens het artikel blijven op subsidies die al vóór de inwerkingtreding van deze subsidieverordening zijn verleend, de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 1998 van toepassing. Op subsidies die nog niet zijn verleend vóór de inwerkingtreding is dus de nieuwe verordening van toepassing.

Artikel 26 Citeertitel en inwerkingtreding

De verordening zal bekend worden gemaakt op 15 januari 2008. Inwerkingtreding vindt plaats met terugwerkende kracht per 1 januari 2008. Op hetzelfde moment zal de Algemene Subsidieverordening 1998 worden ingetrokken.