Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort

Gelet op:

  • -

    artikel 36 van de Participatiewet

  • -

    de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de verordening: de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort;

    • c.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

    • d.

      Benadelingsbedrag: het bedrag zoals bedoeld in artikel 18a, tweede lid van de wet.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, dan wel bovengenoemde verordening.

Hoofdstuk 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering hebben in ieder geval:

    • a.

      belanghebbenden die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgen;

    • b.

      belanghebbenden bij wie in de referteperiode een benadelingsbedrag wegens verzwegen inkomsten uit arbeid is vastgesteld, hoger dan het bedrag genoemd in artikel 4, eerste lid van de verordening, door schending van de inlichtingenplicht, ingevolge artikel 17, eerste lid Participatiewet.

  • 2. Van belanghebbenden, waarop artikel 3 van de verordening en artikel 36 van de wet van toepassing zijn én die niet behoren tot de doelgroepen genoemd in het eerste lid wordt aangenomen dat zij geen uitzicht op inkomensverbetering hebben.

Artikel 3. Inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen

  • 1. Van de volgende personen wordt in ieder geval aangenomen dat zij onvoldoende inspanning hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen:

    • a.

      Degene aan wie in de laatste 36 maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- en re-integratieplicht in de zin van artikel 18, tweede lid van de Participatiewet, alsmede de categorieën 2 en 3 van de “Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ”, dan wel een maatregel is opgelegd op grond van artikel 18, vierde lid van de wet, of artikel 20 van de IOAW of IOAZ.

    • b.

      Degene aan wie door het UWV in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- en re-integratieplicht op grond van de WW, WIA, Wajong, WAO en WAZ.

  • 2. Van belanghebbenden, waarop artikel 3 van de verordening en artikel 36 van de wet van toepassing zijn én die niet behoren tot de doelgroepen genoemd in het eerste lid wordt aangenomen dat zij zich naar kracht en bekwaamheden inspannen om hun inkomen te verbeteren.

Artikel 4. Eerder ontvangen individuele inkomenstoeslag

Indien belanghebbende in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, wordt het verzoek afgewezen. Met een individuele inkomenstoeslag wordt gelijk gesteld de langdurigheidstoeslag.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Toelichting op de beleidsregels

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Hierdoor is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college van B&W Zandvoort een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college geeft in deze beleidsregels aan welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Zandvoort.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Spreekt voor zich.

 

Artikel 2. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Bij de invulling van het criterium dat ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ bestaat, is gekozen om een aantal groepen aan te wijzen waarvan wel verondersteld mag worden dat zij in staat zijn hun inkomen te kunnen verbeteren. Voor belanghebbenden die niet onder één (of meer) van de genoemde doelgroepen valt mag worden aangenomen dat zij op dit moment geen uitzicht op inkomensverbetering hebben.

Doelgroepen die wel uitzicht op inkomensverbetering hebben:

  • Hieronder vallen studenten. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief hebben op inkomensverbetering. Met de omschrijving uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs wordt aangesloten bij artikel 13, tweede lid onder c van de Participatiewet. Dit betreft studerenden die aanspraak hebben op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (Studiefinanciering 2000 (Wsf) of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS)).

  • Belanghebbende waarbij in de referteperiode een benadelingsbedrag is vastgesteld, hebben hiermee aangetoond dat zij in staat zijn om hun inkomen te verhogen. Door aan te sluiten bij een totaal benadelingsbedrag hoger dan het bedrag genoemd in artikel 4, eerste lid van de Verordening hebben zij aangetoond hun inkomen minimaal met dit bedrag te kunnen verhogen. Dit laat onverlet dat een benadelingsbedrag wordt teruggevorderd.

 

Artikel 3. Inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen

Bij de invulling van het criterium dat ‘inspanning hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen’, is gekozen om een aantal groepen aan te wijzen waarvan vast staat dat zij zich onvoldoende hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen. Voor belanghebbenden die niet onder één (of meer) van de genoemde doelgroepen vallen mag worden aangenomen dat zij zich op dit moment voldoende hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen.

Doelgroepen waarvan vast staat dat zij zich onvoldoende hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen zijn:

  • belanghebbende aan wie in de laatste 36 maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- en re-integratieplicht. Bij het opleggen van deze maatregel zijn de inspanningen om het inkomen te verbeteren meegewogen. Uit het opleggen van de maatregel volgt dus dat er te weinig inspanningen zijn verricht om het inkomen te verbeteren.

  • belanghebbende aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van de arbeids- en re-integratieplicht op grond van een uitkeringen voor levensonderhoud verstrekt door het UWV. Controle van deze maatregelen vindt plaats via suwinet.

Voor beide doelgroepen geldt dat alleen een maatregel wegens schending van de arbeids- en re-integratieplicht van toepassing is. Een maatregel op andere gronden is niet van toepassing voor deze beleidsregels.

 

Artikel 4. Eerder ontvangen individuele inkomenstoeslag

In artikel 36 lid 3 van de wet is opgenomen dat slechts een keer in een periode van 12 maanden een individuele inkomenstoeslag kan worden verleend. In deze beleidsregels wordt een ontvangen langdurigheidstoeslag hiermee gelijkgesteld.

 

Artikel 5. Citeertitel 

Spreekt voor zich.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding 

Spreekt voor zich.