Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam houdende regels omtrent de Gemeenschappelijke regeling MVS Stroomopwaarts

Geldend van 30-10-2020 t/m 16-07-2021

Intitulé

Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam houdende regels omtrent de Gemeenschappelijke regeling MVS Stroomopwaarts

De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

Overwegende dat de gemeenteraden en colleges van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam  de intentie hebben uitgesproken op onderdelen van het gebied van het sociaal domein met ingang van 1 januari 2015 te gaan samenwerken in één organisatie;

Overwegende dat de gemeenteraden van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam toestemming hebben verleend om deze gemeenschappelijke regeling te treffen;

Gelet op:

  • -

    de kaders die zijn vastgesteld in de visienota “Toegang Sociaal Domein en invoering Participatiewet” van juni 2013 en de nota “Stroomopwaarts het regionale participatiebedrijf Maassluis, Vlaardingen, Schiedam” van 27 november 2013;

  • -

    de Kadernota “Regionaal participatiebedrijf Stroomopwaarts” van 6 september 2014;

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen; 

  • -

    de Gemeentewet

Besluiten:

De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS te treffen en daarbij het openbaar lichaam Stroomopwaarts MVS in te stellen.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de deelnemer: het aan deze regeling deelnemende bestuursorgaan;

  • b.

    regeling: gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente;

  • d.

    de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd Stroomopwaarts MVS.

  • 2. Stroomopwaarts MVS is gevestigd in Schiedam.

Hoofdstuk II Doelstelling en bevoegdheden/taken

Artikel 3 Te behartigen belang

De gemeenschappelijke regeling is getroffen ter behartiging van het belang van een kwalitatief hoogwaardige en een doelmatige uitvoering van de taken en bevoegdheden van de deelnemers op het gebied van het sociaal domein.

Artikel 4 Bevoegdheden/taken

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam is gemachtigd om de bevoegdheden, die de deelnemers hebben op grond van de hierna genoemde wetten dan wel wetsartikelen, uit te voeren:

    • a.

      Participatiewet;

    • b.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • e.

      Artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • f.

      Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      Wet openbaarheid van bestuur;

    • h.

      Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015;

    • i.

      art. 15 lid 1 Archiefwet 1995;

    • j.

      art. 8 Archiefbesluit 1995;

    • k.

      art. 9 Archiefbesluit 1995.

  • 2. De deelnemer kan bij afzonderlijk besluit, en met inachtneming van artikel 3 van deze regeling, afzonderlijk bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam gemandateerd.

  • 3. Aan het afzonderlijke mandaat moet vooraf toestemming door het dagelijks bestuur worden verleend.

  • 4. De niet mandaterende deelnemer wordt over het afzonderlijke mandaat geïnformeerd.

  • 5. Aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam kan de bevoegdheid gemandateerd worden om beleidsregels vast te stellen.

  • 6. Aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam is de bevoegdheid overgedragen om de Wet Sociale Werkvoorziening uit te voeren.

  • 7. Het bestuur van het openbaar lichaam is eveneens gemachtigd de krachtens voornoemde wetten vastgestelde verordeningen en regels uit te voeren.

Hoofdstuk III Het algemeen bestuur

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De colleges wijzen elk twee leden uit hun midden aan als lid van het algemeen bestuur;

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan.

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1. De machtiging tot uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 4 berust bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan op zijn beurt de directeur machtigen de bevoegdheden uit te voeren.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien de meerderheid van het algemeen bestuur daarom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. De vergadering vindt plaats binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek.

  • 2. In het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem. Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur wordt gestreefd naar consensus.

  • 3. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste de meerderheid van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 4. In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • e.

      de organisatie-inrichting.

  • 5. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is vastgesteld.

  • 6. De leden van het algemeen bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 8

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 9 Inlichtingen

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door (één of meer leden van) het college wordt verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad uit de gemeente waarvan het lid afkomstig is alle inlichtingen die door de (één of meer leden van de) raad worden verlangd.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die colleges dan wel raden worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de twee vorige leden bepaalde.

Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur

Artikel 11 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en twee leden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. In het dagelijks bestuur zijn de drie deelnemers vertegenwoordigd.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk één maand na dat openvallen.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af zodra het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 5. Bij verhindering of ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur wordt hij zo nodig vervangen door een lid van het algemeen bestuur.

