Regeling vervallen per 15-08-2011

Verordening regelende de bevordering van het actief deelnemen aan culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie

Geldend van 01-10-2004 t/m 14-08-2011

Intitulé

Verordening regelende de bevordering van het actief deelnemen aan culturele, spor-tieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie

De raad van de gemeente Dinkelland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juli 2004;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is in een verordening vast te leggen onder welke voorwaarden een in-gezetene van de gemeente Dinkelland in aanmerking kan komen voor een bijdrage uit het bijdragefonds;

besluit

vast te stellen

de ‘Verordening regelende de bevordering van het actief deelnemen aan culturele, spor-tieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie’.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet : de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, 375);

    • b.

      Awb : de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      bijdragefonds : een door de gemeenteraad van Dinkelland ingesteld fonds, ten laste waarvan, met inachtneming van de in deze verordening opgenomen bepalingen, bijdragen aan ingezetenen van de gemeente Dinkelland kunnen worden toegekend ten behoeve van culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie;

    • d.

      bijdrage : een bijdrage ten behoeve van culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie als hiervoor onder c bedoeld;

    • e.

      aanvrager : de alleenstaande van 18 jaar of ouder c.q. de ouder respectievelijk vertegenwoordiger van een leefeenheid met een zelfstandig inkomen, niet zijnde een inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 c.a., die een aanvraag indient voor een bijdrage op grond van het bijdragefonds in verband met actieve deelname van de aanvrager zelf en/of één of meer personen van de leefeenheid aan een culturele, sportieve of educatieve activiteit dan wel maatschappelijke participatie;

    • f.

      persoon : degene die in de gemeente Dinkelland woonachtig is en die daadwerkelijk en actief deelneemt aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit, blijkend uit een op naam gesteld abonnement of lidmaatschap van deze activiteit(en) en/of een betalingsbewijs respectievelijk betalingsbewijzen hiervan, afhankelijk van de activiteit(en);

    • g.

      inkomen : het inkomen als bedoeld in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet;

    • h.

      leefeenheid : gehuwden c.q. ongehuwd samenwonenden van 18 jaar of ouder, al dan niet met één of meer ten laste komende kinderen respectievelijk de alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder, met één of meer ten laste komende kinderen;

    • i.

      alleenstaande : degene van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen, niet zijnde een inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 c.a., die niet behoort tot een leefeenheid;

    • j.

      ten laste komend kind : het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind, jonger dan 18 jaar, voor wie de aanvrager aanspraak op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kan maken als gevolg van het volgen van onderwijs door dat kind aan de basisschool of voortgezet onderwijs;

    • k.

      ingezetene :

    • 1.

      degene die in de gemeente Dinkelland woonachtig is en Nederlan der is;

    • 2.

      met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de in de gemeente Dinkelland verblijvende vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

    • 3.

      met toepassing van artikel 6 juncto artikel 7 van deze verordening kunnen in de gemeente Dinkelland verblijvende vreemdelingen, anders dan die bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, voor de toepassing van deze verordening gelijk worden gesteld:

      a. ter uitvoering van een verdrag dan wel een besluit van een vol- kenrechtelijke organisatie; of

      b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreem- delingenwet 2000, rechtmatig in de gemeente Dinkelland ver- blijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 2. De in deze verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet en de Awb, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage wordt uiterlijk vóór 1 maart volgend op het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft schriftelijk ingediend bij het college, door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier, onder overlegging van inkomens- en vermogensgegevens van de aanvrager c.q. de leefeenheid en de relevante bewijsstukken als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f.

  • 2. De aanvrager is verplicht inzage te verlenen in bescheiden die gegevens bevatten die, naar het oordeel van het college, van belang zijn bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Een mondeling verzoek om een bijdrage wordt ten behoeve van de aanvrager, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, op schrift gesteld.

  • 4. Voor zover aan het hiervoor gestelde in het eerste, tweede en/of derde lid is voldaan, wordt op een aanvraag zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen acht weken na de datum van ontvangst, door het college beslist.