Artikel 12 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien tenminste één lid van het dagelijks bestuur hierom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek plaats.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 3. In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. Bij het nemen van besluiten door het dagelijks bestuur wordt te allen tijde gestreefd naar consensus.

  • 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordigd is.

  • 5. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering.

  • 6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement en een wijziging daarvan wordt aan het algemeen bestuur ter kennisgeving overgelegd.

  • 8. Het dagelijks bestuur laat zich in voorkomende gevallen bijstaan door leden uit het algemeen bestuur.

Artikel 13 Bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaronder arbeids overeenkomsten, van het openbaar lichaam te besluiten;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

Hoofdstuk V De voorzitter

Artikel 15 De voorzitter

  • 1. Door en uit het algemeen bestuur wordt een voorzitter aangewezen.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. Jaarlijks rouleert de functie van voorzitter onder de leden, waarbij iedere deelnemer gelijk aan bod komt en de voorzitter en de secretaris van het openbaar lichaam niet van dezelfde deelnemers afkomstig zijn.

  • 4. De voorzitter kan bij verhindering worden vervangen door één van de andere leden van het algemeen bestuur.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter.

Artikel 16

  • 1. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 2. De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken, wordt het lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur, vertegenwoordigd.

Hoofdstuk VI De secretaris en de directieraad

Dit hoofdstuk vervalt

Hoofdstuk VII Directeur en overig personeel

Artikel 18

  • 1. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de organisatie.

  • 2. De directeur is secretaris van het algemeen- en dagelijks bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een statuut voor de directeur vast.

Artikel 19

[vervallen]

Hoofdstuk VIII Commissies

Artikel 20

  • 1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies instellen ten behoeve van de in artikel 4 genoemde taken.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur fungeert als voorzitter van de commissie.

  • 4. de leden van commissies die geen burgemeester of wethouder zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen.

Hoofdstuk IX Financiële bepalingen

Artikel 21 Financiële administratie en controle

  • 1. Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt in dat kader de vereiste financiële regelingen en nadere regels vast, waarbij rekening gehouden wordt met de taakstelling en taakgebieden en de wijze van uitvoering daarvan zoals bepaald in de artikelen 3 en 4 van deze regeling.

  • 3. Het algemeen bestuur zendt de vastgestelde financiële regelingen en nadere regels aan de raden van de deelnemers.

Artikel 22 Boekjaar

Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 23 Begroting openbaar lichaam

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar, met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen van het openbaar lichaam, een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op voor het komend dienstjaar van het openbaar lichaam, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. Tevens stelt hij elk jaar een meerjarenbegroting op.

  • 2. Voor begrotingswijzigingen die geen wijziging van de deelnemersbijdragen tot gevolg hebben wordt geen zienswijzenprocedure gevolgd.

  • 3. Begrotingswijzigingen die een wijziging van de deelnemersbijdragen tot gevolg hebben worden door het dagelijks bestuur beoordeeld. Als de wijziging niet door de deelnemers of het bestuur te beïnvloeden is, wordt geen zienswijzenprocedure gevolgd.

  • 4. Over de begrotingswijzigingen als bedoeld in het tweede en derde lid worden de deelnemers via de jaarrekening van het openbaar lichaam geïnformeerd.

Artikel 24 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening van baten en lasten van het voorgaande jaar op met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen en nadere regels van het openbaar lichaam. Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter controle naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening met het controlerapport en accountantsverklaring van het openbaar lichaam, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening van het openbaar lichaam vast conform de procedure en termijnen genoemd in de financiële regelingen van het openbaar lichaam.

  • 4. Het besluit van het algemeen bestuur, houdende vaststelling van de rekening, strekt voor zover het daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in recht gebleken onregelmatigheden.

Artikel 25 Reserves

Het algemeen bestuur is bevoegd (egalisatie)reserves voor de bedrijfsvoering in te stellen . In de nadere regels als bedoeld in artikel 21 tweede lid worden het instellen van reserves en de omvang daarvan vastgelegd.

Artikel 26 Financiële verplichtingen

  • 1. De deelnemers zullen zorg dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk X Geschillen

Artikel 27 Geschillen

In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zullen partijen deze in eerste instantie proberen op te lossen met behulp van mediation door een MfN-register mediator.