  • 5. De beslissing van het college op de aanvraag wordt schriftelijk en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Awb aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 3 Voorwaarden om voor een bijdrage in aanmerking te komen

Voor een bijdrage op grond van deze verordening komen ingezetenen van de gemeente Dinkelland in aanmerking, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het netto inkomen van de aanvrager c.q. de leefeenheid bedraagt niet meer dan 110% van de op de aanvrager c.q. leefeenheid van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de wet, verhoogd of verlaagd met de op de aanvrager c.q. de leefeenheid van toepassing zijnde verhogingen respectievelijk verlagingen overeenkomstig het bepaalde in de Toeslagenverordening WWB gemeente Dinkelland 2004;

  • 2.

    de betalingscapaciteit van de aanvrager c.q. de leefeenheid is ontoereikend om, binnen een verantwoorde besteding van het (gezins)inkomen, zelf te voorzien in de kosten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd;

  • 3.

    de inkomensontwikkeling en/of betalingscapaciteit van de aanvrager c.q. de leefeenheid ondergaan binnen een tijdsbestek van zes maanden na de datum van indiening van de aanvraag naar verwachting geen aanmerkelijke verbetering van 25% of meer;

  • 4.

    uit de bij de aanvraag overgelegde bescheiden en bewijsstukken als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f blijkt deelname aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit door de aanvrager zelf en/of van één of meer tot de leefeenheid van de aanvrager behorende personen, alsmede dat de desbetreffende kosten daartoe zijn gemaakt;

  • 5.

    het bij de aanvrager c.q. de leefeenheid aanwezig vermogen, vastgesteld overeenkomstig het be-paalde in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet, mag niet meer bedragen dan de op moment van aanvraag op de aanvrager c.q. de leefeenheid toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet;

  • 6.

    voor de kosten waarvoor een bijdrage op grond van deze verordening wordt verzocht, kan geen aanspraak worden gedaan op een voorliggende voorziening, hierbij inbegrepen de wet.

Artikel 4 Niet relevante inkomsten

  • 1. Niet tot het netto inkomen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 1 wordt gerekend:

    a. inkomsten op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;

    b. inkomsten op grond van de Huursubsidiewet;

    c. een woonkostentoeslag op grond van de wet;

    d. uitkeringen en vergoedingen ten behoeve van de aanvrager c.q. de leefeenheid voor specifieke, bij de aanvraag concreet aan te tonen kosten;

    e. inkomsten uit arbeid of uitkeringen op grond van de sociale zekerheidswetgeving, waaronder een uitkering op grond van de wet, van thuisinwonende personen van 18 jaar of ouder;

    f. bij de aanvraag aanwezig vermogen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 5;

    g. inkomsten uit vermogen van de aanvrager c.q. de leefeenheid, voor zover dat vermogen niet meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 5.

  • 2. Inkomsten die, ingevolge artikel 31, lid 2 van de wet niet tot de middelen behoren c.q. (gedeeltelijk) worden vrijgelaten worden, in het kader van de toepassing van deze verordening, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 5 Hoogte bijdrage

  • 1. Indien aan het bepaalde in artikel 3 wordt voldaan, bedraagt de bijdrage in de kosten van één of meer culturele, sportieve en/of culturele activiteiten:

    • a.

      voor een leefeenheid maximaal € 140,00 per kalenderjaar;

    • b.

      voor een alleenstaande maximaal € 70,00 per kalenderjaar.

  • 2. De bijdrage als vermeld in lid 1 wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 70,00 per kalenderjaar voor elk ten laste komend kind als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder j.

  • 3. Voor zover bij de aanvrager c.q. de leefeenheid in het desbetreffende kalenderjaar sprake is van kosten van bezoek aan een schouwburg wordt de bijdrage als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d tevens voor dat kalenderjaar verhoogd met 50% van de aantoonbaar gemaakte kosten, tot een maximum per persoon per kalenderjaar van:

    • a.

      € 21,00 voor een seizoenskaart;

    • b.

      € 7,00 per toegangskaart, op basis van maximaal 3 schouwburgbezoeken per kalenderjaar.

Artikel 6 Uitvoering verordening

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 7 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde en terzake op individuele gronden een nadere beslissing nemen.

Artikel 8 Verslaglegging

Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de raad inzake de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2004.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Met toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet treedt deze verordening in werking op 1 oktober 2004.

  • 2.