Hoofdstuk XI Klachtbehandeling

Artikel 28 Klachtbehandeling

De nationale ombudsman is bevoegd tot de behandeling van de verzoekschriften tot het instellen van onderzoeken naar de wijze waarop een bestuursorgaan van het openbaar lichaam zich in een bepaalde aangelegenheid jegens verzoeker of een ander heeft gedragen.

Hoofdstuk XII Archief

Artikel 29 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam draagt zorg voor de informatie- en archiefbescheiden van het lichaam overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen archiefregeling, onverminderd het bepaalde in de Archiefwet en de Wet bescherming persoonsgegevens. De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemers gemandateerde taken berust bij de deelnemers.

  • 2. De directeur is belast met het beheer van de fysieke en digitale informatie- en archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Schiedam.

  • 3. De archivaris van de gemeente Schiedam oefent toezicht uit op het in het tweede lid genoemde beheer.

Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 30 Toetreding

  • 1. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan toetreding.

  • 3. Toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle colleges van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de deelnemers anders bepaalt.

Artikel 31 Uittreding

  • 1. Een college kan, na vooraf verkregen toestemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raden van de overige gemeenten worden over het besluit geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan niet eerder worden genomen dan zes jaar na inwerkingtreding van deze regeling, tenzij een verplichting daartoe voortvloeit uit de wet.

  • 2. Het besluit als bedoeld in eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 3. De datum van uittreding is twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar waarin het besluit tot opzegging is genomen, tenzij partijen anders overeenkomen.

  • 4. Alvorens een college een opzeggingsbesluit neemt, wordt over het voornemen daartoe overleg met de overige colleges gevoerd.

  • 5. In het voornemen als bedoeld in het vierde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemende gemeente wenst uit te treden.

  • 6. De financiële schade die door de uittreding aan het openbaar lichaam is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane bovenwettelijke uitkering, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht. In het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding zal een toewijzing van personeel aan de uittredende deelnemer plaatsvinden en er zal een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten, verplichtingen en vermogen, tenzij partijen anders overeenkomen.

  • 7. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting van het openbaar lichaam over het jaar dat het besluit als bedoeld in het eerste lid is genomen en betreft zowel het directe als het indirecte personeel.

  • 8. De hoeveelheid toe te wijzen indirect personeel en de overige rechten, verplichtingen en vermogen worden bepaald op basis van de kostenverdelingen, welke zijn opgenomen in de begroting over het jaar dat het besluit als bedoeld in het eerste lid is genomen.

  • 9. De verrekening van het vermogen wordt verrekend met de bijdrage als bedoeld in het zesde lid.

  • 10. Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het zesde lid wordt door het algemeen bestuur en de uittredende gemeente, gezamenlijk, advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van de deskundige in de vorige zin genoemd zal door partijen als bindend worden ervaren tenzij binnen vier weken na het uitbrengen van het advies een geschil over de financiële schade aan een MfN-register mediator dan wel, indien mediation niet mogelijk is, gedeputeerde staten wordt voorgelegd.

Artikel 32 Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 3. In geval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een liquiditeitsplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten, verplichtingen en vermogen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in dit plan te bepalen wijze. Dit plan wordt vastgesteld door de deelnemers.

  • 4. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 5. Zo nodig blijft het algemeen bestuur functioneren tot de liquidatie voltooid is.

  • 6. Indien de regeling wordt opgeheven treedt het personeel dat in dienst is van het openbaar lichaam in dienst van de deelnemers

  • 7. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

XIV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 februari 2015.

Artikel 34 Registers en bekendmaking

  • 1. Het bestuur van de gemeente Schiedam zendt de regeling en de besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging en opheffing aan gedeputeerde staten van de provincie Zuid Holland.

  • 2. Het bestuur van de gemeente Schiedam maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend op de in de Wet voorgeschreven wijze.

Artikel 35

Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door
burgemeester en wethouders van Maassluis in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
mr. A.J.T. Korthout, drs. J.A. Karssen
burgemeester en wethouders van Vlaardingen in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
mw. mr. A.G. Knol-van Leeuwen, A.B. Blase
burgemeester en wethouders van Schiedam in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
ir. J.C. van Ginkel, MCM C.H.J. Lamers

Toelichting GR Stroomopwaarts MVS

De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts heeft een algemene toelichting waarin de structuur van de organisatie, de overgedragen bevoegdheden en de verantwoordingsrelaties worden toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de rol van de gemeenteraad. De artikelen zijn gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: “Wgr”) en hebben geen aparte toelichting.

1. De structuur van de organisatie

De samenwerking tussen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam en heeft de volgende organisatiestructuur: algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter en directeur.

Het algemeen bestuur

De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts is een collegeregeling, er zijn uitsluitend collegebevoegdheden gemandateerd. Bij een collegeregeling worden de leden van het algemeen bestuur gekozen door en uit de colleges (art. 13 lid 6 Wgr). Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van het algemeen bestuur. In de GR Stroomopwaarts bestaat het algemeen bestuur uit twee leden van de colleges van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam.

Voor de leden van het algemeen bestuur kunnen in beginsel geen plaatsvervangers worden benoemd, er geldt een interne vervangingsregeling net als binnen het college van burgemeester en wethouders. Bij langdurige ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur kan een interim bestuurder worden aangewezen. Bij permanente ontstentenis kan een opvolger worden aangewezen.

In het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem. Het algemeen bestuur behartig in beginsel de gemeentelijke belangen.

Het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden. De leden worden door het algemeen bestuur aangewezen. In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. In het dagelijks bestuur wordt vooral gekeken naar de belangen van het samenwerkingsverband waarover het de dagelijkse leiding heeft.  In de Wgr is niet uitgewerkt hoe binnen het dagelijks bestuur besloten wordt en wat voor orde bepalingen daar gelden. Dit is derhalve in artikel 12 van de gemeenschappelijke regeling vastgelegd.

De voorzitter

De voorzitter van het openbaar lichaam is een zelfstandig bestuursorgaan, zoals ook de burgemeester dat is binnen de gemeente. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen (art. 13 Wgr). Door de toevoeging “en uit” blijkt dat de voorzitter dus altijd een lid van het algemeen bestuur moet zijn. Een externe voorzitter is niet mogelijk. Anders dan de burgemeester ten opzichte van de raad, is de voorzitter van het openbaar lichaam een volledig stemrecht hebbend lid van het algemeen bestuur. De voorzitter van het openbaar lichaam is ook voorzitter van het algemeen bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). Hij heeft binnen het algemeen bestuur een dubbelrol.

Tenslotte is de voorzitter van het algemeen bestuur ook voorzitter van het dagelijks bestuur (artikel 15 lid 2). In de GR is vastgelegd dat de voorzitter ieder jaar rouleert en niet uit dezelfde gemeente is als de secretaris die ook rouleert.

De directeur

De directeur is in dienst van het openbaar lichaam. De directeur is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

2. Bevoegdheden

Om de autonomie van de colleges te waarborgen worden in de gemeenschappelijke regeling geen bevoegdheden gedelegeerd maar gemandateerd. In geval van mandaat wordt de bevoegdheid gegeven om in naam van één van de drie colleges besluiten te nemen. De verantwoordelijkheid blijft bij de colleges. De in mandaat genomen besluiten gelden als besluiten van één van de colleges en de rechtsgevolgen zijn hetzelfde als wanneer het college het besluit zelf had genomen. De mandatering van de bevoegdheden van de colleges aan een orgaan of ambtenaar van Stroomopwaarts is een mandaat aan een niet ondergeschikte. Deze moet met het mandaat instemmen. Aangezien het bij de bevoegdheden niet uitsluitend gaat om mandaat maar mogelijk ook over het uitoefenen van feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen is het ruime begrip machtiging gebruikt.

De Wet gemeenschappelijke regelingen staat toe dat in de Gemeenschappelijke regeling wordt bepaald dat de bevoegdheden van het college worden overgedragen aan het dagelijks bestuur in plaats van aan het algemeen bestuur. Dit is praktisch omdat een wijziging van het mandaat (voorgesteld door de drie colleges) in dat geval niet aan het algemeen bestuur (met twee wethouders uit ieder college) hoeft te worden voorgelegd maar alleen aan het dagelijks bestuur (de drie wethouders). In de praktijk komt het voor dat de deelnemers afzonderlijk bevoegdheden willen overdragen. Hiervoor is in artikel 3 lid 2 van de Gemeenschappelijke regeling  bepaald dat afzonderlijke overdracht mogelijk is als vooraf toestemming wordt gevraagd aan het dagelijks bestuur (lid 3) en de niet overdragende deelnemer jaarlijks wordt geïnformeerd (lid 4).