    Met ingang van de in het eerste lid vermelde datum vervalt de Verordening bijdragefonds ge- meente Dinkelland 2003.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 16 september 2004.
De griffier, De voorzitter,
Mr. O.J.R.J. Huitema Mr. F.P.M. Willeme

Toelichting Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2004

Het fonds beoogt, door middel van het toekennen van bijdragen:

  • ·

    het actief deelnemen aan culturele, sportieve en/of educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie van personen met een minimuminkomen te bevorderen;

  • ·

    het doorbreken van een sociaal en/of maatschappelijk isolement c.q. het trachten te voorkomen dat een persoon met een minimuminkomen hierin geraakt;

  • ·

    het voorkomen c.q. bestrijden dat personen met een minimuminkomen in een achterstandssituatie (dreigen te) geraken.

Ingezetenen van de gemeente Dinkelland met een minimuminkomen kunnen, op aanvraag en onder overlegging van de nodige bewijsstukken van deelname en betaalbewijzen, voor een bijdrage op grond van het bijdragefonds in aanmerking komen, voor zover:

  • ·

    sprake is van een totaal netto inkomen, dat niet meer mag bedragen dan maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), inclusief een toeslag of verlaging op grond van de Toeslagenverordening gemeente Dinkelland 2004;

  • ·

    de betalingscapaciteit ontoereikend is om, binnen een verantwoorde besteding van het (gezins)-inkomen, zelf te voorzien in de kosten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd;

  • ·

    de inkomensontwikkeling en/of betalingscapaciteit binnen een tijdsbestek van zes maanden na de datum van indiening van de aanvraag naar verwachting geen aanmerkelijke verbetering van 25% of meer ondergaan;

  • ·

    uit de bij de aanvraag overgelegde bewijsstukken deelname aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit blijkt, alsmede dat de desbetreffende kosten daartoe zijn gemaakt;

  • ·

    aanwezig vermogen op moment van aanvraag niet meer bedraagt dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de WWB;

  • ·

    voor de kosten waarvoor een bijdrage op grond van deze verordening wordt verzocht geen aanspraak op een voorliggende voorziening (waaronder een beroep op de WWB) kan worden gedaan;

  • ·

    voldaan wordt aan de begripsbepaling ‘ingezetene’ zoals vastgelegd in de verordening;

  • ·

    geen sprake is van inkomsten op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of van een vergelijkbaar inkomen.

Per leefeenheid (gezin, ongehuwd samenwonenden of een alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen) kan, indien aan de voorwaarden tot verstrekking van een bijdrage wordt voldaan, een bijdrage worden verstrekt van maximaal € 140,00 per kalenderjaar. Voor een alleenstaande van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen is deze bijdrage maximaal € 70,00 per kalenderjaar.

De bijdrage kan worden aangevraagd voor bijvoorbeeld de volgende kosten in verband met deelname aan een culturele, sportieve en/of educatieve activiteit dan wel maatschappelijke participatie (geen volledige opsomming):

  • ·

    abonnement op de plaatselijke openbare bibliotheek;

  • ·

    zwemabonnement bij het plaatselijke zwembad;

  • ·

    lidmaatschap van plaatselijke sportvereniging(en);

  • ·

    abonnement op (kerk)telefoon;

  • ·

    aanschaf van een identiteitsbewijs of paspoort;

  • ·

    cursusgeld voor educatieve en/of sociaal-culturele activiteiten.

De bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 70,00 per kalenderjaar voor elk ten laste van de aanvrager komend kind tot 18 jaar, waarvoor de aanvrager aanspraak op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kan maken, als gevolg van het volgen van onderwijs door dat kind aan de basisschool of voortgezet onderwijs.

Daarnaast kan, indien aan de voorwaarden tot verstrekking van een bijdrage wordt voldaan, tevens per gezinslid of voor een alleenstaande een bijdrage worden verstrekt in verband met kosten van bezoek aan een schouwburg. Deze bijdrage bedraagt 50% van de aantoonbaar gemaakte schouwburgkosten, tot een maximum per gezinslid of alleenstaande per kalenderjaar van € 21,00 voor een seizoenskaart en € 7,00 per toegangskaart, op basis van maximaal 3 schouwburgbezoeken per kalenderjaar.

Op de daartoe ingediende aanvragen wordt door het college beslist. In incidentele situaties kan het college afwijken van het bepaalde in de verordening (toepassing hardheidsclausule) en op individuele gronden een nadere beslissing nemen.