Het is formeel juridisch mogelijk de bevoegdheid om beleidsegels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen te mandateren aan het dagelijks bestuur. Deze bevoegdheid is in art. 3 lid 5 vastgelegd. Of en hoe van deze bevoegdheid gebruik gemaakt gaat worden zal bij de wijziging van de mandaat instructie nader bepaald worden. Een beleidsregel is een uitwerking van een bevoegdheid die opgenomen is een wettelijke regeling (bv een verordening) en kan op grond van de mandaatinstructie van de colleges aan het dagelijks bestuur alleen worden vastgesteld met in achtneming van de financiële regelingen van Stroomopwaarts.

3.Verantwoordingsrelaties

Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur (art. 19a Wgr). Het dagelijks bestuur moet het algemeen bestuur daarnaast alle inlichtingen verschaffen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft (art. 19a lid 2 Wgr). Deze actieve informatieplicht is overgenomen uit artikel 169 Gemeentewet.

Tenslotte kan het algemeen bestuur een lid van het dagelijks bestuur ontslaan indien dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.

De leden van het algemeen bestuur moeten bij een collegeregeling verantwoording afleggen aan het college (art. 18 Wgr) en aan de raad (art. 19 lid 3 Wgr). Er geldt voor leden van het dagelijks bestuur uitsluitend een verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. In het dagelijks bestuur wordt vooral gekeken naar de belangen van het samenwerkingsverband waarover het de dagelijkse leiding heeft. De gemeentelijke belangen worden in beginsel in de vergadering van het algemeen bestuur behartigd, als vertegenwoordigend orgaan.

4. Financiële bepalingen

In artikel 23 is een lichte zienswijzenprocedure opgenomen voor technische begrotingswijzigingen.

Ten aanzien van artikel 25 wordt opgemerkt dat bij de vaststelling van de jaarrekening het algemeen bestuur ook een besluit neemt over de bestemming van een eventueel positief financieel resultaat.

5. De rol van de gemeenteraden

  • -

    De kaderstellende bevoegdheid

De GR Stroomopwaarts is een collegeregeling waarin het college haar bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam heeft gemandateerd en niet gedelegeerd. Het vaststellen van het beleid en van verordeningen blijft een bevoegdheid van de raad.

 

  • -

    De begroting

Om de raden bij het samenwerkingsverband te betrekken is in de Wgr een verplichte voorhangprocedure of zienswijzenprocedure opgenomen. Deze procedure is van andere samenwerkingsverbanden bekend. De datum voor inzending van de begroting aan gedeputeerde staten is 1 augustus. De termijn voor het indienen van zienswijzen is acht weken (art. 35 Wgr). Dit geeft raden tijd om onderling af te stemmen en zo druk uit te kunnen oefenen. De sturingsmogelijkheden van de raden zijn in de Wgr vastgelegd. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam moet uiterlijk op 15 april de algemene en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbieden aan de raden (art. 34b Wgr) alsmede de conceptjaarrekening van het vorige begrotingsjaar. Hierin moet in elk geval worden opgenomen een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie. De raden kunnen dit dan als input gebruiken bij hun eigen voorjaarsnota. In de Memorie van Toelichting  wordt opgemerkt dat het van belang is dat het bestuur van het openbaar lichaam al in februari of maart komt met financiële voorstellen voor het navolgende jaar zodat die in de gemeentelijke kadernota’s kunnen worden meegenomen.

Opgemerkt wordt dat delegatie van de bevoegdheid om zienswijzen in te dienen niet mogelijk is.

 

  • -

    Toestemming

Uit artikel 1 tweede lid van de Wgr volgt dat de raden van de deelnemende gemeenten toestemming moeten verlenen voor het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Ook voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling is toestemming van de betrokken gemeenteraden vereist. Dit volgt uit artikel 1 derde lid van de Wgr.

 

  • -

    Gezamenlijke raadscommissie Stroomopwaarts MVS

De GR Stroomopwaarts MVS is een collegeregeling, dit heeft tot gevolg dat door het bestuur van de GR geen adviescommissie kan worden ingesteld waarin raadsleden deelnemen. De mogelijkheid om een regionale raadscommissie in te laten stellen door de drie raden zal in overleg nader uitgewerkt worden.

 

  • -

    De rekenkamer

De raden van de deelnemers kunnen de door hen ingestelde rekenkamer verzoeken een onderzoek te verrichten (artikel 184 lid 1 onder a Gemeentewet) bij het openbaar lichaam.